21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2013

Hierbij zend ik u mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van de informele Cultuurraad van 24 september aanstaande. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op het beleidsterrein cultuur nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Geannoteerde agenda informele Cultuurraad 24 september 2014

Tijdens deze informele Cultuurraad zal geen besluitvorming plaatsvinden. De informele vergadering van de Cultuurraad heeft als doel om van gedachten te wisselen over in het bijzonder de volgende twee onderwerpen:

  • Sectoroverschrijdende aard van cultureel beleid ter voorbereiding op de evaluatie van de EU 2020-strategie.

  • Governance van cultureel erfgoed.

Sectoroverschrijdende aard van cultureel beleid

Het voorzitterschap heeft een verkennend debat geagendeerd over de sectoroverschrijdende aard van cultuurbeleid ter voorbereiding op de evaluatie van de EU 2020-strategie. De herziening van de Europa 2020-strategie, die zal worden afgerond in 2015, biedt volgens het voorzitterschap een kans om het belang van de rol van cultuur te benadrukken. In haar culturele prioriteiten voor het voorzitterschap benadrukt Italië het belang van synergie en samenwerking tussen cultuur en andere beleidsterreinen, zoals werkgelegenheid, sociale cohesie, regionale ontwikkeling, toerisme, educatie, onderzoek en innovatie, voor economische groei, stijging van het aantal banen, toegang tot cultuur en de promotie van intercultureel dialoog. De EU 2020-strategie wordt momenteel door de Europese Commissie tussentijds geëvalueerd, waarbij de lidstaten geconsulteerd worden en ook de relevante vakraden debatteren over de herziening. De Commissie zal naar verwachting begin 2015 voorstellen doen voor herziening van de strategie. Sommige lidstaten willen net als het Italiaanse voorzitterschap cultuur beter integreren in de EU 2020-strategie.

Inzet Nederland

Nederland is voorstander van sectoroverstijgende samenwerking en uitwisseling, dit sluit aan bij de Nederlandse visie in mijn brief Cultuur beweegt, De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving van 10 juni 2013 (Kamerstuk 32 820 nr. 76). In deze brief ga ik uitvoerig in op samenwerking tussen cultuur en andere beleidsterreinen en op de artistieke, maatschappelijke en economische waarden van cultuur. Nederland zal zijn standpunten, zoals beschreven in deze brief, naar voren brengen.

Nederland is van mening dat het debat over het cultuurbeleid en de plaats van cultuur in onze samenleving op de eerste plaats in Nederland zelf gevoerd moet worden. Europa heeft geen grote rol te vervullen als het gaat om het formuleren van een (gezamenlijk) cultuurbeleid. Dat is op dit beleidsterrein een uitvloeisel van het subsidiariteitsbeginsel. Maar cultuur heeft tegelijkertijd wel een plek in Europa, zoals ook vastgelegd in het Verdrag. Er ligt een taak voor de Europese Ministers van cultuur om – met respect voor de culturele verscheidenheid in Europa en met respect voor het subsidiariteitsbeginsel – de culturele samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en waar nodig belemmeringen voor samenwerking weg te nemen. Wat betreft de EU 2020 strategie is Nederland er echter voorstander van om deze te blijven concentreren op duurzame groei en banen, en een beperkt aantal hoofddoelstellingen, en zo de focus van de strategie te behouden. Nederland is geen voorstander van verbreding naar nieuwe specifieke sectoren. Dit laat onverlet dat de culturele sector en de creatieve industrie kunnen profiteren van, en bijdragen aan, de economische hervormingen die de brede EU 2020-strategie beoogt. Het specifieker opnemen van de culturele sector en creatieve industrie in de systematiek van analyse en monitoring van nationaal beleid door de Europese Commissie en de daarop gebaseerde landenspecifieke aanbevelingen vanuit de EU 2020-strategie kunnen leiden tot een inperking van de nationale beleidsruimte. Nederland ziet ook daarom geen aanleiding om de rol van cultuur binnen de EU 2020-strategie aan te passen of anderszins de bevoegdheden van de Europese Unie op dit terrein, bedoeld of onbedoeld, op te rekken.

Governance van cultureel erfgoed

Het Voorzitterschap wil met de lidstaten van gedachten wisselen over de bestuurlijke inrichting ofwel de «governance» van de cultureel erfgoedsector, en meer specifiek over de mogelijke modellen van samenwerkingen tussen overheid, particuliere instellingen en maatschappelijk middenveld bij bescherming, beheer en behoud van cultureel erfgoed. Het debat zal naar verwachting een opmaat zijn naar Raadsconclusies over dit onderwerp in de formele Cultuurraad in november.

Tijdens de recente formele Cultuurraad op 20-21 mei 2014 zijn Raadsconclusies aangenomen over cultureel erfgoed als een strategische bron voor een duurzaam Europa. Deze Raadsconclusies hebben een algemener karakter en er vloeien geen verplichtingen voor de lidstaten uit voort. Wel ondersteunen zij het inzicht dat cultureel erfgoed door haar wisselwerking met andere domeinen belangrijk is op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau. Na het aannemen van de Raadsconclusies heeft de Europese Commissie op 22 juli jl. een mededeling gepubliceerd over de economische en sociale impact van cultureel erfgoed, als basis voor een meer geïntegreerde aanpak voor een duurzaam erfgoedgebruik en -behoud in Europa. De Kamer zal hierover via de reguliere lijn van een BNC-fiche worden geïnformeerd.

Het Italiaanse voorzitterschap wil tijdens deze informele Cultuurraad vooral de modellen van governance van cultureel erfgoed bespreken, die een goede samenwerking opleveren tussen enerzijds lokale, regionale, nationale en Europese niveaus van bestuur en anderzijds de verschillende geledingen van de samenleving. Het Nederlandse model kan in dit debat als goed voorbeeld dienen. De zorg voor het erfgoed in Nederland krijgt vorm in een samenspel van eigenaren, maatschappelijk middenveld, uitvoerende partijen (de «markt»), onderwijs- en kennisinstellingen en overheden. Aan het optreden van al deze partijen ligt een systeem ten grondslag van wet- en regelgeving, overheidsbeleid, private en publieke financiering, belangenbehartiging, kennisvorming, onderwijs en kwaliteitszorg. De overheid stelt wettelijke kaders, laat de erfgoedzorg beter functioneren en zet zich in voor het meest waardevolle erfgoed. Daarbij is de integrale benadering en bescherming van cultureel erfgoed vanuit de omgevingsregelgeving cruciaal. Hier moet ook de grote rol van de lokale en regionale overheid worden genoemd, op het terrein van monumentenzorg en ruimtelijk beleid. De zorg voor het grootste deel van het erfgoed is echter een verantwoordelijkheid van de private en (semi)publieke eigenaren, zoals de eigenaren van (woonhuis)monumenten, geprivatiseerde Rijksmusea en de gedecentraliseerde en vermarkte archeologische sector. Binnen de EU kennen slechts een paar andere lidstaten een soortgelijk model, in veel andere lidstaten is de governance meer centraal georganiseerd en is er daardoor minder betrokkenheid van lokale en particuliere partijen en het maatschappelijk middenveld.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het debat over het uitwisselen van best practices van governance van cultureel erfgoed tussen de lidstaten. Nederland zal tijdens de informele Cultuurraad uitleg geven over het Nederlandse model van de governance van cultureel erfgoed. Door middel van dit model bestaat een goede samenwerking tussen overheden op landelijk, regionaal en lokaal niveau enerzijds en lokale en particuliere veldpartijen anderzijds, met een relatief grote verantwoordelijkheid en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.

Naar boven