21 501-33 Informele Energieraad

Nr. 479 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2014

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken over de geannoteerde agenda van de informele Energieraad van 15 en 16 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 474).

De op 12 mei 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Minister bij brief van 13 mei 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de stukken op de agenda van dit schriftelijk overleg over de Energieraad van 15–16 mei a.s. te Athene. Zij hebben hierbij een aantal observaties en vragen.

Voorzieningszekerheid

De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Raad een discussie over energievoorzieningszekerheid op de agenda staat, dit mede in het licht van de ontwikkelingen in Oekraïne. Ook in Nederland zal de importafhankelijkheid de komende jaren toenemen. Is de Minister het daarom met deze leden eens dat we onze energieaanbod moeten diversifiëren? Is hij het ook met deze leden eens dat er nooit een importverbod zou moeten kunnen bestaan op legaal gewonnen olie, of het nou is op de Noordpool of elders? Is de Minister het ook met de leden van de VVD-fractie eens dat import van olie alleen zal afnemen als er een betaalbaar alternatief voor olie is?

Projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s)

De Raad zal op de tweede dag spreken over infrastructuurprojecten met een Europese, grensoverschrijdende dimensie, die aangemerkt kunnen worden als project van gemeenschappelijk belang (PCI). Projecten met deze status komen in aanmerking voor onder anderen een versneld vergunningverleningstraject, een kostenverdeling met buurlanden en de mogelijkheid om directe of indirecte financiële steun vanuit het (Connecting Europe Facility-fonds (CEF) te ontvangen. De Minister onderschrijft het belang van de PCI’s en de bijdrage die deze projecten kunnen leveren aan de versterking van de Europese interne energiemarkt. Kan de Minister een overzicht geven van alle PCI-projecten die relevantie hebben voor de Nederlandse energiemarkt, zowel bestaande projecten als projecten in voorbereiding, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Energiekosten

Tijdens het schriftelijk overleg inzake de vorige Energieraad van 4 maart, vroegen de leden van de VVD-fractie of de Minister vindt dat de stijging van de kosten van het energiesysteem, als gevolg van de energietransitie, groter mag zijn dan de groei van de economie. De Minister is op deze vraag niet ingegaan. Kan de Minister alsnog toelichten hoe hij hier tegenaan kijkt? Is hij bereid om tijdens de informele Raad het punt van kostenstijgingen – hoewel geen expliciet gespreksthema – toch ter sprake te brengen?

Zaak Alands Vindkraft

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister bereid is de consequenties van de zaak «Alands Vindkraft» te bespreken en te pleiten voor daadwerkelijk instellen van meer samenwerkingsmechanismen tussen de verschillende landen. Kan de Minister ook een overzicht geven van landen die samenwerking willen stimuleren en landen die vooral een eigen energiebeleid stimuleren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de informele Energieraad. Zij hebben nog een vraag met betrekking tot de voorzieningszekerheid. Kan de Minister aangeven wanneer de inventarisatie van de Europese Commissie gereed is? Voorts zijn deze leden van mening dat de regering tijdens de informele Energieraad moet aangeven dat alle lidstaten moeten inzetten op energie-efficiency en duurzame energie als enig echte duurzame oplossing.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Ten aanzien van de informele Energieraad hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen.

Op de agenda van de informele Energieraad staat voorzieningszekerheid in het licht van de crisis in de Oekraïne. De leden van de CDA-fractie hechtten groot belang aan voorzieningszekerheid van energie voor Nederland en de Europese Unie. Deze leden zijn dan ook nieuwsgierig naar de inventarisatie van de Europese Commissie. Dienaangaande vragen deze leden of de Minister deze aan de Kamer kan doen toekomen? Wordt bij deze inventarisatie ook de relatie en mogelijke ondersteuning van de Oekraïense regering in Kiev meegenomen?

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat een mogelijke maatregel het gezamenlijk als Europese Unie onderhandelen over de gasprijs bij afname van gas uit Rusland is en vragen of deze maatregel tijdens deze energieraad besproken gaat worden. Deze leden vragen in hoeverre deze maatregel gevolgen zou hebben voor Nederland. Deze leden vragen de Minister of deze maatregel gevolgen zou hebben voor de inkoopprijs van gas voor Nederland en voor Nederland als import- en exportland van gas?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister bedoeld met de zin «Tegelijkertijd moet duidelijk zijn dat die vermindering er één is van de langere termijn». Deze leden vragen of de Minister hiermee het standpunt inneemt dat op de korte termijn geen maatregelen mogelijk zijn? Deze leden vragen wat de positie van de Minister is ten aanzien van het verder integreren van de Europese gas- en elektriciteitsmarkt en van het Europees harmoniseren van het energiebeleid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de Russische invasie in Oekraïne de leden van de Raad ertoe brengt om nauwer samen te werken op energiegebied. Zij vragen de Minister of hij denkt dat de bereidheid hiertoe gegroeid is en of hij zelf ook (nog) meer geneigd is binnen de EU samen te werken op energiegebied.

Deze leden vinden dat er meer inzet nodig is voor de vergroening van de Europese energievoorziening. Europese samenwerking is onontbeerlijk om voorzieningszekerheid voor het hele continent te kunnen bieden. Is de Minister bereid om in de Raad te pleiten voor een Europese energievergroeningsagenda?

Voorzieningszekerheid

Deze leden hebben begrepen dat Oekraïne een lagere gasprijs heeft bedongen in ruil voor de lease van marinebases op de Krim door Rusland. Rusland zou inmiddels een hogere gasprijs eisen, terwijl zij genoemde marinebases nog in gebruik hebben. Heeft Rusland hier volgens de Minister het contract nageleefd? Houden de genoemde betalingsachterstanden verband met de eenzijdig gewijzigde gasprijs? Acht de Minister Rusland gezien deze gang van zaken een betrouwbare handelspartner?

De Minister beschrijft Liquefied natural gas (LNG) als deel van de oplossing voor de importafhankelijkheid. Is de Minister het met de leden eens dat LNG kan helpen bij de diversificatie van de export, maar niet bij importonafhankelijkheid?

De Minister schrijft dat duidelijk moet zijn dat vermindering van de importafhankelijkheid «er één is van de langere termijn.» Bedoelt de Minister dat hij bij voorbaat de Commissie heeft gevraagd de ambitie te beperken? Deze leden zien de voordelen niet van de voor de Minister vereiste duidelijkheid. Treedt de Minister in de Raad op als vertegenwoordiger van de energie-exporterende landen zoals Rusland en Noorwegen? Is de Minister het met deze leden eens dat de positie van de EU tegenover energie-exporteurs sterker is als zij geloofwaardige plannen maakt om de importafhankelijkheid al op korte termijn te verminderen?

De Minister schrijft: «Het is niettemin nodig om zekerheid te bieden aan de verschillende (markt)partijen.» Wat bedoelt de Minister hiermee? De leden van de GroenLinks-fractie vinden het, gezien de noodzaak tot onafhankelijkheid van fossiele energiebronnen, onwenselijk dat de belangen van de fossiele industrie in acht genomen worden. Kan de Minister toelichten welke bedrijven hij specifiek bedoelt met «verschillende marktpartijen»?

Financiering van energie-efficiëntie

De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de inzet van de regering om expertise te delen. Graag horen zij van de Minister op een later moment of dit aanbod tot vruchtbare resultaten heeft geleid. Extra inzet op energie-efficiëntie kan veel CO2-uitstoot voorkomen. Is de Minister bereid om intensiever samen te werken op het gebied van energiebesparing?

