21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 856 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2021

Hierbij stuur ik u de Geannoteerde Agenda van de Energieraad die op 11 juni a.s. onder Portugees voorzitterschap plaatsvindt. Op moment van schrijven is de verwachting dat deze fysiek in Luxemburg zal plaatsvinden.

De agenda is nog niet formeel vastgesteld. Het is echter zeer waarschijnlijk dat de Verordening voor een trans-Europees energie-netwerk (TEN-E Verordening) besproken zal worden waarvoor de Europese Commissie op 15 december 2020 een herzieningsvoorstel deed. Ook zal er hoogstwaarschijnlijk een beleidsdebat over waterstof plaatsvinden op basis van de waterstofstrategie van de Europese Commissie. Daarnaast zal er naar alle waarschijnlijkheid gesproken worden over de Renovatiegolf naar aanleiding van de op 14 oktober 2020 gepubliceerde Europese mededeling voor verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Met voorbehoud op de corona-ontwikkelingen zal ik zelf deelnemen aan deze Energieraad.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

GEANNOTEERDE AGENDA ENERGIERAAD 11 juni 2021

Trans-Europese energienetwerk Verordening

De Raad zal spreken over het herzieningsvoorstel van de Trans-Europese energienetwerken (TEN-E) dat op 15 december 2020 door de Europese Commissie is gepresenteerd. Het doel van de bespreking is het vaststellen van een Algemene Oriëntatie van de Raad op het Commissievoorstel.

Met het voorstel tot herziening van de TEN-E beoogt de Europese Commissie het grensoverschrijdende trans-Europese energienetwerk verder te ontwikkelen. De focus ligt daarbij op het verwezenlijken van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050. De Commissie heeft voorgesteld om de selectie van grensoverschrijdende energieprojecten van gemeenschappelijk belang onder de TEN-E verordening met name van toepassing te laten zijn op elektriciteit (inclusief wind op zee), waterstof, elektrolyse, CO2 en smart grids.

Uw Kamer heeft over het wijzigingsvoorstel op 12 februari jl. een BNC-fiche ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 3051). Afhankelijk van de verdere voortgang van de onderhandelingen, wordt de inwerkingtreding van de herziene TEN-E Verordening verwacht op 1 januari 2022.

Inzet Nederland

Het kabinet is van mening dat het wijzigingsvoorstel grotendeels aansluit op de Nederlandse beleidslijn dat er een duidelijke focus moet komen op grensoverschrijdende infrastructurele projecten die de CO2-reductie en integratie van hernieuwbare energie bevorderen in lijn met de Europese Green Deal.

In dit kader heeft het kabinet tijdens de onderhandelingen gepleit voor de bevordering van uitrol van een Europese waterstofnetwerk binnen TEN-E, ook in combinatie met wind op zee. Het kabinet heeft voorts ingezet op een haalbare duurzaamheidsnorm voor elektrolyse. Een grensoverschrijdend waterstofnetwerk sluit aan bij de Nederlandse ambitie, zoals uiteengezet in de kabinetsbrief Waterstofvisie (Kamerstuk 32 813, nr. 485), om zich tot hub in Noordwest-Europa voor mondiale waterstofhandel te ontwikkelen. Daarnaast heeft het kabinet gepleit voor ombouw van bestaande gasinfrastructuur voor pure waterstofnetwerken en heeft het kabinet zich ook sterk gemaakt voor een geïntegreerd energiesysteem.

Ten aanzien van wind op zee heeft het kabinet ingezet op behoud van regionale planning per zeebekken zoals dat in het voorstel van de Europese Commissie is opgenomen, maar wel met een beperkte rol voor de Europese Commissie en de Europese koepelorganisatie voor netbeheerders, waardoor de lidstaten bevoegd blijven ten aanzien van de planning van de wind op zee-uitrol. Een andere belangrijke inzet van het kabinet betrof het bevorderen van grensoverschrijdende CCS-infrastructuur.

Nederland zal deze aandachtspunten wederom in de discussie in de Raad naar voren brengen. Voor Nederland is het van belang dat de bovenstaande inzet voldoende in de Algemene Oriëntatie (AO) wordt gereflecteerd. Aan de hand van het uiteindelijke compromisvoorstel van het Voorzitterschap zal Nederland alles afwegende besluiten of er met de AO kan worden ingestemd.

Indicatie krachtenveld

Het wijzigingsvoorstel is door de lidstaten verwelkomd. Ook het Europees Parlement heeft het voorstel verwelkomd. Er is een algemene consensus onder de lidstaten dat door middel van de TEN-E verordening projecten moeten worden gesteund die bevorderend zijn voor de EU Green Deal en EU klimaatdoeleinden. Er is echter ook een groep lidstaten die van mening is dat naast grensoverschrijdende projecten ook nationale projecten onder de TEN-E moeten komen te vallen. Nederland is samen met een andere groep lidstaten van mening dat de TEN-E verordening alleen op grensoverschrijdende projecten van toepassing moet zijn.

Nederland is met een aantal andere lidstaten van mening dat de herziene TEN-E fossiele infrastructuur, inclusief aardgas, niet meer mag faciliteren en dat fossiele infrastructuur in principe moet worden uitgesloten van de herziene TEN-E verordening. Een aantal lidstaten wil dat bestaande aardgasprojecten in aanbouw ook onder de herziene TEN-E nog tot afronding gefinancierd onder TEN-E moeten mogen komen. Daarnaast wil een aantal lidstaten gedurende een transitieperiode onder de TEN-E verordening ook aanpassingen aan bestaande aardgasinfrastructuur (retrofitting) toestaan voor het bijmengen van waterstof. Nederland is hiervan in principe geen voorstander, omdat bijmenging van waterstof kan leiden tot marktfragmentatie door verschillen in gaskwaliteit tussen lidstaten, wat de werking van de interne markt voor aardgas kan verminderen.

Een ander punt van discussie is de voorgestelde elektrolyse-categorie voor de productie van waterstof, en aan welke duurzaamheidsnorm projecten in deze categorie zouden moeten voldoen. Een aantal lidstaten pleit ervoor deze categorie in zijn geheel niet onder de TEN-E op te nemen, omdat deze als marktactiviteit niet onder de TEN-E verordening zou passen. Een tweede groep lidstaten pleit voor een verwijzing naar «low-carbon» waterstof als onderdeel van een duurzaamheidscriterium voor elektrolyse en een derde groep lidstaten pleit voor een exclusieve referentie naar hernieuwbare waterstof voor elektrolyse. Nederland pleit voor een progressieve opbouw van een CO2-norm richting 2027, om elektrolyseprojecten die aan het elektriciteitsnet zijn gekoppeld ook de komende jaren ruimte te geven. Dit past het beste bij een grootschalige uitrol van waterstof en elektrolyse netwerk in Noordwest-Europa.

Ten slotte zijn veel lidstaten voorstander van het schrappen van aparte regionale plannen voor offshore infrastructuur en willen dat deze onderdeel worden van de Ten-Year-Network-Development-Plans (TYNDP). Nederland, net als de meerderheid van de lidstaten, steunt de regionale samenwerking maar is terughoudend ten aanzien van de vergroting van de bevoegdheden van de Commissie in het kader van geïntegreerde offshore netwerkplanning en kostenmethodologie. Om administratieve lasten te voorkomen steunt Nederland een betere coördinatie van offshore netwerk development plans met TYNDP.

Beleidsdebat waterstofstrategie

De Raad zal een beleidsdebat houden over waterstof. Sinds de publicatie vorig jaar in juli van de EU mededeling «A hydrogen strategy for a climate neutral Europe» is de Europese Commissie trajecten gestart ter implementatie van de nieuwe Europese strategie. Zo wordt gewerkt aan de herziening van Europese wetgeving zoals verordeningen en richtlijnen op het terrein van het trans-Europese energienetwerk (TEN-E), hernieuwbare energie, de gasmarkt en de milieu- en energiestaatssteunkaders. Via deze trajecten zullen kaders gesteld worden voor de verdere ontwikkeling van de waterstofmarkt in Europa. Tevens is de Europese Commissie samen met de lidstaten druk bezig om te bepalen welke waterstofprojecten en initiatieven een status van «belangrijke projecten van Europees gemeenschappelijk belang» (Import Project of European Common Interest, IPCEI) kunnen krijgen zodat ze eventueel in aanmerking kunnen komen voor extra ondersteuning. Met deze trajecten wil de Europese Commissie een belangrijke impuls geven aan de snelle opschaling van de waterstofmarkt en de doelstelling om 6 GW elektrolyse-capaciteit in 2024 en 40 GW hernieuwbare geïnstalleerde elektrolyse capaciteit in 2030 te kunnen behalen.

Inzet Nederland

Nederland zet zich actief in om waterstofproductie op Europees niveau snel op te schalen en de internationale waterstofmarkt te ontwikkelen, innovatieve financieringsinstrumenten te ontwerpen, een meer geïntegreerde planning van energie-infrastructuur gericht op systeem integratie te bewerkstelligen en om een adequaat reguleringskader uit te werken.

In al deze trajecten zet Nederland zich in om, naast hernieuwbare waterstof, ook CO2-arme waterstof optimaal te gebruiken voor het reduceren van emissies in onder andere de industrie en de transportsector. In de eerste fase van de marktontwikkeling zal naast hernieuwbare waterstof ook een groot deel van de waterstofvolumes op een CO2-arme wijze worden geproduceerd. Daarom zet het kabinet zich in voor een transitierol voor CO2-arme waterstof in aanvulling op hernieuwbare waterstof. In dit verband heeft het kabinet specifiek aandacht voor de inzet en rol van carbon capture and storage (CCS) en carbon capture, utilisation and storage (CCUS) en voor het decarbonisatieproces van onder andere de industrie. In het kader van de TEN-E revisie pleit het kabinet ook voor werkbare CO2-reductieeisen gedurende de levenscyclus van elektrolyse-installaties voor de productie van waterstof die onder andere rekening houden met het aandeel hernieuwbare stroom in de elektriciteitsmix van de afzonderlijke lidstaten. Ook voorstellen en ondersteuning van het ombouwen van bestaande gasinfrastructuur om een trans-Europees waterstofnetwerk te ontwikkelen heeft de specifieke aandacht van het kabinet. Dit is voor het kabinet een belangrijk onderwerp met het oog op de eventuele ontwikkeling van een waterstofnetwerk door het laagcalorisch netwerk in Nederland om te bouwen. Tijdens de Energieraad zal Nederland conform bovenstaande inzet interveniëren.

Indicatie krachtenveld

De EU-waterstofstrategie kan rekenen op een grote steun van alle lidstaten. Er is onder de lidstaten een algemene consensus dat waterstof een substantiële bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van sectoren als industrie en transport. Meerdere lidstaten zetten zich in voor een flexibel reguleringskader dat ruimte biedt aan de regionale en nationale implementatie van hun waterstofstrategieën. Een aantal lidstaten pleit regelmatig voor een exclusieve ondersteuning van de ontwikkeling van hernieuwbare waterstof. Dit wordt met name door lidstaten bepleit die nu al een groot aandeel hernieuwbare stroom in hun elektriciteitsmix kennen. Ook wordt door sommige lidstaten de nadruk gelegd op de ontwikkeling van lokale industriële waterstofclusters. Hierdoor achten ze Europese regulering en de inzet op grensoverschrijdende waterstofnetwerken in deze initiële fase van de marktontwikkeling minder noodzakelijk. Met deze posities wordt geprobeerd sturing te geven aan o.a. de herziening van reguleringsregels voor de gasmarkt en de herziening van staatsteunregels die voor 2021 gepland staan.

Raadsconclusies Renovatiegolf voor Europa (terrein Minister van BZK)

De Energieraad zal stemmen over de raadsconclusies «Renovatiegolf voor Europa» met het doel om deze aan te nemen. De raadsconclusies gaan over de verduurzaming van de gebouwde omgeving en maatregelen om het tempo van renovaties van gebouwen in de Europese Unie te verdubbelen tegen 2030 conform de mededeling «Een Renovatiegolf voor Europa» (hierna de Renovatiegolf). Er wordt aandacht gevraagd voor extra inzet op renovaties van gebouwen. Dit draagt volgens de Commissie bij aan het economisch herstel na de coronacrisis en aan een inclusieve, rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2050. Energiezuinigheid, duurzame warmte- en koude, uitfasering van fossiele brandstoffen en circulariteit staan hierbij centraal. Verdere uitwerking van de aangekondigde voorstellen in de Renovatiegolf wordt in juli (met name in het emissiehandelssysteem (ETS), de Renewable Energy Directive (RED) en de Energy Efficiency Directive (EED)) en later dit jaar (de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD)) verwacht.

Inzet Nederland

Het kabinet is voornemens om in te stemmen met deze raadsconclusies, omdat zij goed aansluiten bij de huidige Nederlandse beleidsinzet wat betreft de verduurzaming van de gebouwde omgeving en omdat zij bijdragen aan het realiseren van de nationale en Europese klimaatdoelen. Lidstaten behouden daarbij de vrijheid om nationale prioriteiten te stellen voor de gebouwde omgeving. Allereerst is het kabinet positief over de aandacht voor een integrale en wijkgerichte aanpak, waarbij ook zaken als circulaire economie en klimaatadaptatie worden meegenomen. Ten tweede kijkt het kabinet uit naar de aangekondigde voorstellen ten aanzien van financiering en regelgeving. Deze worden in de loop van dit jaar in meer detail uitgewerkt en gepresenteerd. Het is voor Nederland van belang dat de voorstellen complementair zijn aan staand beleid, waaronder de afspraken in het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193), en dit niet doorkruist. Ruimte voor regionale en nationale flexibiliteit is volgens het kabinet dan ook noodzakelijk om een succesvolle uitrol van de Renovatiegolf te realiseren, met oog voor haalbaarheid, betaalbaarheid en draagvlak. Ten slotte is het kabinet positief over de gekozen formulering op het gebied van ondersteuning van kwetsbare groepen. Hiermee kunnen lidstaten zelf bepalen hoe huishoudens met een lager inkomen in woningen met een slechte energieprestatie kunnen worden ondersteund. Er is in het kabinet continue aandacht voor evenwichtige inkomensontwikkeling, vanuit de gedachte dat de energietransitie alleen draagvlak kan genieten als deze voor iedereen betaalbaar is en blijft. Daarom zet Nederland in op een zo kosteneffectief mogelijke transitie en bijdrage aan de reductie van CO2-uitstoot.

Indicatie krachtenveld

De verwachting is dat alle lidstaten met deze raadsconclusies zullen instemmen. Er is een algemene consensus dat verduurzaming van de gebouwde omgeving noodzakelijk is voor het halen van de klimaatdoelen.

Diversenpunten

Verder zal de Europese Commissie de Raad informeren over de voortgang rondom externe energierelaties. Daarnaast zal de Sloveense delegatie de Energieraad informeren over het werkprogramma voor haar aankomend voorzitterschap, zal er worden gesproken over de taxonomie, en zal de Litouwse delegatie toelichting geven over de stand van zaken rond de aanbevelingen aan de Wit-Russische Ostrovets kerncentrale.

Naar boven