21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 424 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 mei 2013

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte om enige vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken over de brief van 17 mei 2013 inzake de geannoteerde agenda van de Energieraad van 7 juni 2013 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 421). en over de brief van 17 mei 2013 inzake het verslag van de Informele Energieraad van 23 en 24 april 2013 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 420).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 31 mei 2013.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

De griffier van de commissie, Franke

Inhoudsopgave

 
     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de PVV-fractie

3

     

II.

Antwoord / Reactie van de minister

4

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende bij het schriftelijk overleg over de Energieraad d.d. 7 juni 2013. Zij hebben daarover nog een aantal vragen.

De minister schrijft dat de Raad naar verwachting raadsconclusies zal aannemen over de Commissiemededeling over de interne energiemarkt die op 15 november 2012 is uitgebracht. Onderdeel van die conclusies is onder andere de positie van (kwetsbare) consumenten op de energiemarkt. Die wordt als een van de grootste uitdagingen gezien. Tegelijkertijd leidt de zware focus van de Europese Commissie op het instellen van allerlei verschillende -soms conflicterende- doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing tot stevige prijsstijgingen van energie. Wat betreft de VVD-fractieleden is het tegenstrijdig om enerzijds de energiekosten ongebreideld hard te laten oplopen en anderzijds krokodillentranen te huilen over het feit dat bepaalde consumentengroepen last hebben van de stijgende energiekosten. De leden van de VVD-fractie hebben hier in het vorige schriftelijk overleg ook aandacht voor gevraagd, maar geen eenduidig en volledig antwoord op gekregen. Graag horen zij of de minister hun zienswijze in dezen deelt en wat hij hierover aan zijn collega’s in Brussel zal melden.

De VVD-fractieleden lezen verder dat enkele lidstaten, waaronder Frankrijk, ruimte wil behouden om consumentenprijzen van energie door de overheid vast te laten stellen. Dit is het paard achter de wagen spannen, want de hoge energieprijzen zijn een direct gevolg van overheidsbeleid. De leden van de VVD-fractie willen de minister vragen of hij nadrukkelijk wil sturen op grotere samenwerking tussen lidstaten bij het halen van de doelstellingen voor hernieuwbare energie. Verder zijn de leden verheugd dat een groot aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, het standpunt hanteert dat marktgebaseerde prijzen essentieel zijn voor een goed functionerende interne markt. Zij steunen de minister volmondig in die inzet en vragen hem dit krachtig ter tafel te brengen tijdens de Raad. Tegelijkertijd zien de leden van de VVD-fractie dat er steeds meer overheidsingrijpen in de energiemarkt plaatsvindt. Kan de minister uitleggen hoe hij in Europa gaat pleiten voor een gelijk speelveld, zodat ingrepen in verschillende landen niet leiden tot concurrentieverschillen tussen de verschillende lidstaten?

Voor de zomer zal de Europese Commissie niet-bindende richtsnoeren voor hernieuwbare energie presenteren die noodzakelijk zijn om te verzekeren dat stimuleringsystemen de markt niet verstoren, maar het marktfalen juist corrigeren. Zo moeten subsidiesystemen de productie van hernieuwbare energie zo bevorderen dat het blijft reageren op prijsprikkels van de energiemarkt. Kan de minister aangeven wanneer hij denkt deze richtsnoeren van de Europese Commissie te verwachten?

Op de agenda van de Raad staan ook de externe betrekkingen op energiegebied van de Europese Unie. In dit kader zullen het Ierse EU-voorzitterschap en de Europese Commissie informatie geven over onder andere de betrekkingen van de EU met Rusland, het Internationaal Energieagentschap, de zuidelijke corridor (de energieverbinding van de EU met Centraal-Azië en de Kaukasus), en een memorandum van overeenstemming met Algerije over energie. Het betreffen onderwerpen die voor de energievoorziening van Europa van wezenlijk belang zijn. Op dit moment zijn de VVD-fractieleden echter geen documenten of andere informatie bekend die bij dit agendapunt besproken worden. Kan de minister meer informatie verschaffen over deze onderwerpen?

De VVD-fractieleden lezen verder dat tijdens de Energieraad van 22 februari jl. de lidstaten nog van mening verschilden over de nationale capaciteitsmechanismen, vergoedingssystemen die moeten zorgen voor voldoende beschikbare productiecapaciteit om de leveringszekerheid te waarborgen. Welke maatregelen zijn volgens de minister nog noodzakelijk om voldoende beschikbaarheid van capaciteit voor gastransport tussen Nederland en Duitsland en tussen Nederland en België te garanderen?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda voor de energieraad van 7 juni 2013. Deze leden willen het kabinet de volgende punten meegeven.

