21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2013

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur-, en Sportraad van 15 februari aanstaande.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJCS-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Geannoteerde agenda OJCS-Raad 15 februari 2013

Op de agenda van de OJCS-Raad staan alleen onderwerpen die gerelateerd zijn aan onderwijs. De definitieve agenda is nog niet bekend. Naar verwachting zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • 1. Raadsconclusies «Investeren in onderwijs en opleiding»

  • 2. Beleidsdebat «Onderwijs en vaardigheden voor banen, stabiliteit en groei»

Investeren in onderwijs en opleiding – een reactie op de Mededeling «een andere kijk op onderwijs» en de Annual Growth Survey 2013 –

aannemen van raadsconclusies

Fiche: Tweede Kamer (2012–2013), 22 112, nr. 1532

Kabinetsreactie Annual Growth Survey 2013 en Alert Mechanism Report, (2012–2013), 21 501-20, nr. 726.

In de Jaarlijkse Groeianalyse (Annual Growth Survey) 2013 presenteerde de Europese Commissie haar analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie. De Europese Commissie benoemt in de Annual Growth Survey dat onderwijs en opleiding een belangrijke aandrijver zijn voor groei en concurrentievermogen. Goed onderwijs kan een bijdrage leveren aan de arbeidsmarktinzetbaarheid en daarmee de kans verkleinen op werkloosheid. In de Mededeling «Een andere kijk op onderwijs» stelt de Commissie strategische prioriteiten voor op het gebied van onderwijs en opleiding voor de ontwikkeling van vaardigheden die ten goede moeten komen aan groei en werkgelegenheid in de Europese Unie. Deze strategische prioriteiten dienen de Europa 2020-strategie te ondersteunen en de lidstaten te helpen bij het uitvoeren van de daaruit voortvloeiende landenspecifieke aanbevelingen.

In de voorliggende raadsconclusies worden lidstaten opgeroepen – met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel – de onderwijs- en opleidingprestaties te verbeteren. Daarbij zijn onder meer het stimuleren van excellentie, tegengaan van voortijdig schoolverlaten, investeren in de kwaliteit van leerkrachten, goed volwassenenonderwijs en het valideren van elders verworven competenties van groot belang.

Daarnaast ligt in de raadsconclusies het commitment besloten om vanuit onderwijs en opleiding een bijdrage te leveren aan de Europa 2020-strategie, onder meer bij de bestudering en implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen. Ten slotte wordt in de raadsconclusies een aantal voorstellen gedaan om de complementariteit van de Europa 2020-strategie en het strategisch werkprogramma «Onderwijs en Opleiding 2020» te vergroten, met name wat de samenwerking in het kader van de Open Methode van Coördinatie (OMC) betreft.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de tekst van de raadsconclusies. In de reactie op de Jaarlijkse Groeianalyse 2013 (21 501-20, nr. 726) geeft het kabinet aan dat Nederland zich goed kan vinden in de door de Europese Commissie geïdentificeerde prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie.

Nederland verwelkomt het initiatief om het belang van onderwijs en opleiding bij het stimuleren van economische groei en concurrentiekracht binnen de Unie nader uit te werken en zo een actieve bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het Nederlandse beleid sluit aan bij de aanbevelingen van de Commissie. Nederland heeft dan ook geen landenspecifieke aanbeveling op het terrein van onderwijs gekregen.

In de Raadsconclusies worden de belangrijkste beleidsuitdagingen voor het onderwijs, in lijn met de Commissiemededeling «Een andere kijk op onderwijs», onderschreven. Zoals verwoord in het BNC-fiche «Mededeling: een andere kijk op onderwijs», (Kamerstuk 22 112, nr. 1532), sluiten deze prioriteiten goed aan op het gevoerde kabinetsbeleid op het terrein van onderwijs.

Nederland juicht daarnaast toe dat de synergie wordt gezocht tussen de Europa 2020- strategie voor banen en groei enerzijds en het strategische werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2020 anderzijds. Het is van belang dat samenwerking in OMC-verband meerwaarde heeft door effectief bij te dragen aan wederzijds beleidsleren tussen lidstaten onderling en een betere feitenbasis voor Europese en nationale beleidsontwikkeling. Bij de uitwerking van de nieuwe door de Commissie aangekondigde benchmark voor onderwijs in vreemde talen, zal Nederland erop toezien dat gebruik gemaakt wordt van bestaande data.

