5 OJCS-Raad

Aan de orde is het VAO OJCS-Raad (AO d.d. 18/05). 

De voorzitter:

Gelukkig zijn de woordvoerders allemaal aanwezig. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris, in dit geval die van mediazaken. Wij hebben twee sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Ellemeet van de fractie van GroenLinks. Ik vertel nog even dat dit het VAO is over de OJCS-Raad. Er is ook een derde spreker: de heer Paternotte van D66. Het woord is aan mevrouw Ellemeet van de fractie van D66. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

GroenLinks. 

De voorzitter:

Zei ik niet GroenLinks? 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Nee, u zei D66. 

De voorzitter:

Ik bedoelde GroenLinks. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag één motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende het belang van de advies- en signaleringsfunctie van de European Regulators Group for Audiovisual Media Services (ERGA) voor de Europese Commissie ten aanzien van de onafhankelijkheid van de audiovisuele media in EU-landen; 

overwegende het belang van ERGA in kennisoverdracht en kennisdeling tussen nationale toezichthouders van audiovisuele media in EU-landen; 

constaterende dat de financiële basis voor ERGA niet gegarandeerd wordt in het meest recente concept van de nieuwe audiovisuele richtlijn; 

verzoekt de regering, bij de OJCS-Raad van 22 en 23 mei aanstaande zich sterk te maken voor een adequaat takenpakket van ERGA, waarmee hij zijn huidige advies-, signalerings- en kennisfunctie kan blijven vervullen; 

verzoekt de regering tevens, bij de OJCS-Raad aan te dringen op borging van structurele financiering van ERGA in de nieuwe audiovisuele richtlijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 272 (21501-34). 

De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Kwint van de fractie van de Socialistische Partij. 

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris en de SP gaan het niet eens worden over de rol van reclame op televisie gericht op kinderen. Daarom dien ik de volgende motie in, in de hoop dat de Kamer dit pleit zal beslechten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie was om sluikreclame niet toe te staan bij programma's met een "significant kinderpubliek"; 

constaterende dat dit verbod is veranderd naar "kinderprogramma's"; 

overwegende dat dit meer mogelijkheden geeft voor de industrie om kinderen te bereiken met advertenties; 

verzoekt de regering, te bepleiten dat sluikreclame niet wordt toegestaan bij programma's met een "significant kinderpubliek", 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 273 (21501-34). 

De volgende spreker is de heer Paternotte van de fractie van D66. 

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie gaat over onwenselijkheid van liberalisering van de reclame op televisie. Ik ga haar nu voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering voorstander is van verruiming van de mogelijkheden voor reclame op televisie, zoals voorgesteld in de herziening van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten; 

constaterende dat deze verruiming inhoudt dat de richtlijnen worden versoepeld tot maximaal 20% reclametijd per tijdsblok van meerdere uren in plaats van per uur en dat het onder voorwaarden zal worden toegestaan om sluikreclame toe te passen; 

overwegende dat dit meer reclametijd in de avonduren en rondom veelbekeken programma's in de hand werkt; 

verzoekt de regering, bij de OJCS-Raad zich uit te spreken tegen het verruimen van de mogelijkheden voor reclame op televisie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 274 (21501-34). 

De heer Paternotte (D66):

Mijn tweede motie gaat over het voorkomen van zelfcensuur van sociale media en videodeelplatforms. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat met de herziening van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten (delen van) sociale media en videosharingplatforms onder het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn kunnen komen; 

overwegende dat momenteel internetbedrijven in hoge mate bepalen welke content wel en niet is toegestaan op hun platforms; 

overwegende dat er met de nieuwe richtlijn per lidstaat 27 verschillende sets aan regels voor het verwijderen en weer terugzetten van content op deze platforms kunnen komen binnen de Europese Unie; 

overwegende dat de Europese Commissie werkt aan de midtermevaluatie van de digital single market; 

van mening dat het wenselijk is dat gelijke vrijheid voor uiting van meningen en beelden geldt op internetplatforms en in het normale maatschappelijk verkeer; 

van mening dat Europese consumenten en bedrijven daarom gebaat zijn bij een heldere richtlijn die eenduidige spelregels bevat voor het verwijderen en weer kunnen terugplaatsen van illegale content op videosharingservices; 

verzoekt de regering, aan te dringen op uitstel van besluitvorming over de reikwijdte van de richtlijn ten aanzien van social media c.q. videosharingplatforms; 

verzoekt de regering voorts, te onderzoeken of en hoe op Europees niveau een eenduidig toetsingskader kan komen voor het verwijderen van illegale content op deze platforms en het op verzoek van consumenten weer terugplaatsen hiervan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 275 (21501-34). 