Projecten van gezamenlijk belang

De Europese Raad heeft in haar conclusies van 21 maart opgeroepen tot snellere implementatie van relevante PCI’s en een snelle inzet van CEF middelen, schrijft de Minister. Aan wie is deze oproep gericht, vragen deze leden. Welke actie wordt voorgesteld om deze snellere implementatie te bewerkstelligen? Is de Minister bereid zich in te zetten voor stevige afspraken om de PCI’s snel uit te voeren?

Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat verbeteringen in de energie-infrastructuur bijdragen aan een optimale benutting van schone energie in de EU? Is de Minister het met deze leden eens dat verbetering van de energie-infrastructuur kan bijdragen aan importonafhankelijkheid en diversificatie van energiebronnen? Is de Minister het met deze leden eens dat daarom verbetering van de energie-infrastructuur mede een zaak van publiek belang is?

Voor besparing van energie, vergroening van de energievoorziening en infrastructurele aanpassingen om leveringszekerheid te bieden vinden de leden dat de Europese Unie een leidende rol moet hebben, omdat afzonderlijke lidstaten niet snel genoeg afdoende vorderingen kunnen maken. Denkt de Minister dat lidstaten voldoende vorderingen maken? Denkt hij dat Europese afspraken de vorderingen op dit gebied zouden kunnen versnellen?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het met de leden eens is dat we ons energieaanbod moeten diversifiëren, dat er geen importverbod zou moeten kunnen bestaan op (op de Noordpool of elders) legaal gewonnen olie en dat de import van olie alleen zal afnemen als er een betaalbaar alternatief is.

Diversificatie naar energiedrager, aanbieder of aanvoerroute is altijd al een belangrijk onderdeel geweest van het Nederlands energiebeleid. Daaraan wordt ook gewerkt door in te zetten op verbetering van energie-efficiency, stimulering van duurzame energie via de SDE+ en de in het Energieakkoord aangekondigde initiatieven. Door middel van de inzet op de Gasrotonde is en wordt er bovendien gewerkt aan diversificatie van de aanvoerroutes voor gas.

In de discussie over een mogelijk verbod op Noordpoololie zie ik geen mogelijkheden om import van die olie te verbieden. Kortheidshalve verwijs ik voor de onderbouwing verder naar de brief over de afweging tussen natuur- en economische belangen in de Noordpool, die ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu op 1 mei naar de Kamer heb gestuurd.1 Olie is naast grondstof voor de petrochemische industrie ook een transportbrandstof. Het zal inderdaad voor een belangrijk deel van de ontwikkeling van de alternatieven afhangen hoe de ontwikkeling van het gebruik en daarmee import van olie zich verder zal ontwikkelen. Daarom is elektrisch rijden een welkome ontwikkeling. Elektriciteit laat zich immers op verschillende manieren maken. Ook de betere well-to-wheel energie-efficiëntie van elektrische auto’s draagt bij aan het verminderen van importafhankelijkheid. Elektrische auto’s (en op termijn ook ontwikkelingen als power to gas) kunnen bovendien een nuttige rol spelen in de inpassing van duurzame wind- en zonne-energie en ook langs die weg de importafhankelijkheid verlichten.

De leden van de VVD-fractie verzoeken een overzicht van de Projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s) die van belang zijn voor de Nederlandse energiemarkt.

Vorig jaar oktober heeft de Commissie de lijst met projecten van gemeenschappelijk belang aangenomen. In totaal zijn 248 PCI’s aangenomen. Voor de Nederlandse energiemarkt zijn met name relevant de projecten die gericht zijn op het beter verbinden van de Nederlandse energiemarkt met die van haar buren. Door de verbondenheid van de energienetten van buurlanden is het hiernaast ook denkbaar dat verbindingen tussen andere lidstaten een effect hebben op de Nederlandse energiemarkt. Er zijn drie projecten die gericht zijn op het direct verbinden van de Nederlandse markt met haar buurlanden. Ten eerste heeft TenneT in het kader van de ontwikkeling van het Noordzeenet het project COBRA, een interconnector met Denemarken ingebracht. Daarnaast heeft TenneT het project Doetinchem-Wesel aangedragen, een interconnector met Duitsland. Gasunie Transport Services (GTS) heeft ten slotte één project ingediend gericht op vervanging van compressoren om de transportcapaciteit met België en Duitsland te versterken.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister vindt dat de stijging van de kosten van het energiesysteem, als gevolg van de energietransitie, groter mag zijn dan de groei van de economie. Tevens verzoeken deze leden de Minister om tijdens de informele Raad het punt van kostenstijgingen – hoewel geen expliciet gespreksthema – toch ter sprake te brengen.