Onderwijs en vaardigheden voor banen, stabiliteit en groei – beleidsdebat in het kader van Europa 2020 en de Annual Growth Survey

– Gedachtenwisseling op basis van discussiedocument van het voorzitterschap

In de Annual Growth Survey 2013 constateert de Europese Commissie dat de werkloosheidscijfers – en in het bijzonder de jeugdwerkloosheid – een historisch hoogtepunt bereiken. Daarbij merkt de Commissie op dat het enerzijds zaak is om banen te creëren, maar dat men anderzijds ook een tekort aan vaardigheden signaleert. De Commissie waarschuwt de lidstaten dat onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij het bevorderen van een goede aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Tegen deze achtergrond refereert het Ierse voorzitterschap in zijn discussiedocument aan een aantal aanbevelingen in de Annual Growth Survey 2013. Daarin wordt specifiek aanbevolen om het aantal voortijdig schoolverlaters te verminderen, de overgang van school naar werk te verbeteren, ondernemerschapvaardigheden te ontwikkelen, de afstemming tussen onderwijsaanbod en arbeidsmarktvraag te verbeteren.

Het Ierse voorzitterschap benadrukt dat de meeste onderwijshervormingen vaak lange termijn inzet vergen. Tegelijkertijd stelt het voorzitterschap dat het in tijden van crisis ook noodzakelijk is om maatregelen te nemen die op korte termijn er aan bijdragen dat Europese burgers over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om een baan te kunnen vinden. De centrale vraag die aan de ministers wordt voorgelegd in het debat is:

«Welke directe en praktische acties zijn lidstaten van plan om te nemen om er voor te zorgen dat onderwijs en opleiding bijdragen aan het ontwikkelen van de juiste vaardigheden, die de arbeidsmarktinzetbaarheid vergroten?»

Iedere minister wordt gevraagd één praktisch initatief toe te lichten.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het discussiethema.

Nederland onderschrijft de analyse van de Europese Commissie dat onderwijs en opleiding van groot belang zijn om de positie van Europese burgers op de arbeidsmarkt te verbeteren. In de reactie op de Annual Growth Survey 2013 (21 501-20, nr. 726) geeft het kabinet aan fors in te zetten op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs, het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters.

Nederland heeft de ambitie om haar positie in de top 5 van de kenniseconomieën te behouden. Om dit te kunnen realiseren is het van essentieel belang dat Nederland de beschikking heeft over genoeg kwantitatief en kwalitatief goed opgeleid personeel. Nederland zet de komende jaren dan ook sterk in het versterken van de kwaliteit van het hoger onderwijs (zie de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek) door onder andere de samenwerking tussen onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs en het afnemend werkveld te verbeteren.

Nederland onderkent het van een goede aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Het beroepsonderwijs heeft in Nederland daarom goede banden met werkgevers in de regio en betrekt werkgevers bij het vormgeven van de opleiding. Het kabinet neemt ook maatregelen daar waar tekorten worden verwacht, bijvoorbeeld in de technische sector. Op basis van het regeerakkoord werkt het kabinet momenteel het Techniekpact uit in samenwerking met verschillende stakeholders. Het doel van dit pact is de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven in de technische sector te verbeteren opdat de verwachte tekorten worden opgelost c.q. verminderd. Nederland zal dit praktische initiatief als voorbeeld noemen in de beleidsdiscussie in de OJCS-Raad.

Motie Bisschop/Rog

De motie Bisschop/Rog (33 453, nr. 12) van 22 januari jl. verzoekt de regering tijdens deze Raad te pleiten voor verheldering van verordening 492/2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie. Nederland zal hier invulling aan geven door tijdens deze Raad steun te zoeken onder lidstaten die zich in een vergelijkbare situatie bevinden als Nederland. Wanneer deze steun er blijkt te zijn kan het punt, in overleg met het voorzitterschap, op zinvolle wijze formeel worden geagendeerd door Nederland.

Naar boven