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Ik zal twee moties indienen. De eerste gaat erover dat er geen sprake is van uitstel en dat toch de definitie over sociale media vastgesteld moet worden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering het doel deelt dat bescherming van minderjarigen platformneutraal moet zijn, maar wel pleit voor uitstel en nader onderzoek op de vraag of de reikwijdte van de richtlijn uitgebreid moet worden; 

verzoekt de regering om bij de algemene oriëntatie met betrekking tot de Richtlijn audiovisuele mediadiensten, indien uitstel niet haalbaar is, in te stemmen met uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn door toevoeging van social media, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 276 (21501-34). 

De heer Van der Molen (CDA):

Nu leer ik dat je vooral heel korte moties moet schrijven. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat met de herziening van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten de Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA) officieel in een Europese richtlijn wordt vastgesteld; 

van mening dat deze koepelorganisatie voldoende middelen en bevoegdheden behoort te hebben om de Europese Commissie onafhankelijk te adviseren over onder andere de implementatie van de richtlijn; 

constaterende dat in het voorstel voor de algemene oriëntatie voorgesteld wordt om de bevoegdheden van de ERGA juist in te perken; 

voorts constaterende dat in de richtlijn weliswaar waarborgen worden ingebouwd tegen willekeurig ontslag van toezichthouders in lidstaten, maar dat het onafhankelijk benoemen van toezichthouders in lidstaten niet is verankerd in de richtlijn; 

verzoekt de regering om te pleiten voor een adequaat takenpakket van ERGA, waaronder ten minste begrepen het kunnen adviseren van de Europese Commissie over alle aspecten die verband houden met audiovisuele mediadiensten waarvoor de Commissie bevoegd is; 

verzoekt de regering tevens om te pleiten dat ERGA de bevoegdheid krijgt om opinies af te geven over onderwerpen als coregulering, het bestrijden van haatzaaien en het beschermen van minderjarigen tegen schadelijke audiovisuele content, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 277 (21501-34). 

De heer Van der Molen (CDA):

Dit was een goede oefening in snel voorlezen. Ik heb nog een minuut om dat laatste toe te lichten. Het leek ons als indienende partijen goed om als Kamer ook uit te spreken dat wij uitermate veel belang hechten aan de positie van ERGA, die de commissie ook adviseert als het gaat om bescherming van minderjarigen. Ons Commissariaat voor de Media doet fantastisch werk en doet dat ook op Europees niveau. We willen ook dat die positie gewaarborgd wordt, zeker nu we ook landen binnen de Europese Unie zien die het niet al te nauw nemen met de onafhankelijkheid van de toezichthouder. 

De eerste motie die ik heb ingediend, gaat over de bescherming van minderjarigen. Het CDA hecht eraan dat media op dezelfde manier worden beoordeeld, ook als het gaat om de vraag of ze zich aan de regels houden, bijvoorbeeld om kinderen te beschermen. We vinden dan ook dat, mocht er geen uitstel komen, de staatssecretaris helder moet aangeven dat ook sociale media onder die definitie gaan vallen. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Ik zal kort zijn en kan dus heel langzaam praten. Het is duidelijk dat de VVD-fractie zich niet kan vinden in de richtlijn die nu voorligt. Ook mijn collega's zijn uitermate kritisch en wel om diverse redenen. Ik zal de argumenten daarvoor nu niet herhalen. Hoewel een stem tegen deze richtlijn symbolisch zou zijn, wil ik de staatssecretaris die ruimte wel van harte geven. Ik vraag hem om hier toe te zeggen dat wanneer er onvoldoende verbeteringen tot stand komen in het Nederlandse belang of zijn minst de besluitvorming niet uitgesloten wordt, hij een tegenstem niet zal schuwen. 

De voorzitter:

Tot zover de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft behoefte aan vijf minuten bedenktijd. 

De vergadering wordt van 13.44 uur tot 13.50 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ga direct maar in op de zes ingediende moties. Ik begin met de motie van mevrouw Ellemeet en mevrouw Van den Hul op stuk nr. 272 over het in de OJCS-Raad nog een keer heel nadrukkelijk neerzetten van het belang van de ERGA, zijn takenpakket en de financiële borging daarvan, althans de mogelijkheid om dat takenpakket uit te voeren. Ik kan dit nog een keer benadrukken, maar ik temper de verwachting dat dit nog zal leiden tot een aanpassing. Nederland, met een Nederlandse voorzitter, kan dit echter zeker nog een keer benadrukken. 

