21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 720 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2018

Tijdens het debat over de vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken diende de heer van Ojik een motie in (Kamerstuk 34 775 V, nr. 18). Deze motie is op 17 april in gewijzigde vorm in stemming gebracht en aangenomen door uw Kamer (Kamerstuk 34 775 V, nr. 73). In deze motie verzoekt de heer van Ojik de regering er «...zich in de EU voor in te zetten dat voor gasleidingen met een oorsprong buiten de EU dezelfde voorwaarden gelden als voor gasleidingen tussen lidstaten, zodat de EU de doelstelling van een betrouwbare en duurzame energievoorziening kan verwezenlijken, zonder dat de Nederlandse energievoorzieningszekerheid in gevaar komt». In deze brief geven geeft het kabinet zijn oordeel over de motie en de uitvoering daarvan.

De voorwaarden voor gasleidingen binnen de EU zijn onder meer vastgelegd in de Gasrichtlijn. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan om de gasrichtlijn te wijzigen zodat deze voorwaarden ook van toepassing zijn op gasleidingen met een oorsprong buiten de EU.

Het kabinet heeft in het BNC-fiche over de voorgestelde wijziging van de gasrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 2447) zijn standpunt over de door de Commissie voorgestelde aanpassing van de Gasrichtlijn neergelegd. In dit fiche heeft het kabinet aangegeven te hechten aan een goed functionerende Europese gasmarkt, waar het gas vrij kan stromen naar waar en wanneer dat het meest nodig is, waar er een gelijk speelveld is voor alle marktpartijen en waarin de juiste prijssignalen voor investeerders worden gecreëerd. Daarnaast is gewezen op een ruim aanbod van gas dat lokaal wordt gewonnen dan wel via pijpleidingen en LNG van buiten de Unie wordt aangevoerd. Het kabinet hecht daarnaast veel belang aan de soevereiniteit van lidstaten met betrekking tot de voorwaarden voor de exploitatie van de eigen hulpbronnen, de keuze van de eigen energiemix en de structuur van de energievoorziening. Ten slotte hecht het kabinet, ook op energiegebied, groot belang aan een goede en betrouwbare relatie met derde landen. Het kabinet is daarbij van mening dat zeer terughoudend omgegaan moet worden met het geheel of gedeeltelijk opleggen van binnen de EU geldende regels aan derde landen. Het zou daarmee die landen het recht ontzeggen zelf te bepalen hoe zij hun energiesysteem inrichten en hun energiebronnen exploiteren (een recht dat EU-lidstaten wel hebben volgens artikel 194, lid 2, VWEU).

Het kabinet heeft in het BNC-fiche ook aangegeven vraagtekens bij de meerwaarde van het voorstel en een aantal zorgpunten te hebben. Eén van die zorgpunten is, dat er voor een specifiek geval (Nord Stream 2) een generieke oplossing wordt gekozen en dat daarmee onzekerheid voor investeerders wordt gecreëerd. De implicatie van de nieuwe regelgeving zou zijn dat derde landen, die gas via pijpleidingen naar de EU transporteren (naast Rusland – en Noorwegen – zijn dat ook Algerije en Libië) gedwongen zullen worden de EU-regelgeving toe te passen. Bovendien betekent de wijziging van de Gasrichtlijn overdracht van bevoegdheden van de lidstaten naar de Unie.

Naar aanleiding van de motie heeft het kabinet zijn standpunt opnieuw in overweging genomen. Het kabinet heeft uiteraard begrip voor de zorgen die leven in uw Kamer en deze nadrukkelijk gewogen. Evenwel moet het kabinet concluderen dat bovenstaande bezwaren en zorgpunten over de voorgestelde wijziging onverminderd gelden. Het kabinet heeft desalniettemin verkend langs welke weg er toch maximaal recht kan worden gedaan aan de overwegingen van de motie.

De tekst van de motie spreekt over het verwezenlijken van de EU-doelstelling van een betrouwbare en duurzame energievoorziening, zonder dat de Nederlandse energievoorzieningszekerheid in gevaar komt. De motie is gezien de overwegingen gericht op het verminderen van de afhankelijkheid van Rusland en van de kwetsbaarheid van Oost-Europa. Het behoud van de positie van Oekraïne als transitland voor Russisch gas kan daaraan bijdragen. Duitsland heeft recent aangegeven dat er duidelijkheid moet komen over de toekomstige rol van Oekraïne als gasdoorvoerland. Duitsland wijst daarom op het belang van de gesprekken die in dit kader plaatsvinden tussen Rusland en Oekraïne in aanwezigheid van de Commissie. Het kabinet zal, analoog aan deze Duitse positie, het belang onderstrepen van gesprekken tussen Oekraïne en Rusland, in aanwezigheid van de Commissie, zodat voor Oekraïne een rol als transitland blijft weggelegd. Nederland zal met dit oogmerk in overleg treden met Duitsland en de Commissie. Het kabinet zal, mocht deze aanpak niet tot succes leiden ten aanzien van het behoud van de transitrol van Oekraïne, zich beraden op nadere stappen, zoals het steunen van de voorgestelde wijziging van de gasrichtlijn.

De motie spreekt ook over het verwezenlijken van een duurzame energiehuishouding. Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de voorbereiding van het klimaatakkoord en naar de inspanningen van het kabinet om te komen tot een meer ambitieuze Europese doelstelling voor de reductie van CO2-emissies dan de thans geldende.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven