21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 279 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2017

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 22 en 23 mei jl. Voor de onderdelen jeugd en sport stuur ik u dit verslag mede namens de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In het verslag ga ik ook in op de moties over de richtlijn audiovisuele mediadiensten uit het VAO van 18 mei jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 77, item 5) en de aanvullende brief van de Tweede Kamer commissie OCW, die op 1 juni jl. is verstuurd.

Verder behandel ik in het verslag de toezegging uit het AO OJCS-Raad van 17 februari 2016 om u te informeren over de stand van zaken betreffende het verzamelen van best practices mede naar aanleiding van gesprekken met docenten over de publicatie «Twee werelden, Twee werkelijkheden», de ervaringen in andere landen met radicalisering verkregen via het Nederlandse EU- voorzitterschap en de opgedane ervaringen van het project School en Veiligheid1.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Verslag OJCS-Raad 22 en 23 mei 2017

Jeugddeel 22 mei

Raadsconclusies over «de rol van jeugdwerk bij het bevorderen van de ontwikkeling bij jonge mensen van essentiële levensvaardigheden die hun geslaagde overgang naar volwassenheid, actief burgerschap en beroepsleven versoepelen»

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over «de rol van jeugdwerk bij het bevorderen van de ontwikkeling bij jonge mensen van essentiële levensvaardigheden die hun geslaagde overgang naar volwassenheid, actief burgerschap en beroepsleven versoepelen» (extranetnummer 8033/17).

De Raadsconclusies onderstrepen het belang van de rol van het jeugdwerk bij de ontwikkeling van competenties, persoonlijke ontwikkeling, positieve sociale waarden, het bevorderen van creatieve en innovatieve vermogens en probleemoplossend vermogen van jongeren. Levensvaardigheden helpen jongeren bij een geslaagde overgang naar volwassenheid, actief burgerschap en de arbeidsmarkt. Het is belangrijk dat jongeren, met name de meest kwetsbare jongeren, hierbij ondersteund worden. De raadsconclusies vragen om in de opleiding van de jeugdwerkaanbieders aandacht te besteden aan belang van het ontwikkelen van levensvaardigheden van jongeren.

De Europese Commissie bevestigde de belangrijke rol van het jeugdwerk en informeerde de Raad over een recent uitgebracht handboek ontwikkeld door experts van de lidstaten over de kwaliteit van het jeugdwerk. De Raadsconclusies zijn zonder discussie aangenomen.

Raadsresolutie met betrekking tot «de gestructureerde dialoog en de toekomstige ontwikkeling van de dialoog met jongeren in het kader van Europese samenwerkingsmaatregelen op het gebied van jeugdzaken na 2018»

De Raad heeft de Raadsresolutie aangenomen over «de gestructureerde dialoog en de toekomstige ontwikkeling van de dialoog met jongeren in het kader van Europese samenwerkingsmaatregelen op het gebied van jeugdzaken na 2018» (extranetnummer 8034/17). De Raadsresolutie betreft de reactie van de Raad op de resultaten van de gevoerde gestructureerde dialoog met jongeren onder het Nederlands, Slowaakse en Maltees EU voorzitterschap en geeft richting aan de toekomstige ontwikkelingen van deze dialoog met jongeren in het kader van het beleid voor de Europese samenwerking. De resolutie doet een oproep deze dialoog te blijven bevorderen en te verbeteren en meer jongeren te bereiken.

In verschillende interventies werden Nederland, Slowakije en Malta bedankt voor de uitstekend verlopen gestructureerde dialoog. Estland, Bulgarije en Oostenrijk werden succes gewenst met de volgende cyclus. Het thema van de gestructureerde dialoog wordt «Jongeren in Europa: wat is de volgende stap?». Dat thema sluit aan bij het proces dat in gang is gezet rondom het door de Commissie gepubliceerde witboek over de toekomst van de EU-27 en diverse andere Europese ontwikkelingen, waaronder het denken over de contouren voor een vernieuwd samenwerkingskader in het jeugddomein vanaf 2018.

De Raadsresolutie is zonder verdere discussie over de inhoud aangenomen.

Raadsconclusies over «Strategische perspectieven voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018»

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over «Strategische perspectieven voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018» (Extranetnummer 8035/17). De Raadsconclusies doen een oproep aan de Commissie om een voorstel voor een nieuw, cross sectoraal, jeugdkader te ontwikkelen voor de periode na 2018. Het huidig kader voor Europese samenwerking op het gebied van jeugd (2010 -2018) loopt af.

In de Raadsconclusies wordt voorgesteld om het bevorderen van Europese waarden en Europese identiteit, en het stimuleren van vertrouwen in het Europese project, belangrijke onderdelen van EU jeugdbeleid te laten blijven. Dit kan o.a. worden gerealiseerd door versterking van vaardigheden, politieke participatie, vrijwilligersactiviteiten en leerrijke mobiliteit van jongeren. Aanbieders van jongerenwerk en non-formeel en informeel leren spelen hierbij een belangrijke rol.

De Europese Commissie lichtte toe dat momenteel formele consultaties plaatsvinden bij stakeholders, inclusief jongeren, en dat een voorstel voor een hernieuwd kader voor jeugdzaken van de Commissie in de zomer van 2018 verwacht kan worden. De Commissie verzocht de Raad de besluitvorming in de Raad dan eind 2018 te laten plaatsvinden. De Raadsconclusies zijn zonder discussie aangenomen.

Beleidsdebat «Bouwen aan de toekomst van Europa – luisteren naar en ondersteunen van jongeren»

Tijdens de Raad heeft er een gedachtewisseling plaatsgevonden over het betrekken van jongeren aan de hand van het thema «Bouwen aan de toekomst van Europa – luisteren naar en ondersteunen van jongeren».

Naast de presentatie van enkele praktijkvoorbeelden op lokaal en nationaal niveau kwam uit de interventies van de verschillende Ministers duidelijk naar voren dat het voor de toekomst van Europa van groot belang is om jongeren goed te betrekken bij het beleid, bij verschillende initiatieven en hiervoor van hen te weten wat ze bezighoudt. Aandacht werd gevraagd voor de waardering van jongeren voor democratische waarden, die voor de nu opgroeiende generatie jongeren vanzelfsprekend zijn, maar die dat lang niet altijd waren.

Voor wat betreft het Europese niveau spraken diverse lidstaten hun waardering uit voor het Europese instrument van de gestructureerde dialoog tussen jongeren en beleidsmakers en enkele lidstaten benoemden de positieve rol die het programma Erasmus+ speelt, en in het bijzonder het onderdeel dat zich richt op jeugd- en jongerenwerk.

Nederland heeft erop gewezen dat bij het opstellen van een EU visie en het opzetten van een nieuw cross-sectoraal samenwerkingskader Jeugd het essentieel is zo vroeg mogelijk jongeren te betrekken. Het is daarbij vooral belangrijk om van jongeren zelf te horen welke EU brede onderwerpen volgens hen toegevoegde waarde hebben.

Overige zaken

Estland heeft als inkomend voorzitter van de Raad van de Europese Unie de prioriteiten en activiteiten gepresenteerd voor de periode van juli tot en met december 2017 op het gebied van jeugd. Het Ests voorzitterschap zal zich richten op digitalisering van jeugdwerk, Europees vrijwilligerswerk en verbetering van de gestructureerde dialoog tussen jongeren en beleidsmakers.

Onderwijsdeel 22 mei

Voortgangsverslag van het voorzitterschap: Voorstel voor een nieuw Europass-besluit

De Raad heeft kennis genomen van het voortgangsverslag over de onderhandelingen over het voorstel voor een nieuwe Europass-besluit (extranetnummer 8252/17). De Europese Commissie benadrukte dat de thans voorliggende concept tekst, vooralsnog besproken op ambtelijk niveau, een goede basis is voor de verdere onderhandelingen tijdens het Ests Voorzitterschap.

Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad inzake het Europees Kwalificatiekader voor een levenlang leren

De Raad heeft de Raadsaanbeveling over het Europees Kwalificatiekader voor een levenlang leren aangenomen (extranetnummer 8406/17). De Europese Commissie benadrukte de verbeteringen van deze herziene aanbeveling ten opzichte van de voorgaande versie uit (2008). De Raadsaanbeveling is zonder discussie aangenomen.

Beleidsdebat met als thema «Giving learners a voice: how to improve and modernise our systems to provide high quality education for all»

Tijdens de Raad heeft er een gedachtewisseling plaatsgevonden met het thema «Giving learners a voice» (extranetnummer 8407/17). Het doel van het debat was het uitwisselen van kennis en ervaringen uit de lidstaten. Het debat werd geïntroduceerd door een externe spreker (Professor Portelli, Ontario Institute for Studies in Education, University of Toronto) die sprak over het belang van luisteren naar en de dialoog voeren met leerlingen, om te weten wat er in hen omgaat. Ook stelde Portelli dat toetsing niet de enige vorm van evaluatie van leerlingen is en zou moeten zijn om hen succesvol voor te bereiden op de toekomst in de maatschappij. Vervolgens kregen drie leerlingen uit Malta het woord (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, volwasseneducatie) om te vertellen wat zij belangrijk vinden aan onderwijs.

De Europese Commissie wees op de belangrijke rol die het onderwijs speelt in het doorgeven van waarden en het bevorderen van sociale cohesie. Eurocommissaris Navracsics noemde onderwijs de fundering voor open en democratische samenlevingen en de basis om jongeren te laten slagen in de toekomstige maatschappij.

De gedachtewisseling tussen Ministers richtte zich vooral op het belang van een actieve inbreng of medezeggenschap van leerlingen of studenten bij besluitvorming in kennisinstellingen en betrokkenheid van de bredere gemeenschap rond de school bij het leerproces. Daarnaast werd ingegaan op het belang van kansengelijkheid, op de rol van onderwijs ten behoeve van sociale cohesie, en op de noodzaak tot verbreding van PISA vanuit de gedachte dat alleen competenties niet genoeg zeggen, ook bredere maatschappelijke vaardigheden zeggen iets over succes van leerlingen in toekomst.

Nederland heeft aangegeven dat kansengelijkheid ook nationaal een politieke prioriteit is, en heeft de Nederlandse ervaringen met het Actieplan Gelijke Kansen in het onderwijs onder de aandacht gebracht. Nederland benadrukte naast kennis en technische competenties ook de waarde van burgerschapsvaardigheden voor maatschappelijk functioneren. Nederland ging ook in op de recente wijzigingen ten aanzien van de medezeggenschap en noemde het Studentlab als veelbelovend initiatief.

Meerdere lidstaten benadrukten de subsidiariteit op onderwijsterrein en benadrukten dat het uitwisselen van ervaringen zeker waardevol is op Europees niveau.

Overige zaken

De Europese Commissie vroeg aandacht voor de viering van het 30-jarig bestaan van het Erasmus+ programma dit jaar. Een brede campagne is opgezet met steun van de Nationale Agentschappen en Ministers. De Eurocommissaris noemde Erasmus+ het meest succesvolle programma dat de EU ooit heeft voortgebracht.

De Europese Commissie kondigde een Education Summit aan die in januari 2018 in Brussel zal plaatsvinden. Centraal thema zal het tegengaan van sociale ongelijkheid via het onderwijs zijn.

In dit verband maakte de Europese Commissie melding van een lopende open consultatie met als doel input te verkrijgen voor een raadsaanbeveling over het «promoten van sociale inclusie en gemeenschappelijke waarden via formeel en non-formeel leren» die de Commissie later dit jaar wil publiceren.

