22 026 Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs en Utrecht–Arnhem–Duitse grens

Nr. 380 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2013

Naar aanleiding van de brieven die de minister van Financiën en ik op donderdag 7 februari 2013 ontvingen van de griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, geef ik u, mede namens de minister van Financiën, graag ons beeld ten aanzien van het tussenrapport van de parlementaire werkgroep Vervoer HSL-Zuid.

Ik hecht evenals uw Kamer aan transparante communicatie. Het betreffende tussenrapport is, na vooronderzoek opgesteld door een interne werkgroep van uw Kamer in de periode 2006–2007, tot stand gekomen op basis van uitgebreide informatie die door de ministeries van (toenmalig) Verkeer en Waterstaat en Financiën op vertrouwelijke basis is verstrekt. Na afronding van het tussenrapport heeft uw Kamer mijn ambtvoorgangers per brief van 15 februari 2007 geïnformeerd dat de werkgroep haar werkzaamheden staakt en dat de werkgroep wordt ontbonden. Dit mede naar aanleiding van het feit dat de Algemene Rekenkamer op dat moment een risicoanalyse voor de HSL-Zuid ging opstellen. De Rekenkamer is in kennis gesteld van het bestaan van het tussenrapport. Op dat moment is het tussenrapport tot nader order vertrouwelijk opgeslagen in de Tweede Kamer. Opvolgende vaste commissies hebben het vooronderzoek van de werkgroep niet voortgezet.

Toenmalig minister Peijs heeft in april 2006, mede namens de toenmalig minister van Financiën, een informatieprotocol ondertekend samen de voorzitter van de werkgroep, mevr. S.A.M. Dijksma. Hierin is afgesproken dat vertrouwelijk door beide ministeries verstrekte informatie vertrouwelijk blijft binnen de werkgroep. Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu heeft, naar aanleiding van de gesprekken over de HSA-problematiek in 2011, in een brief van 16 juni 2011 (Kamerstuk 22 026, nr. 334) aan uw Kamer gemeld geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van het rapport na afloop van deze gesprekken. Dit onder de voorwaarde dat er, net als bij de behandeling van Wob-verzoeken, geen persoonlijke beleidsopvattingen en bedrijfsgevoelige gegevens openbaar worden gemaakt.

Ik heb daarom geen bezwaar tegen openbaarmaking van het tussenrapport en de bijlagen onder de voorwaarden van het informatieprotocol en de brief van 16 juni 2011.

Ik zal conform uw verzoek op dinsdag 12 februari reageren op uw brieven van 7 februari 2013 aan mijn ministerie en aan Financiën. Hiertoe zal ik in een separate brief (IENM/BSK-2013/24520) aan uw griffier mede namens de minister van Financiën en mede namens de Nederlandse Spoorwegen aanduiden en onderbouwen welke passages uit de hoofdtekst en bijlagen bij het tussenrapport geschrapt dienen te worden1.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Vertrouwelijk ter inzage gelegd alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar boven