21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 535 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2015

Bijgaand stuur ik u het verslag van de energieraad die op 5 maart 2015 plaatsvond in Brussel.

De Raad wisselde van gedachten over de Energie Unie op basis van de op 25 februari jl. uitgekomen Commissiemededeling. Het Letse voorzitterschap gaf aan de Europese Raad te zullen informeren over de belangrijkste uitkomsten van de discussie ten behoeve van de Europese Raad van 19 en 20 maart. De discussie concentreerde zich met name op welke aspecten van een Energie Unie als meest urgent moeten worden gezien en welk potentieel regionale samenwerking heeft. Het BNC-fiche over de Energie Unie zal begin april naar uw Kamer worden verzonden.

Daarnaast wisselde de Raad van gedachten over energie-infrastructuur.

De uitkomsten van de discussie zullen worden meegenomen in het rapport van het Letse voorzitterschap over de Europa 2020 Strategie die op 17 maart staat geagendeerd op de Raad Algemene Zaken en vervolgens wordt doorgeleid naar de Europese Raad van 19 en 20 maart. De discussie concentreerde zich op de ontwikkelingen en prioriteiten voor energie-infrastructuur.

Onder het punt diversen gaf de Commissie informatie over recente ontwikkelingen met betrekking tot energievoorzieningszekerheid en vroeg Tsjechië aandacht voor het «European Nuclear Energy Forum» dat plaatsvindt op 26 en 27 mei in Praag.

De eerstvolgende informele energieraad vindt plaats op 15 en 16 april 2015 in Riga.

Ten slotte wil ik deze brief benutten om uw Kamer, conform toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 25 februari jl., nader te informeren over de voortgang van de regionale samenwerking binnen het pentalaterale energieforum.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I: VERSLAG ENERGIERAAD 5 MAART 2015

Energie Unie

De Raad wisselde van gedachten over de Energie Unie op basis van de op 25 februari jl. uitgekomen Commissiemededeling. Het Letse voorzitterschap gaf aan de Europese Raad te zullen informeren over de belangrijkste uitkomsten van de discussie ten behoeve van de Europese Raad van 19 en 20 maart. Het voorzitterschap neemt hierbij ook de uitkomsten van de discussie van de milieuraad van 6 maart mee waar het gaat om het CO2-vrij maken van de economie (dimensie 4). De discussie concentreerde zich met name op welke aspecten van een Energie Unie als meest urgent moeten worden gezien en welk potentieel regionale samenwerking heeft.

De Commissie lichtte haar plannen rondom de Energie Unie toe. De Energie Unie vormt één van de vijf prioriteiten van de nieuwe Commissie die eind vorig jaar is aangetreden. De Commissie gaf aan eind dit jaar met haar eerste «State of the Energy Union» te komen. Onderdeel van dit proces vormen gedetailleerde landenfiches met daarin onder meer aandacht voor de interne energiemarkt, energie-infrastructuur, transport, energie- en klimaatdoelen, voorzieningszekerheid en regionale samenwerking. De door de Commissie opgestelde landenfiches zullen uitvoerig met de lidstaten worden besproken. Doel van de Energie Unie is een betaalbare energievoorziening, het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU en een toekomstbestendig klimaatbeleid. Volgens de Commissie moet energie vrij door de EU kunnen stromen. Een goed functionerende energiemarkt is daarbij van belang. Ten slotte, gaf de Commissie aan dat de komende EU-voorzitterschappen (Luxemburg, Nederland, Slowakije) kunnen rekenen op een vol werkprogramma.