Kostenstijgingen zijn een voortdurend punt van zorg, omdat deze kosten uiteindelijk door burgers en bedrijven moeten worden gedragen. De kosteneffectiviteit heeft dan ook centraal gestaan bij het afsluiten van het Energieakkoord. Dit heeft als resultaat dat via het slimmer omgaan met subsidies en de inzet op energiebesparing de energierekening voor burgers en bedrijven de komende jaren lager zal zijn dan was voorzien bij het Regeerakkoord.

De energietransitie zal geleidelijk zijn beslag moeten krijgen, zodat de kosten in bedwang kunnen worden gehouden. Stijgende kosten die niet passen bij het tempo van economische groei zijn onwenselijk. Juist de economische groei moet zorgen voor verdere innovatie, ook op het terrein van energie zodat duurzame opties maar ook energiebesparing op een kosteneffectieve wijze van de grond komen. Deze inzet speelt ook bij het verdelen van lasten tussen lidstaten van kosten die samenhangen met doelbereik van CO2-reductie. Nederland zal daarom pleiten voor kosteneffectiviteit als uitgangspunt.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de Minister bereid is de consequenties van de zaak «Alands Vindkraft» te bespreken en te pleiten voor daadwerkelijk instellen van meer samenwerkingsmechanismen tussen de verschillende landen. Voorts verzoeken de leden van de VVD-fractie de Minister een overzicht te verstrekken van landen die samenwerking willen stimuleren en landen die vooral een eigen energiebeleid stimuleren?

De Advocaat-generaal heeft zich onlangs uitgesproken over de zaak «Alands Vindkraft». Ik ben hier in Kamervragen reeds dieper op ingegaan. Het lijkt mij nu raadzaam de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie af te wachten, alvorens in gesprek te gaan over de mogelijke consequenties van deze uitspraak. Zoals ik ook aangeef in mijn antwoorden op bovengenoemde Kamervragen is het juist dat de Europese Commissie al langere tijd aandringt op samenwerking tussen lidstaten en eventuele derde landen vanwege mogelijke kostenvoordelen.

Tot op heden zijn er slechts enkele lidstaten die van deze mogelijkheden gebruik maken. Een voorbeeld is de inzet van samenwerkingsmechanismen tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk, waarbij gekeken wordt hoe hernieuwbare energie opgewekt in Ierland kan bijdragen aan de doelstelling van het Verenigd Koninkrijk. Een ander voorbeeld is de vormgeving van een gemeenschappelijk steunregime voor hernieuwbare energie tussen Zweden en Noorwegen.

Voor veel lidstaten geldt dat zij de mogelijkheden van samenwerkingsmechanismen verder onderzoeken. Ook Nederland beziet onder welke voorwaarden samenwerking mogelijk is en welke bijdrage deze samenwerking kan leveren aan kosteneffectieve realisatie van de hernieuwbare energiedoelstelling.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de datum waarop de inventarisatie van de Europese Commissie om de importafhankelijkheid van de EU te verminderen gereed is. Voorts zijn de leden van mening dat de regering tijdens de informele energieraad moet aangeven dat alle lidstaten moeten inzetten op energie-efficiency en duurzame energie als enig echte duurzame oplossing.