In de motie van de heer Kwint en de heer Van der Molen op stuk nr. 273 wordt eigenlijk gevraagd om weer terug te gaan naar de oude tekst van de Commissie over reclame gericht op kinderen. Ik ontraad deze motie, en wel om een aantal redenen. Ik heb net in het AO aangegeven dat deze definitie voor heel veel partijen heel veel uitvoerbaarheidsproblemen met zich brengt. Precies daarom vallen we weer terug op de oude definitie. Nederland is juist de partij die enorm loopt te hameren op een goede uitvoerbaarheid en op de noodzaak dat het werkt, ook als het gaat om bijvoorbeeld de uitbreiding van de reikwijdte naar social media platforms. Als we nu op dit punt voorstellen om terug te gaan naar de oude definitie, waarvan iedereen zei dat die onuitvoerbaar is en die daarom is aangepast, en ik dan op een ander punt het punt van de uitvoerbaarheid moet gaan aandragen, dan staan we echt in ons hemd, dan schaden we onze onderhandelingspositie volgende week ernstig. Ik heb wel iets anders toegezegd, aan de heer Van der Molen. Ik begrijp zijn punt. Ik wil graag met het commissariaat overleggen over wat we kunnen doen om wellicht in de toekomst over te gaan naar andere definities. Maar ik vind wel dit: als we kiezen voor een andere definitie en als we daar als Nederland voor gaan, dan moeten we wel echt zeker weten dat die werkt. Van deze weten we dat niet. 

De voorzitter:

We gaan niet het hele debat overdoen, hè, mijnheer Kwint? O, hij ziet meteen af van zijn interruptie. Dat moeten we hebben. Het ideale Kamerlid! 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom op de motie op stuk nr. 274 van de heren Paternotte en Van der Molen. We kunnen het over zaken oneens zijn. Ik denk dat dit zo'n punt is. Ik zeg hierbij: als dit echt een punt was geweest, dan had ik dat liever negen maanden geleden geweten, toen ik de Kamer onze onderhandelingsinzet stuurde, in plaats van nu, aan het einde van de rit, vlak voordat we een en ander moeten uitonderhandelen. Mijn inschatting is dat de mogelijkheid dat dit nog wijzigt, zo goed als nihil is. Dan is even de vraag of we in de onderhandelingen van volgende week moeten inzetten op de echt belangrijke punten, waarover we het zojuist ook hebben gehad en waarover we het volgens mij ook eens zijn, en of onze onderhandelingspositie wordt versterkt als we twee dagen van tevoren plotseling op dit onderwerp, waarop waarschijnlijk toch niks meer gaat veranderen, als land een heel ander standpunt gaan innemen. Ik markeer met de heer Paternotte dat we hierover van mening verschillen. Ik had het misschien eerder moeten weten, zodat ik het had kunnen meenemen als daarvoor steun zou zijn geweest in de Kamer. Voor de ingewikkelde onderhandelingspositie waarin we nu zitten, vind ik dit echt risicovol. Daarom ontraad ik deze motie. 

De voorzitter:

De heer Paternotte, kort. 

De heer Paternotte (D66):

De staatssecretaris is er waarschijnlijk wel mee bekend dat we in het schriftelijk overleg onze zorgen hierover al kenbaar hebben gemaakt. Dat geldt ook voor andere partijen. Inderdaad was er op dit punt geen meerderheid van de partijen die aan het schriftelijk overleg hebben deelgenomen, maar de staatssecretaris had in ieder geval bekend kunnen zijn met onze standpunten. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik weet hoe dit soort dingen gaan. Als een fractie in een schriftelijk overleg niet de antwoorden krijgt die ze had willen krijgen, dan kan ze normaal gesproken een plenair overleg aanvragen en daarin een motie indienen. In dit geval zou ze dan een motie kunnen indienen om ervoor te zorgen dat we onze onderhandelingspositie wijzigen. Nu staan we op het punt om de onderhandelingen af te ronden. Ik vind het gezien het hele krachtenveld, waarin we een aantal voor Nederland essentiële punten nog willen bijsturen, niet verstandig om een punt waarvan we weten dat dat niets meer gaat veranderen, nog toe te voegen aan onze tekst. 

De voorzitter:

Helder. De heer Van der Molen nog even. 

De heer Van der Molen (CDA):

Ik sluit me aan bij wat de heer Paternotte heeft gezegd, namelijk dat verschillende partijen al hebben aangegeven hieraan te hechten. Ik wil in ieder geval van de staatssecretaris weten dat hij, als de Kamer vandaag de inzet voor het overleg neerlegt door deze motie wél aan te nemen, dit niet laat liggen in een overweging over de onderhandelingsstrategie. Ik denk dat de Kamer dan een heel duidelijke opdracht meegeeft. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris dat opvat. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik respecteer natuurlijk de inzet van de Kamer, maar ik hoop ook dat de Kamer mijn positie respecteert. Zij stuurt mij op pad naar Brussel om een toch al enorm ingewikkelde klus te klaren, waarvan de uitkomst zeer onzeker is, en dan helpt dit niet. 

De voorzitter:

U ontraadt dus de motie op stuk nr. 274. 

Staatssecretaris Dekker:

Inderdaad. 

Dat brengt me bij de motie op stuk nr. 275 van de leden Paternotte en Ellemeet. Ik vind dat een goed punt en laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

Ik kom bij de motie van de heer Van der Molen op stuk nr. 276. Hij zegt dat we als er geen uitstel komt, moeten instemmen met de uitbreiding naar sociale media. Daar ben ik niet zo voor. Sterker nog, onze onderhandelingspositie in Brussel is helemaal weg als ze daar geur krijgen van het feit dat er zo'n motie is aangenomen. Dan weten ze dat we toch wel instemmen als er geen uitstel komt. Dat lijkt me niet handig. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Van der Molen (CDA):

Maar dit is wel het moment waarop de Kamer kan aangeven wat de inzet zou moeten zijn. We hebben in het AO met elkaar gewisseld dat de staatssecretaris het idee steunt en de uitvoerbaarheid wil bespreken in uitstel. We denken eigenlijk gewoon mee met de positie van de staatssecretaris. Mocht de rest niet willen luisteren naar wat wij in dit huis samen met de staatssecretaris verstandig achten, dan kan hij de gelegenheid te baat nemen om de duurzaamheid van de richtlijn te handhaven en dit er dan wel onder te laten vallen. In het AO heb ik aangegeven dat we willen dat onze toezichthouder een positie krijgt waarop hij kan handelen de komende jaren. 

Staatssecretaris Dekker:

Daar zit ik toch echt anders in. Ik vind dat je regels moet aannemen als je weet dat ze goed zijn en dat ze gaan werken. Als je daar serieuze twijfels bij hebt, kun je ze beter niet aannemen in plaats van te zeggen: als er geen uitstel komt, nemen we ze wel aan, want iets is beter dan niets. Ik ben daar dus niet voor. Daarom ontraad ik de motie. Sterker nog, ik zou eerder geneigd zijn om tegen het hele voorstel te stemmen in plaats van erin mee te gaan. 

De voorzitter:

We gaan naar de motie op stuk nr. 277. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie op stuk nr. 277 is een sympathieke motie. Ik ben het ermee eens, maar zij is echt overbodig. We hebben naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Ellemeet gevraagd om een aantal dingen toe te voegen. Ik weet niet of het gaat lukken, maar ik zal het punt nog een keer maken. Dit kan ook binnen de huidige context. Het voorstel voor de richtlijn zoals dat er nu ligt, maakt het mogelijk om te adviseren over het takenpakket. Natuurlijk kan de ERGA, net als iedere andere instantie, altijd zijn opinies afgeven. Deze motie is overbodig. Ik geloof dat het dan goed is om haar te ontraden. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Het kan toch niet zo zijn dat de staatssecretaris mijn oproep niet nog eventjes ter harte wil nemen? 

Staatssecretaris Dekker:

Mevrouw Yeşilgöz heeft helemaal gelijk. Ik denk dat dit al impliciet in het antwoord richting de heer Van der Molen zat. Als wij er niet in slagen om nog een kleine beweging onze kant op te krijgen, overweeg ik serieus om tegen het hele voorstel te stemmen. Er is nog veel beweging, dus ik houd graag mijn handen vrij en handel naar bevind van zaken, maar ik vind dat we dat inderdaad serieus moeten overwegen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We gaan stemmen over de moties om 14.05 uur. Tot die tijd schorsen we even. 

De vergadering wordt van 13.59 uur tot 14.05 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven