21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 280 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2017

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en voor wat betreft het onderdeel Jeugd mede namens de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor wat betreft het onderdeel Sport mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) die op maandag 20 en dinsdag 21 november 2017 zal plaatsvinden onder Ests voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

In de bijlage worden de onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp het doel van de Raadsbehandeling, de inhoud van het onderwerp, de inzet van Nederland en een indicatie van het krachtenveld aan.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 20 EN 21 NOVEMBER

Jeugd – maandag 20 november

Voor de Jeugdraad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Algemene oriëntatie op de Verordening Europees Solidariteitskorps;

  • Raadsconclusies «Smart Youth Work»;

  • Beleidsdebat over uitdagingen die relevant zijn voor jongeren en wat Europa hierin kan betekenen.

Algemene oriëntatie op de Verordening Europees Solidariteitskorps

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de algemene oriëntatie van de Raad betreffende de Verordening Europees Solidariteitskorps (huidig extranetnummer: 13881/17).

Inhoud

Op 30 mei 2017 is het voorstel van de Europese Commissie (hierna: Commissie) voor een Verordening voor een Europees Solidariteitskorps (hierna: verordening) uitgekomen. Het Solidariteitskorps biedt mogelijkheden voor jongeren om in een andere EU lidstaat of in eigen land vrijwilligerswerk te doen, stage te lopen of beroepsmatig actief te zijn in solidariteitsactiviteiten op internationaal, regionaal en lokaal niveau. De algemene oriëntatie van de Raad over de Verordening Europees Solidariteitskorps is het standpunt van de Raad ten aanzien van de verordening. Met dit standpunt zal de Raad de triloog aangaan met het Europees parlement en de Commissie.

In het BNC-fiche Europees Solidariteitskorps, verstuurd aan het parlement op 30 juni jl., is het Nederlands standpunt ten aanzien van de verordening uiteengezet. Nederland ondersteunt de doelstellingen van het Solidariteitskorps, omdat het beoogt de onderlinge Europese solidariteit, betrokkenheid en maatschappelijke participatie van jongeren te versterken. Vanuit het perspectief van jeugdwerkloosheid ziet het kabinet het voorstel als ondersteunend en als een mogelijkheid om competenties van jongeren verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd signaleert Nederland enkele elementen die meer aandacht behoeven. Arbeidsmarktverdringing en overige ongewenste effecten op de arbeidsmarkt moeten voorkomen worden. Nederland is tevens van mening dat activiteiten die onder de vlag van het Solidariteitskorps plaatsvinden een duidelijke Europese toegevoegde waarde moeten hebben.

Om arbeidsmarktverdringing tegen te gaan, bepleit het Estse EU-voorzitterschap – in afwijking van het voorstel van de Commissie – een duidelijkere scheiding tussen de verschillende onderdelen van het korps. Hiernaast bepleit zij een betere afstemming tussen korpsactiviteiten op nationaal beleid en de regelgeving van lidstaten en flexibiliteit in de uitvoering op nationaal niveau.

Inzet Nederland

Op basis van het krachtenveld en de aanpassingen voorgesteld in de algemene oriëntatie door het Voorzitterschap, vraagt het Kabinet de Tweede Kamer om in te stemmen met de volgende inzet:

  • 1. Nederland vindt dat voldoende waarborgen moeten worden ingebouwd om te zorgen dat het Solidariteitskorps niet leidt tot arbeidsmarktverdringing. In de algemene oriëntatie moet opgenomen worden dat alle solidariteitsactiviteiten tijdelijk moeten zijn en in de definities is de algemene opmerking opgenomen dat solidariteitsactiviteiten nooit mogen interfereren met de reguliere arbeidsmarkt. Werkgevers dienen door het aantrekken van jongeren niet in een bevoorrechte positie komen ten aanzien van beloning, verplichte verzekeringen en aanvullende vergoedingen.

  • 2. Alle jongeren moeten gelijke toegang hebben tot het Solidariteitskorps en kwetsbare jongeren moeten voldoende ondersteuning ontvangen om deel te kunnen nemen.

  • 3. De verantwoordelijkheid voor vrijwilligers- en jeugdwerkgelegenheidsbeleid ligt bij de lidstaten en de rol van de Commissie is ondersteunend aan die van de lidstaten. De toegevoegde waarde van het Solidariteitskorps is de internationale uitwisseling en bewustwording over Europese samenwerking. Van groot belang is ook dat het programma complementair is met nationale prioriteiten en wet- en regelgeving. Dat is zeker van belang in het kader van het nieuwe initiatief van het Kabinet te komen tot een nationale maatschappelijke diensttijd.

  • 4. Nederland is van mening dat het Solidariteitskorps gericht moet zijn op specifiek vrijwilligerswerk, stages of werk waarbij jongeren uit verschillende landen over de grenzen heen, solidariteitsactiviteiten uitvoeren. Gezien de mogelijke interferentie met nationale en lokale projecten is Nederland van mening dat het EU programma zich in Nederland zoveel als mogelijk moet beperken tot grensoverschrijdende activiteiten. Mede op basis van de inzet van een groot aantal andere lidstaten, stelt Nederland voor dat ondersteuning voor puur binnenlandse activiteiten in deelnemende landen beperkt dient te blijven en in de verordening met een plafond gemaximeerd dient te worden.

  • 5. Bovendien moet in de verordening worden opgenomen dat deze activiteiten een duidelijke herkenbare Europese dimensie moeten hebben.

  • 6. Na nadere bestudering van het voorstel van de Commissie is Nederland in principe voorstander van het (zoveel als mogelijk) samenvoegen van het vrijwilligersonderdeel van het Solidariteitskorps en het huidige European Voluntary Service (EVS) programma. Dat schept duidelijkheid voor jongeren en alle betrokkenen. De consequentie van dit standpunt betekent dat alle deelnemende landen (de Europese Lidstaten en de huidige Erasmus+ programma/ partnerlanden) ook kunnen deelnemen aan het vrijwilligersonderdeel van het Solidariteitskorps. Nederland stelt dat deze samenvoeging moet leiden tot efficiencywinst, budgettair neutraal moet plaatsvinden en niet strijdig mag zijn met nationale wetgeving.

  • 7. De Nederlandse inzet is dat het gebruik van de resterende marges van de EU begroting en het onderwijsbudget van de Erasmus+ middelen beperkt moet blijven. Nederland steunt daarom het voorstel om te zoeken naar andere fondsen voor aanvullende financiering voor het Solidariteitskorps in de huidige EU programma’s, in plaats van het gebruiken van de marges of het onderwijsbudget van Erasmus+.

In het licht van het voorstel om te komen tot een Nederlandse maatschappelijke diensttijd zoals voorgesteld in het Regeerakkoord, is het Kabinet voorstander van een goede afstemming tussen beide initiatieven.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Lidstaten hebben het initiatief van de Commissie verwelkomd, maar hebben op diverse punten afwijkende standpunten ingenomen:

  • Alle lidstaten bepleiten dat het Solidariteitskorps complementair moet zijn met nationale, regionale en lokale solidariteitsprogramma’s.

  • Alle lidstaten bepleiten duidelijke voorwaarden om arbeidsmarktverdringing te voorkomen en de solidariteitsactiviteiten duidelijk te definiëren.

  • Een meerderheid van lidstaten verwelkomt de mogelijkheid van ondersteuning van binnenlandse solidariteitsactiviteiten met een Europese dimensie. In lidstaten waar al sprake is van vergelijkbare nationale activiteiten wordt hier terughoudend op gereageerd.

  • Een duidelijke meerderheid bepleit de samenvoeging van EVS en het Solidariteitskorps. Regelingen kunnen dan gelijk worden getrokken en dit komt de consistentie ten goede.

  • Met uitzondering van een zeer klein aantal lidstaten, menen de lidstaten dat de EU begrotingsdiscipline moet prevaleren en dat er geen of maar beperkt additionele middelen uit de marges van de EU begroting worden ingezet voor de financiering van het korps.

Raadsconclusies «Smart Youth Work»

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsconclusies betreffende Smart Youth Work (extranetnummer 13593/17).

Inhoud

Met behulp van Smart Youth Work (SYW) kunnen jeugdwerkers – op basis van bestaande ervaringen, nieuwe aanpakken en nieuwe middelen – innovatieve oplossingen creëren om zowel de huidige problemen als nieuwe uitdagingen aan te pakken. Een van de belangrijkste opties voor Smart Youth Work is het gebruik van digitale media en technologie. De concept raadsconclusies nodigen uit tot het uitwisselen van goede voorbeelden, gebruik maken van synergie, opnemen van SYW in training programma’s van het jeugdwerk en het op elkaar aansluiten en gebruik maken van al bestaande infrastructuren waaronder Erasmus+ en Horizon 2020.

Toelichting

Digitale media en technologieën worden steeds meer onderdeel van het dagelijks leven en zijn ondersteunende pijlers voor innovatie en ontwikkeling in de samenleving. Jongeren katalysatoren voor maatschappelijke veranderingen en dit komt onder meer door de manier waarop zij digitale media en technologieën omarmen. Technologische ontwikkelingen bieden een groot potentieel voor empowerment en loopbaanperspectieven van de jeugd. Dit kan bijvoorbeeld door beter toegang te hebben tot informatie, het versterken van persoonlijke vaardigheden, interactie met anderen, creativiteit en actief burgerschap. SYW is geen activiteit of methode en vervangt ook geen bestaande praktijken. SYW activiteiten zijn gebaseerd op de behoeften van jongeren en jeugdwerkers, rekening houdend met ontwikkelingen in de maatschappij en technologie en bieden alternatieven voor traditionele benaderingen in jeugdwerk.

