21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 663 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2017

Hierbij stuur ik uw Kamer de Geannoteerde Agenda van de Informele Bijeenkomst van de Ministers verantwoordelijk voor Energie («informele Energieraad»), die op 20 september a.s. onder Ests voorzitterschap plaatsvindt te Tallinn. Vanwege het informele karakter van deze bijeenkomst zal een vrije gedachtewisseling plaatsvinden, zonder besluitvorming.

Tijdens de informele Energieraad wordt gesproken over de belangrijkste aspecten van de Europese wetsvoorstellen op het gebied van het marktontwerp van de elektriciteitsmarkt1. De nadruk zal hierbij liggen op het faciliteren van een goed werkende energiemarkt en het intensiveren van grensoverschrijdende samenwerking. Deze gedachtewisseling bouwt voort op de hoogambtelijke conferentie Europe’s Future Electricity Market, welke een dag voorafgaand aan de informele Energieraad plaatsvindt.

Vervolgens organiseert het voorzitterschap een gezamenlijke bijeenkomst voor transport- en energieministers. Tijdens deze sessie zal gesproken worden over twee instrumenten ten behoeve van financiering van Europese netwerken van transport, telecom en energie: de Connecting Europe Facility (CEF), en het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Over deze sessie bent u ook geïnformeerd in de Geannoteerde Agenda van de informele Transport- en Energieraad2.

Tijdens de informele Energieraad krijgen de lidstaten de mogelijkheid om een politieke verklaring te ondertekenen over de digitalisering van de energiesector, de Tallinn e-Energy declaration.

Ten slotte wordt u in de bijlage3 conform informatieafspraken4, ook nader geïnformeerd over de stand van zaken in de onderhandelingen over de verordening voor de governance van de Energie Unie, de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie en de herziening van de richtlijn energie-efficiëntie5.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 20 SEPTEMBER

Marktontwerp elektriciteitsmarkt

Tijdens de informele Energieraad wordt gesproken over het faciliteren van een goed werkende energiemarkt. Daarnaast zal het intensiveren van grensoverschrijdende samenwerking aan de orde komen, waaronder de voorstellen voor regionale operationele centra van netbeheerders. Er zal tijdens de bijeenkomst, gezien het informele karakter, geen besluitvorming plaatsvinden over de marktontwerpvoorstellen.

Het Estse voorzitterschap heeft in juli een start gemaakt met artikelsgewijze bespreking van de wetsvoorstellen op het gebied van de elektriciteitsmarkt in de Raadswerkgroep Energie. Het voorzitterschap heeft aangegeven dat het verder brengen van de marktontwerpvoorstellen één van haar prioriteiten is. Ze heeft de ambitie om in de tweede helft van dit jaar alle artikelen uitgebreid te bespreken en te onderhandelen over alternatieve voorstellen. Het voorzitterschap heeft de ambitie in de Energieraad van december een gedeeltelijke Algemene Oriëntatie te bereiken op onderdelen van de wetsvoorstellen op het gebied van de elektriciteitsmarkt.

Het kabinet is van mening dat de werking van de Europese elektriciteitsmarkt verder moet worden verbeterd. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van de Energie Unie. Voor een goedwerkende markt is het van belang dat elektriciteit vrij kan stromen waar en wanneer dat het meest nodig is, dat er voldoende grensoverschrijdende concurrentie is, dat er een gelijk speelveld is voor alle producenten, dat consumenten(belangen) beter worden betrokken en dat de juiste prijssignalen voor investeringen en voldoende interconnecties worden gecreëerd. Sterkere regionale samenwerking bij energiebeleid, waaronder een gezamenlijke aanpak van leveringszekerheid, is hierbij belangrijk. Bovengenoemde elementen komen allen terug in de voorstellen en daarom kan het kabinet deze op hoofdlijnen steunen.

Een goed werkende energiemarkt – vrij van onnodig verstorende maatregelen – vergt dat overheden volgens strikte regels en slechts onder bepaalde condities kunnen ingrijpen in de markt. Voorbeelden hiervan zijn gereguleerde prijzen voor energie of capaciteitsmechanismen (waarbij marktpartijen een vergoeding kunnen krijgen voor het beschikbaar stellen van productiecapaciteit). Overheidsmaatregelen die de markt onnodig verstoren zullen moeten worden weggenomen of uitgefaseerd.

Voor wat betreft grensoverschrijdende samenwerking is het kabinet van mening dat nauwere samenwerking noodzakelijk is in een Europese energiemarkt die meer en meer geïntegreerd raakt. Keuzes gemaakt in buurlanden hebben directe consequenties voor de Nederlandse markt en maatregelen kunnen vaak effectiever en efficiënter genomen worden in regionaal verband. Nederland werkt al nauw samen in regionaal verband in het Pentalateraal Energieforum op het terrein van marktkoppeling, leveringszekerheid en marktflexibiliteit. Daarnaast is er het samenwerkingsverband op de Noordzee voor het ontwikkeling van wind op zee. De samenwerking vindt niet alleen plaats tussen overheden, maar juist ook tussen netbeheerders (TSO’s) en toezichthouders. Het kabinet steunt deze vormen van samenwerking van harte en op hoofdlijnen ook de voorstellen van de Commissie omtrent regionale samenwerking.

Bij een aantal thema’s is het kabinet kritisch op de Commissievoorstellen. Met name waar de Commissie voorstelt om verantwoordelijkheden van nationaal niveau over te hevelen naar regionaal of supranationaal niveau. Taken en verantwoordelijkheden van TSO’s met een grensoverschrijdend karakter, zoals gecoördineerde leveringszekerheidsanalyses en de berekening van beschikbare netcapaciteit, zullen volgens de Commissie moeten worden overgedragen aan de regionale operationele centra (ROC’s). Daarnaast zal de Europese toezichthouder ACER meer verantwoordelijkheid krijgen om besluitvorming van nationale toezichthouders te coördineren. Dit in het bijzonder bij het schrijven van netcodes, het beoordelen van voorzieningszekerheidsanalyses en capaciteitsmechanismen, maar ook bij de besluitvorming over grensoverschrijdende infrastructuur en het toezicht op ROC’s. Nederland onderschrijft dat grensoverschrijdende samenwerking van belang is voor een geïntegreerde Europese energiemarkt, maar met name bij (de rol voor) de ROC’s en de aangepaste besluitvormingsprocedures bij de Europese toezichthouder ACER verdient het Commissievoorstel aanpassing. Daarbij staat het belang van het waarborgen van de nationale leveringszekerheid en de mogelijkheid hierop te sturen voorop.

Het Europees Parlement heeft rapporteurs aangesteld voor de verschillende voorstellen en beoogt eind 2017 te stemmen in het ITRE comité om tot een Parlementspositie te komen.

Wat betreft het krachtenveld in de Raad, staan de meeste lidstaten in het algemeen positief tegenover de voorstellen van de Commissie. Met name de lidstaten met een hoog aandeel duurzaam vermogen in de energiemix zien de noodzaak tot het verbeteren van de flexibiliteit in het systeem, onder andere door het verbeteren van de werking van de markt. Het loslaten van gereguleerde prijzen voor de eindgebruiker is voor een aantal lidstaten minder acceptabel. Andere lidstaten, waaronder Nederland, stellen dat vrije dynamische prijsvorming juist een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verder ontwikkelen van vraagzijderespons.

Een belangrijk onderwerp van onenigheid tussen lidstaten is de toepassing van capaciteitsmechanismen. Een aantal lidstaten dat een dergelijk mechanisme toepast wil hier voldoende ruimte voor houden, terwijl andere lidstaten, waaronder Nederland, er juist voor pleiten om deze mechanismen slechts onder strikte voorwaarden en als laatste optie toe te passen.

Bijna alle lidstaten kijken, net als Nederland, kritisch naar voorstellen die bevoegdheden overdragen van nationaal naar regionaal of supranationaal niveau. Sterkere samenwerking tussen netbeheerders wordt positief beoordeeld, maar het verplicht opzetten van regionale operationele centra die bevoegdheden van TSO’s overnemen vinden veel lidstaten te ver gaan omdat het waarborgen van de leveringszekerheid als een nationale bevoegdheid wordt beschouwd. Hoewel Nederland voorstander is van het intensiveren van grensoverschrijdende samenwerking deelt Nederland de opvatting van deze lidstaten. Dezelfde houding geldt ten aanzien van het geven van meer bevoegdheden aan ACER.

Financiering en realisatie van de Europese netwerken van transport, telecom en energie (Gezamenlijke bijeenkomst van Ministers van transport en energie)

Tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Ministers van transport en energie staan twee instrumenten ten behoeve van financiering van Europese netwerken van transport, telecom en energie op de agenda. Het betreft de Connecting Europe Facility (CEF) en het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI).

Voor de ontwikkeling van de Europese netwerken van transport, telecom en energie wordt gebruik gemaakt van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, de CEF. In dat fonds is een budget opgenomen van circa € 30 miljard voor de periode 2014–2020. Ruim € 11 miljard van het fonds komt uit het cohesiefonds en is ook enkel bestemd voor de lidstaten die in aanmerking komen voor het cohesiefonds. Het fonds wordt gebruikt om een subsidiebijdrage te leveren aan projecten ter realisatie van het trans-Europees netwerk van transport (€ 24,4 mld), telecommunicatie (€ 0,5 mld) en energie (€ 5,3 mld). Tijdens de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) zullen afspraken gemaakt moeten worden over vervolg en budget van het CEF.

Het EFSI is een belangrijk EU-financieringsinstrument om extra private investeringen aan te jagen ten bate van groei en banen. De Europese Investeringsbank (EIB) beschikt vanuit de eigen reserves en vanuit de EU-begroting over € 21 miljard om de financiering van grote investeringen te vergemakkelijken door leningen en garantstellingen (dus geen bekostiging en geen subsidies). Uit de meest recente gegevens van de EIB blijkt dat 34% van de financiering terecht komt in de energiesector, 14% in de transportsector en 7% in de telecommunicatiesector. Het overige deel komt terecht in o.a. het onderwijs en de zorg.

Tijdens de informele gecombineerde raad zal het voorzitterschap vooral stil willen staan bij de toekomst van het CEF. Nederland wil niet vooruitlopen op discussies over de hoogte van het budget van programma’s binnen het volgende MFK. In de context van een kleinere (als gevolg van het Britse vertrek uit de EU) en moderne begroting, zou slimme en duurzame transportinfrastructuur wat Nederland betreft ook na 2020 een prioriteit moeten zijn. Daarnaast is het CEF een belangrijk instrument ter versterking van het energienetwerk en ter verdere bevordering van leveringszekerheid en marktintegratie binnen de EU. Tot slot, voor de realisatie van de Europese netwerken blijft een goede mix van subsidies en innovatieve financiële instrumenten van belang.

Waarschijnlijk zal het Estse voorzitterschap de Ministers van transport en energie uitnodigen om ook in de volgende begrotingsperiode ruimte te bieden voor CEF. Naar verwachting zal een overgrote meerderheid steun willen uitspreken voor het ingezette beleid zonder vooruit te willen lopen op de onderhandelingen in het kader van het MFK.

Tallinn e-Energy declaration

Politieke verklaring ter ondertekening

Het Estse voorzitterschap heeft een politieke verklaring opgesteld omtrent digitalisering in de energiesector. Het voorzitterschap vraagt de lidstaten deze verklaring te ondertekenen tijdens de informele Energieraad. De verklaring bevat een politieke intentie, en beoogt geen juridische werking. De verklaring roept op tot een open en positieve houding ten opzichte van de digitalisering van de energiesector en de veranderingen die dit met zich meebrengt op het gebied van innovatie en nieuwe bedrijfsmodellen. Ook roept de verklaring op om actief deel te nemen in activiteiten gericht op het voorkomen van cyber bedreigingen. Tenslotte roept de verklaring op samen te werken aan een Digitale Energie Strategie.

Nederland heeft kennis genomen van de conceptversie van deze verklaring en staat in beginsel positief tegenover de intentie van de verklaring. Op dit moment is nog onduidelijk welke concrete vervolgacties het Estse voorzitterschap hierbij voor ogen heeft en welke lidstaten de verklaring zullen ondertekenen. Nederland zal zich hier de weken voor de informele Energieraad een beeld van vormen en op grond daarvan bepalen of de politieke verklaring door Nederland wordt ondertekend.


X Noot
1

BNC-fiche is op 20 januari 2017 aan uw Kamer verzonden (Kamerstuk 34 663, nr. 6)

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-33, nr. 662

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 34 663, nr. 9

X Noot
5

BNC-fiches zijn op 20 januari 2017 aan uw Kamer verzonden (Kamerstuk 34 663, nrs. 4, 5 en 6)

Naar boven