De lidstaten verwelkomden de Commissiemededeling als belangrijk middel om de uitdagingen aan te pakken waar de EU voor staat als het gaat om energievoorzieningszekerheid, concurrentiekracht en het CO2-vrij maken van de economie. Het sterker inzetten op grensoverschrijdende regionale samenwerking werd daarbij breed ondersteund (onder andere door Duitsland, België, het VK, Denemarken, Finland, Italië, Portugal, Tsjechië en Hongarije). De lidstaten vroegen aandacht voor de juiste balans tussen de verschillende onderdelen. Sommige lidstaten (zoals Duitsland, het VK, Denemarken, Finland, Zweden, Spanje, Slovenië, Estland en Litouwen) vroegen daarbij aandacht voor de voltooiing van de interne energiemarkt als hoeksteen van de Energie Unie. Andere lidstaten (zoals Polen, Slowakije, Bulgarije, Roemenië en Ierland) onderstreepten de noodzaak om te streven naar een betere energievoorzieningszekerheid. Daarnaast werd door een groot aantal lidstaten aandacht gevraagd voor de bijdrage die interconnecties (onder andere Spanje, Portugal, Ierland, Frankrijk, Polen, Bulgarije, Slowakije en Malta) en energiebesparing (onder andere Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Denemarken, Finland, Zweden, Italië en Slovenië) kunnen leveren aan het verminderen van de importafhankelijkheid van de EU. Ten slotte, gaven verschillende lidstaten (zoals Duitsland, Finland, Italië, Tsjechië, Hongarije en Malta) aan kritisch te zullen kijken naar de herziening van de regelgeving over intergouvernementele akkoorden waar het gaat om een sterkere rol voor de Commissie.

Nederland gaf aan zich goed te kunnen vinden in het beoogde doel van de Energie Unie. Daarbij vormen voltooiing van de interne energiemarkt, volledige implementatie van bestaande regelgeving en regionale samenwerking voor Nederland de basis. Nederland gaf aan dat met name stappen te zetten zijn op het niveau van grensoverschrijdende regionale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van het inpassen van duurzame energie, energie-infrastructuur, leveringszekerheid en marktkoppeling. Nederland gaf aan veel ervaring te hebben met regionale samenwerking, bijvoorbeeld in het pentalaterale energieforum. Ten slotte, gaf Nederland aan dat voltooiing van de interne energiemarkt essentieel is voor het verbeteren van de voorzieningszekerheid en de transitie naar een meer duurzaam energiesysteem.

Het Letse voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten de Commissiemededeling over de Energie Unie konden verwelkomen en daarbij aandacht vroegen voor de juiste balans en samenhang. Het voorzitterschap concludeerde breed draagvlak voor het verminderen van de importafhankelijkheid, het verbeteren van de werking van de interne markt met voldoende interconnectiecapaciteit en inzet op hernieuwbare energie. De Commissie gaf daarbij aan dat veel lidstaten de nadruk legden op het belang van regionale samenwerking en noemde deze een «game changer». Als aandachtspunt noemde het Letse voorzitterschap de voorgenomen herziening van regelgeving over intergouvernementele akkoorden en de op eerdere momenten besproken gezamenlijke gasinkoop.

Energie-infrastructuur

De Raad wisselde van gedachten over energie-infrastructuur. De uitkomsten van de discussie zullen worden meegenomen in het syntheserapport van het Letse voorzitterschap over de Europa 2020 Strategie die op 17 maart staat geagendeerd op de Raad Algemene Zaken en vervolgens wordt doorgeleid naar de Europese Raad van 19 en 20 maart. De discussie concentreerde zich op de ontwikkelingen en prioriteiten voor energie-infrastructuur.

De Commissie lichtte haar mededeling van 25 februari jl. toe over de invulling van het 10% streefdoel voor interconnectie voor elektriciteit. Het 10% streefdoel voor interconnectie houdt in dat in 2020 minimaal 10% van de elektriciteitsproductiecapaciteit per land bestaat uit capaciteit die via grensoverschrijdende verbindingen kan worden geïmporteerd. De Commissie gaf aan dat projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s) in belangrijke mate bijdragen aan het behalen van het 10% streefdoel. Naar verwachting zal de tweede PCI lijst in november 2015 worden vastgesteld. De Commissie gaf daarbij aan dat PCI’s moeten bijdragen aan het versterken van de energievoorzieningszekerheid, het verbeteren van de marktintegratie, een meer duurzame energiehuishouding en een grensoverschrijdend effect moeten hebben op ten minste twee andere lidstaten. Ten slotte wees de Commissie op het belang van financieringsbronnen die kunnen worden aangewend voor energie-infrastructuur zoals CEF (Connecting Europe Facility) en EFSI (European Fund for Strategic Investments). Europese cofinanciering moet daarbij beperkt blijven tot een klein aantal, economisch niet haalbare, energie-infrastructuur projecten die cruciaal zijn voor de marktintegratie in de regio.

De lidstaten benadrukten het grote belang van interconnectie, de bijdrage die projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s) daaraan kunnen leveren en het belang van het netcodeproces voor gas en elektriciteit. In dat kader verwelkomden de lidstaten de recente Commissiemededeling over het bereiken van het streefdoel van 10% interconnectie voor elektriciteit. Daarnaast werd regionale marktintegratie gezien als een belangrijke stap richting één interne energiemarkt en het bereiken van het 10% interconnectiedoel. Ten slotte gaven de lidstaten het belang aan van cofinanciering uit de Connecting Europe Facility (CEF) en het European Fund for Strategic Investments (EFSI).

Nederland beaamde dat energie vrij door de EU moet kunnen stromen en gaf daarbij aan dat een voorspoedige uitwerking van het energie-infrastructuurpakket daarbij een belangrijke conditie is voor een goed investeringsklimaat. Belangrijke onderdelen uit het energie-infrastructuurpakket zijn voor Nederland het stroomlijnen en versnellen van vergunningverleningstrajecten en grensoverschrijdende kostenallocatie voor PCI’s. Daarnaast zal een goed functionerende interne energiemarkt zorgen voor efficiënter gebruik van bestaande interconnecties en de juiste prijssignalen geven voor nieuwe energie-infrastructuur projecten. Regionale samenwerking op energiebeleid kan een belangrijke opstap zijn naar voltooiing van de Europese interne energiemarkt.

Het Letse voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten het belang van interconnectie, PCI’s en het netcodeproces voor gas en elektriciteit ondersteunen als belangrijke stappen richting regionale marktintegratie en één interne energiemarkt. Het voorzitterschap gaf aan dat cofinanciering van energie-infrastructuur daar een belangrijke bijdrage aan kan leveren. Het zou dan wel om aanvulling en ondersteuning van lopende projecten moeten gaan, zodat wordt voorkomen dat concurrentie met de markt ontstaat.

Diversenpunten

Onder het punt diversen gaf de Commissie informatie over recente ontwikkelingen met betrekking tot energievoorzieningszekerheid en vroeg Tsjechië aandacht voor het European Nuclear Energy Forum dat plaatsvindt op 26 en 27 mei in Praag.

De Commissie gaf aan dat de afspraken tussen Rusland en de Oekraïne voor de gasleverantie van deze winter nageleefd lijken te worden. Er vinden geen verstoringen plaats. De Oekraïne voldoet haar betalingen vooraf en hoeft geen gas uit opslag te gebruiken. De Commissie gaf aan dat binnenkort in trilateraal verband verder wordt gepraat over afspraken rondom de gasleveringen.

BIJLAGE II: PENTALATERALE SAMENWERKING

Pentalaterale energieforum (elektriciteit)

Het pentalaterale energieforum is gestart in 2005 met als doel de samenwerking in de regio te versterken en richt zich op versterking van de integratie van de elektriciteitsmarkt en van de leveringszekerheid. Aanvankelijk bestond het pentalaterale forum uit Duitsland, Frankrijk, België, Nederland en Luxemburg. Sinds 2011 hebben ook Oostenrijk en Zwitserland zich aangesloten. Bij deze samenwerking zijn niet alleen ministeries betrokken, er is ook een belangrijke rol weggelegd voor transmissiesysteembeheerders (TSO’s), toezichthouders, marktpartijen en de Europese Commissie.

In 2007 is een Memorandum of Understanding (MoU) opgesteld met als doel de markten in de Noordwest-Europese regio aan elkaar te koppelen en om te komen tot nauwere afstemming tussen TSO’s in de regio. Een belangrijke mijlpaal werd bereikt toen in november 2010 een volledige marktkoppeling tot stand werd gebracht. In juni 2013 heeft het pentalaterale proces een nieuwe impuls gekregen door de ondertekening van een politieke verklaring door de ministers van het pentalaterale energieforum waarin een nieuw mandaat wordt verstrekt aan het pentalaterale energieforum voor het bevorderen van verdere marktintegratie en de ontwikkeling van een regionale benadering van leveringszekerheid.

Wat betreft marktintegratie gaat het er vooral om vooruitgang te boeken in de verdere integratie van groothandelsmarkten in de Noordwest-Europese regio.

In dat kader is het pentalaterale energieforum nauw betrokken bij de invoering van het zogenoemde «flow based» marktkoppelingssysteem. Met «flow based» marktkoppeling kan de interconnectiecapaciteit nog efficiënter worden benut door rekening te houden met de fysieke stromen en mogelijkheden per verbinding in de regio. De TSO’s en elektriciteitsbeurzen (in Nederland APX) die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van dit systeem hebben recentelijk aangegeven dat de handel via het «flow based» marktkoppelingssysteem op 20 mei van start kan gaan, waaraan de energietoezichthouders uit de betrokken lidstaten naar verwachting hun akkoord kunnen geven.

Als eerste stap op weg naar een regionale aanpak van leveringszekerheid hebben de gezamenlijke TSO’s in de regio, op verzoek van het pentalaterale energieforum, gedurende het afgelopen jaar gewerkt aan een analyse van de leveringszekerheid in de Noordwest-Europese regio. Tot op heden vond alleen monitoring van leveringszekerheid op nationaal niveau plaats. Bovendien is door de TSO’s in deze studie gebruik gemaakt van een vernieuwde methode waarbij verwachtingen over vraag en aanbod gedurende alle uren van het jaar in kaart zijn gebracht. Daarbij is de ontwikkeling van leveringszekerheid in kaart gebracht voor zowel de periode oktober 2015 tot september 2016 als de periode oktober 2020 tot september 2021. Deze studie is op 11 maart jl. door de betrokken TSO’s gepubliceerd.

De resultaten van de TSO studie wijzen op een mogelijk probleem met de leveringszekerheid voor zowel België als Frankrijk in de periode 2015/2016, en in mindere mate voor de periode 2020/2021. De cijfers in de analyse voor Nederland bevestigen de conclusies uit de meest recente nationale monitoringsrapportage van TenneT: Nederland beschikt over meer dan voldoende productiecapaciteit en dat zal naar verwachting tot in elk geval 2021 zo blijven. Daarnaast tonen de resultaten voor de verschillende landen van het pentalaterale energieforum aan dat interconnecties op dit moment een belangrijke functie hebben bij het voorkomen van leveringszekerheidsproblemen in onze regio.

Een belangrijke conclusie is dan ook dat een gezamenlijke aanpak van leveringszekerheid door betere benutting van interconnecties kostenefficiënter is dan een puur nationale aanpak. De analyse vormt daarmee een cruciale bouwsteen voor de ontwikkeling van een regionale leveringszekerheidsbenadering. Nederland hecht daaraan veel belang. In juni is een volgende bijeenkomst van pentalaterale energieforum voorzien. Deze zal in het teken staan van het tienjarig bestaan van de pentalaterale samenwerking en biedt ministers de mogelijkheid om vervolgstappen in het samenwerkingsproces te formuleren.

Pentalaterale energieforum (gas)

Het pentalarale energieforum besteedt niet alleen aandacht aan elektriciteit maar ook aan gas. Daartoe is het pentalaterale gasplatform opgericht dat in principe dezelfde doelstellingen kent als het energieforum voor elektriciteit. Het platform bestaat uit de vertegenwoordigers van de verantwoordelijke ministeries van Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg en Nederland. Het platform komt twee tot drie keer per jaar bijeen en afhankelijk van de agenda worden toezichthouders, TSO’s, (andere) marktpartijen en de Europese Commissie uitgenodigd.

Het platform kent twee werkgroepen. De eerste werkgroep is gericht op het opheffen van belemmeringen voor grensoverschrijdende gashandel. De tweede werkgroep richt zich op leverings- en voorzieningszekerheid. Aandachtspunten bij de eerste werkgroep zijn onder meer verbeterde marktwerking, het opheffen van belemmeringen met betrekking tot grensoverschrijdend gastransport en het verbeteren van de marktkoppeling. De tweede werkgroep kent als belangrijkste aandachtspunten de regionale samenwerking met betrekking tot de implementatie en ten uitvoerlegging van de verordening leveringszekerheid aardgas. Sinds kort staat ook de door de Europese Commissie aangekondigde herziening van deze verordening op de agenda van het gasplatform.

De laatste jaren richt het gasplatform zich bovendien op de voorziene afbouw van laagcalorisch gas binnen Noordwest-Europa, aangezien dit consequenties kan hebben voor zowel de gasmarkt als de leveringszekerheid. Het gaat hierbij onder meer om het uitwisselen van ervaringen en bevorderen van samenwerking en afstemming tussen de betrokken TSO’s.

Naar boven