32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 76 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2013

Hierbij bied ik u de brief Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving aan. In deze brief geef ik u mijn inhoudelijke visie op cultuur, zoals ik heb toegezegd aan uw Kamer tijdens het begrotingsdebat van 17 december 2012.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Cultuur beweegt

De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving

Inleiding

Hierbij ontvangt u een brief met mijn visie op cultuur, zoals ik heb toegezegd aan uw Kamer tijdens het begrotingsdebat van 17 december 2012. Deze brief is agenderend voor mijn toekomstig beleid. Ik beschouw deze brief als aanzet voor een inhoudelijk debat over cultuur, de rol van de overheid en de waarde van cultuur voor de samenleving. Tegelijk met deze brief ontvangt uw Kamer een brief over het museale stelsel.1

Deze brief is tot stand gekomen na vele gesprekken en werkbezoeken overal in het land (zie bijlage)2. Hieruit komt naar voren dat de cultuursector staat voor grote maatschappelijke opgaven. Op de overheidsbijdrage aan cultuur is onder het vorige kabinet fors bezuinigd. De gesubsidieerde sector is volop bezig een passend antwoord te vinden op die bezuinigingen. Dit is niet eenvoudig. Ik ben onder de indruk van de veerkracht en potentie die ik in de cultuursector zie. Kunstenaars en culturele instellingen passen zich aan die veranderende omstandigheden aan en gaan samenwerkingsverbanden aan, met elkaar en met andere sectoren.

In het eerste deel van deze brief schets ik mijn visie op de verschillende waarden van cultuur voor de samenleving. Daarbij ga ik in op diverse maatschappelijke veranderingen. Daarna beschrijf ik hoe ik mijn agenda voor het cultuurbeleid voor de komende tijd zal vormgeven en welke acties hieruit volgen. Vervolgens ga ik in op ontwikkelingen in het gesubsidieerde stelsel en de wijze waarop ik hiermee wil omgaan. De brief sluit af met een paragraaf over de besteding van het budget voor frictiekosten.

A. Visie

De waarde van cultuur voor onze samenleving is groot. Ik constateer dat dit voor te veel mensen onvoldoende zichtbaar of herkenbaar is. Het begrip cultuur wordt vaak smal opgevat. Cultuur wordt dan gezien als een consumptiegoed in een individuele context. Cultuur gaat voor mij over het delen van (creatieve) uitdrukkingsvormen, kennis, ervaringen en meningen. Het is een dynamisch systeem waarin we waarden, symbolen en identiteiten creëren en met elkaar confronteren.

Cultuur heeft artistieke, maatschappelijke en economische waarden. Cultuur is noodzakelijk voor de vorming van onze identiteit, voor de ontplooiing van mensen en voor de ontwikkeling van creativiteit. Cultuur verbindt, biedt plezier en draagt bij aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. De cultuursector is een sector met een duidelijk economisch belang.

Ik zie cultuur als onderdeel van een maatschappelijke agenda. Het bestaansrecht van kunstenaars en culturele instellingen ligt niet zozeer in de sector zelf maar in de verbinding met de samenleving. Ik kies daarom voor een beleid dat prioriteit geeft aan de maatschappelijke waarde van cultuur en aan het belang van creativiteit. Maatschappelijke vraagstukken op bijvoorbeeld het gebied van zorg, maatschappelijk verantwoord ondernemen, energie- en voedselvoorziening, krimp of vergrijzing worden steeds complexer. Voor de aanpak van deze vraagstukken groeit het belang van creativiteit en innovatie. Cultuur en cultuuronderwijs3 leveren daaraan een belangrijke bijdrage.

De Nederlandse ontwerper Daan Roosegaarde, opgeleid aan de Academie voor Kunst en Industrie in Enschede (nu Artez), werkt samen met bouwbedrijf Heijmans aan de eerste elektronische «smart highway» in Nederland. Dat is een weg die elektrische stroom kan opleveren. De energie die het verkeer genereert, zorgt voor de verlichting en vult oplaadpunten voor elektrische auto’s.

Dit wil niet zeggen dat mijn aandacht voor de intrinsieke waarde en economische waarde van cultuur verdwijnt. De intrinsieke betekenis en artistieke waarde van cultuur is onverminderd van belang. Cultuur verrijkt ons, verbaast ons en biedt schoonheid. Het geeft inspiratie en bezieling. Kwaliteit is daarin een leidend motief. Kwaliteit die gepaard gaat met ondernemerschap, waarmee de cultuursector zijn inkomsten vergroot, zijn kosten verlaagt, maar vooral zijn maatschappelijk draagvlak verbreedt.

Waarom ondersteunt de overheid cultuur? Waar moet de overheidssteun zich op richten? Vooropgesteld, veel cultuurproductie komt tot stand zonder overheidssteun. Voor mij ligt de legitimatie van cultuurbeleid in het feit dat de verschillende waarden van cultuur voor de samenleving zonder bemoeienis onvoldoende tot uitdrukking kunnen komen. Daar waar de markt leidt tot een moeilijke toegankelijkheid in financiële of geografische zin, broedplaatsen voor talent ontbreken en innovatie of experiment onvoldoende tot stand komt, heeft de overheid een rol. Door ondersteuning vanuit de overheid blijft het cultuuraanbod toegankelijk en betaalbaar en wordt de kwaliteit gewaarborgd. De waarde van dat aanbod wordt voor veel groepen bereikbaar. Het experiment, kwetsbare cultuuruitingen, innovatie en creativiteit zullen altijd ondersteuning nodig hebben. De overheid kan partijen bij elkaar brengen en heeft daarmee een faciliterende rol. De overheid kan initiatief nemen, partijen ertoe aanzetten om samen te werken, kennis uit te wisselen en toegankelijk te maken. En de overheid kan ervoor zorgdragen dat kinderen en jongeren cultuuronderwijs krijgen en hun talenten kunnen ontwikkelen.

Ik zet in op een cultuurbeleid dat de samenleving raakt en in beweging brengt. Ik zet in op een cultuurbeleid dat gestoeld is op sociale en liberale principes. Individuele expressie ontleent zijn waarde vooral aan het feit dat het kan bijdragen aan de ontwikkeling van een eigen identiteit en van collectieve waarden. Met andere woorden: cultuur wordt pas écht belangrijk als je het kunt gebruiken om je eigen leven en dat van anderen vorm te geven. Mijn vertaling van wat Isaiah Berlin «positieve vrijheid» noemt4: vrijheid krijgt pas betekenis in de levens van mensen als zij die vrijheid ook echt kunnen gebruiken.

Waarden van cultuur

Voor het individu

Ons land is rijk aan kunstwerken, boeken, bodemschatten, volkscultuur en historische archieven uit allerlei perioden. In het hedendaagse hebben we dj’s, symfonische muziek, literatuur en film van hoog niveau. Een rijkdom die internationaal geroemd wordt en waar we trots op mogen zijn. Het contact met de authentieke objecten en de verhalen in musea, archieven en bibliotheken, maar ook met de leefomgeving in de vorm van monumenten, archeologie en architectuur doet ons beseffen wat het verschil is tussen toen en nu, tussen hier en daar, en tussen jezelf en de ander. Kortom: cultuur geeft inzicht in onszelf, maar vooral ook in de belevingswereld van anderen.

Cultuur biedt mens en maatschappij mogelijkheden om zich te ontplooien. Cultuuronderwijs geeft kinderen en jongeren kennis mee over kunst, media en erfgoed. De kunstvakken in het bijzonder hebben een functie in het stimuleren van creativiteit en het ontwikkelen van creatieve vaardigheden. Cultuuronderwijs heeft een rol in de sterk veranderende arbeidsmarkt in de Westerse wereld, waarbij de vraag naar zowel handarbeid als routinematig administratief werk afneemt en die naar niet-routinematige vaardigheden toeneemt.5 Daarmee groeit het belang van de 21st Century Skills: het vermogen om in te spelen op veranderingen, met creatieve en inventieve oplossingen. Kortom: het vermogen tot innovatie.6 Creativiteit en innovatie zijn voorwaarden voor de verdere groei van onze kennissamenleving.7

Cultuur biedt mensen ook plezier en een manier om hun leven zinvolle invulling te geven. 7,3 miljoen Nederlanders doen in hun vrije tijd aan amateurkunst8. En uit de monitor amateurkunst blijkt dat rond de één miljoen vrijwilligers zich actief inzetten voor de (amateur)kunsten.9 Ook in de erfgoedsector zijn vele vrijwilligers actief.10 De een werkt als vrijwilliger bij een festival, de ander zorgt voor de openstelling van een monument. Weer een ander is gastvrouw in een bibliotheek of leesvader op een basisschool. Zonder de inzet van maatschappelijke organisaties, vriendenverenigingen en vrijwilligers zouden veel culturele activiteiten niet mogelijk zijn.

Voor de maatschappij

Complexe maatschappelijke vraagstukken vragen om innovatie en creatieve oplossingen. De kruisbestuiving tussen cultuur en andere sectoren kan een bijdrage leveren aan onder andere de gezondheidszorg, de vergrijzingsproblematiek, stedelijke ontwikkeling, klimaatverandering en het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dat vraagt wel om het vroegtijdig inschakelen van de creatieve sectoren op een strategisch niveau, zogenoemde co-creatie. De potentie van cultuur en creativiteit voor andere sectoren kan breder worden benut. Dit vraagt onder andere om een ondernemende houding van de cultuursector en de creatieve industrie en om goed opdrachtgeverschap. Het vraagt van sectoren om duidelijke vraagarticulatie ten aanzien van de cultuursector.11

In het project Expeditie Energetic City 2050 denken kunstenaars, filosofen, architecten, economen, stadsbewoners, stadslandbouwers en studenten mee over de manier waarop we in de toekomst op eigen kracht voor onze energie moeten zorgen. Het is nadrukkelijk de bedoeling buiten de gebaande paden te denken; voor een betrouwbare en betaalbare energievoorziening in de toekomst zijn immers echt andere oplossingen nodig.12

Siebrecht Bouwstra ontwierp als student industriële vormgeving in opdracht van het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven een babypakje voor couveusekinderen waar de sensoren die het hartritme meten in geïntegreerd zijn. Hierdoor hoeven er geen sensoren meer direct op de huid van de vroeggeboren kinderen te worden aangebracht en is ook de drempel voor ouders om hun kind vast te houden lager geworden. Dit ontwerp diende als basis voor haar promotieonderzoek aan de TU Eindhoven bij Designed Intelligence waar het ontwerp verder wordt ontwikkeld.

Cultuur verbindt en heeft een socialiserende functie. Met de verbeeldingskracht van cultuur kunnen oude patronen worden doorbroken en nieuwe relaties worden gesmeed. Door cultuur samen te beleven en te beoefenen, deel je ervaringen, leer je elkaar kennen en ontwikkel je een gemeenschappelijk referentiekader. Muziek heeft heel duidelijk die werking, maar bijvoorbeeld ook film en literatuur. Cultuur houdt ook een spiegel voor en reflecteert op ontwikkelingen in de samenleving gebeurt. Cultuur speelt een belangrijke rol in het vormen en ontwikkelen van onze (nationale) identiteit en imago en kan ook bijdragen aan trots. Of dit nu Anouk is, die voor het eerst sinds jaren Nederland weer in de top tien van het Songfestival zingt, of een kind dat voor het eerst op een podium staat. Om inhoud te geven aan de socialiserende functie van cultuur is het van belang dat kinderen in aanraking komen met kunst en cultuur, zelf leren bepalen wat mooi of lelijk is en de kans krijgen hun talenten te ontwikkelen.

Voor de economie

Cultuur levert een wezenlijke bijdrage aan onze economie. De bijdrage van de cultuursector aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedroeg in 2011 € 13 miljard, ofwel 2,4% van ons BBP. In de culturele sector waren begin 2010 circa 251.000 mensen werkzaam in loondienst of als zelfstandige. Dit komt neer op 3,2% van de werkzame bevolking.13 De aanwezigheid van monumenten, een beschermd stads- of dorpsgezicht of werelderfgoed leidt tot waardevermeerdering van omliggende woonwijken en tot extra investeringen van eigenaren. Dit geldt ook voor culturele podia, zoals schouwburgen, concertzalen en poppodia. Kunst en erfgoed creëren baten in de vorm van omzet en werkgelegenheid in de bouw en in de toeristische sector.14

Nederland is een exportland op het gebied van cultuur. In 2008 stond ons land op de achtste plaats op de wereldranglijst van exporteurs van creatieve goederen. Op het terrein van de muziekindustrie en de nieuwe media neemt Nederland internationaal een vooraanstaande plek in. Met dank aan onder andere Nederlandse dj’s die al jaren aan de top staan en aan André Rieu, de succesvolle games en televisie- en filmformats en de internationaal geproduceerde musicals van Stage Entertainment.

Voorbeelden van Nederlands succes zijn er in uiteenlopende disciplines. De nieuwe cd van Caro Emerald, The Shocking Miss Emerald, kwam in mei van dit jaar op nummer 1 binnen op de Britse albumhitlijst; Schrijver Gerbrand Bakker won zeer recent de Britse Independent Foreign Fiction Prize voor De Omweg (The Detour). En Het Diner van Herman Koch behaalde de negende plaats op de New York Times Bestseller List. Rineke Dijkstra had vorig jaar een overzichtstentoonstelling in het Guggenheim. En met Borgman van Alex van Warmerdam was Nederland voor het eerst sinds 38 jaar weer vertegenwoordigd in de hoofdcompetitie van het filmfestival in Cannes.

Bij het vergroten van de Nederlandse export zijn handelsmissies van belang. In 2012 vonden op initiatief van het kabinet grote economische missies naar onder meer de opkomende economieën Turkije en Brazilië plaats, waaraan ook bedrijven uit de creatieve industrie (ontwerpbureaus, architecten) deelnamen. De missie naar Brazilië leidde tot contracten op terreinen waar het Nederlands ontwerp sterk in is. Bijvoorbeeld in bewegwijzering-concepten voor het internationale vliegveld van São Paulo, interactieve presentaties voor een bezoekerscentrum en concepten voor winkels en restaurants. Het Nieuwe Instituut sloot hierover een Memorandum of Understanding (MoU) af met een vooraanstaande Braziliaanse projectontwikkelaar voor de inzet van Nederlandse architecten.

Cultuur is een trekpleister voor toerisme. Het buitenlandse bezoek was met bijna 10 miljoen toeristen in 2009 goed voor € 4 miljard aan bestedingen die ten goede komen aan de Nederlandse economie. Van die buitenlandse toeristen typeert 11% het verblijf in Nederland als cultuurvakantie en noemt 8% museumbezoek als belangrijkste activiteit. 40% van de toeristen bezoekt een Nederlands museum.15 De aanwezigheid van erfgoed trekt toeristen: uit onderzoek blijkt dat historische binnensteden en de aanwezigheid van werelderfgoed belangrijke redenen voor toeristen zijn om een stad of land te bezoeken.16

Toekomstagenda cultuurbeleid

Onze samenleving is altijd in beweging. Voortdurend wordt van ons gevraagd om te reageren en te innoveren om nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. De toegenomen mobiliteit, massamedia en internet hebben de wereld binnen handbereik gebracht. Gestimuleerd door individualisering en technologische ontwikkelingen maken mensen meer dan voorheen hun eigen keuzes. Het wegvallen van grenzen en aloude tradities gaat ook gepaard met een grotere aandacht voor de eigen geschiedenis en identiteit en behoeften aan nieuwe verbindingen en verdienmodellen.

Deze ontwikkelingen hebben ook hun invloed op de cultuursector en het cultuurpubliek. Ik constateer dat in de cultuursector, net als in de wetenschap, de autonome en toegepaste kant dichter bij elkaar zijn komen te liggen en vaker in wisselwerking zijn met elkaar. De samenwerking tussen makers en culturele instellingen onderling neemt toe, maar ook die met andere sectoren en met het publiek. Het vervagen van het traditionele onderscheid tussen disciplines en de technologische ontwikkelingen versterkt dit.

In mijn gesprek met mensen van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht zag ik dit in de praktijk. Alumni combineren autonoom en toegepast werk, helpen mede-alumni en studenten bij het opzetten van hun projecten, staan voor de klas en werken samen met mensen uit andere sectoren. Zij werken niet alleen in de kunstsector, maar ook daarbuiten om zo maatschappelijke waarde te creëren.

In dit veranderde speelveld is het van belang dat ik helder definieer wat ik tot mijn verantwoordelijkheden reken. Dat is op de eerste plaats de door mij ondersteunde culturele basisinfrastructuur, inclusief de cultuurfondsen, en het stelsel voor behoud en beheer van erfgoed. De rijksoverheid zal ook na de bezuinigingen een substantiële rol blijven spelen als ondersteuner van cultuur. Hiermee moet de kwaliteit, de spreiding, de toegankelijkheid, de diversiteit en het behoud van cultuur gewaarborgd worden. Naast deze meer specifieke taak, heeft de overheid een bredere rol in het stimuleren van de waarde van cultuur voor de samenleving. Dat is niet alleen een taak voor mij, dat doe ik samen met andere overheden, private partijen en het maatschappelijk middenveld.

De lokale overheden spelen een belangrijke rol bij het ondersteunen van cultuur. De gemeenten zijn de grootste financiers op het gebied van cultuur, daarna volgen rijk en provincies.17 In de afgelopen maanden heb ik – vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur in Nederland en met het oog op een goede beleidsafstemming – convenanten afgesloten.18 Ik zal de banden met gemeenten en provincies verder aanhalen om een betere aansluiting te krijgen tussen de door mij ondersteunde basisinfrastructuur en de lokale culturele infrastructuur. Daarnaast zetten wij ons gezamenlijk in voor het bevorderen van een goed cultureel klimaat en het scheppen van goede randvoorwaarden hiervoor. Omdat elke stad daarbij kiest voor een eigen profiel is het van belang om specifieke afspraken te maken.