Inzet Nederland

Nederland vindt het belangrijk dat het jeugdwerk blijft innoveren en zich aanpassen aan de huidige tijd. Omdat in Nederland de lokale overheid verantwoordelijk is voor het ondersteunen van jeugdwerk dienen de Raadsconclusies zich te beperken tot kennisuitwisseling op dit terrein Ook vindt Nederland het belangrijk dat er aandacht is voor deelname aan en creëren van mogelijkheden voor alle, dus ook de meer kwetsbare, jongeren en met name jongeren die geen toegang hebben tot technologie of een digitale omgeving. Nederland zal verder aandacht vragen voor de mogelijke negatieve impact van de digitalisering omdat niet iedere jongere verstandig omgaat met de nieuwe mogelijkheden (denk o.a. aan internetverslaving, sexting, verspreiding van nep nieuws, en bedreigingen voor de privacy). Daarom pleit Nederland ervoor dat het jeugdwerk eraan bijdraagt dat alle jongeren mee kunnen doen en op een zo veilig mogelijke manier leren deelnemen aan het digitale tijdperk. Daarvoor moet het jeugdwerk zelf goed geïnformeerd zijn en leren innovatieve oplossingen te creëren.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Lidstaten hebben brede steun uitgesproken voor vaststelling van de voorgestelde Raadsconclusies tijdens de Raad.

Beleidsdebat over uitdagingen die relevant zijn voor jongeren en wat Europa hierin kan betekenen

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen ministers verantwoordelijk voor Jeugdbeleid en Eurocommissaris Navracsics (extranetnummer 13548/17).

Inhoud

Beleidsdebat betreft een discussie van EU-bewindspersonen verantwoordelijk voor jeugdbeleid over de uitdagingen waar jongeren voor staan en hun toekomst. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de vraag of en zo ja hoe gezamenlijke Europese inspanningen jongeren in Europa kunnen helpen.

Inzet Nederland

Nederland zal aandringen op het belang van cross sectoraal werken, toegevoegde waarde van Europese samenwerking en het belang van het betrekken van alle jongeren. De eerder tijdens het Nederlandse voorzitterschap ingebrachte onderwerpen «versterken van de participatie van jongeren met psychische problematiek» en «voorkomen van radicalisering die leidt tot extremisme» zullen ook in de toekomst van belang blijven.

Het is belangrijk dat jongeren weerbaar zijn in een samenleving die ook te maken heeft met internationale uitdagingen.

Indicatie krachtenveld Raad

De thematiek van het beleidsdebat is positief ontvangen door de lidstaten.

Onderwijs – maandag 20 november

Voor het onderwijsdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs;

  • Raadconclusies over een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs;

  • Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over het volgen van afgestudeerden;

  • Beleidsdebat met als thema «The future of skills and Vocational Education and Training».

Informeel lunchdebat: extra curriculaire activiteiten in het funderend onderwijs

Voor aanvang van het onderwijsdeel van de Raad vindt er voor de ministers van onderwijs een informeel lunchdebat plaats. Dit informeel lunchdebat staat in het teken van extra curriculaire activiteiten voor leerlingen en/of leraren in het funderend onderwijs. Ministers worden daarbij uitgenodigd om goede praktijkvoorbeelden uit eigen land uit te wisselen.

Raadsconclusies over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs

Doel Raadsbehandeling

Vaststellen van Raadsconclusies over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs (extranetnummer 13538/17).

Inhoud

De Commissie heeft op 30 mei 2017 een mededeling uitgebracht over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs. De Mededeling is een uitwerking van de eerder uitgebrachte Agenda voor Investeren in Jongeren. In de mededeling worden maatregelen voorgesteld langs de volgende drie hoofdlijnen:

  • 1. De ontwikkeling van betere en inclusievere scholen waar het potentieel en ontwikkeling van talenten gestimuleerd wordt;

  • 2. De ondersteuning van leraren en schoolleiders bij het realiseren van goed onderwijs;

  • 3. Het overgaan naar een effectievere, efficiëntere en rechtvaardiger sturingsmechanisme binnen de verschillende onderwijsstelsels.

Het Ests voorzitterschap heeft Raadsconclusies opgesteld als reactie op deze mededeling van de Commissie. Tijdens de onderhandelingen in Raadskader heeft Nederland zich er voor ingezet om de subsidiariteit op het onderwijsterrein te waarborgen. Nederland heeft er bijvoorbeeld voor gepleit dat een specifiek op EU-niveau te ontwikkelen zelfbeoordelingsinstrument voor digitale vaardigheden door scholen meer algemeen wordt gesteld, omdat dit onduidelijkheid zou kunnen oproepen in relatie tot nationaal bepaalde curricula. Daarnaast heeft Nederland voorkomen dat lidstaten meertalig onderwijs zouden moeten aanbieden. Nederland heeft er bewust voor gekozen om geen onderwijs in de moedertaal aan te bieden aan leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond. Het voorzitterschap is Nederland op deze punten tegemoet gekomen en deze zijn opgenomen in de voorgestelde Raadsconclusies.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de voorgestelde Raadsconclusies. Het kabinet onderkent het belang van goed onderwijs voor alle kinderen en jongeren. Investeren in kwalitatief hoogstaand en inclusief onderwijs is prioriteit in het Nederlandse beleid ten behoeve van de versterking van de kenniseconomie. Het kabinet zet zich blijvend in om de kwaliteit van het onderwijs voor alle leerlingen verder te verbeteren, leerkrachten en schoolleiders te faciliteren om zich verder te ontwikkelen en het onderwijsstelsel waar mogelijk efficiënter en doeltreffender in te richten.

Het Nederlandse onderwijsstelsel wordt gekenmerkt door een relatief autonome positie van scholen. De vrijheid van onderwijs is vastgelegd in de Grondwet. Bij het vergroten van de autonomie wordt in Nederland ook de nadruk gelegd op de verantwoording over de onderwijskwaliteit en financiën. In de conclusies wordt onderstreept dat de lidstaten zelf volledig verantwoordelijk zijn voor het organiseren en ontwikkelen van hun onderwijs met als gevolg dat de oplossingen per land en regio kunnen verschillen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Er is brede steun onder de lidstaten voor de concept Raadsconclusies. Het Europees parlement is niet betrokken.

Raadsconclusies over een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsconclusies over «a renewed EU agenda for higher education» (extranetnummer 13539/17).

Inhoud

De Europese Commissie heeft op 30 mei 2017 een mededeling uitgebracht inzake «een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs». In de mededeling worden lidstaten gevraagd langs vier lijnen initiatieven te nemen:

  • 1. Waarborgen dat de afgestudeerden bij het verlaten van het hoger onderwijs beschikken over de vaardigheden waaraan zij en de moderne economie behoefte hebben.

  • 2. Het ontwikkelen van inclusieve en samenhangende stelsels voor hoger onderwijs.

  • 3. Zorgdragen dat instellingen voor hoger onderwijs een bijdrage leveren aan innovatie.

  • 4. Ondersteunen van de instellingen voor hoger onderwijs en de overheden zodat zij optimaal gebruik kunnen maken van de personele en financiële middelen die beschikbaar zijn.

Het Ests voorzitterschap heeft Raadsconclusies opgesteld als reactie op deze mededeling van de Commissie. De Raadsconclusies ondervangen onder andere de bezwaren die Nederland had op het gebied van autonomie van de instellingen. Verder heeft Nederland tijdens de behandeling in Raadskader aangedrongen op het belang van de kwaliteit van hoger onderwijs en aandacht voor de maatschappelijke opdracht van het hoger onderwijs. Deze punten zijn opgenomen in de voorgestelde Raadsconclusies.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de voorgestelde Raadsconclusies. Het kabinet onderkent het belang van de vier thema’s (lijnen), die inhoudelijk overeen komen met het Nederlandse beleid. Kwaliteit en vernieuwing van het onderwijs waren prioriteiten in de meest recente Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek, inclusief een betere afstemming op de arbeidsmarkt. Daarbij was aandacht voor zowel meer excellentie in het onderwijs als het werken aan kansengelijkheid en inclusief onderwijs. Universiteiten en hogescholen hebben de afgelopen jaren- mede onder invloed van de prestatieafspraken – gewerkt aan profilering, hetzij rond nationale hetzij regionale zwaartepunten. Dat heeft geleid tot intensieve samenwerking in op innovatie gerichte clusters van hoger onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en/of maatschappelijke organisaties. De prestatieafspraken krijgen een vervolg in de vorm van kwaliteitsafspraken; daarnaast wordt gewerkt aan herziening van de bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs, met daarbij specifieke aandacht voor technische opleidingen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Vrijwel alle lidstaten steunen ambtelijk de concept Raadsconclusies. Het Europees parlement is niet betrokken.

Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over het volgen van afgestudeerden

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsaanbeveling over het volgen van afgestudeerden (extranetnummer: 13361/17).

Inhoud

De Europese Commissie heeft op 30 mei 2017 een aanbeveling voorgesteld ter verbetering van de beschikbaarheid van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over wat afgestudeerden in het tertiair onderwijs en het beroepsonderwijs in Europa doen nadat zij hun onderwijs en opleiding hebben afgerond. Doelstellingen hierin zijn:

  • 1. Het bevorderen van de ontwikkeling en verbetering van systemen voor het volgen van afgestudeerden als ook personen die hun onderwijs en opleiding niet hebben voltooid;

  • 2. Het stimuleren en vereenvoudigen van meer samenwerking en uitwisseling van goede praktijken;

  • 3. Het verbeteren van de beschikbaarheid van vergelijkbare informatie over de arbeidsmarktsituatie en sociale resultaten van afgestudeerden.

Inzet Nederland

Nederland is een voorloper op het gebied van het volgen van afgestudeerden en heeft ervaring op nationaal niveau. Gezien de relatief beperkte voordelen voor Nederland, en de extra administratieve lasten die een dergelijk Europees project met zich kan brengen stond Nederland meer dan kritisch tegenover een verplichtend karakter van de aanbeveling. Wel heeft Nederland aangegeven dat het volgen van afgestudeerden in algemene zin in lidstaten van de Europese Unie gestimuleerd kan worden. Nederland heeft zich er hard voor ingezet om specifiek in de tekst te benoemen dat de voorgestelde activiteiten vrijwillig van aard zijn en complementair aan nationale initiatieven. Het voorzitterschap is Nederland op dit punt tegemoet gekomen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Er is brede steun onder de lidstaten voor de concept-Raadsconclusies. Het Europees parlement is niet betrokken.

Beleidsdebat: «The future of skills and Vocational Education and Training»

Doel beleidsdebat

Het Ests voorzitterschap organiseert een politiek debat over de toekomst van vaardigheden en beroepsonderwijs. Ter voorbereiding van dit debat heeft het voorzitterschap een discussiedocument opgesteld (extranetnummer 13540/17).

Inhoud

In het voorliggende discussiedocument stelt het Ests voorzitterschap dat er sprake is van nieuwe ontwikkelingen die het beroepsonderwijs beïnvloeden zoals een grotere diversiteit van leerlingen, digitalisering en snelle veranderingen op de arbeidsmarkt en een andere organisatie van werk. Als gevolg van deze ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de voorzienbare behoefte meer werk te maken van een leven lang leren wordt gesteld dat grenzen tussen onderwijssectoren in toenemende mate zullen vervagen. Het voorzitterschap legt daarom een zeer breed gedefinieerde benadering van onderwijsbeleid ter discussie voor vanuit humanistische, op de lerende gerichte uitgangspunten. Werknemers zullen nieuwe vaardigheden moeten leren beheersen in een leeromgeving waarin kwaliteit op de eerste plaats komt en goed gebruik wordt gemaakt van EU-instrumenten voor het middelbaar beroepsonderwijs. De «Riga Conclusies» uit 2015 bieden daartoe verschillende aanzetten.

Inzet Nederland

De discussie zal met name gericht zijn op de vraag wat de EU kan betekenen voor de ontwikkeling van het toekomstige onderwijsbeleid, vooral voor het mbo.

Nederland zal wijzen op de nationale bevoegdheden voor het onderwijs en dat de EU zich, gelet op subsidiariteit, geen grotere rol moet toedichten met arbeidsmarktbeleid als basis. Nederland zal benadrukken dat de EU een waardevolle bijdrage kan leveren aan «toekomstbestendig» onderwijs in de lidstaten, zonder de regie over te nemen.

Nederland zal de inzet van het nieuwe kabinet gericht op een krachtig beroepsonderwijs benadrukken. Daarbij herkent Nederland de analyse wat betreft de snelle veranderingen in de samenleving en arbeidsmarkt. Ook de consequenties die deze (moeten) hebben voor de inrichting van het onderwijs zijn herkenbaar, waaronder ook de noodzaak van goede verbindingen en overstapmogelijkheden tussen onderwijssectoren. Zoals Nederland ook tijdens het Nederlandse EU Voorzitterschap en bij de behandeling van de EU Vaardighedenagenda in 2016 heeft bepleit, is de uitdaging daarbij onder meer om leerlingen in het beroepsonderwijs, maar ook volwassenen in een latere fase van hun loopbaan, brede en toekomstbestendige vaardigheden mee te geven. Meer aandacht voor (internationaal) burgerschap hoort daarbij. Daarnaast is een goede inbedding van onderwijsinstellingen in de (regionale) arbeidsmarkt en bijdrage aan regionale innovatiesystemen van groot belang. Op dit punt bestaan in Nederland goede ervaringen met het regionaal investeringsfonds voor het mbo.

Mobiliteit van docenten en studenten blijft cruciaal om in de EU als geheel een samenhangende modernisering van het beroepsonderwijs te bewerkstelligen. Nederland zal in deze context ook pleiten voor het behoud van de integraliteit van het Erasmus+ programma wat betreft de gerichtheid op alle onderwijssectoren. Daarnaast kunnen ook beleidsondersteunend onderzoek bijvoorbeeld door Cedefop en beleidsafstemming door «peer learning» activiteiten hun diensten bewijzen. In het kader van onder meer het strategisch kader Onderwijs en Opleiding 2020 vindt dergelijke afstemming tussen nationale experts al in ruime mate plaats.

Indicatie krachtenveld Raad

De thematiek van het beleidsdebat is positief ontvangen door de lidstaten.

Cultuur en audiovisueel beleid – dinsdag 21 november

Voor het cultuurdeel en het deel over audiovisueel beleid tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over het bevorderen van de toegang tot cultuur langs digitale weg, met de nadruk op publieksontwikkeling;

  • Beleidsdebat met als thema «The role of culture in building cohesive societies in Europe».

  • Informatiepunt over de audiovisuele mediadiensten richtlijn;

Raadsconclusies over het bevorderen van de toegang tot cultuur langs digitale weg, met de nadruk op publieksontwikkeling

Doel Raadsbehandeling

Doel van de Raadsbehandeling is het aannemen van Raadsconclusies over de invloed van digitalisering (ICT en internet) op de relatie tussen culturele organisaties en het publiek (extranetnummer 12980/17).

