21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 567 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 november 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 13 november 2015 over aanbieding geannoteerde agenda van de Energieraad op 26 november te Brussel (Kamerstuk 21 501-33, nr. 566), over de brief van 7 oktober 2015 over het verslag van de informele Energieraad van 22 en 23 september 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 564), over de brief van 14 september 2015 over het verslag van een schriftelijk overleg over de Energieraad (informeel) op 22 en 23 september 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 554), over de brief van 26 juni 2015 over toezeggingen algemeen overleg informatievoorziening Europese dossiers d.d. 20 mei (Kamerstuk 22 112, nr. 1985) en over de brief van 18 september 2015 over Fiche: Herziening richtlijn energielabelling (Kamerstuk 22 112, nr. 1999).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 november 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 november 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

4

       

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met kennis genomen van de geannoteerde agenda van de formele Energieraad die op 26 november plaatsvindt.

De leden van de VVD-fractie merken dat er op het gebied van energie de afgelopen jaren veel veranderd is en dat er de komende jaren nog veel zal gaan veranderen. De instroom van hernieuwbare energie, de toename van interconnectiviteit en innovaties zorgen voor een sterk veranderende elektriciteitsmarkt. Dat de Raad van gedachten gaat wisselen over een nieuw ontwerp van de elektriciteitsmarkt kunnen de leden van de VVD-fractie alleen maar positief beoordelen. Maar deze leden maken zich ook zorgen. Met veel subsidie worden duurzame bronnen aan het net toegevoegd wat de ongesubsidieerde fossiele centrales uit de markt prijst. Maar wat als de zon niet schijnt, of de wind niet waait? Kunt u toelichten in hoeverre de leveringszekerheid dan gegarandeerd is? De leden van de VVD-fractie willen fossiele centrales niet gaan subsidiëren, maar maken zich in tegenstelling tot u wel zorgen over onze leveringszekerheid in 2019. De leden van de VVD-fractie vragen u de Kamer door middel van een afzonderlijke brief te informeren over het beleidsdebat over dit onderwerp.

De herziening van de richtlijnen op energielabelling is volgens de leden van de VVD-fractie een goede stap om meer duidelijkheid te geven aan de consument. Graag willen deze leden de u vragen verborgen meerkosten en mogelijke extra regeldruk voor ondernemers te voorkomen. Kunt u toezeggen ook hier aandacht aan te besteden?

In de vorige Energieraad is een rapport besproken waarin genoemd wordt dat door middel van ontwikkelingssamenwerkingsgelden in Afrika gewerkt zou worden aan duurzame energieproductie. Hierin zit een grote kans voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nederland heeft veel expertise op dit gebied, maar gebrek aan projectondersteuning zorgt voor barrières voor het Nederlandse bedrijfsleven. De leden van de VVD-fractie willen u vragen om de Kamer met een brief te informeren over de mogelijkheden die het kabinet ziet in deze projecten en daarbij specifiek in te gaan op de mogelijkheden die u zelf ziet om Nederlandse bedrijven daarbij kansen te bieden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen u hoe de gesprekken met de bestuursvoorzitter van Tesla Motors, dhr. Musk, eind september in Tilburg zijn verlopen. Ook vragen deze leden of daarbij gesproken is over de huisvesting in Nederland van de mogelijk te bouwen nieuwe batterijenfabriek van Tesla, waarover de Duitse Minister van Economische Zaken naar eigen zeggen nu gesprekken heeft met Tesla. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarover gezegd? De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor Nederland voor toekomstige innovatie en werkgelegenheid, indien de nieuwe batterijenfabriek van Tesla in Nederland gebouwd zou worden. Dit zou ook passen bij de Nederlandse ambities en het ondernemingsklimaat op het gebied van duurzame energie. Bent u dit eens met deze leden? Zo ja, bent u bereid zich ervoor in te spannen om een mogelijke nieuwe baterijenfabriek van Tesla naar Nederland te halen? Welke acties gaat u ondernemen om dit te bewerkstelligen?

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het voorstel tot herziening van de richtlijn energielabelling wat de inzet is van Nederland om te komen tot een algemene oriëntatie tijdens de Raad. Wat is voor u het minimale resultaat wat betreft deze oriëntatie, zo vragen deze leden. Daarnaast vragen deze leden hoe ervoor gezorgd gaat worden dat er een uniforme uitvoering van de richtlijn komt ten aanzien van het aanleveren van betrouwbare informatie aan de databank en de handhaving van de energielabels.

De leden van de CDA-fractie vragen u daarnaast hoe de verdere vormgeving van de governancestructuur van de Energie Unie wordt geagendeerd tijdens het Nederlandse voorzitterschap. De leden van de CDA-fractie willen dat bij het verder vormgeven van de governancestructuur voorkomen wordt dat er overlap ontstaat in nationale en Europese taken en verantwoordelijkheden.

De leden van de CDA-fractie vragen u om een reactie op de uitspraak van eurocommissaris Elzbieta Bienkowska op 5 november 2015 dat er een instantie moet komen die toezicht houdt op de uitstoottests van auto’s. Bent u het eens met deze leden dat uniform toezicht op de uitstoottests van auto’s nodig is? Bent u bereid om in Europees verband in te zetten op een Europese toezichthouder op uitstoottests van auto’s en daarbij er ook voor te pleiten dat deze toezichthouder wordt gehuisvest in Nederland, in het bijzonder op de Automotive Campus in Helmond? Bent u het met de leden van de CDA-fractie eens dat het heel geschikt zou zijn om de Europese toezichthouder op uitstoottests te vestigen nabij de Automotive Campus in Helmond? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de State of the Energy Union. Deze leden vragen u om een reactie hierop en om aan te geven wat volgens u de belangrijkste discussiepunten voor Nederland zullen zijn ten aanzien van het vervolg van de Energie Unie. Ook willen deze leden weten op welke manier Nederland de verdere implementatie van de Energie Unie tijdens het Nederlandse voorzitterschap wil vormgeven.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Energie Unie alleen kan slagen wanneer de governance goed geregeld is, want anders wordt het gevaar gelopen dat het hoofdzakelijk een papieren exercitie gaat worden. Welke rolverdeling ziet u in de governance tussen de lidstaten en de Europese Unie en welke voorstellen doet u in Europa tot het versterken van de governance van de Energie Unie, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat het ontwikkelen van een goed wettelijk kader voor de Europese Energie Unie, waarmee transparantie, betrouwbaarheid en consistentie kunnen worden vastgelegd, één van de mogelijkheden is om de governance te versterken. Hiermee is het namelijk voor alle stakeholders duidelijk op basis waarvan en door wie de relevante besluiten worden genomen. Hoe staat u tegenover een wettelijk kader voor de Energie Unie en welke landen in de Commissie zijn hier voorstander van, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie merken op dat de inspanningen van de verschillende lidstaten zullen moeten leiden tot de 27% hernieuwbare energiedoelstelling en de 27% energiebesparingsdoelstelling van de Europese Unie. Omdat deze doelstellingen niet zijn vertaald naar nationale bindende doelstellingen, is het echter nog onduidelijk wat er gebeurt wanneer de inspanningen van de lidstaten bij elkaar niet optellen tot de Europese doelstellingen. Indien dit niet vooraf geregeld wordt, dan is de kans groot dat achteraf tot de conclusie moet worden gekomen dat de EU-doelstellingen niet gehaald zullen worden. Bent u het met deze leden eens dat van te voren duidelijk moet zijn op welke manier een eventueel gebrek aan inzet van de lidstaten opgevuld moet worden? En welke voorstellen doet u in de Energieraad om hier invulling aan te geven, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van de toegezonden stukken met betrekking tot de Energieraad van 26 november 2015. Naar aanleiding van deze stukken hebben zij enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat er een vernieuwd marktontwerp voor elektriciteit is om de Europese elektriciteitsmarkt gereed te maken voor de toekomst. Zij vragen u hoe toekomstvast een marktontwerp is waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen producenten en consumenten, nu steeds meer burgers en bedrijven ook zelf energie opwekken. De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen om de positie van burgers, burgerinitiatieven en om de verhouding tussen duurzame energiebronnen en conventionele centrales. Burgers en burgerinitiatieven hebben een grote rol gespeeld bij het succes van de energietransitie in Duitsland en Denemarken. Zij willen graag weten op welke wijze het voorstel bestaande hindernissen voor zelfopwekking van energie aanpakt en hoe wordt voorkomen dat het voorstel nieuwe hindernissen opwerpt. De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten welke ruimte er blijft voor overheden om burgerinitiatieven te ondersteunen. De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten hoe publieke acceptatie bij duurzame energiebronnen zich verhoudt tot de eisen die aan conventionele centrales worden gesteld, bijvoorbeeld via de richtlijn industriële emissies. Ook willen zij graag weten of u het standpunt deelt dat de Europese eisen ten aanzien van publieke acceptatie voor beide type installaties gelijk behoren te zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de Raadsconclusies alle bevoegdheden rondom het vaststellen van het governancekader aan de Europese Raad worden gegeven, zonder dat het Europees Parlement een rol krijgt. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ook het Europees Parlement een rol behoort te krijgen bij het vaststellen van het governancekader. Graag ontvangen zij uw reactie hierop. Zij vragen u hoe niet-bindende richtlijnen voor nationale energie- en klimaatplannen zich verhouden tot het idee van een Energie Unie met een grotere rol voor de EU.

Het Nederlandse landenfiche van de Energie Unie bevat volgens de leden van de GroenLinks-fractie veel bruikbare en nuttige informatie. Het valt deze leden op dat de hoge import-afhankelijkheid voor olie gecompenseerd lijkt te worden door de Nederlandse exportpositie voor gas. Klopt dit? Zo ja, wat betekent dit op de lange termijn voor de energie-afhankelijkheid van Nederland? Wat doet u om de Nederlandse importafhankelijkheid voor olie te verkleinen?

Het valt ook op dat het aandeel directe en indirecte banen dat gerelateerd is aan duurzame energie in Nederland aanzienlijk lager ligt dan het EU-gemiddelde. Welke aanvullende maatregelen verwacht u te nemen om dit aandeel naar het Europese gemiddelde te brengen? Wat is het effect van deze maatregelen op het aandeel duurzame energie en de CO2-intensiteit van Nederland?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het hoog tijd voor herziening van de richtlijn energielabelling. Zij hopen dan ook dat Nederland de onderhandelingen hierover onder haar voorzitterschap tot een goed einde weet te brengen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de laatste maanden wel enige malen vragen gesteld en twijfels geuit over de uitkomsten van testresultaten met betrekking tot energieverbruik, zowel bij auto’s als bij producten die vallen onder de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De leden van de GroenLinks-fractie vragen u of het huidige voorstel voldoende waarborgen bevat om te zorgen dat producten getest worden onder omstandigheden die overeenstemmen met de praktijk. En hoe wordt gezorgd dat de beschikbare informatie betrouwbaar en eerlijk blijft? Deze leden vernemen ook graag welke stappen Nederland neemt om de betrouwbaarheid van de producttesten te waarborgen.

De leden van de GroenLinks-fractie zien de centrale productregistratiedatabase als een grote vooruitgang. Wel hebben deze leden hierbij een aantal vragen. Kunt u bevestigen dat het openbare deel van de productregistratiedatabase dezelfde informatie gaat bevatten als die momenteel publiek toegankelijk is? Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de database doorzoekbaar en openbaar toegankelijk dient te zijn? Wat gebeurt er met modellen die van de markt gaan, blijft de labelinformatie van deze modellen vindbaar in de database?

In het BNC-fiche geeft u aan dat het meeleveren van het fysieke label aan de koper niet verplicht gesteld zou moeten worden. Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het duidelijk tonen van het label in (web)winkels en in reclame-uitingen wel meerwaarde biedt voor de klant? Onderschrijft u de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat de betrouwbaarheid van het energielabel gebaat is bij openbare informatie over het aantal producten per productgroep dat door toezichthouders is getest en het aantal dat daarvan verkeerd is gelabeld? Zo ja, is het mogelijk deze informatie via de productregistratiedatabase te ontsluiten, bij voorkeur uitgesplitst naar productgroep, energielabel en jaar waarin de test is uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?

Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het meerwaarde heeft als de productregistratiedatabase verkoopinformatie per productcategorie en energielabel bevat, zodat onderzoek naar het marktaandeel per labelcategorie eenvoudiger te ontsluiten is?

Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat samenhang tussen energielabelling en ecodesign van belang is? Bijvoorbeeld door te zorgen dat een productcategorie automatisch opnieuw ingeschaald wordt indien de richtlijn ecodesign de verkoop van onzuinige labels verbiedt? Of zijn er andere heldere criteria geformuleerd voor het opnieuw inschalen van een productcategorie?

Naast het energieverbruik vragen grondstofverbruik en circulair denken steeds meer aandacht. De leden van de GroenLinks-fractie vragen u of er wordt nagedacht over het opnemen van andere criteria in de productregistratiedatabase, bijvoorbeeld criteria met betrekking tot de levensduur, het aandeel hergebruikte materialen of de repareerbaarheid van producten. Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten in hoeverre de leveringszekerheid gegarandeerd is wanneer de zon niet schijnt of de wind niet waait. Ook vragen deze leden of de Kamer door middel van een afzonderlijke brief kan worden geïnformeerd over het beleidsdebat over een nieuw ontwerp voor de elektriciteitsmarkt.

Het recente monitoringsrapport van TenneT1 laat zien dat er in Nederland sprake is van een overcapaciteit aan productievermogen en dat deze situatie nog tot 2023 zal voortduren. Dit betekent dat ook op momenten dat onvoldoende een beroep kan worden gedaan op elektriciteit uit wind en zon, de leveringszekerheid in Nederland niet in gevaar komt. Daarnaast is van belang dat de Nederlandse elektriciteitsmarkt sterk is gekoppeld met de ons omringende markten. Op veel momenten in het jaar worden onze grensoverschrijdende verbindingen benut om wind- en zonne-energie te importeren, in het bijzonder uit Duitsland. Op momenten dat de zon niet schijnt of de wind niet waait, kan echter ook energie uit andere bronnen worden geïmporteerd. Verder blijkt uit het monitoringsrapport van TenneT dat het Nederlandse systeem op de middellange termijn kan beschikken over een substantiële hoeveelheid relatief modern en flexibel geconserveerd productievermogen dat binnen korte tijd weer in bedrijf kan worden genomen, mocht de marktsituatie daartoe structureel aanleiding geven. In de Nationale Energieverkenning (NEV) 2015 komt naar voren dat dit scenario rond 2025 kan plaatsvinden. Om bovengenoemde redenen deel ik de zorgen niet. Wel is het van belang om zowel in de samenwerking met onze buurlanden als in de pentalaterale regio te blijven werken aan een gezamenlijke benadering van het leveringszekerheidsvraagstuk. Verdere marktintegratie, uitbreiding van grensoverschrijdende verbindingen en nadere afspraken over het vinden van gezamenlijke oplossingen in tijden van schaarste kunnen daaraan een bijdrage leveren. Ik zal uw Kamer in het verslag van de Energieraad informeren over het beleidsdebat over het ontwerp van de elektriciteitsmarkt.

De leden van de VVD-fractie vragen aandacht te besteden aan het voorkomen van verborgen meerkosten en mogelijke extra regeldruk voor ondernemers ten gevolge van de herziening van de richtlijn op energielabelling.

Het is belangrijk dat bij het herschalen van de labels en de verplichte productregistratie in een database die hiermee gepaard gaat de nieuwe kosten voor de betreffende ondernemers zo beperkt mogelijk zijn. In dit kader ondersteunt Nederland het voorstel van de Commissie om de bovenste schalen bij de introductie van nieuwe labels open te laten zodat onnodige en veelvuldige herschaling wordt voorkomen. De introductie van de database draagt ook bij aan een verlaging van kosten en regeldruk. Met dit voorstel komt de huidige bewaarplicht voor leveranciers, om productgegevens tot vijf jaar nadat het laatste product is vervaardigd te bewaren, namelijk te vervallen. Daarnaast vallen de kosten voor leveranciers om productgegevens te uploaden in de database weg tegen de lagere kosten van het ter beschikking stellen van gegevens aan toezichthouders. Toezichthouders kunnen met het nieuwe voorstel de gegevens immers uit de database halen. Ten slotte was er in de huidige richtlijn onduidelijkheid over het al dan niet bestaan van een verplichting tot een papieren productfiche. In het voorstel van de Raad is, mede op initiatief van Nederland, de mogelijkheid open gelaten om het productfiche met nadere informatie over het betreffende product alleen digitaal beschikbaar te stellen.

In de vorige Energieraad is een rapport besproken waarin genoemd wordt dat door middel van ontwikkelingssamenwerkingsgelden in Afrika gewerkt zou worden aan duurzame energieproductie. De leden van de VVD-fractie vragen om de Kamer met een brief te informeren over de mogelijkheden die het kabinet ziet in deze projecten en daarbij specifiek in te gaan op de mogelijkheden die de Minister ziet om Nederlandse bedrijven daarbij kansen te bieden.

Op 23 november is uw Kamer per brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geïnformeerd over de Nederlandse inzet van ontwikkelingssamenwerkingsgelden voor hernieuwbare energie in de afgelopen 10 jaar en over het beleid voor de komende jaren. Focus daarbij is samenwerking met de private sector. Op die manier kunnen Nederlandse innovatieve bedrijven en investeerders zich positioneren in de snelgroeiende New Climate Economy in ontwikkelingslanden (gemeten in volume investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden). Hiervoor kunnen Nederlandse bedrijven gebruik maken van het generieke instrumentarium.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de gesprekken met de bestuursvoorzitter van Tesla Motors, de heer Musk, eind september in Tilburg zijn verlopen. Ook vragen deze leden of daarbij gesproken is over de huisvesting in Nederland van de mogelijk te bouwen nieuwe batterijenfabriek van Tesla.

Ik heb een plezierig en nuttig gesprek gehad met de heer Musk. Daarin heb ik in algemene zin aangegeven dat Nederland een aantrekkelijk land is voor buitenlandse investeerders en dat Nederland ook graag in contact blijft met Tesla voor eventuele uitbreiding van de Europese activiteiten in Nederland.

De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor Nederland voor toekomstige innovatie en werkgelegenheid, indien de nieuwe batterijenfabriek van Tesla in Nederland gebouwd zou worden. De CDA-leden vragen of de Minister het daarmee eens is en welke inspanning hij gaat leveren om de nieuwe batterijenfabriek naar Nederland te halen.

Alle beslissingen van buitenlandse bedrijven die leiden tot meer innovatie en werkgelegenheid in Nederland zijn zeer welkom. Als onderdeel van het algemene vestigingsklimaatbeleid heeft de overheid veel contacten op diverse niveaus met Tesla om de bestaande activiteiten in Nederland te verankeren en te laten groeien. Zo heeft de Minister-President onlangs een kort gesprek gehad met Tesla en is de Minister van Infrastructuur en Milieu op 19 en 20 november in Californië geweest, waar ze ook Tesla heeft bezocht. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) zal zo nodig het Nederlandse vestigingsklimaat onder de aandacht brengen en geschikte locaties zoeken.

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het voorstel tot herziening van de richtlijn energielabelling wat de inzet is van Nederland om te komen tot een algemene oriëntatie tijdens de Raad.

Ik sta positief tegenover het voorstel van de Commissie ter versterking van de richtlijn energielabelling, met als belangrijkste onderdelen de herschaling van het energielabel naar de oorspronkelijke A-G schaal, de verplichte productregistratie in een centrale EU databank en de vervanging van de richtlijn door een verordening. Nederland kan zich vinden in de voorlopige uitkomst van de besprekingen tussen de lidstaten en zal de algemene oriëntatie dan ook steunen. Ik zie het als positief dat het merendeel van de lidstaten erop inzet om de vaststelling van de schalen van het energielabel per uitvoeringshandeling te regelen en dat het belang van een verplichte productregistratie in een EU-databank door het merendeel van de lidstaten gedeeld wordt.

De Raad heeft in haar positie opgenomen dat bestaande labels niet automatisch naar de A-G schaal terugkeren. Naar mijn mening komt dit niet ten goede aan de consistentie van het energielabel. Ik hoop dat de onderhandelingen tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement, die naar verwachting tijdens het Nederlands voorzitterschap zullen plaatsvinden, dan ook zullen leiden tot een oplossing waarbij het belang van een consistent energielabel voldoende wordt geborgd.

Daarnaast vragen deze leden hoe ervoor gezorgd gaat worden dat er een uniforme uitvoering van de richtlijn komt ten aanzien van het aanleveren van betrouwbare informatie aan de databank en de handhaving van de energielabels.

Met het voorstel wordt de huidige richtlijn vervangen door een verordening, hetgeen een uniforme uitvoering van de regels die aan leveranciers worden gesteld ten goede komt. Deze omzetting zorgt ervoor dat de vereisten die in het nieuwe voorstel aan leveranciers worden gesteld met betrekking tot het aanleveren van informatie aan de databank rechtstreeks van kracht worden. Het uitvoeren van de handhaving op de energielabels blijft, ook onder het voorstel van de Commissie, primair een nationale bevoegdheid. Desalniettemin werken enkele Europese toezichthouders, waaronder de Nederlandse toezichthouder NVWA, reeds enige tijd actief samen in het «Market Surveillance Administrative Cooperation on Ecodesign and Energy Labelling» (het ADCO-gremium) om gezamenlijke handhavingsacties te coördineren en de informatie-uitwisseling tussen toezichthouders tot stand te brengen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de verdere vormgeving van de governancestructuur van de Energie Unie wordt geagendeerd tijdens het Nederlandse voorzitterschap. De leden van de CDA-fractie geven aan dat daarbij een overlap in nationale en Europese taken en verantwoordelijkheden dient te worden voorkomen.

Met het aannemen van de raadsconclusies geeft de Energieraad richting aan de Commissie voor verdere vormgeving van de governancestructuur. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie wordt geen nieuwe wetgeving of verdere bespreking van de governance in de Energieraad voorzien.

Een belangrijk uitgangspunt van de Energie Unie is flexibiliteit en ruimte voor nationale omstandigheden, maar dat betekent niet dat de governance vrijblijvend is. De voorgestelde governancestructuur kent een duidelijke rolverdeling tussen lidstaten en Commissie. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het halen van de doelen van de Energie Unie en dienen daarvoor in 2019 een nationaal plan voor klimaat en energie voor de periode 2021–2030 op te stellen. Elke twee jaar dienen de lidstaten over de uitvoering van de nationale plannen te rapporteren. De Commissie speelt een toezichthoudende en signalerende rol en zal de politieke dialoog aangaan met lidstaten die onvoldoende progressie maken bij de uitvoering van het nationaal plan. Binnen deze rolverdeling wordt een overlap tussen nationale en Europese verantwoordelijkheden zoveel mogelijk voorkomen.

De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie op de uitspraak van eurocommissaris Elzbieta Bienkowska op 5 november 2015 dat er een instantie moet komen die toezicht houdt op de uitstoottests van auto’s.

Dit onderwerp staat niet op de agenda van de komende Energieraad en valt daarnaast onder de verantwoordelijkheid van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Tijdens eerdere debatten met uw Kamer heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu aangegeven op dit moment geen toegevoegde waarde te zien in de invoering van één autoriteit, die in de EU toezicht houdt op de emissietesten, omdat de onafhankelijkheid van de huidige toezichthouders voldoende is geborgd. Een oplossing om fraude tegen te gaan kan beter worden gezocht in invoering van praktijktesten, zoals Real Driving Emissions (RDE).

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op de «Staat van de Energie Unie» en wat de belangrijkste discussiepunten voor Nederland zullen zijn ten aanzien van het vervolg.

Uit deze eerste «Staat van de Energie Unie» blijkt dat er vooruitgang is geboekt sinds de goedkeuring van de kaderstrategie negen maanden geleden. Tegelijkertijd moet er volgens de Commissie nog veel werk worden verzet, waarbij 2016 volgens de Commissie een belangrijk jaar wordt voor concrete resultaten. Nederland is van mening dat de Commissie voortvarend de verdere uitwerking van de Energie Unie ter hand moet nemen.

De jaarlijkse «Staat van de Energie Unie» en de tweejaarlijkse rapportages over de implementatie van de nationale plannen zijn belangrijke bouwstenen van de governancestructuur. De rapporten maken transparant op welke beleidsgebieden individuele lidstaten, maar ook de Europese Unie in zijn geheel voortgang boeken en op welke gebieden extra inspanningen nodig zijn. Deze transparantie is noodzakelijk om de politieke dialoog over de implementatie van de Energie Unie te kunnen voeren en geeft lidstaten mogelijkheden om bij te sturen indien de doelen van de Energie Unie uit zicht raken.

In deze eerste «Staat van de Energie Unie» valt op dat de focus primair op de 2020-doelen voor klimaat en energie ligt en dat de informatie die door de Commissie wordt gebruikt niet altijd actueel is. Nederland zal de Commissie hierop wijzen en zal er op aandringen dat de «Staat van de Energie Unie» de vijf dimensies van de Energie Unie evenwichtig adresseert. Nederland vindt het positief dat de «Staat van de Energie Unie» en de daaraan verbonden landenfiches op den duur bestaande rapportages vervangen en daarmee een wezenlijke bijdrage leveren aan de stroomlijning van rapportageverplichtingen.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast hoe Nederland tijdens het voorzitterschap invulling gaat geven aan de implementatie van de Energie Unie.

Een goed werkende interne markt voor energie is wat Nederland betreft het belangrijkste middel om de doelen van de Energie Unie te realiseren. Nederland wil daarom tijdens het voorzitterschap werk maken van regionale samenwerking en daarmee concrete stappen zetten richting de voltooiing van de interne energiemarkt. Met dit oogmerk zal de informele Raad die door Nederland wordt georganiseerd op 10 april 2016 in het teken staan van kansen voor regionale samenwerking in de context van een nieuw marktontwerp voor elektriciteit. Doel is tijdens de informele bijeenkomst in een vroegtijdig stadium een politiek debat te voeren over de voor Nederland belangrijke thema’s (interne energiemarkt en regionale samenwerking) en daarmee de aankomende Commissievoorstellen (tweede helft 2016) op dit thema te beïnvloeden. Nederland zal dit thema voorts agenderen door tijdens de hoogambtelijke bijeenkomst op 4 februari 2016 regionale samenwerking inzake hernieuwbare energie centraal te stellen, met een focus op wind op zee. Regionale samenwerking op de Noordzee zal daarbij een aandachtsgebied zijn, maar ook andere regionale samenwerkingsverbanden komen aan bod om het relevant te maken voor alle EU-lidstaten.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen naar verwachting drie wetgevende voorstellen uit het Energie Unie-raamwerk worden behandeld. Allereerst zal Nederland het voorstel voor de vaststelling van een kader voor energie-efficiëntie- etikettering en tot intrekking van richtlijn 2010/30/EU behandelen. Nederland zal de triloogonderhandelingen met de Commissie en het Europees Parlement starten. Nederland hoopt bij te dragen aan een succesvolle afronding van het wetgevingsproces. Ten tweede zal de Commissie naar verwachting in februari 2016 het zogenaamde «winterpakket» uitbrengen. Dit winterpakket omvat een tweetal wetsvoorstellen: een voorstel voor de herziening van de verordening leveringszekerheid gas en een voorstel voor herziening van het besluit over intergouvernementele energieovereenkomsten (IGA’s). Nederland zal de raadsonderhandelingen over deze voorstellen starten en agenderen tijdens de Energieraad op 6 juni 2016.

Naast de wetgevende onderwerpen is het de verwachting dat de Commissie – tevens als onderdeel van het winterpakket – een tweetal strategieën zal publiceren: de warmte en koude strategie en de LNG strategie. Nederland zal deze onderwerpen voor discussie in de Raadswerkgroep agenderen en eventueel aan de orde stellen in de Raad, afhankelijk van de inhoud van de voortellen en de discussie tussen lidstaten.

De leden van de D66-fractie vragen naar rolverdeling tussen de lidstaten en de Europese Unie en welke voorstellen Nederland doet om tot komen een versterking van de governance van de Energie Unie. De leden van de D66-fractie zien een gevaar dat de Energie Unie een papieren exercitie dreigt te worden als de governance niet goed geregeld wordt.

Ten aanzien van de rolverdeling tussen lidstaten en Europese Commissie verwijs ik naar de beantwoording van een vraag van de leden van de CDA-fractie hierover. Een grote meerderheid van lidstaten is geen voorstander van een nationale doorvertaling van doelen via de governance van de Energie Unie. Gegeven het krachtenveld heeft Nederland gepleit voor een betrouwbare governancestructuur waarin de voortgang van de lidstaten bij de uitvoering van de nationale plannen voor klimaat en energie structureel en transparant wordt gevolgd. De jaarlijkse «Staat van de Energie Unie» en de tweejaarlijkse rapportages over de nationale plannen zijn hierin essentieel.

De leden van de D66-fractie wijzen op het ontwikkelen van een goed wettelijk kader om de betrouwbaarheid van de Energie Unie te versterken en duidelijkheid te creëren voor stakeholders. In dat kader vragen de leden van de D66-fractie hoe Nederland staat tegenover een wettelijk kader voor de Energie Unie en welke lidstaten hiervan een voorstander zijn.

Het is vooralsnog onbekend of de Europese Commissie met een voorstel zal komen voor een wettelijk kader voor de governance van de Energie Unie. Duitsland, België, Zweden en Portugal pleiten voor een wettelijk kader, een grote meerderheid van de lidstaten is hier echter geen voorstander van. Een belangrijk uitgangspunt van de governance van de Energie Unie is flexibiliteit en ruimte voor nationale omstandigheden. Nederland is dan ook van mening dat de lidstaten nu aan zet zijn om met creatieve oplossingen te komen en de verantwoordelijkheid dienen te nemen voor de doelen van de Energie Unie. Nederland heeft dit gedaan door middel van het Energieakkoord waarbij overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke stakeholders gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor de doelen op het gebied van klimaat en energie.

De leden van de D66-fractie vragen zich af wat er gebeurt als vooraf blijkt dat de nationale inspanningen niet optellen tot de Europese doelen. De leden vragen of de regering het eens is dat van te voren duidelijk moet zijn op welke wijze een gebrek aan inzet wordt opgevuld en welke voorstellen Nederland doet om hier invulling aan te geven.

In de raadsconclusies is opgenomen dat rond 2025 een evaluatie van de nationale plannen zal plaatsvinden. Nederland is van mening dat de voorgestelde governancestructuur met de «Staat van de Energie Unie», de nationale plannen en de tweejaarlijkse rapportages van de lidstaten over de voortgang voldoende transparantie biedt over de voortgang van de Energie Unie. Indien blijkt dat de nationale inspanningen niet optellen tot de beoogde doelen dan is het de verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Europese Commissie om hierover een politieke dialoog aan te gaan om op tijd bij te sturen en aanvullende maatregelen te nemen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe toekomstvast een marktontwerp is waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen producenten en consumenten, nu steeds meer burgers en bedrijven zelf energie opwekken en welke ruimte er voor overheden blijft om burgerinitiatieven te ondersteunen.

In haar mededeling van 15 juli jl. over het bereiken van een «New Deal For Consumers» geeft de Europese Commissie aan de consument een meer centrale rol te willen geven in de Europese energietransitie door onder meer actieve participatie van de consument te bevorderen. De concrete voorstellen inzake een nieuw ontwerp van de elektriciteitsmarkt die de Commissie in 2016 verwacht te presenteren zullen mede daarop gericht zijn. De Commissie benoemt in haar mededeling dat de mogelijkheid voor burgers en bedrijven om zelf energie op te wekken deel uitmaakt van de inzet voor een actieve deelname van de consument aan de elektriciteitsmarkt. Concrete Commissievoorstellen voor een nieuw marktontwerp worden pas eind 2016 verwacht. Uit de eerdergenoemde Commissie-mededeling blijkt dat de Commissie belang hecht aan het behoud van mogelijkheden voor zelfopwekking. De mogelijkheid om zelf energie op te wekken en op te slaan kan bijdragen aan een lagere energierekening voor burgers en kan ook leiden tot lagere netwerkkosten doordat er dan minder investeringen nodig zijn in het net, aldus de Commissie. In dat licht verwacht het kabinet dat Commissievoorstellen voor een nieuw elektriciteitsmarktontwerp voldoende ruimte zullen laten voor de verdere ontwikkeling van zelfopwekking. Bij de toekomstige behandeling van deze voorstellen zal de Nederlandse inzet zich mede richten op het behoud van mogelijkheden om verdere burgerinitiatieven te ondersteunen zoals momenteel in Nederland onder meer gebeurt in het kader van het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts hoe publieke acceptatie bij duurzame energiebronnen zich verhoudt tot de eisen voor conventionele centrales, bijvoorbeeld via de richtlijn industriële emissies, en of het kabinet het standpunt deelt dat Europese eisen ten aanzien van publieke acceptatie voor beide type installaties gelijk behoren te zijn.

De eisen voor conventionele centrales zoals de richtlijn industriële emissies die stelt, zien erop toe dat bij de vergunningverlening voldoende rekening wordt gehouden met de volledige milieuprestaties van de centrale en dat verontreiniging wordt beperkt door toepassing van de best beschikbare technieken. Deze ziet daarmee niet toe op publieke acceptatie. Publieke acceptatie is van groot belang, maar maakt geen deel uit van het huidige wettelijke kader.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het Europees Parlement een rol behoort te krijgen bij het vaststellen van het governance-kader. Zij vragen hoe niet-bindende richtlijnen voor nationale energie- en klimaatplannen zich verhouden tot het idee van een Energie Unie met een grotere rol voor de EU.

De Commissie heeft vooralsnog geen wetgevend voorstel gedaan voor de governance van de Energie Unie. Er is op dit moment daarom geen formele rol voor het Europese Parlement. Dat wil niet zeggen dat het Europese Parlement geen rol kan spelen in de governance van de Energie Unie. De «Staat van de Energie Unie» en de tweejaarlijkse rapportages van de lidstaten bieden voldoende helderheid en transparantie over de voortgang van de Energie Unie en de uitvoering van de nationale plannen om ook het Europese Parlement te betrekken in de politieke dialoog over de Energie Unie.

Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat in het Nederlandse landenfiche van de Energie Unie de hoge import-afhankelijkheid voor olie gecompenseerd lijkt te worden door de Nederlandse exportpositie voor gas. Zij vragen wat dit op de lange termijn betekent voor de energieafhankelijkheid van Nederland en wat de Minister doet om de Nederlandse importafhankelijkheid voor olie te verkleinen.

De ontwikkelingen van de Nederlandse olie- en gasmarkten staan los van elkaar en hebben geen onderlinge verbinding ter compensatie van de ontwikkelingen op ieder van die markten. Op termijn zal er voor Nederland ten aanzien van gas sprake zijn van een omslag van netto exporteur naar netto importeur. Voor olie is die situatie al bereikt. Nederland heeft nauwelijks eigen olieproductie en is voor zijn olievoorziening nu al grotendeels afhankelijk van import van olie. Naast het eigen verbruik in Nederland is er ook een grote import en export van olie via de Nederlandse havens. Het totale olieverbruik, voornamelijk in de transportsector en in de petrochemische industrie, wil het kabinet uiteraard zo snel mogelijk reduceren. Het beleid in de transportsector is gericht op verbetering van de efficiëntie van het autopark, de introductie van biobrandstoffen en elektrificatie van het wagenpark. Wat betreft onderzoek en innovatie is vooral de ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen van groot belang om een daling van het olieverbruik te kunnen realiseren. Een groot deel van het olieverbruik in Nederland hangt daarnaast samen met de relatief grote aanwezigheid van de petrochemische sector in Nederland. Ook in deze sector zal de transitie naar een duurzame energievoorziening gericht zijn op de substitutie van fossiele energiedragers naar hernieuwbare biobrandstoffen en zullen de processen zo efficiënt mogelijk dienen te verlopen. Voor zowel transport als industrie is het van belang dat het internationale gelijke speelveld wordt bewaakt.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het Nederlandse aandeel directe en indirecte banen gerelateerd aan duurzame energie aanzienlijk lager is dan het EU-gemiddelde. De leden vragen welke aanvullende maatregelen de Minister verwacht te nemen om dat aandeel naar het EU-gemiddelde te brengen en het mogelijk effect hiervan op het aandeel duurzame energie en de CO2-intensiteit.

In het Energieakkoord zijn doelen opgenomen voor hernieuwbare energie, energiebesparing en netto banengroei in de duurzame energiesector. Conform de NEV 2015 zal het aantal netto banen over de periode 2014–2020 cumulatief groeien met 80.000.

Het doel om 14% hernieuwbare energie in 2020 te realiseren wordt volgens de NEV 2015 nog niet geheel bereikt. Ik heb daarom extra beleidsmaatregelen aangekondigd om de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 binnen bereik te brengen. Samen met de partijen die het Energieakkoord hebben ondertekend, wordt tevens bezien op welke wijze het doel van 100 PJ energiebesparing kan worden bereikt.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of het huidige voorstel voor Energielabelling voldoende waarborgen bevat om te zorgen dat producten getest worden onder omstandigheden die overeenstemmen met de praktijk. Tevens vragen de leden hoe wordt gezorgd dat de beschikbare informatie betrouwbaar en eerlijk blijft en vernemen graag welke stappen Nederland neemt om de betrouwbaarheid van producttesten te waarborgen.

De vormgeving van producttesten wordt niet in het huidige voorstel geregeld, maar uitgewerkt in lagere technische Europese regelgeving. Dit gebeurt aan de hand van meetmethoden die worden opgesteld door zogenaamde normalisatiecommissies. De NVWA voert het toezicht op de naleving op de energielabels uit. Naast de inzet van traditionele handhavingsmiddelen waarover zij beschikt, doet de NVWA gericht onderzoek naar specifieke productgroepen waar afwijkingen worden geconstateerd als ook naar apparaten waarvan het energieverbruik hoog is. Deze aanpak draagt bij aan de betrouwbaarheid van de beschikbare informatie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat het openbare deel van de productregistratiedatabase dezelfde informatie gaat bevatten als die momenteel publiek toegankelijk is. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de database doorzoekbaar en openbaar toegankelijk dient te zijn en wat er gebeurt met modellen die van de markt gaan.

Ik deel de mening dat een goed functionerende en transparante database van belang is om de consument weloverwogen keuzes te kunnen laten maken bij het kiezen van de juiste producten. Daarom heeft de Raad in het voorstel met betrekking tot de database ook expliciet opgenomen welke informatie producenten openbaar beschikbaar moeten stellen voor de consument. Het openbare deel van de productregistratiedatabase bevat dan ook dezelfde informatie als die momenteel publiek toegankelijk is. Het gaat dan om de naam van de producent, het modelnummer, het energielabel, de energieklassen die zijn opgenomen op het label en het digitale product informatie fiche. Technische informatie die vertrouwelijke gegevens kan bevatten wordt daarnaast alleen beschikbaar gesteld voor toezichthouders. De informatie van modellen die niet meer geproduceerd worden, blijft aanwezig in de database omdat deze modellen nog wel verkocht kunnen worden.

In het BNC-fiche is aangegeven dat het meeleveren van het fysieke label aan de koper niet verplicht gesteld zou moeten worden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat het duidelijk tonen van het label in (web)winkels en in reclame-uitingen meerwaarde biedt voor de klant.

Ik deel de mening dat het duidelijk tonen van het energielabel in winkels en in reclame-uitingen een meerwaarde heeft voor de klant. In het BNC-fiche heb ik aangegeven dat ik vind dat het meeleveren van het papieren productfiche met aanvullende consumentinformatie niet verplicht gesteld zou moeten worden vanwege extra administratieve lasten voor leveranciers. Het energielabel zelf dient uiteraard wel verplicht meegeleverd te worden op het product als ook getoond te worden op websites waar producten ter verkoop aangeboden worden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de betrouwbaarheid van het energielabel gebaat is bij openbare informatie over het aantal producten per productgroep dat door toezichthouders is getest en het aantal dat daarvan verkeerd is gelabeld. Daarnaast vragen ze of het mogelijk is dat deze informatie via de productregistratiedatabase wordt ontsloten.

De NVWA stelt jaarlijks rapportages op waarin testinformatie over het aantal geteste producten en het aantal foutieve labels voor de Nederlandse markt terug te vinden is. De databank heeft als doel om het uitvoeren van toezicht door de nationale toezichthouders te vergemakkelijken door verplicht te stellen dat behalve de openbare productinformatie ook technische documentatie van documenten moet worden opgenomen in de databank. Ik acht het niet nodig om alle Europese testresultaten openbaar te maken in de EU productregistratiedatabank.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat het meerwaarde heeft als de productregistratiedatabase verkoopinformatie per productcategorie en energielabel bevat, zodat onderzoek naar het marktaandeel per labelcategorie eenvoudiger te ontsluiten is.

Ik vind niet dat de EU-productendatabank verkoopinformatie per productcategorie zou moeten bevatten. Dit zou leiden tot een aanzienlijke toename van administratieve lasten bij producenten. Informatie over het marktaandeel per labelcategorie acht ik wel nuttig zodat er kan worden besloten wanneer er over kan worden gegaan tot mogelijke herschaling van een energielabel. Het is aan de Commissie om die informatie te verzamelen omdat de Commissie een herziening van de energielabels moet initiëren.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat samenhang tussen energielabelling en ecodesign van belang is.

Ik vind het van belang om de herziening van de richtlijn energielabelling in samenhang te bezien met de richtlijn Ecodesign. De Commissie ziet het belang van deze samenhang ook en stelt voor dat wanneer producten met de energieklassen D, E, F of G op grond van de Richtlijn Ecodesign (2009/125/EG) niet in de handel mogen worden gebracht, de klassen in kwestie ook niet meer mogen worden weergegeven op het energielabel. Het merendeel van de lidstaten ondersteunt dit. Daarnaast is de Raad ook voorstander van een mogelijke herschaling in geval een substantieel deel van de productgroep in de bovenste schalen valt of als verwachte technologische ontwikkeling daar reden tot geeft.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er wordt nagedacht over het opnemen van andere criteria in de productregistratiedatabase, bijvoorbeeld ter stimulering van de circulaire economie.

Het doel van het voorstel van de Commissie is het stimuleren van energie-efficiëntie van producten. Criteria gerelateerd aan de circulaire economie maken hier geen onderdeel van uit.

Naar boven