In de toekomst zal ook de samenwerking met private partijen, zoals de VandenEndeFoundation, het Prins Bernhard Cultuur Fonds, het VSBfonds, de Triodos Bank en het Blockbusterfonds19 steeds belangrijker worden. Om een aantal redenen: culturele instellingen putten uit steeds meer verschillende financieringsbronnen en overheid en private partijen kunnen elkaar versterken, bijvoorbeeld als het gaat om kennis van cultuur en financiering. Met deze partijen zal ik blijven onderzoeken op welke wijze de samenwerking kan worden verstevigd. Het belang van deze samenwerking wordt onderstreept nu uit onderzoek blijkt dat de cultuursector fors wordt geraakt door de teruglopende giften voor goede doelen.20 Tegelijkertijd is er ook goed nieuws. Ik merk dat de jongere generatie bereid is om cultuur met kleine giften te ondersteunen, bijvoorbeeld via crowdfunding. Met de private fondsen kunnen dit soort bewegingen en het promoten van het geven aan cultuur versterkt worden. Het kabinet ondersteunt het geven aan cultuur met de Geefwet en een geefcampagne.21

Theater «Het Klooster» in Woerden heeft met de lokale woningbouwvereniging een samenwerkingsafspraak. De onderhoudsdienst van de woningbouwvereniging levert tegen kostprijs onderhoudswerk in het theater. Als tegenprestatie levert Het Klooster theaterkaartjes die aangeboden kunnen worden aan huurders die aan bepaalde criteria voldoen.

Uit een recent interview in de Volkskrant met Freek en Hella de Jonge over hun stichting met geld voor culturele doelen: «We hebben onze stichting altijd stilgehouden, omdat we niet de behoefte hadden ermee op te scheppen. We komen er nu mee naar buiten omdat juist in deze periode van cultuurafbraak het ongelooflijk belangrijk is te laten zien dat je daadwerkelijk iets kunt doen».22

Daarnaast zijn er relaties met andere departementen en beleidssectoren. Om te beginnen binnen mijn eigen departement, waar tussen de sectoren onderwijs en cultuur nauw wordt samengewerkt.

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Economische Zaken werken samen aan het creatieve industriebeleid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voeren samen het beleid op het terrein van internationaal cultuurbeleid. En de cultuursector draagt bij aan de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking en handelsbevordering. Vijf departementen hebben gewerkt aan een gezamenlijke visie op architectuur en ruimtelijk ontwerp.23 Het veelzijdige belang van cultureel erfgoed komt tot uitdrukking in sectorale regelgeving en in het bredere kader van de ruimtelijke wet- en regelgeving, zoals de nieuwe Omgevingswet. Ook zijn er verbindingen tussen archieven en de informatiehuishouding van de rijksoverheid. De samenwerking met mijn collega’s zal ik voortzetten en waar mogelijk versterken.

Het is belangrijk om flexibel en adequaat te kunnen inspelen op de veranderingen in de samenleving. De financiële middelen zijn echter beperkt. Daarom zal ik selectief moeten zijn in mijn ondersteuning. Ik richt mij vooral op inhoudelijke thema’s die in mijn beleving in het hart van het cultuurbeleid staan: de ontplooiing van het individu, ontwikkeling van creativiteit en verbinding in de samenleving. Voor de komende jaren ligt mijn prioriteit daarom bij het cultuuronderwijs, de creatieve industrie, talentontwikkeling en digitalisering.

Cultuuronderwijs staat voor mij voorop omdat het een belangrijke bijdrage kan leveren aan de vorming en ontwikkeling van het individu en onze samenleving. Aan talentontwikkeling wil ik aandacht besteden omdat dit kwetsbaar is en tegelijkertijd van groot belang voor de dynamiek in de cultuursector en onze internationale positionering. Voor de creatieve industrie zie ik kansen, bijvoorbeeld als aanjager van de verbinding tussen disciplines en de samenwerking tussen bedrijfsleven, ontwerpers en universiteiten. Digitalisering hoort tot mijn prioriteiten vanwege de mogelijkheden die het biedt voor samenwerking en het vergroten van de toepassingen en toegankelijkheid van cultuur. Tot slot ga ik in op het belang van een maatschappelijke dialoog over cultuur en enkele acties die ik wil nemen om die dialoog te bevorderen en de maatschappelijke waarde van cultuur beter zichtbaar te maken.

In het volgende deel van deze brief worden de beleidsprioriteiten in een actieagenda uitgewerkt.

B Acties

1 Cultuuronderwijs

Goed cultuuronderwijs is van cruciaal belang voor individu en samenleving. Het draagt eraan bij dat kinderen hun creatieve vermogens aanboren en hun talenten en vaardigheden ontwikkelen. Mijn doel is dat álle kinderen en jongeren een «startkwalificatie» meekrijgen voor een rijk, inspirerend en betekenisvol leven. Het gaat daarbij zowel om het verwerven van kennis, als om het ontwikkelen van een creatieve, onderzoekende houding. Het ontwikkelen van innovatief vermogen en de vaardigheid om je snel en flexibel aan te passen worden steeds belangrijker. Dat staat aan de basis van de 21st Century Skills waar nu en in de toekomst om gevraagd wordt. Dit met het fascinerende vooruitzicht dat volgens onderzoekers 65% van de kinderen in groep 1 en 2 van de basisschool een baan zal krijgen die nu nog niet bestaat.24

Bij de ontwikkeling van chips merkt een bedrijf als Intel dat het zich niet uitsluitend op techniek kan blijven richten. Creatief denkvermogen is nodig om de complexe problemen van vandaag (en morgen) op te lossen. Daarom heeft Intel contact gezocht met een design studio en werkt het met een multidisciplinair team aan de toekomst van het bedrijf (zie: www.designthenewbusiness.com ).

Goed cultuuronderwijs is een taak van rijk, gemeenten, provincies, culturele instellingen, onderwijs, bedrijfsleven en ouders. Om ervoor te zorgen dat die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk wordt ingevuld en de positie van cultuur in het onderwijs steviger wordt, wil ik dit samen met de staatssecretaris van Onderwijs in een bestuurlijk kader vastleggen. Beoogde partners hierin zijn de PO-raad en lokale bestuurders. Hiermee spannen we ons langere tijd in voor goed cultuuronderwijs. We maken afspraken over de inzet van tijd, geld en faciliteiten.

Eind dit jaar zal de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) de leerlijn cultuureducatie voor het primair onderwijs opleveren. Deze leerlijn – een onderdeel van het beleid dat door mijn voorgangers is ingezet met het programma Cultuureducatie met kwaliteit – gaat in op de inhoudelijke kenmerken van goed cultuuronderwijs en de bijdrage daaraan door culturele instellingen.

Cultuureducatie met kwaliteit

Het programma Cultuureducatie met kwaliteit is erop gericht om scholen en culturele instellingen meer houvast te geven bij het cultuuronderwijs. De belangrijkste acties zijn: het doen ontwikkelen van een leerlijn cultuureducatie, het stimuleren van de ontwikkeling van nascholing en het verzoek aan de onderwijsinspectie om in 2015 een rapportage cultuureducatie op te stellen. Binnen het programma wordt nauw samengewerkt met gemeenten en provincies. Ook is er binnen de Prestatiebox voor het primair onderwijs een bedrag van € 10,90 per leerling beschikbaar. Ik zet de reeds lopende acties in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit voort.

Het cultuuronderwijs stopt niet bij het primair onderwijs25. Ook in het voortgezet onderwijs is het van belang dat kinderen en jongeren zich op cultureel vlak blijven ontwikkelen. Ik breid de ingezette lijn daarom uit naar het voortgezet onderwijs. Het vak CKV kan hierbij een rol spelen. Hoe we omgaan met het vak CKV laten de staatssecretaris en ik u voor de zomer weten. Ik behoud de Cultuurkaart in het voortgezet onderwijs en reserveer hier voor een periode van 10 jaar middelen voor. De Cultuurkaart is een uniek instrument dat er daadwerkelijk in slaagt om leerlingen in contact te brengen met cultuur. De kaart fungeert voor jongeren ook als kortingskaart. Ik stel hiervoor € 4,9 miljoen per schooljaar beschikbaar, met ingang van het schooljaar 2013–2014. Daarmee is voor alle leerlingen een basisbedrag van minimaal € 5,–beschikbaar. Scholen doen mee op vrijwillige basis en moeten dan zelf een bijdrage van € 10,– leveren. Scholen die deze middelen investeren hoeven geen vergoeding meer te betalen voor de Cultuurkaart zelf. Met deze aanpak – en als alle scholen meedoen – bereiken we alle leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Een aantal grote culturele instellingen (Nederlands Dans Theater (NDT), Koninklijk Concertgebouw Orkest (KCO), Mauritshuis en Rijksmuseum) heeft een plan ontwikkeld om de toegankelijkheid voor kinderen te vergroten. Hiermee kunnen zij een voortrekkersrol vervullen voor de hele sector. Ik onderschrijf die initiatieven en ik hoop van harte dat andere culturele instellingen dit voorbeeld zullen volgen. Eruit? Is nietszeggend voorbeeld geworden door verwijderen gratis toegang

Het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Van Gogh Museum werken samen met de Interfacultaire Lerarenopleidingen van de UVA (ILO) en de Universitaire Pabo van Amsterdam (UPvA) om de rondleiders in musea te professionaliseren en de educatieve programma’s in kunst- en historische musa voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs te verbeteren.

Buitenschoolse kunsteducatie en amateurkunst

Hoewel amateurkunst een breed draagvlak heeft, zijn er ook groepen die minder betrokken zijn. Ik wil de drempels voor actieve cultuurparticipatie verlagen, zodat elke Nederlander de mogelijkheid krijgt om zich cultureel te ontplooien, van jong tot oud. Daarbij kijk ik ook naar wat we kunnen leren van het sportbeleid. Een goed voorbeeld is de aansluiting tussen topsport en breedtesport bij het scouten en ontwikkelen van talent. Een mogelijk aanknopingspunt is de bestaande samenwerking van sport en cultuur rondom de combinatiefuncties26, waardoor school en buitenschoolse activiteiten op het gebied van sport en cultuur veel beter op elkaar afgestemd worden. De combinatiefuncties zullen we voortzetten.

Onderzoek van het Landelijk Expertisecentrum voor Sociale Interventies toont aan dat actieve cultuurparticipatie bijdraagt aan het welzijn, het welbevinden en de persoonlijke ontwikkeling van ouderen. Daarom onderteken ik samen met de staatssecretaris van VWS op 18 juni 2013 het convenant Ouderen en Cultuur. Dit convenant is een initiatief van de ouderen vermogensfondsen RCOAK en Fonds Sluyterman van Loo27, het VSBfonds, het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, het Fonds voor Cultuurparticipatie en de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligers (VON). Deze partijen gaan samen een vierjarig programma Lang leve kunst uitvoeren. Dit moet leiden tot een beter op ouderen toegerust aanbod van culturele instellingen, zodat zij zich op cultureel en kunstzinnig gebied kunnen blijven ontwikkelen. De fondsen ondersteunen projecten van instellingen die rekening houden met specifieke wensen zoals het tijdstip van programmering, fysieke toegankelijkheid en vervoer. Zo kunnen belemmeringen worden weggenomen voor ouderen die zelf niet meer in staat zijn om aan cultuur deel te nemen.

Er zijn veel zorgen over de gemeentelijke bezuinigingen op muziekscholen en centra voor de kunsten. Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW bevestigt het beeld dat veel gemeenten op de buitenschoolse kunsteducatie bezuinigen ofwel de voorzieningen op een andere manier financieren.28 Het SCP heeft daarnaast gewezen op de veranderingen in de manieren van kunstbeoefening in de vrije tijd: de klanten hebben lossere smaakvoorkeuren en omgangsvormen en zullen meer eisen gaan stellen aan het aanbod; flexibele organisatievormen en vluchtigere formats vervangen vaste programma’s; volle agenda's waarin kunstbeoefening zijn plek moet bevechten.29

Met het oog op de toekomst is het van belang dat we weten wat de cruciale voorzieningen voor de actieve cultuurparticipatie van burgers zijn, bijvoorbeeld die op het gebied van talentontwikkeling of de ondersteuning van het amateurveld. Lokale overheden kunnen zo gefundeerd keuzes in hun uitgavenpatroon maken. Samen met de VNG vraag ik de Raad voor Cultuur aan te geven welke voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie van belang zijn in het licht van de hierboven geschetste veranderingen.

2 Talentontwikkeling

Talentontwikkeling is een investering in onze samenleving. Professioneel talent komt niet altijd vanzelf bovendrijven. Natuurlijk zijn er autodidacten die op eigen kracht hun weg vinden. Maar meestal is een ontvankelijke omgeving van ouders, docenten en professionals nodig om talent te ontdekken en te stimuleren. Vervolgens kan talent niet zonder training en scholing om tot bloei en volle wasdom te komen. Daarom verdient de ontwikkeling van professioneel talent bijzondere aandacht. Ik zie daarin ook een duidelijke parallel met de sportsector: aandacht voor de breedte en voor de top moeten hand in hand gaan. Toegankelijkheid en kwaliteit zijn niet elkaars vijanden. Zij versterken elkaar.

Bij de ontwikkeling van professioneel talent in de cultuursector heeft de rijksoverheid een belangrijke rol. Dit begint al met de brede basis die cultuuronderwijs legt in het primair en voortgezet onderwijs. Vervolgens wordt de weg naar een professionele carrière doorgaans afgelegd via mbo-opleidingen – bijvoorbeeld licht- of geluidstechnicus- en het hbo-kunstvakonderwijs – bijvoorbeeld danser, filmmaker, ontwerper. De cultuurfondsen vervullen een cruciale rol op het gebied van talentontwikkeling na het onderwijs. Zij stimuleren met een divers instrumentarium de ontwikkeling van startende kunstenaars en makers en bewezen talent. Voor meer bewezen talent zijn er daarnaast masteropleidingen in het kunstvakonderwijs en postacademische instellingen, zoals de Rijksakademie van Beeldende Kunsten/de Ateliers in Amsterdam en de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Ook hebben de grote podiumkunstinstellingen in de basisinfrastructuur, de landelijke orkesten, dansgezelschappen, operagezelschappen en theatergezelschappen, met ingang van 2013 een grotere rol gekregen op het gebied van de ontwikkeling van talent, zoals grote bedrijven die rol vervullen in het bedrijfsleven.

Uit mijn werkbezoeken en gesprekken met het veld blijkt dat er vanwege de economische crisis en bezuinigingen in de cultuursector zorgen zijn over de ontwikkeling en doorstroming van talent. Een voor de toekomst onmisbare functie als talentontwikkeling blijkt kwetsbaar te zijn. Ik wil via de cultuurfondsen enkele programma’s in gang zetten om de doorstroming en verdere ontwikkeling van talent te bevorderen en te kunnen volgen. Financiering daarvan komt uit de gereserveerde middelen in de bestemmingsreserves OCW van de cultuurfondsen.

Creatief talent in relatie tot andere maatschappelijke sectoren

Ik wil de relatie tussen cultuur en andere maatschappelijke sectoren versterken en vraag de cultuurfondsen daarom om gezamenlijk een programma te ontwikkelen. Er zijn al mooie voorbeelden voorhanden waarbij talentontwikkeling in de cultuursector verbonden wordt aan vraagstukken buiten die sector. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie voert bijvoorbeeld programma’s uit op het gebied van architectuur voor zorg en onderwijs en op het gebied van stedelijke transformatie. Op basis van de ervaringen met deze programma’s sta ik een cultuurbrede aanpak voor, zodat de verschillende kunstdisciplines nog sterkere verbindingen met andere maatschappelijke domeinen kunnen leggen. Daarmee kom ik tevens tegemoet aan de wens om de kunsten en de creatieve industrie beter met elkaar te verbinden.30

Talentontwikkeling in internationale context

Waar belangrijke vernieuwingen in de kunsten zich tot voor kort vooral in Europa en de Verenigde Staten voordeden, zien we in toenemende mate dat in opkomende economieën in bijvoorbeeld Azië en Zuid-Amerika de innovatieve kunst- en cultuuruitingen aan importantie winnen. Daardoor zal de Westerse kunst, waaronder de Nederlandse, in een ander daglicht komen te staan. De ontwikkeling van talent in Nederland moet ook in dat kader worden bezien en aansluiten op wat in de wereld om ons heen verandert.

De Nederlandse economie en de cultuursector zijn van nature internationaal georiënteerd. Bedrijven, professionals en studenten moeten daar op kunnen inspelen. Dat betekent dat talent uit Nederland zich moet kunnen meten met de internationale top. Dat vraagt om topkwaliteit, maar ook om internationale competenties. Ik geef de cultuurfondsen de opdracht om een programma te ontwikkelen voor de ontwikkeling van talent in een internationale context.

Postacademische instellingen beeldende kunst

Het Mondriaan Fonds verstrekt onder meer beurzen aan kunstenaars, waarmee zij de ontwikkeling van hun talent kunnen verdiepen in Nederland of in het buitenland. Voor de jaren 2013 en 2014 heeft het Mondriaan Fonds met een aantal postacademische instellingen afspraken gemaakt over de inzet van beurzen. De selectie van studenten is door de postacademische instellingen en het Mondriaan Fonds gezamenlijk gedaan. Na een evaluatie wil ik deze gezamenlijke inzet continueren in 2015 en 2016. Daarnaast blijft de voorziening voor vrije vraaggestuurde beurzen bij het Mondriaan Fonds bestaan.

Ondernemerschap en cultureel talent

Ook voor de ontwikkeling van talent op het gebied van ondernemerschap kies ik een benadering die zowel gericht is op verbreding als op verdieping. Mijn voorganger heeft het programma ondernemerschap cultuur opgezet waarin aandacht is voor leiderschap, de ontwikkeling van mecenaat en de ondersteuning van creatieve professionals en individuele makers in de cultuursector.

De veranderingen in de culturele sector vragen veel van het leiderschap in de culturele sector. Ik wil inzetten op de kwaliteit van de leiders in de sector: een investering in goed leiderschap is een investering in de toekomst van de Nederlandse culturele sector. De aanbesteding van dit leiderschapsprogramma is afgerond. Het wordt uitgevoerd door de Universiteit Utrecht (USBO) en Kennisland in samenwerking met de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en Coaching in de Cultuur. Er komen vier leergangen. Hierover wordt onder meer via de brancheverenigingen en publieke fondsen informatie verstrekt.

In juli start de aanbesteding van de coach financiering en fondsenwerving. Deze coach heeft tot doel instellingen en individuele makers te ondersteunen bij het verwerven van giften en het aangaan van relaties met sponsors. De coach gaat helpen bij het uitvoeren van concrete projecten en helpt instellingen en makers bij de probleemanalyse, het opstellen van een plan van aanpak en de uitvoering daarvan. Het overdragen van competenties staat hierbij voorop. De informatie en kennis die gedurende deze trajecten worden opgedaan, ontsluiten we voor hele sector. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de website www.daargeefjeom.nl , die ook het platform is voor de geefcampagne.

In de cultuursector en de creatieve industrie zijn veel zzp-ers en kleine bedrijven actief. Bij maar liefst 87% van alle creatieve bedrijven in Nederland werken minder dan vijf mensen. De creatieve sector is flexibel en werkt op basis van steeds wisselende netwerken. De creatieve industrie wordt wel gezien als proeftuin en voorloper van de nieuwe economie.31 Deze positie kent ook kwetsbare kanten, zeker in tijden van crisis. Er is bij creatieve professionals en makers behoefte aan specifieke kennis en financieringsmogelijkheden. Om hen op een laagdrempelige manier te ondersteunen ontvangt Cultuur-Ondernemen een subsidie van OCW. Enerzijds verwerft en verstrekt Stichting Cultuur-Ondernemen informatie over ondernemerschap en voorziet haar klanten hierin. Anderzijds heeft Cultuur-Ondernemen enkele financiële instrumenten om de sector te ondersteunen, zoals de cultuurlening klein en de cultuurlening groot, in samenwerking met de Triodos Bank.

Aansluiting Kunstvakonderwijs – arbeidsmarkt

In 2011 heeft de Vereniging Hogescholen het sectorplan kunstvakonderwijs opgesteld. Doel van dit sectorplan is het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, zowel kwalitatief als kwantitatief. Onderdeel hiervan is ook dat de hogescholen de opleidingsprofielen herzien op basis van vernieuwde beroepsprofielen. Ik heb de Federatie Cultuur gevraagd hier samen met de hogescholen mee aan de slag te gaan. Tot slot heeft het kabinet in de brief «Macrodoelmatigheid mbo» beschreven op welke wijze een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en een minder versnipperd aanbod gerealiseerd zou moeten worden in het mbo.32

Restauratie-opleidingen

Bij mijn bezoek aan het Rijksmuseum in Amsterdam werd ik getroffen door het vakmanschap en de passie van ambachtelijke vakmensen waarmee de restauratie is aangepakt. Over de waardering voor en de continuïteit van ambachten, zoals dakdekken en smeden bestaan zorgen.33 De voormalig rijksadviseur cultureel erfgoed heeft in zijn advies «Aandacht voor Restauratieambachten» daarover diverse aanbevelingen gedaan. Ik heb het voornemen om de Restauratie Opleidingsprojecten, waar jonge bouwvakkers worden opgeleid in het restauratievak, in ieder geval tot 2017 financieel te ondersteunen. Ik wil ook onderzoeken hoe ik kan bijdragen aan de samenwerking binnen de restauratiebranche en de (her)waardering van het vak.

Nederland is vorig jaar toegetreden tot het UNESCO-verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed. Het levend houden van de kennis en vaardigheden voor de beoefening van ambachten is bij dit verdrag een van de prioriteiten. Ik ondersteun financieel de inventarisatie van het immaterieel erfgoed in Nederland, waarin dit jaar het ambacht centraal staat. Mijn voornemen is om een internationale nominatie bij dit verdrag voor te bereiden.

3 Creatieve Industrie

Creativiteit en innovatie zijn essentiële ingrediënten voor de verdere groei van onze kennissamenleving. De creatieve industrie34 is bij uitstek in staat deze ingrediënten te verbinden aan techniek en nieuwe technologieën en daarmee nieuwe toepassingen te ontwerpen, die gebruikt kunnen worden in de zorg, de infrastructuur of de automotive industrie. Daarmee levert zij een bijdrage aan de economische groei van ons land én aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Om de kracht van de creatieve industrie beter te benutten, is het van belang om onderwijs, kennisinstellingen en overheden samen met de creatieve sectoren te laten optrekken.

In het kader van het nieuwe bedrijvenbeleid van het kabinet is de creatieve industrie benoemd tot topsector. De ambitie van de topsector creatieve industrie is om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Ik blijf mij samen met de minister van Economische Zaken inzetten voor het topsectorenbeleid voor de creatieve industrie.

Duurzame bekleding vliegtuigen

De nieuwe vliegtuigen van KLM worden voorzien van duurzaam tapijt en bekleding. Het is een gezamenlijk ontwerp van het bedrijf Desso en de studio van de bekende Nederlandse ontwerper Hella Jongerius. Het project maakt deel uit van het «Take Back» programma van Desso. Hierbij wordt teruggenomen tapijt gebruikt als grondstof voor nieuwe bekleding en tapijt. In andere gevallen voor secundaire brandstof en als grondstof voor de cementindustrie.

CrowdAboutNow

CrowdAboutNow financiert ondernemingen uit hun eigen netwerk. Ze stellen ondernemers in staat om hun netwerk van klanten, omwonenden, zakenpartners, fans, vrienden en familie met kleine bedragen te laten investeren in hun bedrijf. Hierdoor is het mogelijk een onderneming tegen aantrekkelijke condities te financieren en maximaal gebruik te maken van het netwerk van de onderneming. De mensen die het meeste belang bij de onderneming hebben worden investeerders. CrowdAboutNow werkt veel samen met banken. Crowdfunding kan een opstapje kan zijn voor banken om ook in te stappen in kleine leningen of minder goed afgedekte leningen.

Een freelancer cadeau doen

JO Cadeau is een voorbeeld van een initiatief dat met behulp van CrowdAboutNow is opgestart. Jo Cadeau is een cadeauwebsite waarop je een dienst van een freelancer cadeau kunt geven. Van muziekdocent tot een vormgever, van een klusser tot een stadsgids. De initiatiefnemers willen met de site de lokale economie een impuls geven en freelancers steunen.

Modekwartier Arnhem

Het modekwartier in Arnhem – met speciaal op de modesector toegesneden woon-en werkruimtes, productiefaciliteiten en winkels – is een goed voorbeeld hoe een zogenoemde Vogelaarwijk door een integrale aanpak een upgrade heeft ondergaan naar een gewilde woon-, werk- en winkelbuurt met (inter-) nationale uitstraling.

Vanuit mijn portefeuilles onderwijs en cultuur leg ik de nadruk op een sterke verbinding tussen het cultuurbeleid en de creatieve industrie, het verder ontwikkelen van creatieve vaardigheden in het onderwijs en het stimuleren van toegepast en praktijkgericht onderzoek. Daarmee heeft mijn inzet voor de creatieve industrie zijn eigen accenten.

Verbinding cultuur en creatieve industrie

Om de verbinding tussen cultuur en creatieve industrie te versterken is talentontwikkeling, kennisontwikkeling en kennisdeling op het gebied van de ontwerpdisciplines architectuur, vormgeving en nieuwe media samengebracht bij het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het fonds heeft onder andere als opdracht het bevorderen van crosssectorale samenwerking, het stimuleren van goed opdrachtgeverschap en het vergroten van de publieke belangstelling. Ook heeft het fonds van de ministeries van OCW en BZ de opdracht gekregen het vervolg op het internationaliseringsprogramma DDFA uit te voeren. Het programma Internationalisering Ontwerpsector is gericht op het versterken van de internationale marktpositie en het vergroten van de maatschappelijke en economische waarde van architectuur, vormgeving en nieuwe media.

Ook is Het Nieuwe Instituut van start gegaan, dat voor dezelfde ontwerpdisciplines fungeert als kennisplatform voor professionals, studenten, overheden, bedrijven en voor het algemene publiek. Het Instituut heeft als taak om de wisselwerking tussen de disciplines te versterken, onder andere door debatten en presentaties. Het Fonds en het Instituut werken samen en zijn complementair aan elkaar.

Onderwijs

Het menselijk kapitaal is de sleutel om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Het ontwikkelen van creatieve vaardigheden begint al op jonge leeftijd in het cultuuronderwijs in het primair en voortgezet onderwijs. In zijn «human capital» agenda creatieve industrie signaleert het Topteam creatieve industrie dat samenwerking in het beroeps- en hoger onderwijs nodig is voor de ontwikkeling van creatieve vaardigheden. Ook heeft de creatieve industrie behoefte aan talent dat vanuit de creatieve sector in staat is de brug te slaan naar andere sectoren om gezamenlijke nieuwe toepassingen te ontwerpen, zogenaamde crossovers. Onderwijsinstellingen kunnen hierop inspelen door deze verbinding in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven te faciliteren. De creatieve industrie heeft belang bij een betere aansluiting van de profielen in het voortgezet onderwijs op de behoefte aan vaardigheden als innovatief en creatief denken en vraaggericht ontwerpen in de vervolgopleidingen.

De waarde van cultuur en creativiteit wordt ook onderkend in het Techniekpact dat onlangs is gesloten tussen het kabinet, het bedrijfsleven en het onderwijs35. In lijn met de adviezen van het Topteam creatieve industrie gaat het Techniekpact uit van een brede focus op techniek. Voor alle onderdelen van de creatieve industrie is het opleiden en behouden van goede technisch opgeleide vakmensen van wezenlijk belang. Ik zie het Techniekpact dan ook als ondersteunend en aanvullend voor de uitvoering van de «human capital» agenda creatieve industrie.

Voor het havo en vwo breng ik de wensen van de creatieve industrie over aan de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). Zij hebben de taak te signaleren of het onderwijsaanbod voldoende actueel is. Voor het vmbo is momenteel een grote vernieuwingsoperatie voor de beroepsgerichte vakken gaande. Ik wil samen met het veld bezien wat nodig is voor de creatieve vakken. Ik ben van plan bedrijven en ROC’s te ondersteunen in het vinden van middelen voor het oprichten van een Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor de creatieve industrie.

Onderzoek

Het belang van een goede onderzoeksagenda die in een samenwerking tussen kennisinstellingen, creatieve industrie en maatschappelijke en andere topsectoren wordt ontwikkeld, is wezenlijk voor het versterken van de innovatiekracht binnen en buiten de creatieve industrie. Goede voorbeelden van de samenwerking tussen bedrijfsleven, universiteiten en ontwerpers vind ik de internationale opleiding voor creatief leiderschap THNK en het meerjarig onderzoeksprogramma CRISP (Creative Industries Scientific Programme).36 Tastbare voorbeelden zijn slimme en duurzame textieltoepassingen, robotica, motiverende en stimulerende game-elementen in de zorg. Op de resultaten van CRISP wordt voortgebouwd met CLICKNL, het topconsortium voor kennis en innovatie voor de creatieve industrie, belast met de uitvoering van de kennis- en innovatieagenda voor de creatieve industrie.

In het verlengde daarvan leg ik mijn accent op het praktijkgerichte onderzoek in het hbo. Ik heb hiervoor onlangs extra geld (oplopend tot € 13 miljoen per jaar) beschikbaar gesteld. Dit geld wordt toegevoegd aan de RAAK-middelen37, die per 2014 door een nieuw regieorgaan bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) worden verdeeld. Zo kom ik tegemoet aan de grote behoefte in zowel het hbo, het MKB als de publieke sector naar meer praktijkgericht onderzoek. Ik stel mij voor dat er bij de verdeling van de middelen specifieke aandacht is voor de creatieve sector. Voor de talrijke kleine bedrijven in de creatieve industrie is praktijkgericht onderzoek vaak de enige schakel met de kennissector en via dit soort onderzoek kan worden voorzien in crossovers met andere sectoren.

Filmtop

Naar aanleiding van de recente Filmtop zal ik de dialoog met de sector voortzetten. Bovendien zal worden bezien hoe de filmsector, als onderdeel van de topsector creatieve industrie, beter gebruik kan maken van de reeds bestaande economische stimuleringsmaatregelen en hoe het topsectorenbeleid kan bijdragen aan het realiseren van de ambitie van de filmsector.38

Toegang tot financiering

Er zijn steeds meer publieke en private initiatieven op het gebied van creatieve startups en stimulering van ondernemerschap. Daarvoor is met name behoefte aan durfkapitaal. Alternatieve financieringsvormen zijn in opkomst en de creatieve industrie kan daar goed gebruik van maken. Het Topteam creatieve industrie zet zich in voor een betere toegang tot financiering voor de creatieve industrie. Ik volg de acties van het topteam op het gebied van financiering met interesse en wil hierover in gesprek blijven met de sector en met mijn collega van Economische Zaken.

4 Digitalisering

De toenemende beschikbaarheid van digitale informatie is ook in cultureel opzicht een verrijking van de samenleving. Zij stelt mensen in staat om culturele producten en producties te ervaren en te bewerken op een plaats en het tijdstip dat het hen uitkomt. Door digitalisering is het mogelijk het bereik en het gebruik van culturele uitingen sterk te vergroten. Denk bijvoorbeeld aan de online beschikbaarheid van collecties van musea, archieven en bibliotheken, aan (live)streaming van voorstellingen of aan de ontwikkeling van apps op basis van open cultuurdata.

Digitalisering heeft impact op de markten voor culturele producten. Het bereik en de potentiële markten groeien, maar die groei kan lang niet altijd op de vertrouwde manier worden verzilverd. Producenten en verkopers van fysieke dragers (boeken, kranten, cd’s) verliezen terrein aan «vervangende» media. Het zijn ontwikkelingen die vragen om nieuwe verdienmodellen, marketingstrategieën en samenwerkingsvormen.

Digitalisering leidt tot nieuwe vormen van samenwerking. Neem bijvoorbeeld de foto’s van het Nationaal Archief op internet, waarbij bezoekers hun bijdrage leveren aan de beschrijving. Sinds 2004 hebben zij met 8000 reacties de beschrijvingen aangevuld of gecorrigeerd. Van de 1717 foto’s die het Nationaal Archief op Flickr zette is bijna 90% door bezoekers met inhoudelijke trefwoorden verrijkt.

Ik zie in het toenemende gebruik van digitale middelen in de cultuursector een kans om kwaliteit te verhogen, het publieksbereik en het gebruik van culturele producten en producties te vergroten en de productiviteit van de sector te versterken. Daarbij zie ik op dit moment drie samenhangende opgaven:

  • het digitaliseren van content (archieven, boeken, museumcollecties, audiovisueel materiaal e.a.) en het duurzaam bewaren en voor het publiek toegankelijk maken van deze content;

  • het versterken van competenties in de cultuursector om met die digitale content – en met ict als zodanig – goed om te gaan;

  • het beter verbinden van data, mensen en netwerken, die nodig zijn om de digitale informatie beter te benutten (vergroten van de connectiviteit).

Erfgoedinstellingen en bibliotheken steken al veel energie in het digitaliseren van materiaal. Denk bijvoorbeeld aan de omvangrijke digitalisering van audiovisueel materiaal in het programma Beelden voor de toekomst, de samenwerking tussen Koninklijke Bibliotheek en Google bij het digitaliseren van boeken van voor 1870 of de digitalisering en online-beschikbaarheid van de collectie van het Rijksmuseum.

Ik vind het belangrijk dat culturele werken in gedigitaliseerde vorm toegankelijk zijn en worden gebruikt door burgers, wetenschappers, creatieve bedrijven en culturele instellingen. Daarvoor moet het netwerk waarover digitale bronnen beschikbaar komen beter worden georganiseerd. Daarbij gaat het zowel om technische infrastructuur en standaarden als om de samenwerking tussen instellingen. In het kader van het archief- en het bibliotheekbeleid heeft mijn voorganger voorstellen gedaan om de digitale toegankelijkheid te vergroten.39 Ook in de audiovisuele, museale en wetenschappelijke sector zijn er veel initiatieven op dit terrein.

Om de digitale toegankelijkheid van culturele content te bevorderen heb ik het initiatief genomen om de samenwerking te intensiveren tussen het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Koninklijke Bibliotheek, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Digitaal Academisch Erfgoed (DANS), het Kenniscentrum Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) en andere erfgoedinstellingen.