De Sloveense delegatie lichtte toe dat op 18-20 september 2017 het tweede World Open Educational Resources Congress zal plaatsvinden in Ljubljana in samenwerking met UNESCO. Het congres zal in het teken staan van het delen van goede voorbeelden op het vlak van open educational resources.

Estland heeft de prioriteiten voor het inkomende Estse Voorzitterschap gepresenteerd. Met betrekking tot onderwijs richt het Estse voorzitterschap zich op de continuering van de besprekingen over de vaardighedenagenda met in het bijzonder aandacht voor de behandeling van de initiatieven op het gebied van modernisering van het hoger onderwijs en graduate tracking, en het vervolg van de onderhandelingen inzake Europass. Het onderwijsdeel van de OJCS-Raad zal plaatsvinden op 20 november 2017.

Cultuur en Audiovisueel 23 mei

Algemene oriëntatie op de herziening van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten

In de Raad lag een voorstel voor een algemene oriëntatie («general approach») voor met betrekking tot het Commissievoorstel tot herziening van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten (AVMSD). Met het aannemen van een algemene oriëntatie geeft de Raad haar standpunt weer ten aanzien van het oorspronkelijke Commissievoorstel en wordt dit standpunt in de komende periode ingebracht in de triloog tussen Europese Commissie, Raad van de Europese Unie en Europees parlement.

Het voorstel voor een algemene oriëntatie bevatte naast een aantal tekstuele ook een aantal inhoudelijke aanpassingen op het voorstel van de Europese Commissie.2 De belangrijkste amendementen betroffen:

  • de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn door een ruimere definitie van video sharing platforms (onder meer uitbreiding naar social media) en het opleggen van regels voor reclameboodschappen aan deze platforms;

  • de toevoeging van de mogelijkheid om niet alleen video-on-demand maar ook lineaire (omroep) diensten, gevestigd in een andere lidstaat, een heffing op te kunnen leggen;

  • een kleine inperking van de door de Europese Commissie voorgestelde verruiming van de mogelijkheden voor reclame op televisie;

  • inperking van de bevoegdheden van de European Regulators Group for Audiovisual Media Services (ERGA) ten gunste van de bevoegdheden van het Contact Comité;

  • uitbreiding van de bescherming tegen geweld of haat met bescherming tegen het aanzetten tot een terroristische daad; en

  • het weer opnemen van regels voor de toegankelijkheid van audiovisuele content voor visueel en auditief gehandicapten in de richtlijn.

In het (hoog)-ambtelijke onderhandelingstraject naar de Raad over het voorstel voor een algemene oriëntatie bleek een duidelijke tweedeling in de opvattingen van lidstaten over de inhoud en behandeling van de algemene oriëntatie. Een minderheid, waaronder Nederland, vond de tekst nog niet goed genoeg voor aanname door de Raad en pleitte voor uitstel. Op initiatief van Nederland is dit standpunt van deze lidstaten voor de Raad nogmaals schriftelijk aan het Maltese voorzitterschap kenbaar gemaakt. Een meerderheid van de lidstaten, met steun van het Maltese voorzitterschap, was wel akkoord met het voorstel en wilde snel voortgang maken in de totstandkoming van de herziening van de richtlijn.

De belangrijkste verschillen in opvattingen lagen op het gebied van de reikwijdte van het voorstel, met name de definitie van video sharing platform, de mogelijkheid tot het opleggen van heffingen over de grens en het daarmee samenhangende Land van Oorsprong-beginsel, de quota van 20% voor Europese werken en de bepalingen over welk land de bevoegdheid heeft over welke diensten (jurisdictie).

