21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2013

In februari 2013 heeft ResearchNed/KPMG een rapport afgerond van een onderzoek naar de verwachte werking van de Erasmus Master Garantiefaciliteit, dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is uitgevoerd. Hierbij bied ik u dit rapport aan1 en informeer ik u over de Nederlandse positie ten aanzien van deze garantiefaciliteit.

Achtergrond

Sinds november 2011 vinden de voorbereidingen plaats voor «Erasmus voor iedereen», het nieuwe geïntegreerde programma van de EU voor onderwijs, training en jeugd voor de periode 2014 tot en met 2020. De belangrijkste doelstellingen van dit programma zijn het ontwikkelen van vaardigheden door middel van leermobiliteit, het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het stimuleren van jeugdparticipatie in de samenleving. Als aanvulling op de bestaande instrumenten heeft de Europese Commissie voorgesteld binnen «Erasmus voor iedereen» de Erasmus Master Garantiefaciliteit te ontwikkelen. Dit instrument moet studenten de mogelijkheid bieden om een lening af te sluiten tegen gunstige voorwaarden waarmee een volledige master in een ander EU-land kan worden gevolgd. De onderhandelingen over «Erasmus voor iedereen», inclusief de Erasmus Master Garantiefaciliteit, zijn op dit moment nog gaande.

Onderzoek

De London School of Economics heeft in 2011 in opdracht van de Europese Commissie al een verkennend onderzoek uitgevoerd op Europees niveau. Dit onderzoek bevestigde het grote belang van (internationale) mobiliteit van studenten. Omdat dit onderzoek niet gericht was op individuele landen, heeft het ministerie van OCW ResearchNed/KPMG opdracht gegeven tot een aanvullend onderzoek, gericht op de impact, meerwaarde en haalbaarheid van de garantiefaciliteit voor Nederland.

De inschatting van ResearchNed/KPMG is dat de Europese garantiefaciliteit weinig impact zal hebben op Nederlandse (uitgaande) studenten. Uit de bevindingen van ResearchNed/KPMG blijkt dat Nederland een land is met een zeer toegankelijk en transparant publiek leningenstelsel voor studenten. Het is voor Nederlandse studenten al mogelijk om hun Nederlandse studiefinanciering onder voorwaarden mee te nemen als zij in het buitenland gaan studeren. Dit blijft ook zo na de invoering van het sociaal leenstelsel.

Van een groeiend aantal buitenlandse (inkomende) studenten in de Nederlandse wo-masters verwacht ResearchNed/KPMG wel overwegend positieve effecten. Zo kan deze groep een positief effect hebben op verdergaande internationalisering van het onderwijs. Dit sluit aan bij het onderzoek van het Centraal Planbureau over de economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs (2012). Uit het onderzoeksrapport blijkt onder meer dat studentmobiliteit kan bijdragen aan internationalisering van het onderwijs, groei van het aantal hoogopgeleide werknemers en versterking van handelsrelaties. Bovendien is het volgens het Centraal Planbureau zeer waarschijnlijk dat de netto-instroom van studenten in Nederland positief bijdraagt aan de Nederlandse overheidsfinanciën.

De haalbaarheid van de garantiefaciliteit hangt volgens de onderzoekers sterk af van de deelname van voldoende intermediairs die leningen kunnen verstrekken. De door ResearchNed/KPMG ondervraagde intermediairs toonden weinig interesse in deelname aan de Europese garantiefaciliteit, vanwege de verwachte geringe deelname van Nederlandse studenten en de juist grotere deelname van studenten uit andere EU-landen.

Nederlandse positie

Uw Kamer is door middel van een BNC-fiche geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van het «Erasmus voor Iedereen» programma (2011–2012, Kamerstuk 22 112, nr. 1332). Nederland verwelkomt hierin het Commissievoorstel en oordeelt dat het goed aansluit op de Europa 2020-strategie voor banen en groei. Zoals aangegeven in dit fiche geldt voor het hoger onderwijs dat meer en meer studenten ervoor kiezen hun volledige master in het buitenland te doen. Financiering van de meerkosten van deze zogenaamde diplomamobiliteit is niet in alle landen goed geregeld. Nederland vindt het daarom in beginsel positief dat de Commissie een op deze studenten toegesneden instrument voorstelt, de Erasmus Master Garantiefaciliteit. Nederland acht het van belang dat EU-acties niet alleen ondersteunend zijn op individueel niveau maar ook op systeemniveau waardoor de externe oriëntatie van het onderwijs in Europa duurzaam kan worden versterkt en jongeren zich beter kunnen voorbereiden op een meer internationale arbeidsmarkt. Modernisering van het programma is nodig, omdat er het nodige is veranderd sinds de vaststelling van de vorige generatie programma’s. Bovendien is de context veranderd, denk bijvoorbeeld aan de Bologna-hervormingen in het hoger onderwijs. Nederland hecht er daarom aan dat het nieuwe programma naar vorm en inhoud met zijn tijd mee gaat. Deze positieve houding is versterkt door bovengenoemd rapport van het Centraal Planbureau over de economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs. De Europese garantiefaciliteit zal – met name door de instroom van buitenlandse studenten – naar verwachting profijt voor Nederland opleveren door middel van positieve effecten op het onderwijs, de economie en de overheidsfinanciën.

Anderzijds heeft Nederland in het BNC-fiche aangegeven dat innovatieve financiële instrumenten die worden gefinancierd uit de EU-begroting, zoals deze garantiefaciliteit, ook risico’s met zich kunnen meebrengen, zoals marktverstoring of budgettaire risico’s voor de EU. Om die reden heeft Nederland bij de vormgeving van deze faciliteit erop aangedrongen dat dit instrument voldoet aan de eisen die het Financieel Reglement stelt aan financiële instrumenten en daarbij nog een aantal duidelijke randvoorwaarden gesteld, zoals een beperkt budget, gedegen evaluatiemomenten en voldoende informatievoorziening.

Het onderzoek van ResearchNed/KPMG heeft ertoe geleid dat Nederland een aantal aanvullende randvoorwaarden heeft ingebracht in de onderhandelingen:

  • Gezien de uitkomsten van het onderzoek van ResearchNed/KPMG vindt Nederland het belangrijk dat eerst ervaringen met dit nieuwe instrument worden opgedaan in een pilot. Daarbij zal onder meer moeten worden gelet op voldoende participatie van financieel intermediairs, op maatregelen die financieel intermediairs nemen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik en op het voorkomen van een te grote schuldenlast bij studenten.

  • Verder wil Nederland dat de werking van de faciliteit tussentijds wordt geëvalueerd en dat de uitkomsten van deze evaluatie door de Commissie aan de Raad worden voorgelegd. Op basis daarvan kan dan zo nodig worden bijgestuurd.

  • Nederland is van mening dat het budget voor de garantiefaciliteit binnen het «Erasmus voor iedereen» programma in verhouding moet staan tot het pilot-karakter.

Het Nederlandse standpunt wordt door een aantal andere lidstaten gedeeld. Over deze punten moet nog definitieve besluitvorming plaatsvinden.

ResearchNed/KPMG heeft ook aangedragen dat een voorwaarde kan zijn dat uitsluitend leningen worden toegestaan bij een intermediair in het land van herkomst van de student. Dit om het risico voor intermediairs te beperken. Nederland heeft deze voorwaarde ingebracht in de besprekingen, maar dit bleek op juridische bezwaren te stuiten wegens beperking van de vrijheden van de Europese interne markt.

Stand van zaken

Er is nog geen akkoord over de Erasmus Master Garantiefaciliteit. Een meerderheid van de lidstaten is voorstander van de garantiefaciliteit, maar alle lidstaten hebben een voorbehoud gemaakt over de omvang van het budget, omdat de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader nog niet bekend zijn.

Het Ierse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over het gehele Erasmus voor Iedereen programma, inclusief de garantiefaciliteit, voor de zomer. Of dit ook gaat lukken, is nog ongewis. De afstemming met het Europees Parlement vindt plaats via de trilogen met de Europese Commissie en de Raad.

Tijdens de OJCS-Raad op 16 en 17 mei a,s, zal het voorzitterschap de lidstaten informeren over de stand van zaken van het Erasmus voor Iedereen programma.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven