21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 353 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 18 januari 2021 over de informele videoconferentie van onderwijsministers op 22 januari 202 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 352) en over de brief van 18 december 2020 over het verslag van de videoconferentie van EU Onderwijsministers van 30 november 2020 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 351).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 januari 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 20 januari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

       

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van de onderwijsministers en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van deze fractie zijn op de hoogte van het feit dat het Verenigd Koninkrijk uit het Erasmus-programma is gestapt als gevolg van de Brexit. Welke stappen heeft het Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) genomen en welke stappen gaat het Ministerie OCW nemen om een toekomstige uitwisseling met de Britten mogelijk te maken? Zijn hier al plannen voor? Zo ja, op welke manier zijn die vormgegeven? Zo nee, waarom niet? Hoe kijkt de Minister naar de suggestie om het collegegeldkrediet op te hogen of studenten de mogelijkheid te geven om het collegegeldkrediet in één keer op te nemen om op deze manier Nederlandse studenten te ondersteunen die in het Verenigd Koninkrijk willen studeren, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief over de informele videoconferentie van onderwijsministers op 22 januari 2021 en wensen de Minister nog enkele vragen voor te leggen.

De leden van deze fractie lezen dat de videoconferentie van onderwijsministers is bedoeld ter voorbereiding op de Sociale Top die het Portugese voorzitterschap in mei organiseert. Zij vragen of de Minister de hoofdlijnen van de discussienotitie voor de videoconferentie kan schetsen. Wat zou, volgens de Minister, op het gebied van onderwijs op de Sociale Top besproken moeten worden, zo vragen de leden.

De leden wensen de Minister enkele vragen te stellen over Erasmus+. Het EU-uitwisselingsprogramma geeft jaarlijks duizenden jongeren, studenten en leraren de kans om over de grenzen heen ervaring op doen. Het stemt deze leden positief dat het is gelukt om het budget voor Erasmus+ de komende jaren met zo’n 10 miljard euro te verhogen. Deze leden vragen hoeveel Nederlandse jongeren, studenten en leraren jaarlijks via Erasmus+ ervaring in het buitenland op doen. Op welke wijze wordt de budgetverhoging voor het Erasmus+ ingezet, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen dat de Britse regering ervoor gekozen heeft om niet deel te nemen aan Erasmus+. De meeste Britse studenten van nu mochten nog niet stemmen over de Brexit. Zij die mochten stemmen, kozen overweldigend voor Europa. Toch zal er geen Erasmus voor hen zijn. Deze leden hebben bij het notaoverleg over de Brexit op 13 januari jl. reeds de toezegging gekregen dat het kabinet zich zal inspannen voor een alternatief Erasmusprogramma met het Verenigd Koninkrijk om studentenuitwisselingen wederzijds mogelijk te blijven maken.1 Zij hebben enkele aanvullende vragen voor de Minister. Is zij bereid om met de Schotse regering in gesprek te gaan over een alternatief uitwisselingsprogramma als de Britse regering geen interesse heeft of treuzelt? Mogen hogescholen en universiteiten desnoods zelf met Britse universiteiten afspraken maken over studentenuitwisselingen zonder dat de studenten twee keer collegegeld betalen, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen van de VVD-fractie en de D66-fractie en ik dank beide fracties voor hun inbreng. De antwoorden houden dezelfde volgorde aan zoals in de inbreng van de fracties. Ik heb hierbij de vragen cursief overgenomen.

De leden van de VVD-fractie zijn op de hoogte van het feit dat het Verenigd Koninkrijk uit het Erasmus-programma is gestapt als gevolg van de Brexit. Welke stappen heeft het Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) genomen en welke stappen gaat het Ministerie OCW nemen om een toekomstige uitwisseling met de Britten mogelijk te maken? Zijn hier al plannen voor? Zo ja, op welke manier zijn die vormgegeven? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet betreurt net als verschillende andere lidstaten dat het Verenigd Koninkrijk ervoor gekozen heeft niet deel te nemen aan Erasmus+. Conform de motie van het lid Bouali c.s. over de uitwisseling van studenten2 onderzoekt het kabinet op dit moment de mogelijkheden om de uitwisseling van studenten aan beide kanten van het kanaal te bestendigen nu het Verenigd Koninkrijk niet meer deelneemt aan het Erasmusprogramma. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd zodra meer duidelijk is over een mogelijke toekomstige samenwerkingsrelatie met het Verenigd Koninkrijk op dit terrein.

Hoe kijkt de Minister naar de suggestie om het collegegeldkrediet op te hogen of studenten de mogelijkheid te geven om het collegegeldkrediet in één keer op te nemen om op deze manier Nederlandse studenten te ondersteunen die in het Verenigd Koninkrijk willen studeren, zo vragen de leden.

Op dit moment is het reeds mogelijk om Nederlandse studiefinanciering aan te vragen voor een opleiding in het buitenland (ook wel «meeneembare studiefinanciering» genoemd). Als onderdeel van de studiefinanciering kan een student collegegeldkrediet aanvragen. Dit betreft een bedrag dat een student kan lenen voor de betaling van het collegegeld, met een hoogte van niet meer dan het feitelijk te betalen bedrag aan collegegeld, en in totaal ten hoogste vijf maal het bedrag aan Nederlands wettelijk collegegeld. Daarmee worden studenten dus financieel ondersteund in hun studie in het buitenland.

Het flexibel uitbetalen van het collegegeldkrediet voor een studie in het buitenland – bijvoorbeeld in één keer – en het ophogen van het maximaal te lenen bedrag, vergt een aanpassing in de wet- en regelgeving. Tevens vergt een flexibele uitbetaling aanpassingen in de uitvoeringssystematiek van DUO. Eerder heb ik aangegeven dat ik de kosten en risico’s die met een dergelijke flexibele uitbetaling van het collegegeldkrediet gepaard gaan, niet vind opwegen tegen de voordelen die een beperkt aantal studenten zal ondervinden, ook gelet op de beperkte ruimte op de begroting en de beperkte capaciteit binnen DUO. Een buitenlandervaring is toegankelijk nu het mogelijk is om voor een studie een bedrag te lenen tot vijf keer het wettelijk collegegeld.

De leden van de D66-fractie lezen dat de videoconferentie van onderwijsministers is bedoeld ter voorbereiding op de Sociale Top die het Portugese voorzitterschap in mei organiseert. Zij vragen of de Minister de hoofdlijnen van de discussienotitie voor de videoconferentie kan schetsen. Wat zou, volgens de Minister, op het gebied van onderwijs op de Sociale Top besproken moeten worden, zo vragen de leden.

De discussienotie verwijst terug naar de Gothenburg Sociale Top op 17 november 2017, waar de EU regeringsleiders gezamenlijk de Europese Pijler van Sociale Rechten hebben uitgeroepen, zoals beschreven in de Kamerbrief. Er wordt ook verwezen naar de nieuwe Strategische Agenda 2019–2024 voor de EU, die oproept uitvoering te geven aan de Sociale Pijler op EU en nationaal niveau, met respect voor de onderlinge competentieverdeling. Onderwijs kreeg eerder specifieke aandacht in de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017. Dit was de aanleiding voor de verdere uitwerking van de ideeën voor een Europese onderwijsruimte in de afgelopen jaren, met als bijzondere mijlpaal de recente Commissiemededeling met veel concrete doelstellingen om deze in 2025 daadwerkelijk te realiseren.

Hierna wordt verwezen naar de COVID-19 pandemie en de sociaaleconomische gevolgen hiervan, en de noodzaak de weerbaarheid van Europa en het vertrouwen bij de burger in het Europese sociale model te versterken. Hiervoor moet volgens het Voorzitterschap een Unie gestimuleerd worden die is gebaseerd op gemeenschappelijke waarden zoals solidariteit, convergentie en cohesie, die het vermogen heeft om gezamenlijk gecoördineerd te streven naar herstel uit de crisis. Daartoe is ook vereist dat de burgers met de noodzakelijke vaardigheden, competenties en kwalificaties worden toegerust, om de digitale en duurzaamheidstransities en grote uitdagingen zoals globalisering, klimaatverandering en vergrijzing en krimp te vertalen in kansen, zodat niemand achterblijft.

In de notitie worden enkele specifieke aandachtspunten voor onderwijs opgesomd, zoals het investeren in onderwijs op jonge leeftijd; het behalen van startkwalificaties; de onverwachte overgang naar digitaal afstandsonderwijs; toegankelijkheid voor alle typen van lerenden; flexibilisering van onderwijs en het moderniseren van kwalificaties. Dit vereist hervormingen en verdere ontwikkeling van alle onderwijstypen en -niveau, en de inzet van alle betrokkenen.

Tegen deze achtergrond wil het Portugese Voorzitterschap een (nieuwe) Sociale Top organiseren, waarbij «vaardigheden en kwalificaties» één van de thema’s zal zijn. Deze zal bestaan uit een high-level conferentie op 7 mei a.s. en de eigenlijke Top van regeringsleiders op 8 mei a.s. Dit moet ook een politieke impuls geven aan de uitvoering van de Sociale Pijler, waarover in februari a.s. voorstellen door de Europese Commissie zullen worden gepresenteerd. De inzet van het kabinet zoals al aan uw Kamer verzonden sluit goed aan op de voorgestelde discussievragen voor deze videoconferentie en zal dienen als basis voor de Nederlandse interventie met verwijzing naar enkele voorbeelden van relevant nationaal onderwijsbeleid.

De leden van de D66-fractie wensen de Minister enkele vragen te stellen over Erasmus+. Het EU-uitwisselingsprogramma geeft jaarlijks duizenden jongeren, studenten en leraren de kans om over de grenzen heen ervaring op doen. Het stemt deze leden positief dat het is gelukt om het budget voor Erasmus+ de komende jaren met zo’n 10 miljard euro te verhogen. Deze leden vragen hoeveel Nederlandse jongeren, studenten en leraren jaarlijks via Erasmus+ ervaring in het buitenland op doen. Op welke wijze wordt de budgetverhoging voor het Erasmus+ ingezet, zo vragen de leden.

Het gaat om de volgende aantallen omtrent uitgaande leermobiliteit (Key Action 1) via Erasmus+ van Nederlandse studenten en docenten uit de verschillende onderwijssectoren:

 

2017

2018

20191

PO/VO

 

docenten/staf

851

996

1.049

MBO

 

studenten

7.739

7.488

2.838

 

docenten/staf

1.868

1.660

545

HO

 

studenten

14.319

14.787

13.729

 

docenten/staf

1.551

1.729

745

VE

 

docenten/staf

135

87

160

TOTAAL

26.463

26.747

19.066

X Noot
1

De cijfers voor 2019 zijn nog incompleet. Het merendeel van de meerjarige projecten loopt nog. Pas bij de afsluiting van een projecten rapporteren de instellingen over het aantal mobiliteiten.

Het kabinet is positief over de versterking van het nieuwe programma Erasmus+ (2021–2027). De budgetverhoging zal geleidelijk plaatsvinden van 2021 tot en met 2027. In 2021 is nog geen budgetverhoging t.o.v. 2020 voorzien. De budgetverhoging zal de komende jaren over alle onderwijssectoren terug te zien zijn. De Commissie is op dit moment bezig met het formaliseren van het politieke akkoord over de nieuwe verordening Erasmus+ (2021–2027). Dit zal nog enige tijd in beslag gaan nemen. Tegelijkertijd zal de Commissie het Erasmus+ Werkprogramma 2021 moeten gaan voorleggen aan de lidstaten voor een formeel akkoord. Hierin zal ook de exacte budgetverdeling voor 2021 duidelijk worden. Dit zal binnen de kaders van de verordening zijn.

De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen dat de Britse regering ervoor gekozen heeft om niet deel te nemen aan Erasmus+. De meeste Britse studenten van nu mochten nog niet stemmen over de Brexit. Zij die mochten stemmen, kozen overweldigend voor Europa. Toch zal er geen Erasmus voor hen zijn. Deze leden hebben bij het notaoverleg over de Brexit op 13 januari jl. reeds de toezegging gekregen dat het kabinet zich zal inspannen voor een alternatief Erasmusprogramma met het Verenigd Koninkrijk om studentenuitwisselingen wederzijds mogelijk te blijven maken.4 Zij hebben enkele aanvullende vragen voor de Minister. Is zij bereid om met de Schotse regering in gesprek te gaan over een alternatief uitwisselingsprogramma als de Britse regering geen interesse heeft of treuzelt?

Het kabinet oriënteert zich op dit moment op de wijze waarop het kabinet invulling kan geven aan de motie van het lid Bouali5. Op vervolgstappen kan ik nog niet vooruitlopen.

Mogen hogescholen en universiteiten desnoods zelf met Britse universiteiten afspraken maken over studentenuitwisselingen zonder dat de studenten twee keer collegegeld betalen, zo vragen de leden.

Het staat instellingen vrij afspraken te maken met Britse universiteiten (of universiteiten uit andere landen zowel binnen als buiten de EER) over studentenuitwisselingen zonder dat de studenten twee keer collegegeld betalen. Dit wordt al veelvuldig toegepast en staat los van deelname van het Verenigd Koninkrijk aan het Erasmus+ programma.


X Noot
1

Kamerstuk 35 393, nr. 30.

X Noot
2

Kamerstuk 35 393, nr. 27.

X Noot
4

Kamerstuk 35 393, nr. 30.

X Noot
5

Kamerstuk 35 393, nr. 27.

Naar boven