Een goed digitaal aanbod kan de betekenis en de aantrekkelijkheid van de fysieke voorzieningen, zoals musea, bibliotheken, archieven en andere culturele instellingen versterken en andersom. Juist de wisselwerking tussen beiden is zo belangrijk. Op het gebied van de bibliotheken bereid ik daarom een wetsvoorstel voor om de samenwerking en samenhang tussen de landelijke digitale bibliotheek en de fysieke bibliotheekvoorzieningen goed te regelen. Ik heb de Raad voor Cultuur daarover advies gevraagd. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel in het najaar aan u voor te leggen.

Kunst en erfgoed zijn in digitale vorm een rijke bron voor het (cultuur)onderwijs, die beter kan worden benut. Ik zal – samen met de staatssecretaris van Onderwijs – het gebruik van digitaal cultureel materiaal in het primair en voortgezet onderwijs bevorderen in het kader van het ICT-doorbraakproject Digitale leermiddelen.40

De informatiesamenleving vraagt om de ontwikkeling van nieuwe competenties. Daarbij gaat het naast ict-vaardigheden om onder andere analytisch denken, kritisch denken, het beoordelen en gebruiken van media en creativiteit. Ik ben van mening dat cultuur en media een grotere rol kunnen vervullen in de ontwikkeling van deze cruciale competenties, ook via het onderwijs. Mediawijsheid verdient een plek binnen het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Het is van belang dat scholen en docenten op dit punt goed worden toegerust en opgeleid. Culturele instellingen kunnen daaraan een waardevolle bijdrage leveren. Om scholen en leraren voldoende ruimte te geven is het verstandig dit alles te plaatsen binnen een bredere afweging over het curriculum en de professionalisering van docenten. Hier zal ik samen met de staatssecretaris aandacht aan besteden.

5. Maatschappelijke dialoog

Om deze acties te onderstrepen voeg ik nog een vijfde actie toe. Ik beschouw deze brief als de start van een inhoudelijke dialoog over cultuur. Juist het gesprek over de maatschappelijke waarde van cultuur en de legitimatie van cultuurbeleid moeten we voeren.

In die dialoog moet de relatie met publiek en deelnemers aandacht krijgen. Bij alle dwarsverbanden die ontstaan tussen cultuur, zorg, natuur en onderwijs is de betrokkenheid van vrijwilligers, amateurs en publiek vaak onderbelicht. Ik vraag de cultuurfondsen deze voorbeelden te verzamelen, zichtbaar te maken en te ondersteunen. Daarbij volg ik met interesse een initiatief van het Fonds Podiumkunsten om een nieuwe manier van verantwoorden te ontwikkelen. Hierbij betrekt het fonds als proef twintig – door het fonds gesubsidieerde – instellingen. De impact van de artistieke inspanningen van een instelling wordt daarbij onder meer afgeleid uit de deelname van publiek, kunstenaars, financiers en andere belanghebbenden.

De samenhang van culturele ontwikkelingen met sociale en wetenschappelijke ontwikkelingen wil ik expliciteren. De culturele invalshoek en betekenis kunnen in het maatschappelijke debat meer aandacht krijgen. De oude verbinding tussen wetenschap en cultuur is verwaterd. Terwijl die gebieden elkaar juist veel te bieden hebben. Om die reden ga ik graag in gesprek met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) om een programma in te richten tot 2017. Ik vraag de KNAW om hierbij in ieder geval de Boekmanstichting te betrekken. Ook de Raad voor Cultuur en de Federatie Cultuur zouden betrokken kunnen worden. De KNAW geeft alvast een aanzet met hun voornemen om een Akademie van Kunsten in te stellen.

Ik verwacht stevige (zelf)reflectie, dispuut en bijdragen aan maatschappelijk debat over de waarde en betekenis van cultuur. Daarnaast wil ik ook aan anderen, buiten de cultuursector, de vraag stellen naar de betekenis van kunst en cultuur. Ik wil zo een beter beeld krijgen van de verwachtingen die men heeft van de cultuursector en de wijze waarop cultuur en creativiteit kunnen bijdragen aan het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken.

C. Bestel

De huidige subsidieperiode, die loopt van 2013 tot 2016, heeft een grote wijziging van het cultuurbestel met zich mee gebracht. De culturele basisinfrastructuur, het totaal aan culturele instellingen dat rechtstreeks door het ministerie OCW wordt ondersteund, is veel kleiner geworden en de taakverdeling tussen de cultuurfondsen en de overheid is veranderd. Tijdens mijn gesprekken in het land werd mij duidelijk dat er bij gemeenten, de provincies en diverse partijen in de sector vragen leven.

Er is aandacht gevraagd voor «witte vlekken», activiteiten en instellingen die niet (meer) worden ondersteund in de culturele basisinfrastructuur. Ook zijn vragen gesteld over de werking van het gehele subsidiesysteem dat nu vooral is ingericht op het bereiken van een maximale doorstroming en verandering van culturele instellingen en organisaties. Graag zou ik de complexiteit van het cultuurstelsel verminderen. Ik denk bijvoorbeeld dat de aanvraagsystematiek nog te vereenvoudigen is, evenals de afstemming met andere overheden. De samenwerking met de lokale overheid is naar mijn overtuiging aan een herziening toe. Het cultuurbeleid van de overheid kan naar mijn oordeel aan betekenis winnen door het beter afstemmen van lokaal, regionaal en landelijk beleid. Door de grote gemeenten en de VNG is hier ook op gewezen. Hierbij is ook afstemming en vereenvoudiging in het adviesstelsel te realiseren, wat moet bijdragen aan een simpeler administratief systeem.

Ook zou ik zou graag meer aandacht besteden aan de inhoudelijke prestaties en maatschappelijke meerwaarde van instellingen. Het is van belang dat de prestaties meewegen bij de beoordeling van culturele instellingen. In de museumbrief noem ik al een aantal concrete aandachtspunten, zoals samenwerking, educatie en bereik van nieuwe publieksgroepen. Ik wil voor de hele basisinfrastructuur onderzoeken hoe we dit nader kunnen vormgeven. Daarbij wil ik ook de consequenties van een brede beoordeling meenemen en bekijken hoe ik hier met de andere overheden afspraken over kan maken. Tijdens mijn werkbezoeken werd er ook aandacht gevraagd voor het aanpassen van de bestaande criteria om in aanmerking te komen voor subsidie, in het licht van ontwikkelingen zoals crowdfunding en een toenemend aandeel van private financiers. de

Er loopt tevens een aantal onderzoeken naar de inrichting van de rijksoverheid die invloed kunnen hebben op de inrichting van cultuurbestel. In het Regeerakkoord is aangekondigd, dat nut en noodzaak van de verschillende ZBO’s zal worden onderzocht. Ook wordt onderzoek gedaan naar de diverse adviesstelsels. Na de zomer stuur ik u een brief waarin ik inga op consequenties van de genoemde ontwikkelingen voor de inrichting van het cultuurbestel in de volgende periode (2017–2020).

D. Besteding frictiekosten budget

Conform toezegging aan uw Kamer wordt in deze paragraaf inzicht geboden in de inzet van het frictiekostenbudget.

Inzet frictiebudget

Het budget voor de frictiekosten bedroeg na de motie van der Werf – Bosma € 138 miljoen41 (vergaderjaar 2010–2011, 32 820 VIII, nr. 16). Onderstaande tabel toont de inzet van deze middelen.

Frictiekosten

Totaal

(alle bedragen in miljoenen euro’s)

 
 

138

Uitgaven ten laste van het frictiebudget:

 
   

Frictiekosten a.g.v. stopzetten/verlagen subsidies

89,1

B3-instellingen en (voormalige) BIS instellingen

77,2

Cultuurfondsen:

7,7

waarvan voor instellingen bij de fondsen

6,4

waarvan voor de cultuurfondsen zelf

1,3

Bezwaarprocedures Musea

4,2

   

Moties Kamer

11,0

Flankerend arbeidsmarktbeleid

7,5

Metropole Orkest

3,5

   

Cultuurkaart

37,9

Cultuurkaart vanaf schooljaar 2013–2014

 

(convenant voor tien jaar)

37,9

Saldo

0,0

Toelichting bij de tabel frictiekostenmiddelen

B-3 instellingen, cultuurfondsen en overige instellingen

Het merendeel van de frictiekostenmiddelen is naar B3-instellingen gegaan (met name orkesten, opera) en reeds in 2012 betaald. De reden dat deze instellingen op het oog veel geld krijgen, is gelegen in het feit dat deze instellingen een relatief grote bezuiniging te verwerken hebben gekregen én eigen risicodrager zijn voor de WW. Deze instellingen moeten zelf – naast de boven- en na-wettelijke werkloosheidskosten – ook de reguliere WW-uitkering betalen. Indien de cao die van toepassing is op de arbeidsbetrekking tussen B3-instelling en werknemer daarnaast voorziet in bovenwettelijke aanvullingen in het geval van werkloosheid, kan voor dat gedeelte in het geheel geen beroep worden gedaan op het UWV.

Naast de B3-instellingen gaat het om uitgaven aan voormalige BIS-instellingen die via het FCP worden betaald en aan de andere, niet-B3-instellingen uit de BIS. Ten slotte hebben de cultuurfondsen een frictievergoeding ontvangen voor hun «eigen» instellingen en is een klein deel van het budget toegekend voor de frictiekosten bij de cultuurfondsen zelf.

Bezwaarprocedures musea

Als gevolg van bezwaarprocedures heeft bij een aantal musea een correctie op het (huisvestings-) budget plaatsgevonden.

Cultuurkaart

Van het restant van de middelen van het frictiekostenbudget (€ 37,9 miljoen) wordt voorgesteld deze te bestemmen voor meerjarige dekking van de cultuurkaart. In aanvulling hierop wordt gebruik gemaakt van reeds gereserveerde middelen op de cultuurbegroting. Al met al wordt hiermee bijna € 50 miljoen (totaalbedrag voor een periode van tien jaar) ingezet voor de cultuurkaart nieuwe stijl.

Moties Kamer: Flankerend arbeidsmarktbeleid en Metropole Orkest

Flankerend arbeidsmarktbeleid: dit betreft de uitvoering van de motie Klijnsma en Peters (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 VIII, nr. 33) waarin wordt verzocht «om een mobiliteitscentrum te helpen inrichten voor potentiële werklozen in de cultuursector, analoog aan de mobiliteitscentra in andere sectoren tijdens de kredietcrisis».

Metropole orkest: dit betreft de motie Van Dam en Huizing (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 VIII, nr. 103). Dekking hiervoor wordt eenmalig in de vrijval van het frictiekostenbudget gevonden.

Inzet bestemmingsfondsen gesubsidieerde instellingen

De door OCW gesubsidieerde instellingen hebben vaak een bestemmingsfonds OCW op de balans staan, dat ontstaat als er subsidiebedragen onbesteed blijven. Een dergelijk fonds kan nodig zijn om fluctuatie in seizoenen te kunnen opvangen. Jaarlijks wordt, indien er een positief exploitatieresultaat is, een bedrag aan het bestemmingsfonds OCW toegevoegd. Bij het vaststellen van de subsidies voor de periode 2009–2012 zal ik de instellingen informeren over mijn besluit over de bestemming van de middelen in het bestemmingsfonds OCW. Mijn besluit hierover zal zijn dat instellingen de middelen mogen inzetten voor hun activiteiten, voor zover die na 2012 worden voortgezet. De instellingen die middelen in het bestemmingsfonds OCW hebben, krijgen hiermee iets meer financiële ruimte om de gevolgen van de bezuinigingen en economische crisis op te vangen.


X Noot
1

Museumbrief. De toekomst van het museaal bestel (juni 2013), Kamerstuk 32 820, nr. 77).

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Onder cultuuronderwijs wordt hier al het formele funderend onderwijs over en aan de hand van kunst en erfgoed verstaan. Het betreft in het primair onderwijs in ieder geval de leergebieden Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld. In het voortgezet onderwijs betreft het in ieder geval het leergebied Kunst en Cultuur in de onderbouw, het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming en de kunstvakken in de bovenbouw van vmbo, havo en vwo.

X Noot
4

Zie: De waarden van sociaal-liberaal cultuurbeleid. G. Drion. In: Boekmancahier (juni 2013).

X Noot
5

The New Division of Labor: How Computers Are Creating the Next Job Market. F. Levy and R. J. Murnane (2005). Art for Art’s Sake? The Impact of Arts Education (chapter 11). OECD (2013).

X Noot
6

In het kader van het OESO project «Education and social progress» hanteert het ministerie van OCW een indeling in vier groepen competenties: (1) vakinhoudelijk, cognitief; (2) metacognitief, zelfregulatie (van eigen leerproces); (3) advanced skills; (4) burgerschap en sociale competenties.

X Noot
7

Raadsconclusies over het stimuleren van creativiteit en innoverend potentieel bij jongeren teneinde hun inzetbaarheid te verbeteren. OJCS-raad van de EU (2012). Creatieve industrie in topvorm. Topteam Creatieve Industrie (2011).

X Noot
8

Kunstminnend Nederland. Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. SCP (2013).

X Noot
9

Amateurkunst – de feiten. Monitor amateurkunst 2009. Kunstfactor (2010).

X Noot
10

Het bereik van het verleden. Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed. SCP (2007).

X Noot
11

«Goed Opdrachtgeverschap: vragen naar de onbekende weg». Advies Raad voor Cultuur (2011). Creatieve industrie in topvorm. Topteam Creatieve Industrie (2011).

X Noot
13

Bijdrage van de culturele sector aan het Bruto Binnenlands Product 1995–2011. CBS (2012).

X Noot
14

Cultureel erfgoed op waarde geschat. Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Twente en Platform 31 (2013). Atlas voor Gemeenten. De waarde van cultuur in cijfers. G. Marlet en J. Poort (2011).

X Noot
15

Onderzoek inkomend toerisme. Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (2009).

X Noot
16

Atlas voor Gemeenten. De waarde van cultuur in cijfers. G. Marlet en J. Poort (2011).

X Noot
17

59% van de overheidsmiddelen voor cultuur komen van gemeenten, 30% van het rijk en 8% van de provincies. 2,4% wordt verdeeld op basis van gemeenschappelijke regelingen (Vinkenburg 2010).

X Noot
18

Het gaat om de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam en de landsdelen Zuid, Oost en Midden. Met het landsdeel Noord zal later dit jaar een convenant worden afgesloten.

X Noot
19

Samenwerking van de Goede Doelen Loterijen, VandenEndeFoundation, Prins Bernhard Cultuur Fonds en VSBfonds.

X Noot
20

Geven in Nederland 2013. Vrije Universiteit Amsterdam (2013).

X Noot
22

In: Volkskrant, 26 april 2013.

X Noot
23

Werken aan Ontwerpkracht. Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp 2013- 2016. Ministeries van OCW, EZ, IenM, Defensie en BZK (september 2012).

X Noot
24

Now you see it. How Technology and Brain Science will transform School and Business for the 21th Century. C.N. Davidson (2012).

X Noot
25

Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! Advies Onderwijsraad en Raad voor Cultuur (2012).

X Noot
26

Dit is een regeling van rijk en gemeenten waarbij docenten voor de helft in het onderwijs en voor de helft in de cultuur- of sportsector werkzaam zijn.

X Noot
27

Stichting RCOAK (Roomsch Catholijk Oude Armen Kantoor) is een Amsterdams charitatief vermogensfonds. Fonds Sluyterman van Loo bevordert de kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen in Nederland en in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

X Noot
28

Bezuinigingen van gemeenten en provincies op kunst en cultuur. DSP (2011). Cebeon werkt in opdracht van OCW aan een actualisatie van dit onderzoek, waarover in Cultuur in Beeld 2013 zal worden gerapporteerd. Daarnaast voert het LKCA in samenwerking met bureau Veldkamp voor OCW een monitor amateurkunst uit over de jaren 2013 en 2015. Beide onderzoek zijn in het najaar beschikbaar.

X Noot
29

Toekomstverkenning Kunstbeoefening. SCP (2010).

X Noot
30

Zoals onder meer bepleit door het Topteam Creatieve Industrie in hun advies «Creatieve industrie in topvorm» (2011) en door Rinnooy Kan in het artikel «Topsector creatieve industrie niet compleet als de kunsten er geen deel van uitmaken». In: Financieel Dagblad, 9 februari 2013.

X Noot
31

Creatieve industrie in topvorm. Topteam Creatieve Industrie (2011).

X Noot
32

Kamerstuk, vergaderjaar 2012–2013, 31 254, nr. 166.

X Noot
33

Voor de zomer komt de SER met een advies over de ambachtseconomie.

X Noot
34

De creatieve industrie omvat: creatieve zakelijke dienstverlening, media en entertainment en de kunsten.

X Noot
35

Nationaal Techniekpact 2020 (www.techniekpact.nl ).

X Noot
36

CRISP is door mijn voorganger gestart, in samenwerking met het ministerie van EZ, NWO, de technische universiteiten, de Design Academy Eindhoven en particulier initiatief. De bijdrage van het ministerie van OCW is € 10 miljoen over een periode van vier jaar.

X Noot
37

Door het ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen voor het programma «Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie (RAAK)».

X Noot
38

Kamerstuk, vergaderjaar 2012–2013, 32 820, nr. 75.

X Noot
39

Kamerstuk, vergaderjaar 2011–2012, 28 330, nr. 51. Kamerstuk, vergaderjaar 2010–2011, 26 643, nr.187.

X Noot
40

In het regeerakkoord is de ambitie uitgesproken om tot tien ICT-doorbraakprojecten te komen. Deze projecten zijn gericht op het vergroten van de economische groei en het aanpakken van maatschappelijke problemen door middel van ICT.

X Noot
41

Kamerstuk, vergaderjaar 2010–2011, 32 820 VIII, nr. 16.

Naar boven