Inhoud

Experts uit lidstaten hebben via de zogenoemde «open methode voor coördinatie» in een (OMC)-werkgroep gewerkt aan het in kaart brengen van de voorwaarden die nodig zijn voor digitale ontwikkelingen met het oog op publieksbereik en -participatie. De Raadsconclusies nodigen lidstaten uit om in hun nationale cultuurbeleid gunstige voorwaarden te scheppen, zoals in kaart gebracht in de OMC-werkgroep. De Raadsconclusies vragen de Europese Commissie om samenwerking op dit terrein te blijven bevorderen, onder meer door een vrijblijvende handreiking samen te stellen over manieren waarop online publieksbereik kan worden gemeten. Ook vragen de Raadsconclusies aan de Commissie om te overwegen om het thema te laten terugkeren in het volgende EU werkplan voor cultuur (2019–2022), op basis waarvan nieuwe tijdelijke OMC-werkgroepen worden gevormd.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies. In Nederland zijn veel publieke en private organisaties in het culturele domein uit eigen beweging actief op internet, voor de promotie en distributie van aanbod en om het publiek bij hun werk te betrekken. De Raadsconclusies sluiten goed aan bij de nationale strategie voor digitaal erfgoed, de taken van de Stichting Digitaal Erfgoed Nederland en de landelijke digitale bibliotheek. Nederland staat ook positief tegenover Europese uitwisseling van kennis over onderzoek naar online publieksbereik en -participatie, omdat methoden hiervoor nog sterk in ontwikkeling zijn en vooral kleinere culturele organisaties hier minder gemakkelijk toegang toe hebben. Over de prioriteiten in het volgende EU-werkplan voor cultuur zullen de lidstaten naar verwachting in 2018 onderhandelen, en dan zal ook Nederland zijn inzet hierover bepalen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

Alle lidstaten hebben brede steun uitgesproken voor de concept-Raadsconclusies. Het Europees parlement is niet betrokken.

Beleidsdebat: «The role of culture in building cohesive societies in Europe»

Doel beleidsdebat

Het Ests voorzitterschap organiseert een debat tussen ministers over de rol van cultuur voor sociale cohesie binnen Europa. Ter voorbereiding op het debat heeft het voorzitterschap een discussiedocument opgesteld (extranetnummer 13419/17).

Inhoud

Het discussiedocument van het voorzitterschap gaat in op de rol van cultuur ter bevordering van sociale cohesie. Cultuur kan een verbindende rol in spelen door mensen met verschillende achtergronden samen te brengen in bijvoorbeeld het maken van kunst of beleven van elkaars cultuuruitingen en cultureel erfgoed. Dit heeft een positieve invloed op onderling begrip en verbondenheid.

Het beleidsdebat focust op de vraag hoe culturele organisaties kunnen bijdragen aan hechte en inclusieve samenlevingen en welke gezamenlijke acties daarvoor eventueel ondernomen zouden kunnen worden op EU-niveau. Lidstaten worden daarbij uitgenodigd om goede voorbeelden van nationaal beleid of acties over de rol van cultuur bij sociale cohesie te delen.

Inzet Nederland

Nederland staat positief tegenover een gedachtewisseling over cultuur ter bevordering van sociale cohesie. Nederland erkent de verbindende rol van cultuur, vindt de toegankelijkheid van kunst en cultuur voor iedereen belangrijk en heeft hiervoor in de afgelopen jaren verschillende beleidsinstrumenten ontwikkeld. Zoals de beleidsbrief «Cultuur verbindt», met als doelstelling om de relatie tussen cultuur en andere maatschappelijke domeinen te versterken. Een ander voorbeeld is de «Code culturele diversiteit», dat concrete handreikingen biedt om culturele diversiteit structureel in culturele instellingen te verankeren. Nederland is van mening dat verbindingen tussen cultuurparticipatie, volkscultuur en historisch besef in de zin van erfgoed een positieve invloed uitoefenen op een gevoel van gemeenschapszin en verbondenheid. Ook het internationaal cultuurbeleid van Nederland besteedt aandacht aan de verbindende rol van cultuur: wederzijds begrip en vertrouwen groeien door gedeelde culturele ervaringen, niet alleen tussen gemeenschappen maar ook tussen landen.

Indicatie krachtenveld Raad

Lidstaten hebben steun uitgesproken om van gedachten te wisselen en ervaringen te delen over de rol van cultuur ten behoeve van sociale cohesie.

Informatiepunt: Audiovisuele mediadienstenrichtlijn

Doel Raadsbehandeling

Informatie van het Ests voorzitterschap over de voortgang in de lopende triloog-onderhandelingen tussen Europese Commissie, Raad en Europees parlement over de herziening van de audiovisuele mediadiensten richtlijn.

Inhoud

De richtlijn audiovisuele mediadiensten wordt herzien zodat deze beter aansluit bij de veranderingen op het vlak van de markt, de consumptie en de technologie. Op 23 mei 2017 is de Raad van Ministers akkoord gegaan met een algemene oriëntatie op het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn1. Met die basis is onder Ests voorzitterschap de triloog tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie van start gegaan. Deze onderhandelingen verlopen moeizaam. In de Raad moet de voorzitter een balans vinden tussen het vasthouden aan de moeizaam bereikte algemene oriëntatie en het creëren van ruimte in de onderhandelingen. In het Europees parlement moeten de rapporteurs rekening houden met de positie van andere betrokken commissies van het Europees parlement. Ondertussen wil de Europese Commissie haast maken, zelfs ten koste van de kwaliteit van het resultaat.

Op de volgende onderwerpen heeft het voorzitterschap vooruitgang geboekt in de triloog: de artikelen over jurisdictie (welke lidstaat is bevoegd over welke dienst), toegankelijkheid voor mensen met een beperking, de onafhankelijke toezichthouder en ERGA (de Europese toezichthouders groep). Voor deze artikelen is een tekst geformuleerd waar alle partijen in principe – en onder voorbehoud van een akkoord op de hele tekst – mee in kunnen stemmen.

Inzet Nederland

Na het vaststellen van de algemene oriëntatie is de Nederlandse inzet is voornamelijk gericht op juridische duidelijkheid, uitvoerbaarheid, het creëren van een eerlijker speelveld in Europa vanuit de gedachte van een Europese interne markt, en het voorkomen van het hinderen van innovatie. Kwaliteit dient voor te gaan op snelheid in de onderhandelingen. De herziene richtlijn zal de komende jaren van toepassing zijn op het audiovisuele landschap in Europa en dient volgens Nederland daarom zo veel mogelijk toekomstbestendig en juridisch duidelijk te zijn.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

De Commissie en enkele lidstaten, oefenen druk uit om de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn snel af te ronden. Het Europees parlement toont daarentegen weinig urgentie. De lidstaten waren al zeer verdeeld bij de totstandkoming van de algemene oriëntatie en die verdeeldheid maakt het bereiken van compromis teksten met het Europees parlement momenteel niet makkelijker.

Sport – maandag 21 november

Voor het sportdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over de rol van coaches in de samenleving;

  • Resolutie over het verder ontwikkelen van de gestructureerde dialoog in de sport;

  • Beleidsdebat over de grote uitdagingen voor sport in de 21ste eeuw.

Informeel lunchdebat: samenwerking overheden en sportbewegingen

Voorafgaand aan de Raad vindt een informele ministeriële lunchbijeenkomst plaats in het kader van de gestructureerde dialoog met de sport over de samenwerking tussen overheden en sportbeweging in aanwezigheid de heer Thomas Bach, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité, en EU commissaris Navracsics. Tot op heden is er nog geen agenda beschikbaar voor deze informele bijeenkomst.

Raadsconclusies over de rol van coaches in de samenleving

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsconclusies over de rol van coaches in de samenleving (extranetnummer 13433/17).

Inhoud

De voorgestelde Raadsconclusies onderschrijven dat coaches een centrale rol hebben in de sport en vanuit die positie ook een rol kunnen spelen bij de maatschappelijke uitdagingen in de EU. Om die rol te kunnen vervullen wordt overeengekomen dat er ondersteuning zal komen om coaches bewust te maken van hun centrale rol en om de kansen voor coaches om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan maatschappelijke uitdagingen, te vergroten en zal aandacht worden besteed aan de trainingen en kwalificaties van coaches. De lidstaten worden gevraagd de samenwerking tussen onderwijs, jongerenorganisaties en sportorganisaties te bevorderen en ervoor te zorgen dat goede voorbeelden op het gebied van training van coaches worden uitgewisseld. De Commissie wordt gevraagd een onderzoek uit te laten voeren naar de uitdagingen waarmee coaches geconfronteerd worden bij opleidingen, mobiliteit en arbeidsmarkt en de impact van coaches op maatschappelijke vraagstukken die spelen in en buiten de sport. Bovendien nodigen de ontwerp conclusies de Commissie uit de inzet van het Europees Sociaal fonds en het Erasmus+ programma te benutten om het werk van coaches te promoten en aan te moedigen.

Inzet Nederland

Voor Nederland is het onderwerp van de Raadsconclusies geen prioritair thema op Europees niveau. De conclusies zijn vooral gericht op kennisuitwisseling en bewustwording van de mogelijkheden van coaches etc. Nederland kan goede praktijkvoorbeelden presenteren maar ook profiteren van goede voorbeelden uit andere lidstaten. Coaches kunnen een belangrijke rol spelen bij het bewaken van de integriteit van de sport. Aangezien de conclusies geen bindende maatregelen behelzen, kan Nederland instemmen met de raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

De raadsconclusies worden breed gesteund door lidstaten.

Ontwerp van de Resolutie over het verder ontwikkelen van de gestructureerde dialoog in de sport

Doel Raadsbehandeling

Het vaststellen van de Resolutie over het verder ontwikkelen van de EU gestructureerde dialoog in de sport (extranetnummer 13432/17).

Inhoud

De gestructureerde dialoog is een vorm van dialoog waarbij bestuurders en beleidsmakers op verschillende niveaus en betrokkenen uit de sector met elkaar in gesprek treden. De insteek van de nieuwe resolutie is om het functioneren van de gestructureerde dialoog met de sport te optimaliseren, zodat de EU en de sport voortdurend en gestructureerd informatie en bevindingen kunnen uitwisselen over hun samenwerking op het vlak van de sport. In de resolutie is overeengekomen dat meer flexibiliteit en openheid richting de betrokkenen uit de sportwereld nodig is en dat informatie hierover goed moet worden teruggekoppeld. Verder moeten de onderwerpen van toegevoegde waarde zijn voor de EU. De Commissie wordt gevraagd om relevante beleidsdocumenten met sportkoepels te delen en om een jaarlijks evenement te organiseren om dergelijke documenten te bespreken. Tot slot wordt ook de sport uitgenodigd om actief de dialoog met de EU te zoeken.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de resolutie over het verder ontwikkelen van de gestructureerde dialoog in de sport. Nederland vindt het belangrijk om regelmatig met de sportsector te overleggen over thema’s die zowel de sport als overheden raken. Daarom heeft Nederland tijdens het Voorzitterschap de gestructureerde dialoog benut om met alle lidstaten en vertegenwoordigers het gesprek aan te gaan over de integriteit van de sport. Nederland is dan ook positief over de modernisering van de gestructureerde dialoog.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement

De resolutie wordt breed gesteund door lidstaten.

Beleidsdebat over «de grootste uitdagingen in de Sport in de 21e eeuw»

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen ministers verantwoordelijk voor Sport en Thomas Bach, de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (extranetnummer 13549/17).

Inhoud

Het Ests Voorzitterschap heeft voor het beleidsdebat de heer Thomas Bach, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) uitgenodigd. Het beleidsdebat gaat over de belangrijkste uitdagingen van de 21ste eeuw voor samenwerking tussen de EU, overheden en de sport. Het Ests Voorzitterschap ziet drie thema’s waarbinnen de belangrijkste uitdagingen zich afspelen: Goed sportbestuur, integriteit in de sport en sociale inclusie.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het beleidsdebat en zal benadrukken dat goed bestuur en integriteit in de sport een basis vormen voor de aantrekkingskracht van sport en de realisering van sportieve en maatschappelijke waarden en deelt het belang van integriteit in de Sport. Nederland zal benadrukken dat de sport hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft en respecteert dan ook de autonomie van de sport, maar uiteraard wel binnen de bestaande wettelijke kaders. Wanneer sport wettelijke kaders overtreedt is gepast optreden van overheden noodzakelijk.

In het in geval dat belangen van overheden en sportbewegingen elkaar kunnen versterken is Nederland ook uiteraard voorstander van samenwerking zoals bijvoorbeeld bij de organisatie van grote sportevenementen. Het eerder tijdens het Nederlandse EU-Voorzitterschap ingebrachte onderwerp «bevorderen van integriteit, transparantie en goed bestuur in grote sportevenementen» zal ook in de toekomst van belang blijven.

Indicatie krachtenveld Raad

De thematiek van het beleidsdebat is positief ontvangen door de lidstaten.

Any Other Business (AOB)-punten

Maandag 20 november

  • Onderwijstop 25 januari 2018: de Commissie zal de inhoudelijke vorderingen ten aanzien van de Onderwijstop, geïnitieerd door Eurocommissaris Navracsics, toelichten.

  • Het bevorderen van gedeelde (EU-)waarden via het onderwijs: de Commissie zal, naar aanleiding van de recente publieke consultatie, haar plannen toelichten om begin 2018 een voorstel te publiceren voor een Raadsaanbeveling op het gebied van inclusief onderwijs en het bevorderen van gedeelde waarden via het onderwijs.

  • «New narrative for Europe»: de Commissie zal de uitkomsten van het «New Narrrative for Europe»-project, zoals de «12 ideas for the future of Europe», aan de Raad toelichten.

  • Werkprogramma inkomend voorzitterschap: het aankomende Bulgaarse voorzitterschap zal informeren over hun werkprogramma voor de periode 1 januari – 30 juni 2018.

Dinsdag 21 november

  • De Europese strategische aanpak voor internationale culturele betrekkingen: het Ests voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken ten aanzien van de voortgang in het opstellen van een Europese strategische aanpak voor internationale culturele betrekkingen.

  • Voorstel voor een verordening betreffende de invoer van cultuurgoederen: Duitsland zal het belang van voortgang ten aanzien van illegale cultuurgoederen op dit dossier extra onder de aandacht brengen in de Raad.

  • Europa hernieuwen door middel van cultuur: Frankrijk zal in de Raad een presentatie geven over dit onderwerp.

  • Mobiliteit van kunstenaars: de Commissie zal de Raad informeren over het visabeleid voor mobiliteit van kunstenaars naar de VS.

  • Congres van de Raad van Europa: Cyprus zal de Raad informeren over een bijeenkomst op het gebied van delicten met betrekking tot cultuurgoederen.

  • Sloveense nationale consultatie: Slovenië zal de Raad informeren over een Sloveense consultatie met betrekking tot cultuur.

  • Bescherming van cultureel erfgoed in crisisgebieden: Italië zal de Raad informeren over dit onderwerp.

  • World Anti-Doping Agency (WADA) bijeenkomsten (Seoul, 15-16 november 2017): de EU-vertegenwoordiger in de World Anti-Doping Agency (WADA) geeft tijdens de OJCS-raad een terugkoppeling van de World Anti-Doping Agency bijeenkomsten van 15 en 16 november in Seoul.

  • Werkprogramma inkomend voorzitterschap: Het aankomende Bulgaarse voorzitterschap zal informeren over zijn werkprogramma voor de periode 1 januari – 30 juni 2018.


X Noot
1

Naast Nederland stemden Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, Polen, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk tegen deze algemene oriëntatie. Hongarije onthield zich van stemming.

Naar boven