De Europese Commissie gaf ter introductie van het debat in de Raad aan de herziening van de AVMSD een belangrijk onderdeel van de digital single market te vinden. De Europese Commissie benadrukte een evenwichtig voorstel te hebben gepubliceerd waarin het Land van Oorsprong-beginsel als belangrijke hoeksteen overeind blijft, waarmee flexibilisering van reclame mogelijk is en waarin rekening wordt gehouden met de e-commerce richtlijn. De Europese Commissie achtte het cruciaal bij het opnemen van de video-sharing platforms in haar voorstel een goede balans te vinden tussen vrijheid van meningsuiting, de bescherming van minderjarigen en de bescherming van burgers tegen haatzaaien.

Nederland heeft in de Raad aangegeven dat ambitie niet ten koste mag gaan van zorgvuldigheid. Voor een toekomstbestendige tekst moeten eerst de gevolgen voldoende bekend zijn van de voorgestelde maatregelen en dat is nu niet het geval, met name niet waar het de uitbreiding naar video sharing platforms betreft. In het geval van heffingen over de grens (artikel 13) wordt het Land van Oorsprong-beginsel overboord gegooid. De gevolgen hiervan zijn niet goed onderzocht. Daarnaast wordt er geen rekening gehouden met de investeringen die diensten al doen in de promotie van Europese werken. Hoewel Nederland een groot voorstander is van de promotie van Europese werken kan Nederland de quota voor Europese werken niet steunen. Dit omdat er geen bewijs is dat dit instrument werkt. Nederland pleitte om het besluit over een algemene oriëntatie uit te stellen, aangezien het voorstel nog niet rijpklaar is.

Na een lange vergadering bleek echter een meerderheid van de lidstaten voor aanname van de algemene oriëntatie over het voorstel tot herziening van de AVMSD te zijn, en deze is dan ook, met een paar aanpassingen van de tekst, naar aanleiding van de kern van de raadsdiscussie, met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad aangenomen.

De plenaire discussie tussen Ministers spitste zich toe op een aantal onderwerpen. Op basis daarvan is de voorliggende tekst aangepast op de punten van definitie van video sharing platforms, verhoging van de quota voor video on demand diensten voor Europese werken naar 30 procent en opname van een termijn in het artikel dat ziet op de samenwerking tussen toezichthouders. Nederland is van mening dat hiermee de tekst van de algemene oriëntatie eerder is verslechterd dan verbeterd.

Nederland en zeven andere lidstaten stemden tegen, één lidstaat heeft zich onthouden van stemming.3 Nederland heeft na de Raad, net als enkele andere lidstaten, een verklaring voor de notulen aan de voorzitter gestuurd.4 Er is geen formele procedure voor het informeren van het Europees parlement hierover maar in de contacten met individuele Parlementariërs zal de minderheidspositie van Nederland worden toegelicht.

In het VAO OJCS-Raad is een aantal moties5 aangenomen met betrekking tot de inzet van Nederland in de Raad. De moties zagen op het uitspreken tegen de verruiming van de mogelijkheden voor reclame op televisie (Paternotte/ Van der Molen), het voorkomen van sluikreclame in programma’s met een significant kinderpubliek (Kwint/ Van der Molen), het aandringen op uitstel van besluitvorming over de reikwijdte van de richtlijn ten aanzien van social media c.q. video sharing platforms (Paternotte/ Ellemeet) en het sterk maken voor een adequaat takenpakket en structurele financiering van ERGA (Ellemeet/ Van den Hul en Van der Molen/ Paternotte).

Zowel voor als achter de schermen is getracht de punten uit de moties in te brengen. Er bleek echter onvoldoende draagvlak te zijn om hierover nog amendementen in te dienen. Gegeven het krachtenveld in de Raadsdiscussie heeft Nederland zich daarom plenair beperkt tot de onderwerpen waarover een gemeenschappelijk ongenoegen bestond: de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn, heffingen over de grens en de quota.

De motie Paternotte/ Ellemeet verzocht voorts nog te onderzoeken of en hoe op Europees niveau een eenduidig toetsingskader kan komen voor het verwijderen van illegale content op video sharing platforms en het op verzoek van consumenten weer terugplaatsen hiervan. Het voorstel tot herziening van de richtlijn voorziet in de mogelijkheid tot het opstellen van Unie codes, gedragscodes die Europa-breed worden gedragen. Een dergelijke code moet door de sector worden opgesteld maar lidstaten en de Commissie kunnen hier een faciliterende rol in spelen. Zodra de herziening van de richtlijn is aangenomen kan bekeken worden of er draagvlak is voor een dergelijke Unie code.

Nu zowel het Europees parlement als de Raad hun standpunten ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie hebben bepaald kan de triloog tussen de drie instellingen starten. In deze procedure zullen de instellingen verder onderhandelen over het voorstel tot herziening van de AVMSD-richtlijn. Er is door het huidige en het aankomende Voorzitterschap nog geen agenda gepresenteerd. Via Raadswerkgroepen en COREPER worden de lidstaten betrokken bij de ontwikkelingen in de triloog. Zodra de agenda voor de komende periode bekend is, zal ik u daarover informeren, zoals door u verzocht in uw schrijven van 1 juni.

Raadsconclusies voor een strategische aanpak met betrekking tot externe culturele betrekkingen

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over het oprichten van een Friends of the Presidency group (FoP) voor het thema internationale culturele relaties. Ervan uitgaande dat cultuur een belangrijk onderdeel van de internationale betrekkingen van de EU vormt, bevelen de Raadsconclusies aan om een FoP op te zetten die dient te fungeren als een sector overschrijdend platform voor het ontwikkelen van een geïntegreerde strategische aanpak van de EU voor internationale culturele betrekkingen. Deze groep zal, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, synergiën op relevante beleidsgebieden verkennen en een gezamenlijke strategie in kaart brengen waarop gemeenschappelijke acties op EU-niveau zinvol zouden kunnen zijn. Het gaat hierbij om cultuur in brede zin en niet enkel om culturele diplomatie. De eerste twee FoPs zullen in juni georganiseerd worden. Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en de European Union National Institutes for Culture (EUNIC) waren bij dit onderdeel van de Raad aanwezig om hun steun uit te spreken voor de Raadsconclusies.

EDEO steunde bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie, Mogherini, de raadsconclusies en gaf aan cultuur als een essentieel onderdeel te zien van de externe betrekkingen van de Unie. Zo wordt bij het voeren van het externe beleid belang gehecht aan de interculturele dialoog, cultuur als bron voor duurzame groei, en bescherming en heropbouw van cultureel erfgoed.

Ook de Europese Commissie sprak haar steun uit voor de raadsconclusies enverwees naar de recent aangenomen resolutie van de Verenigde Naties inzake de bescherming van cultureel erfgoed.6 De Raadsconclusies zijn zonder discussie aangenomen.

Overige zaken

De Italiaanse delegatie stelde voor een programma vergelijkbaar met Erasmus+ op te richten om mobiliteit van jongeren te bevorderen in relatie tot cultuur.

De Griekse en Roemeense delegaties presenteerden hun kandidatuur voor culturele hoofdsteden voor 2021: Elefsina (Griekenland) en Timisoara (Roemenië)

De Duitse delegatie bracht het belang van Europese regelgeving over de import van cultuurgoederen naar voren met een verzoek aan de Commissie om dit punt prioritair te behandelen.

De Spaanse delegatie pleitte voor de afdwingbaarheid van auteursrecht. De Commissie reageerde dat er een evaluatie hierover op komst is.

De Estse delegatie heeft de prioriteiten voor het Estse Voorzitterschap gepresenteerd. Met betrekking tot cultuur richten ze zich op: de triloog met het Europees Parlement over de AVMSD-richtlijn, Raadsconclusies over toegang tot cultuur via digitale weg, en wetgeving over de invoer van cultuurgoederen.

Sport 23 mei

Raadsconclusies over sport als platform voor sociale inclusie via vrijwilligerswerk

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over sport als platform voor sociale inclusie via vrijwilligerswerk (extranetnummer 8937/17). De Raadsconclusies onderschrijven dat vrijwilligerswerk in de sport een bijdrage kan leveren aan sociale integratie en bijdraagt aan actief burgerschap. De conclusies benadrukken het belang hiervan voor met name kwetsbare groepen, zoals migranten en vluchtelingen, senioren, mensen met een handicap en kwetsbare jongeren. Tevens wordt aandacht gevraagd voor het grensoverschrijdend vrijwilligerswerk zoals bij grote sportevenementen.

In antwoord op de oproep in de Raadsconclusies onderschreef de Commissie het belang van het vrijwilligerswerk bij de sociale inclusie van diverse groepen in de samenleving en gaf aan hoe via Erasmus+ projecten worden ondersteund. De Commissie kondigde de instelling van een speciale prijs gericht op sociale inclusie in de sport aan. Ook werd gewezen op de start van het Solidariteitskorps. De Raadsconclusies zijn zonder verdere discussie aangenomen.

Resolutie over het Werkplan van de Europese Unie voor sport (1 juli 2017 – 30 juni 2020)

De Raad heeft de Raadsresolutie aangenomen over een werkplan van de Europese Unie voor sport 1 juli 2017 – 31 december 2020 (extranetnummer 8938/17). De Raadsresolutie betreft het derde EU-werkplan Sport 2017–2020 met een focus op de thema’s integriteit van de sport (de bestrijding van doping, matchfixing en corruptie en het bevorderen van goed bestuur), de economische waarde van sport (digitale interne markt, innovatie) en sport en maatschappij (gezondheid en sociale inclusie). Met input van de aankomende EU Voorzitterschappen is een tijdslijn uitgewerkt waarbij wordt toegewerkt naar de realisatie van concrete producten binnen de drie benoemde thema’s. Via de resolutie bereiken lidstaten overeenstemming over de prioriteiten van de komende 3 jaar op Europees niveau ten aanzien van sport. Daarbij zijn de werkmethodes verruimd en aangepast aan de te verwachten resultaten.

Op basis van interventies in de Raad van enkele lidstaten over de aanpak van matchfixing werd een verklaring toegevoegd aan het werkplan waarin een meer ambitieuze aanpak van de bestrijding van matchfixing wordt bepleit, inclusief de ondertekening en ratificering van de Conventie gericht op de bestrijding van manipulatie in de sport van de Raad van Europa. De Raadsresolutie is zonder verdere discussie over de inhoud aangenomen.

Beleidsdebat over het benutten van de sportmedia om sociale inclusie te versterken

Tijdens de Raad heeft er een gedachtewisseling plaatsgevonden tussen de Ministers verantwoordelijk voor Sport en Commissaris Navracsics over de rol van sportmedia ter versterking van sociale inclusie.

Diverse lidstaten bevestigden de potentiële waarde van de media, inclusief de sportmedia, ten aanzien van sociale inclusie. Gesignaleerd werd dat de media aandacht niet langer alleen gericht is op het verslaan van professionele sporten maar dat er ook meer aandacht is voor de sociale inclusie, zoals gehandicaptensport en vrouwen in de sport. Ook gaven sommige lidstaten aan dat meer aandacht nodig is voor de sociale dimensie van sport in de opleidingen van journalisten en dat er meer gebruik gemaakt kan worden van moderne media. Verschillende lidstaten stelden dat geen enkele inmenging gewenst is en dat sportorganisaties zelf de samenwerking met de media moeten opzoeken, maar dat wel goed voorbereid moeten doen. Terwijl enkele andere lidstaten vooral inzetten op het sensibiliseren van de media en samenwerking zoeken of bijvoorbeeld een eigen publieke zender gericht op jeugdsport in het leven hebben geroepen. Bekende sportambassadeurs kunnen een belangrijke rol vervullen bij de samenwerking tussen sport en media.

De Commissie merkte op dat de journalistiek ook een belangrijke functie kan vervullen bij het in de openbaarheid brengen van schandalen en dat het daarom ook belangrijk is dat sportmedia onafhankelijk kunnen functioneren en onderzoeksjournalisten hun werk kunnen doen. Lidstaten en Commissie verwelkomden het onderwerp sport en media als een onderdeel van het nieuwe EU werkplan Sport.

Overige zaken

De EU vertegenwoordigende expert deed verslag van de WADA Foundation Board vergadering van 17-18 mei 2017 in Montreal. Belangrijke resultaten zijn een duidelijke en gecoördineerde positionering van overheden in WADA; een herbezinning op de herziening van de WADA code. Bij overheden is er de voorkeur de huidige WADA code te handhaven. Voorstellen worden verder uitgewerkt voor hoe te handelen als lidstaten of sportorganisaties niet «code compliant» zijn en wat mogelijke sancties moeten zijn. Overeenstemming is bereikt over de oprichting van een onafhankelijke Test Autoriteit, volledig gefinancierd door IOC, die dopingcontroles voor internationale sportorganisaties gaat uitvoeren. Toegezegd is dat er in de november vergadering een budget voorstel wordt besproken met verschillende opties voor het budget en een meerjaren begroting. De stad Katowice in Polen is gekozen als locatie voor de WADA Wereldconferentie in 2018.

Frankrijk informeerde de Raad over de kandidatuur van Parijs voor de Olympische en Paralympische Spelen in 2024 als enig (overgebleven) Europese stad. Frankrijk ziet de spelen als een Europees project en vraagt ondersteuning voor de kandidatuur bij de lidstaten. Diverse lidstaten steunden Frankrijk en onderstreepten het grote belang dat de spelen na Rio de Janeiro en Tokio weer in Europa plaatsvinden.

Naar aanleiding van de ontstane onrust over de mogelijke gevaren van rubber granulaat op kunstgrassportvelden en de publicatie van het evaluatierapport van de ECHA (European Chemicals Agency) werd de Raad geïnformeerd over de stand van zaken. Ook al is er op basis van huidige bevindingen geen reden voor ongerustheid, adviseerde ECHA de Commissie om een aanscherping van de REACH richtlijn voor substanties in gerecycled rubber in overweging te nemen. Commissie beloofde de Sportraad op de hoogte te houden van de voortgang op dit dossier.

De Europese Commissie vroeg aandacht en medewerking aan de lidstaten voor de viering van 30 jaar Erasmus+ en de campagne in 2017. De Eurocommissaris benoemde het succes van financieringsprogramma Erasmus+ dat in de afgelopen 30 jaren studenten, jeugd sporters, staf, docenten, jeugdwerkers, trainers en organisaties in staat heeft gesteld leerervaringen en kennis op te doen in en buiten de EU op de terreinen onderwijs, jeugd (sinds 2007) en sport (sinds 2014).

Estland heeft de prioriteiten voor het inkomende Estse voorzitterschap gepresenteerd. Met betrekking tot sport zal het Ests voorzitterschap zich richten op de (maatschappelijke) positie van de coach en verbetering van de gestructureerde dialoog met de internationale sportorganisaties.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2170

X Noot
3

Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, Polen, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk stemden tegen. Hongarije onthield zich van stemming.

X Noot
4

De Nederlandse verklaring is als bijlage 2 toegevoegd aan dit verslag. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-34, nr. 272, Kamerstuk 21 501-34, nr. 273, Kamerstuk 21 501-34, nr. 274, Kamerstuk 21 501-34, nr. 275, Kamerstuk 21 501-34, nr. 277

X Noot
6

Resolutie 2347 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Naar boven