Ik verwacht dat de Commissie haar rapport met betrekking tot energieafhankelijkheid op 28 mei aan de lidstaten zal doen toekomen. Met de leden van de PvdA-fractie deelt het kabinet het belang van energie-efficiëntie en duurzame energie. Tijdens de informele energieraad brengt het kabinet onder de aandacht dat energie-efficiëntie en duurzame energie kunnen bijdragen aan de energievoorzieningszekerheid.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA fractie hebben verzocht de inventarisatie van de Europese Commissie van de energieafhankelijkheid van de Unie aan de Kamer te doen toekomen en gevraagd of in deze inventarisatie ook de relatie en mogelijke ondersteuning van de Oekraïense regering in Kiev wordt meegenomen.

Ik verwacht dat de Commissie haar rapport met betrekking tot energieafhankelijkheid op 28 mei aan de lidstaten zal doen toekomen. In de geannoteerde agenda bij de energieraad van 13 juni a.s. zal ik uw Kamer informeren over de inhoud van deze analyse.

De leden van de CDA fractie hebben vernomen dat een mogelijke maatregel het gezamenlijk als Europese Unie onderhandelen over de gasprijs bij afname van gas uit Rusland is en vragen zich af of deze maatregel tijdens deze energieraad besproken gaat worden. De leden van de CDA fractie vragen zich af in hoeverre deze maatregel gevolgen zou hebben voor Nederland? Deze leden vragen de Minister of deze maatregel gevolgen zou hebben voor de inkoopprijs van gas voor Nederland en voor Nederland als import en export land van gas?

Het voorstel waarnaar het CDA verwijst is gedaan door Polen als een mogelijkheid om de marktmacht van de EU te vergroten. Het voorstel, dat ongetwijfeld in de discussie in de Informele Energieraad zal worden ingebracht, is nog niet in detail uitgewerkt, maar zou zeker gevolgen hebben voor alle bedrijven, en dus ook landen, die gas van buiten de EU betrekken. Gezamenlijke inkoop, in het Poolse voorstel vormgegeven door één inkopend EU-orgaan, ziet het kabinet niet als een wenselijke optie. De Europese gasmarkt, waarin vele bedrijven actief zijn en gas in- en verkopen, zowel op korte als op lange termijn, laat meer en meer liquiditeit zien en wordt steeds concurrerender, ook als het gaat om het kopen van gas bij Russische bedrijven. Dit draagt bij aan de leveringszekerheid. Juist daarom zet Nederland in op verdere versterking van de interne markt voor gas. Gezamenlijke inkoop zou een stap in de verkeerderde richting zijn. Je creëert een monopoliepositie en belemmert toetreding van nieuwe marktpartijen. Het is bovendien zeer de vraag of een gezamenlijk overheidsgestuurd inkooporgaan tot een betere prijs zou kunnen komen dan de individuele bedrijven, die in staat zijn slagvaardig op de gasmarkt te opereren. Er zijn ten slotte vraagtekens te plaatsen bij de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit van zo'n voorstel. Zo zal een dergelijke gezamenlijke inkoop effecten hebben op de algemene structuur van de energievoorziening van de lidstaten en dat is voorbehouden aan de lidstaten (artikel 194, tweede lid, tweede alinea, VWEU). Tevens is de verenigbaarheid met de WTO-regels en het Energiehandvestverdrag twijfelachtig.

De leden van de CDA fractie vragen zich af wat de Minister bedoelt met de zin «Tegelijkertijd moet duidelijk zijn dat die vermindering er één is van de langere termijn» en of de Minister hiermee het standpunt inneemt dat op de korte termijn geen maatregelen mogelijk zijn? De leden van de CDA-fractie vragen tevens naar de positie van de Minister ten aanzien van verdere integratie van de Europese gas- en elektriciteitsmarkt en van het Europese harmoniseren van het energiebeleid.

Het feit dat vermindering van de importafhankelijkheid er één is van de langere termijn, betekent niet dat er op korte termijn geen maatregelen worden genomen. Daaraan wordt ook gewerkt door in te zetten op verbetering van energie-efficiency, stimulering van duurzame energie via de SDE+ en meer in het algemeen de in het Energieakkoord aangekondigde initiatieven en maatregelen. Dergelijke maatregelen zorgen voor een verdere verduurzaming van de energievoorziening, die in het algemeen een vermindering van de import van energie buiten de EU zal betekenen.

Het kabinet is van mening dat verdere integratie van de Europese energiemarkt en Europese harmonisatie van energiebeleid een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een sterkere voorzieningszekerheid van Europa. Tijdens de vorige Energieraad (d.d. 4 maart jl.) heeft Nederland gezamenlijk met enkele andere lidstaten gepleit voor versterking van de interne energiemarkt en het voorkomen van versnippering van (nationaal) energiebeleid. De voltooiing van de interne markt en het creëren van infrastructuur binnen Europa maakt het mogelijk om energie vrij te laten stromen en optimaal en efficiënt in te zetten, en stelt lidstaten in staat om eventuele voorzieningszekerheidproblemen gezamenlijk op te lossen. Dit vermindert de afhankelijkheid van de EU-lidstaten van individuele aanbieders en versterkt hiermee de leveringszekerheid. Het feit dat lidstaten meer mogelijkheden krijgen om tussen verschillende aanbieders te kiezen, versterkt tevens hun onderhandelingspositie.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of, gegeven de situatie rond Oekraïne, de bereidheid onder de leden van de Raad gegroeid is om nauwer samen te werken op energiegebied en of de Minister zelf ook (nog) meer geneigd is binnen de EU samen te werken op energiegebied.

Op gebied van energie zijn er reeds vele voorbeelden van de samenwerkingsbereidheid in Europa. Dit vertaalt zich onder meer in de verschillende energiewetgevingtrajecten, zoals het Derde Energiepakket, dat erop gericht is om verbeteringen aan te brengen in de werking van de Europese interne energiemarkt, en het Energie-Infrastructuurpakket waarmee een beter geïntegreerd en robuuster energienetwerk, diversificatie van energiebronnen en een concurrerende interne markt worden nagestreefd. De situatie in Oekraïne versterkt de gezamenlijke intentie om de importafhankelijkheid van de EU te verminderen.

De leden van GroenLinks vinden dat er meer inzet nodig is voor de vergroening van de Europese energievoorziening. Europese samenwerking is onontbeerlijk om voorzieningszekerheid voor het hele continent te kunnen bieden. Zij vragen of de Minister bereid is om in de Raad te pleiten voor een Europese energievergroeningsagenda?

De mededeling van de Europese Commissie betreffende het raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020–2030 bevat reeds goede voorstellen om meer Europese coördinatie te doen plaatsvinden op het terrein van energievoorziening. Dit kan de voorzieningszekerheid op termijn zeker ten goede komen. Een aparte energievergroeningsagenda waar de leden voor pleiten, is naast de uitwerking van de mededeling in dit verband niet noodzakelijk.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of Rusland het contract heeft nageleefd waarin sprake zou zijn van een lagere gasprijs voor Oekraïne in ruil voor de lease van marinebases op de Krim door Rusland. Houden de genoemde betalingsachterstanden verband met de eenzijdig gewijzigde gasprijs? Acht de Minister Rusland gezien deze gang van zaken een betrouwbare handelspartner?

Het is helder dat het Oekraïense Naftogaz een betalingsachterstand bij het Russische Gazprom heeft opgelopen over de maanden februari tot en met april 2014. Daarbij bestaat verschil van inzicht tussen de bedrijven over de hoogte van deze achterstand. De hoogte van de te hanteren gasprijs over deze periode is onderwerp van de volgende twee trilaterale gesprekken (Rusland – Oekraïne – Europese Commissie namens de EU) die deze maand plaatsvinden. Deze gesprekken zijn erop gericht de gaslevering voor de EU en Oekraïne te garanderen en onderbreking van de gaslevering te voorkomen. Het betreft hier overigens contractuele verplichtingen tussen bedrijven. Ik kan niet beoordelen of hier al of niet sprake zou zijn van contractbreuk. Het kabinet is positief over de door Oekraïne en Rusland getoonde wil om te komen tot een oplossing en te zorgen voor ononderbroken gasleveranties via Oekraïne aan Europa. De betrouwbaarheid van Rusland als handelspartner is op dit moment niet in het geding.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat LNG kan helpen bij de diversificatie van de export, maar niet bij importonafhankelijkheid?

De discussie over importafhankelijkheid wordt op dit moment vooral gevoerd in relatie tot de afhankelijkheid van Rusland. Wanneer de EU zijn mogelijkheid voor LNG-importen, en daarmee aansluiting op de wereldmarkt, vergroot, betekent dit inderdaad dat er nog steeds nog steeds importafhankelijkheid is, maar dat de machtpositie van individuele landen daarin afneemt.

De Minister schrijft dat duidelijk moet zijn dat vermindering van de importafhankelijkheid «er één is van de langere termijn.» De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bedoelt dat hij bij voorbaat de Commissie heeft gevraagd de ambitie te beperken? De leden zien de voordelen niet van de voor de Minister vereiste duidelijkheid. Treedt de Minister in de Raad op als vertegenwoordiger van de energie-exporterende landen zoals Rusland en Noorwegen? Is de Minister het met de leden eens dat de positie van de EU tegenover energie-exporteurs sterker is als zij geloofwaardige plannen maakt om de importafhankelijkheid al op korte termijn te verminderen?

De zinsnede waar de leden van GroenLinks-fractie op doelen is niet meer dan de vaststelling dat waar de EU een flink deel van zijn energiebehoefte importeert, het niet eenvoudig zal zijn om die importafhankelijkheid te verminderen. Waar energie-efficiëntie en een toenemend gebruik van duurzame energie een bijdrage leveren aan vermindering van importafhankelijkheid, zal duidelijk zijn dat dit niet van de ene op de andere dag zal gebeuren. Dit betekent ook dat we nog voor langere tijd ook van fossiele brandstoffen afhankelijk zullen zijn. Niettemin is de Europese Commissie bezig om de importafhankelijkheid te analyseren en voorstellen te ontwikkelen om die importafhankelijkheid te verminderen. Het is belangrijk dat de plannen geloofwaardig zijn, voor de EU zelf en ten behoeve van de positie van de EU ten opzichte van energieleveranciers.

De Minister schrijft: «Het is niettemin nodig om zekerheid te bieden aan de verschillende (markt)partijen.» De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de Minister hiermee bedoelt? De leden vinden het, gezien de noodzaak tot onafhankelijkheid van fossiele energiebronnen, onwenselijk dat de belangen van de fossiele industrie in acht genomen worden. Kan de Minister toelichten welke bedrijven hij specifiek bedoelt met «verschillende marktpartijen»?

Deze zekerheid is van belang voor zowel leveranciers van fossiele als die van hernieuwbare energie. Deze leveranciers voorzien immers gezamenlijk in onze energiebehoefte.

De leden waarderen de inzet van de regering om expertise te delen. Graag horen zij van de Minister op een later moment of dit aanbod tot vruchtbare resultaten heeft geleid. Extra inzet op energie-efficiëntie kan veel CO2-uitstoot voorkomen. Is de Minister bereid om intensiever samen te werken op het gebied van energiebesparing?

Nederland voert reeds met verschillende lidstaten overleg over energiebesparing om zo van elkaar te leren o.a. in het kader van de implementatie van de Europese richtlijn energie efficiëntie. Europese samenwerking kan ook op het gebied van financiering van allerlei energieprojecten aan belang winnen. Zo kan de Europese Investeringsbank wellicht op het terrein van financiering van energieprojecten een grotere rol vervullen, zeker als men in staat is om soortgelijke energiebesparingsprojecten te bundelen waardoor het investeringsvolume wordt vergroot.

De Europese Raad heeft in haar conclusies van 21 maart opgeroepen tot snellere implementatie van relevante PCI’s en een snelle inzet van CEF middelen, schrijft de Minister. De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan wie deze oproep is gericht, welke acties er worden voorgesteld om deze snellere implementatie te bewerkstelligen en of de Minister bereid zich in te zetten voor stevige afspraken om de PCI’s snel uit te voeren?

De oproep tot snellere implementatie van relevante PCI’s is primair gericht aan de lidstaten. Om dit te bewerkstelligen zijn de lidstaten verplicht bepalingen van de in 2013 aangenomen Infrastructuurverordening ten uitvoer te leggen. Lidstaten zijn volgens de verordening onder andere verplicht om de vergunningverlening voor PCI's te stroomlijnen, een «one-stop-shop» of enkelvoudig verantwoordelijk orgaan daarvoor aan te wijzen en de duur van de vergunningverleningperiode te verkorten. Nederland heeft reeds wettelijk vastgelegd dat de vergunningverlening voor PCI's via de Rijkscoördinatieregeling loopt, waardoor een verkorte vergunningverleningperiode en «one-stop-shop» ook voor deze projecten van toepassing zijn.

Bij het proces om CEF-middelen in te zetten is de Europese Commissie primair aan zet. Uitvoerders van PCI's kunnen nu reeds een aanvraag indienen voor financiële steun uit het CEF. De Commissie verwacht in november een besluit te nemen over de toekenning van de beschikbare gelden. Gezien het grote aantal PCI's dat mogelijk een beroep wil doen op het CEF, lijkt dit een redelijk tijdspad. Voor Nederland is met name van belang dat dit proces zorgvuldig verloopt en dat de overeengekomen voorwaarden voor toekenning van financiële steun in de infrastructuur- en CEF-verordening worden gerespecteerd. Zo wordt voorkomen dat gelden worden toegekend aan projecten die niet (voldoende) bijdragen aan de gestelde doelen van marktintegratie, inpassing van hernieuwbare energie en voorzieningszekerheid.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens is dat verbeteringen in de energie-infrastructuur bijdragen aan een optimale benutting van schone energie in de EU, dat verbetering van de energie-infrastructuur kan bijdragen aan importonafhankelijkheid en diversificatie van energiebronnen en dat daarom verbetering van de energie-infrastructuur mede een zaak van publiek belang is?

Het verbinden van de energiesystemen van lidstaten maakt een efficiënte inpassing van duurzame energie mogelijk en versterkt de interne Europese energiemarkt. Hiermee wordt daarnaast een belangrijke bijdrage geleverd aan de diversificatie van energiebronnen en transport, waarmee de importafhankelijkheid van Europa kan worden verminderd.

De energie-infrastructuur is van publiek belang. Het derde energiepakket geeft daarom een helder juridisch kader voor deze infrastructuur. Zo worden er regels gesteld om een onafhankelijk beheer van de transmissienetten te waarborgen. Daarnaast wordt met het Europese infrastructuurpakket de aanleg van grensoverschrijdende energie-infrastructuur in Europa bevorderd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Lidstaten voldoende vorderingen maken op het terrein van energiebesparing, infrastructuur, leveringszekerheid.

De Commissie zal in mei of begin juni 2014 met een rapportage en landenspecifieke aanbevelingen komen over de voortgang van de lidstaten met betrekking tot de voltooiing van de interne energiemarkt. Deze rapportage en landenspecifieke aanbevelingen gaan onder andere over leveringszekerheid, energiebesparing en de netwerken. De rapportage zal worden besproken tijdens de Energieraad van 13 juni a.s. In de voorbereiding op deze Raad zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.


X Noot
1

Kamerstuk 29 023, nr. 167.

Naar boven