21 501-20 Europese Raad

Nr. 726 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2012

Op woensdag 28 november jl. publiceerde de Europese Commissie haar analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie voor 2013 (Annual Growth Survey) en haar analyse van mogelijke onevenwichtigheden in de EU (Alert Mechanism Report). Deze analyses vormen het startpunt van het derde Europese Semester, de jaarlijkse cyclus van beleidscoördinatie in de EU op het gebied van budgettair en economisch beleid. De analyses identificeren de mogelijke prioriteiten en onevenwichtigheden waar het Europees Semester zich volgens de Commissie op moet richten.

De Annual Growth Survey en het Alert Mechanism Report worden gepubliceerd in de context van kwetsbare economische omstandigheden. Het bruto binnenlands product (BBP) in de EU krimpt met 0,3% en werkloosheid in de EU stijgt naar 10,5% in 2012. De gevolgen van de aanhoudende jaren van crisis zijn merkbaar in de EU. De negatieve effecten raken de Europese economie en de Europese burgers hard, zoals te zien is aan de hoge werkloosheid en het lage consumenten- en producentenvertrouwen. Maar er zijn ook positieve stappen gezet om de Europese economie duurzaam te versterken. De Commissie constateert dat lidstaten kwetsbaarheden aanpakken die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de crisis. Tekorten op de lopende rekening nemen af, concurrentiekrachtverhogende hervormingen zijn doorgevoerd en de schuldopbouw van overheden en huishoudens wordt tegengegaan. Ook op EU-niveau zijn stappen gezet om stabiel economisch en budgettair beleid te verzekeren. Er is meer en beter toezicht op de ontwikkeling van private schulden en financiële risico’s via het European Systemic Risk Board (ESRB), het toezicht op het economisch beleid van lidstaten is versterkt via de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en het Europees bankentoezicht wordt momenteel versterkt.

Het bevorderen van spoedig herstel uit de crisis en de versterking van de Europese economie blijft ook dit jaar de hoogste prioriteit in het Europees Semester. Om deze reden is er een hoge mate van consistentie tussen de prioriteiten en kwetsbaarheden die de Commissie vorig jaar identificeerde en die het dit jaar identificeert. Het kabinet kan zich hier goed in vinden.

De Annual Growth Survey – vijf prioriteiten voor groei

In de Annual Growth Survey beschrijft de Commissie vijf prioriteiten die van belang zijn voor het herstel van economische groei in de EU. Op basis van deze prioriteiten bepalen de lidstaten de komende maanden in diverse Raden de EU-brede prioriteiten voor het Europees Semester. Deze prioriteiten zullen de focus bepalen voor lidstaten en de Europese Commissie in het Europees Semester. Als bijlage bij en bijdrage aan de Annual Growth Survey heeft de Commissie drie rapporten gepubliceerd, een macro-economisch beeld, een werkgelegenheidstudie en een onderzoek naar de interne markt.

De Europese Raad zal op 13 en 14 december 2012 kort van gedachten wisselen over de Annual Growth Survey. Vervolgens zal de Annual Growth Survey in de komende maanden besproken worden in diverse Europese vakraden zoals de Werkgelegenheidsraad, de Raad Economische en Financiële Zaken en de Raad voor Concurrentievermogen. De Europese Voorjaarsraad zal op 14 en 15 maart 2013 uiteindelijk op basis van de Annual Growth Survey en de bijdragen van de verschillende vakraden algemene EU-brede aanbevelingen voor groei vaststellen. Lidstaten worden geacht deze aanbevelingen mee te nemen bij het opstellen van de Nationale Hervormingsprogramma's en de Stabiliteits- en Convergentieprogramma's, die zij in april bij de Commissie indienen. Ook kan de Commissie rekening houden met de EU-brede aanbevelingen bij het opstellen van de voorstellen voor de jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester in juni. De Tweede Kamer wordt, zoals gebruikelijk, bij de voorbereiding van de vakraden en de Europese Raad betrokken.

Prioriteiten van de Europese Commissie

  • 1. Streven naar gedifferentieerde en groeivriendelijke begrotingsconsolidatie

  • 2. Kredietverschaffing aan de economie normaliseren

  • 3. Bevorderen van groei en concurrentievermogen

  • 4. Tegengaan van werkloosheid en de sociale consequenties van de crisis

  • 5. Moderniseren overheden

Het kabinet kan zich goed vinden in de vijf prioriteiten die de Commissie identificeert. De prioriteiten zijn op hoofdlijnen dezelfde als vorig jaar. Gezien de ernst van de economische situatie blijft het essentieel om in te zetten op budgettaire consolidatie en het versterken van het groei- en concurrentievermogen. Zowel op Europees niveau als door nationale overheden dienen groeiversterkende structurele hervormingen te worden geïmplementeerd die het functioneren van arbeids-, diensten- en productmarkten verbeteren en de werkgelegenheid in Europa bevorderen. Dit kan op korte en lange termijn een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel, het versterken van de economie en het vergroten van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

Het kabinet hecht veel waarde aan de eerste prioriteit van de Commissie: begrotingsconsolidatie. Het is van groot belang dat lidstaten hun begrotingen op orde brengen in lijn met de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. Een gedegen begrotingsbeleid is ook in ons eigen belang. Het zorgt ervoor dat lasten niet worden doorgeschoven naar toekomstige generaties en het zorgt voor vertrouwen op de financiële markten, waardoor niet alleen de overheid maar ook burgers en bedrijven minder rente betalen en meer ruimte krijgen om te investeren. Daarnaast maken houdbare overheidsfinanciën het makkelijker bij een onverhoopte volgende crisis klappen op te vangen. Ook het belang dat de Commissie hecht aan een groei- en groenvriendelijke inrichting van deze begrotingsconsolidatie wordt door het kabinet onderschreven. Investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie worden derhalve buiten de bezuinigingen gehouden. Daarnaast worden belastingen op producten die het milieu (sterk) beïnvloeden verhoogd en wordt milieuschadelijke subsidie uitgefaseerd.

Het bevorderen van een gezonde financiële sector met normale kredietverschaffing aan de economie is de tweede prioriteit van de Commissie. Het kabinet kan zich goed vinden in deze prioriteit. De uitdaging is om regulering en toezicht te versterken en daarmee te zorgen voor gezonde leenomstandigheden voor bedrijven en huishoudens. Overkreditering en het nemen van excessieve risico’s moet worden voorkomen. Het gedragstoezicht op de financiële sector is versterkt en de kapitaal- en liquiditeitseisen aan banken zijn onder Basel III strikter geworden. Tegelijkertijd ondersteunt het kabinet de kredietverlening aan het mkb en grootbedrijf met garanties en borgstellingen als de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Borgstelling MKB Kredieten (BMKB). De Garantie Ondernemingsfinanciering wordt definitief gemaakt, met een garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen. Om kleine, startende ondernemers beter te kunnen helpen, zal het kredietplafond van de microfinancieringsorganisatie «Qredits» worden verhoogd van 50 000 naar 150 000 euro. Binnen het Innovatiefonds MKB+ komt ruimte om meer risicodragend vermogen aan jonge innovatieve bedrijven te verstrekken.

Het versterken van groei en concurrentievermogen is de derde prioriteit voor 2013. In de Annual Growth Survey identificeert de Commissie diverse maatregelen die kunnen bijdragen aan het versterken van het groeivermogen, zoals het bevorderen van innovatie, het verbeteren van educatie, het vergemakkelijken van ondernemen en het vergroenen van de economie.

Het kabinet kan zich goed vinden in deze prioriteit en ontplooit diverse maatregelen om het concurrentievermogen te versterken. Het Bedrijfslevenbeleid is de integrale aanpak volgens welke het kabinet de versterking van het concurrentievermogen ter hand neemt. Hierin ligt de focus op het vergroten van de ruimte voor ondernemerschap en het investeren in de voor Nederland belangrijke topsectoren. Het kabinet stimuleert ondernemerschap via de fiscale aftrek van R&D-investeringen, via betere bedrijfsfinanciering voor starters en mkb-bedrijven en via de vermindering en vereenvoudiging van regels. Naast dit randvoorwaardelijk beleid investeert de overheid in kennisontwikkeling en -valorisatie in negen kansrijke topsectoren. Hierbij staat vraagsturing vanuit het bedrijfsleven centraal en wordt het beleid per topsector uitgewerkt door een topteam met vertegenwoordigers vanuit bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Voor samenwerking tussen deze partijen komt 110 miljoen euro extra beschikbaar. Om concurrentiekracht op lange termijn te stimuleren, stelt het kabinet 150 miljoen euro extra beschikbaar voor fundamenteel onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering. Ook zet het kabinet zich in voor het bevorderen van vergroening van de economie, door de innovatiekracht van het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid optimaal te richten op de transitie naar een duurzame economie en groene groei.

Tegelijkertijd kunnen er ook op EU-niveau diverse maatregelen getroffen worden die het concurrentievermogen verhogen. Het interne markt monitoring rapport dat als bijlage bij de AGS is gepubliceerd, geeft hiervan een goede illustratie. De Commissie concludeert dat er nog veel onbenut potentieel is op de interne markt. Dit potentieel kan ontsloten worden door volledige en tijdige implementatie van bestaande regelgeving door lidstaten. Daarnaast moet waar nodig nieuwe regelgeving ingevoerd worden, bijvoorbeeld op het gebied van digitale interne markt, (financiële) diensten, transport- en energienetwerken. Deze analyse sluit goed aan bij de prioriteiten die de Commissie benoemt in mededeling over de Akte voor de Interne Markt II. Het kabinet kan zich goed vinden in deze prioriteiten (TK 22 112 nr. 1507).

Het tegengaan van werkloosheid en de sociale consequenties van de crisis is door de Commissie als de vierde prioriteit voor 2013 benoemd. Het Joint Employment Report, dat als bijlage bij de AGS is gepubliceerd, laat zien dat werkloosheid, en met name jeugdwerkloosheid, een groeiend probleem in Europa is. Hoewel de werkloosheid in Nederland nog steeds relatief laag is, heeft de ontwikkeling van de werkloosheid de volle aandacht van het kabinet. Tegen deze achtergrond onderschrijft het kabinet het belang van deze prioriteit en voert verschillende hervormingen door die de werking van de Nederlandse arbeidsmarkt verbeteren. Een snelle doorstroom van baan naar baan, met een zo kort mogelijke terugval op een uitkering, is voor iedereen wenselijk. Door het ontslagrecht te hervormen en de Werkloosheidswet (WW) te moderniseren kan de route van werk naar werk worden verkort. Bijzondere aandacht gaat daarnaast uit naar de positie van flexibele arbeid en het aan het werk helpen van arbeidsgehandicapten. Om te voorkomen dat jongeren aan de zijlijn komen te staan, zet het kabinet fors in op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs, het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters. Ook de sociale consequenties van de crisis mogen niet uit het oog worden verloren. Voor degenen die niet kunnen werken of extra hulp nodig hebben bij het vinden of behouden van werk dient er een adequaat vangnet te zijn. Dit neemt niet weg dat bestaande sociale stelsels efficiënter en meer activerend moeten worden en dat iedereen die kan werken of onderwijs kan volgen dat ook doet.

Als vijfde prioriteit noemt de Commissie het moderniseren van het overheidsbeleid, door het verhogen van de efficiëntie, de transparantie en de kwaliteit van de overheid. Deze prioriteit sluit goed aan bij het kabinetsbeleid. Het kabinet streeft naar een goedkoper, flexibeler en efficiënter functionerende rijksoverheid. Inzet is een groot aantal taken van het Rijk over te brengen naar gemeenten. Dat maakt meer maatwerk mogelijk en vergroot de betrokkenheid van burgers. Ook koerst het kabinet aan op een structurele verlaging van de regeldruk met 2,5 miljard per 2017 voor bedrijven, professionals en burgers. Daarnaast is ook een vereenvoudiging van regelgeving en een vermindering van administratieve lasten op Europees niveau van belang

Alert Mechanism Report – Mogelijke risico’s in de EU

Het Alert Mechanism Report is het startpunt van de jaarlijkse cyclus van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), die weer onderdeel uitmaakt van het Europees Semester. In het Alert Mechanism Report identificeert de Europese Commissie veertien lidstaten waar mogelijk een economische onevenwichtigheid bestaat, waaronder Nederland. Deze lidstaten zijn geïdentificeerd op basis van een economische lezing van het scorebord1 van de MEOP. De Commissie zal voor deze lidstaten een diepteanalyse starten, om vast te stellen of er sprake is van een economische onevenwichtigheid. De resultaten daarvan worden in het voorjaar van 2013 verwacht.

Er zijn drie mogelijke uitkomsten van de diepteanalyse. Als er geen onevenwichtigheden blijken te bestaan, volgen er geen verdere acties. Bestaat er een onevenwichtigheid die niet buitensporig is, dan kan de Raad op voorstel van de Commissie een preventieve aanbeveling doen gericht op het opheffen van de onevenwichtigheid. Als er een buitensporige onevenwichtigheid met potentieel grensoverschrijdende gevolgen bestaat, dan kan de Raad op voorstel van de Commissie overgaan tot een buitensporige onevenwichtighedenprocedure. De betreffende lidstaat moet dan een correctief actieplan indienen. Adresseert het actieplan de bron van de onevenwichtigheden herhaaldelijk onvoldoende of onderneemt de lidstaat te weinig actie om de onevenwichtigheid terug te dringen, dan kan uiteindelijk een boete worden opgelegd. Binnen de macro-economische onevenwichtighedenprocedure geldt dat lidstaten kunnen worden afgerekend op de actie die zij ondernemen om hun onevenwichtigheden te verminderen. Lidstaten bepalen zelf de maatregelen die daartoe worden genomen.

Nederland is dit jaar geselecteerd voor een diepteanalyse. Het scorebord voor onevenwichtigheden toont aan dat Nederland vier van de gestelde indicatoren voor het bestaan van een onevenwichtigheid overschrijdt, namelijk de private schuld, de overheidsschuld, exportmarktaandelen en het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans. De Commissie benoemt hiervan alleen de hoge private schuld gerelateerd aan de woningmarkt als mogelijk risico voor de Nederlandse economie. In het aangekondigde diepteonderzoek zal de Commissie vaststellen of en in hoeverre er sprake is van een onevenwichtigheid in de Nederlandse economie, bijvoorbeeld gerelateerd aan de private schuld of de andere indicatoren voor een onevenwichtigheid.

Het kabinet erkent het belang van de afbouw van private schuld. Het kabinet zet dan ook belangrijke stappen om huishoudens te stimuleren hun hypotheekschuld af te lossen, bijvoorbeeld door de verplichting tot annuïtair aflossen voor nieuwe hypotheken en de stapsgewijze afbouw van de renteaftrek. Bovendien wordt het maximale leenbedrag geleidelijk beperkt tot 100% van de woningwaarde. De risico’s van de Nederlandse private sector schuld moeten wel genuanceerd worden. Nederlandse huishoudens hebben in vergelijking met andere landen een zeer solide vermogenspositie. Tegenover de private schulden staat een groot bezit in de vorm van huizenvermogen, pensioenbesparingen en ander spaargeld. Het opgetelde bezit van Nederlandse huishoudens bedraagt meer dan het dubbele van alle schulden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft berekend dat de bezittingen van particuliere huishoudens in 2011 1952,6 miljard euro bedroegen en de schulden 756,2 miljard euro.

Het kabinet ziet de macro-economische onevenwichtighedenprocedure als een belangrijk instrument voor het voorkomen van economische kwetsbaarheden, zoals die hebben geleid tot de huidige crisis. Het is goed dat de Commissie mogelijke onevenwichtigheden grondig monitort, door diverse landen aan een diepteonderzoek te onderwerpen. Dit zal ook de boodschap zijn van het kabinet op Europees niveau.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Dit scorebord is dit jaar uitgebreid met een elfde indicator, gericht op het monitoren van de risico’s in de financiële sector. De specifieke indicator die de Commissie hiervoor hanteert is de groei van de totale passiva van de financiële sector.

Naar boven