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden over de inzet van het kabinet wat betreft het versterken van het Emissiehandelssysteem (ETS). Wat is momenteel de stand van zaken?

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie de minister om toe te lichten wanneer de Europese Commissie de inventarisatie naar schaliegaswinning heeft afgerond.

Deze leden steunen de inzet van de het kabinet om vast te houden aan het 5%-plafond voor conventionele biobrandstoffen in 2020. Tevens steunen deze leden de inzet van het kabinet om gewasspecifieke ILUC-factoren in te voeren.

De leden van de PvdA-fractie steunen het kabinet in haar wens om stimuleringsregimes voor duurzame energie beter op elkaar te laten aansluiten maar zien direct het probleem dat de inzichten over welke systeem het beste is, ver uit elkaar liggen. Welke mogelijkheden ziet de minister om toch tot meer overeenstemming te komen?

De leden van de PvdA-fractie zijn tot slot positief over de voorlopige conclusie van de Europese Commissie dat het gezamenlijke doel van 20% hernieuwbare energie in 2020 gehaald kan worden. De Europese Commissie geeft wel aan dat de huidige economische crisis een risico vormt voor het halen van de doelstellingen. Kan de minister wat concreter zijn over die risico’s? Zijn de investeringen inderdaad al zichtbaar teruggelopen? Wat is de prognose voor de komende jaren?

Vragen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met veel ongenoegen kennisgenomen van de agenda van de informele energieraad. Deze leden blijven het krankzinnig vinden dat er kostbare landbouwgrond en voedsel wordt verspild voor de productie van biobrandstoffen. Positief puntje is dat door het ILUC-voorstel gekeken wordt naar de CO2 uitstoot van de productie van biobrandstoffen. De leden van de PVV-fractie vragen of er in navolging hiervan ook bij andere zogenaamd duurzame producten rekening gehouden gaat worden met de CO2-uitstoot die bij de productie ervan vrijkomt, zoals elektrische auto’s en windmolens? Immers, indien bij biobrandstoffen deze netto-CO2 uitstoot wordt meegeteld, dan blijkt dat dit niet beter is dan fossiele brandstoffen, zo vermeldt het rapport «Voedsel in de tank!?» van Oxfam Novib. Daardoor voldoen deze biobrandstoffen niet meer aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor duurzaamheidssubsidies of blijft de minister desondanks doorgaan met subsidiëren terwijl dit geen effect heeft op de door dit kabinet beoogde CO2-reductie?

Overigens, de leden van de PVV-vragen vragen tevens of in het ILUC-voorstel ook met de andere effecten van de productie van biobrandstoffen wordt rekening gehouden die in het zojuist genoemde rapport staan? Wordt er bijvoorbeeld ook gekeken naar hoeveel mensen er omkomen van de honger als gevolg van de productie van biobrandstoffen? Volgens de Wereldbank gaat dit naar schatting immers om zo’n 43 miljoen mensen. De leden van de PVV-fractie wijzen de minister er overigens nog eens fijntjes op dat er in 2008 middels de motie Madlener (Kamerstuk 22 112, nr. 645) al op deze problematiek is gewezen. Daarin werd dan ook opgeroepen om de productie van uit voedsel gemaakte biobrandstoffen te stoppen hetgeen helaas op onvoldoende steun kon rekenen vanuit de Kamer. Is de minister nu echter wel van mening dat deze nadelige effecten van biobrandstoffen dusdanig groot zijn om alsnog uitvoering te geven aan het verzoek uit de motie? Of vind deze minister het nog steeds te rechtvaardigen dat er wereldwijd miljoenen slachtoffers vallen doordat er voedsel in de tank verdwijnt?

Verder kwamen de leden van de PVV-fractie nog een aantal opmerkelijke beweringen tegen in het verslag over de afgelopen energieraad. Daarin wordt door Commissaris Oettinger gesteld dat sommige technologieën vrijwel zonder ondersteuning concurreren met fossiele aanhangers. Deze leden zijn erg benieuwd op welke technologieën deze Commissaris hier doelt en of dat ook betekent dat de subsidies op deze vormen van duurzame energie op korte termijn gaan verdwijnen? Daarnaast gaf een aantal lidstaten aan met een dermate grote overcapaciteit te zitten dat ze het overaanbod niet kwijt kunnen. Kan de minister aangeven om welke lidstaten naast Duitsland dit gaat en welke mogelijkheden de minister ziet om ook uit deze lidstaten gratis of zelfs met geld toe deze elektriciteit binnen te halen?

II. Antwoord / Reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Interne energiemarkt

De leden van de VVD-fractie vroegen of de Minister de zienswijze deelt dat het tegenstrijdig is om enerzijds de energiekosten ongebreideld op te laten lopen en anderzijds te klagen over het feit dat bepaalde consumentengroepen last hebben van stijgende energiekosten.

Het Europese energiebeleid is gericht op een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening. Deze drie doelen raken en beïnvloeden elkaar en moeten elkaar in balans houden. Het is dus zaak dat we onze voorzieningszekerheid en de transitie naar een schone energiehuishouding zo kostenefficiënt mogelijk vormgeven. Dit is niet alleen in het belang van (kwetsbare) consumenten, maar in het belang van alle verbruikers in Europa. Een sterke interne energiemarkt draagt bij aan kostenefficiëntie. In dit verband ben ik voornemens de raadsconclusies over de interne energiemarkt te onderschrijven. Deze gaan onder meer in op het centraal stellen van het belang van de consument, betere marktwerking en het beter op elkaar afstemmen van stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie.

Hernieuwbare energie

De leden van de VVD-fractie vroegen mij nadrukkelijk te sturen op grotere samenwerking tussen lidstaten bij het halen van de doelstellingen voor hernieuwbare energie.

Ik deel de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat samenwerking tussen lidstaten belangrijk is. De Commissie zal voor de zomer richtsnoeren voor hernieuwbare energie presenteren. Met deze richtsnoeren kunnen lidstaten beleid beter op elkaar afstemmen en kan subsidieconcurrentie tussen lidstaten worden voorkomen. Bij een aantal lidstaten stuur ik al nadrukkelijk op intensieve samenwerking. Zo vindt er eind mei een workshop plaats tussen Duitse en Nederlandse (beleids)experts over het kosteneffectiever maken van stimuleringsregimes en wordt jaarlijks met het Vlaamse Energie Agentschap afstemming gezocht over de kostprijsberekeningen van duurzame energietechnologieën.

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe ik in Europa ga pleiten voor een gelijk speelveld, zodat ingrepen in verschillende landen niet leiden tot concurrentieverschillen tussen de verschillende lidstaten.

Ik pleit bij alle Europese dossiers voor een gelijk speelveld. Daarom hecht ik ook veel waarde aan de mededeling interne energiemarkt, waarover de energieraad naar verwachting conclusies zal aannemen.

Een ander belangrijk voorstel dat gaat bijdragen aan het terugbrengen van concurrentieverschillen is de herziening van de staatssteunregels voor milieu en energie-investeringen. Bij de consultatie over dit voorstel zal ik de technologieneutrale aanpak voor de toepassing van kosteneffectieve hernieuwbare energietechnologieën die de Commissie voorstelt ondersteunen.

Tevens vroegen de leden van de VVD-fractie wanneer de richtsnoeren voor hernieuwbare energie door de Commissie worden uitgebracht.

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat de richtsnoeren naar verwachting voor eind juli 2013 worden gepresenteerd.

Externe betrekkingen op energiegebied van de EU

De leden van de VVD-fractie vroegen om meer informatie over de diverse onderwerpen die vallen onder het agendapunt «de externe betrekkingen op energiegebied van de Europese unie».

Onder dit agendapunt zullen ondermeer de volgende onderwerpen aan de orde komen: EU-Rusland; Internationaal Energieagentschap; Zuidelijke corridor; Memorandum van Overeenstemming tussen de EU en Algerije over energie; Strategische groep voor internationale samenwerking op energiegebied. De Commissie zal bij ieder punt een stand van zaken geven.

EU-Rusland

De EU-Rusland energierelatie is formeel neergelegd in de EU-Rusland energiedialoog, gestart op 30 oktober 2000 in Parijs. De doelstelling van de energiedialoog is de transparantie in de energierelatie tussen de EU en Rusland te waarborgen en investeringen, energieproductie en reductie van milieuimpact te verzekeren. Op 22 maart 2013 hebben Commissaris Oettinger en de Russische energieminister Novak, in bijzijn van President Barosso van de Europese Commissie en de Russische premier Medvedev, de »Roadmap EU-Russia Energy Cooperation until 2050» getekend. De doelstelling is om in 2050 te komen tot één gezamenlijke markt voor energie met een geïntegreerde infrastructuur. De EU is ook met Rusland in overleg over de elektriciteitsvoorziening in de Baltische staten, over een pijpleiding door de Oostzee (OPAL) en over een raamwerkovereenkomst tussen EURATOM en Rusland.

Internationaal Energieagentschap

Belangrijk onderwerp voor het Internationaal Energieagentschap (IEA) in 2013 is de gewenste nauwere samenwerking met een aantal belangrijke energiespelers waarvan de meeste geen OESO-lid zijn en daarom geen lid van het IEA: Rusland, China, India, Indonesië, Brazilië, Zuid-Afrika en Mexico. Deze landen zijn geïnteresseerd in de IEA, met name de toegang tot data, analyses en technische ondersteuning is voor hen waardevol. Samenwerking zou vorm kunnen krijgen door middel van een geassocieerd lidmaatschap.

Zuidelijke corridor

De «Southern corridor» is het project van de EU om gas beschikbaar te krijgen voor de EU gasmarkt uit de Kaukasus-regio en Centraal-Azië. Het gaat hierbij in eerste instantie om gas uit het Shah-Deniz veld (Azerbeidzjan) maar op termijn ook om gas uit Turkmenistan. Op korte termijn wordt er een beslissing verwacht van het Shah-Deniz consortium over het Europese traject van de gaspijpleiding. De Commissie zal een update geven van de stand van zaken. De Commissie zal hierbij ook ingaan op de link die gelegd wordt met het Europese infrastructuurpakket. De Commissie zal zich voorts inspannen voor gesprekken met Turkmenistan en Irak over levering van gas.

Memorandum van overeenstemming tussen de EU en Algerije over energie

Algerije heeft recentelijk laten weten gereed te zijn om een «Memorandum of Understanding (MoU)» voor een strategisch partnerschap met de EU op het gebied van energie af te sluiten. Het MoU maakt onderdeel uit van het EU-Algerije Associatie Akkoord dat sinds 2005 van kracht is. Het MoU beoogt met de samenwerking tussen de EU en Algerije, een betrouwbaar en strategisch partnerschap voor de levering van olie en gas aan de EU te versterken en uit te breiden. De samenwerking betreft niet alleen aardolieproducten maar thans ook elektriciteit, hernieuwbare energie, energiebesparing en infrastructurele ontwikkelingen. De MoU zal naar verwachting eind juni/begin juli door de Raad worden getekend.

Strategische groep voor internationale samenwerking op energiegebied

Bij de vaststelling van de raadsconclusies EU-extern energiebeleid in november 2011 is de strategische groep voor internationale samenwerking op energiebeleid opgericht. De groep bestaat uit de lidstaten en de Commissie. De Groep bespreekt enkele keren per jaar de strategische oriëntaties en aspecten van het externe energiebeleid van de EU en daarmee verband houdende beleidsgebieden. De laatste sessie ging over de EU-VS energiedialoog. De Commissie zal daarover een terugkoppeling geven.

Capaciteit gastransport

De leden van de VVD-fractie vroegen welke maatregelen noodzakelijk zijn om voldoende beschikbaarheid van capaciteit voor gastransport tussen Nederland en Duitsland en tussen Nederland en België te garanderen.

Er zijn verschillende maatregelen om te voorzien in de behoefte aan transportcapaciteit voor gas. De voornaamste daarvan is de maatregel die voorziet in fysieke uitbreiding van de bestaande capaciteit indien daar bij gastransporteurs (de zogenoemde shippers) behoefte aan bestaat. GTS, de beheerder van het landelijk gastransportnet, houdt daartoe tweejaarlijks een zogenaamde open season waarin shippers wordt gevraagd deze behoefte kenbaar te maken. Een investeringsbeslissing tot het uitbreiden van de capaciteit wordt vervolgens genomen op basis van deze behoefte en de bereidheid bij shippers om zich meerjarig vast te leggen ten aanzien van het gebruik.

GTS stemt deze open seasons en de uitkomsten daarvan af met de netbeheerders in de ons omringende landen.

Een andere manier om te voorzien in de behoefte aan capaciteit is een betere benutting van de bestaande capaciteit. Daartoe is recent de Europese richtsnoer voor congestiemanagement en de Europese netcode voor capaciteitsallocatie vastgesteld. Deze bepalingen zijn van toepassing op alle interconnectiepunten tussen het Nederlandse landelijke gastransport en de netten in de ons omringende landen. De bepalingen voorzien er in dat capaciteit waarvan het gebruik wel is gecontracteerd maar uiteindelijk niet plaatsvindt, opnieuw voor de markt beschikbaar komt. Daarnaast voorziet de netcode voor capaciteitsallocatie erin dat de landelijke netbeheerders meer capaciteit voor korte termijn transporten beschikbaar moeten stellen. Dit stelt shippers in staat om beter en sneller te reageren op fluctuaties in de vraag naar en de prijs van gas.

Om ervoor te zorgen dat de capaciteit die door deze maatregelen beschikbaar komt op een efficiënte en transparante manier wordt aangeboden aan de markt heeft GTS samen met achttien andere Europese netbeheerders, waaronder die van België en Duitsland, een gezamenlijk platform voor het boeken van capaciteit opgericht. Dit platform, PRISMA, maakt het voor shippers gemakkelijker om grensoverschrijdende capaciteit te boeken, zorgt daarmee voor een betere benutting van de aanwezige capaciteit en dat leidt tot een betere verbinding tussen nationale gasmarkten.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Emissiehandelssysteem

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar de stand van zaken wat betreft het versterken van het emissiehandelssysteem.

Op Europees niveau wordt druk gewerkt aan mogelijke opties voor het structureel beter functioneren van het emissiehandelssysteem (ETS). Ik steun structurele verbetering van het ETS. Hierbij is het van belang dat het gelijke speelveld van de internationaal concurrerende industrie wordt gewaarborgd. Het emissieplafond na 2020 moet in ieder geval worden aangescherpt. Een hogere jaarlijkse reductiefactor van het ETS-plafond sluit immers het meest aan bij het lange termijn pad, op weg naar 2050. Verdere maatregelen zijn mogelijk, daarvoor wacht ik het proces in de SER en de resultaten van lopend onderzoek af.

Schaliegas

De leden van de PvdA-fractie vroegen wanneer de Europese Commissie haar inventarisatie naar schaliegaswinning zal afronden.

De Europese Commissie is bezig met een inventarisatie van de regelgevende raamwerken ten aanzien van schaliegaswinning in de verschillende EU-lidstaten. Over de resultaten daarvan wil de Commissie dit najaar een mededeling uitbrengen.

Hernieuwbare energie

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar de mogelijkheden om tot meer overeenstemming te komen in het gebruik van stimuleringsregimes aangezien inzichten over welke systemen het beste zijn volgens deze leden ver uit elkaar liggen.

Het realiseren van meer overeenstemming tussen stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie zal stap voor stap worden aangepakt. Zo zal de Europese Commissie voor de zomer komen met richtsnoeren voor hernieuwbare energie die aangeven wat zij zogenaamde best practices vindt, en waarin zij adviezen zal geven hoe lidstaten deze best practices zelf kunnen toepassen. Daarnaast zullen naar verwachting kenmerken worden beschreven waaraan subsidiesystemen idealiter zouden moeten voldoen, bijvoorbeeld ten aanzien van marktintegratie van hernieuwbare energie en het verbeteren van de kosteneffectiviteit van systemen door concurrentie. De verwachting is dat de richtsnoeren voor hernieuwbare energie door de Commissie zullen worden gebruikt om de herziening van de staatssteunregels voor milieu en energie-investeringen vorm te geven. Deze herziening zal lidstaten zodoende een steuntje in de rug geven om stimuleringsregimes beter op elkaar aan te laten sluiten.

De leden van de PvdA-fractie vroegen concreter te zijn over het risico dat de huidige economische crisis vormt voor het halen van de doelstellingen. Deze leden vroegen daarbij of de investeringen zichtbaar zijn teruggelopen en wat de prognoses zijn voor de komende jaren.

De voortgangsrapportage die de Commissie 27 maart 2013 heeft uitgebracht is gebaseerd op Eurostat gegevens voor hernieuwbare energie uit 2009 en 2010 en op de door de lidstaten in 2011 ingediende voortgangsrapportages. De Europese Commissie geeft aan dat de algemene economische toestand in de Europese Unie verslechterd is. Zo heeft de financiële crisis er volgens de Commissie voor gezorgd dat de kosten voor kapitaal in verschillende lidstaten zijn gestegen. Dit doet volgens de Commissie vermoeden dat toekomstige investeringen wel eens zouden kunnen worden verlaagd of uitgesteld en daarmee een risico kunnen vormen voor het halen van de streefcijfers. Eind 2013 leveren lidstaten de tweede voortgangsrapportage hernieuwbare energie aan, waarin lidstaten rapporteren over de bereikte voortgang in de jaren 2011 en 2012. Dan zal blijken of deze verwachting van de Commissie ook is uitgekomen.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

Hernieuwbare energie

De leden van de PVV-fractie vroegen of er in navolging van het ILUC-voorstel ook bij andere zogenaamd duurzame producten rekening gehouden gaat worden met de CO2-uitstoot die bij de productie ervan vrijkomt, zoals elektrische auto’s en windmolens.

In Europa wordt reeds rekening gehouden met de CO2-uitstoot die bij de productie van duurzame producten vrijkomt. Europa heeft als onderdeel van het emissiehandelssysteem voor 2020 een plafond voor CO2-emissies vastgesteld. Indien productie leidt tot meer CO2-uitstoot dan moeten de bedrijven die hiervoor verantwoordelijk zijn schoner gaan produceren of CO2-rechten kopen van andere bedrijven die deze over hebben.

De leden van de PVV-fractie vroegen naar de technologieën die binnenkort zonder ondersteuning kunnen concurreren met fossiele aanhangers en of dat betekent dat de subsidies op deze vormen van duurzame energie op korte termijn gaan verdwijnen.

Vooralsnog zijn veel duurzame energietechnologieën duurder dan fossiel opgewekte energie. Om projecten van de grond te krijgen, is financiële ondersteuning van de meerkosten nodig. Voor Nederland geldt dat vanaf het moment dat er geen meerkosten meer zijn, technologieën niet meer in aanmerking komen voor subsidie. Dit is bijvoorbeeld al het geval bij het opwekken van duurzame elektriciteit en warmte in afvalverbrandingsinstallaties. Ook andere technologieën hebben te maken gehad met forse kostprijsdalingen. Zo is de kostprijs voor grootschalige zonne-energie de afgelopen jaren gedaald van ongeveer 0,46 Eurocent/kWh in 2009 tot onder de 0,15 Eurocent/kWh in 2013. Daar komt bij dat door de SDE+ systematiek bedrijven genoegen kunnen nemen met lagere subsidie. Op deze manier wordt bevorderd dat subsidies op termijn kunnen verdwijnen.

Biobrandstoffen

De leden van de PVV-fractie vroegen zich naar aanleiding van het Oxfam Novib rapport «Voedsel in de tank!?» af of de Minister blijft doorgaan met het subsidiëren van biobrandstoffen terwijl dit geen effect heeft op de beoogde CO2-reductie?

De Nederlandse regering subsidieert geen biobrandstoffenproductie. Het kabinet heeft wel projecten gefinancierd die tot doelstelling hebben de productie te verduurzamen.

De leden van de PVV-fractie vroegen zich af of er in het ILUC-voorstel ook rekening gehouden wordt met andere effecten van biobrandstoffenproductie die volgens het rapport «Voedsel in de tank» van Oxfam Novib optreden?

Het kabinet heeft bij verschillende gelegenheden aangegeven dat zij zich bewust is van de mogelijke sociale impact van het Europees biobrandstoffenbeleid. Staatssecretaris Mansveld heeft in een Kamerbrief van 25 april (Kamerstuk 32 813-48) aangegeven dat zij spoedig met een reactie komt op het rapport van de Europese Commissie over dit onderwerp. In deze reactie wordt ook het advies van de Commissie Corbey over de sociale impact van het Europese biobrandstoffenbeleid betrokken.

De leden van de PVV-fractie vroegen zich af of de Minister voornemens is alsnog uitvoering te geven aan de motie Madlener (Kamerstuk 22 112-645) die vraagt om het staken van de productie van biobrandstoffen uit voedselgewassen?

Het kabinetsbeleid is erop gericht om het aandeel van biobrandstoffen uit voedselgewassen te beperken, maar tegelijkertijd de gedane investeringen door het bedrijfsleven te respecteren. Daarom is het kabinet voorstander van een 5% limiet op deze biobrandstoffen overeenkomstig het voorstel van de Europese Commissie. Nu kan er nog 10% van deze biobrandstoffen bijgemengd worden. Tegelijkertijd wil het kabinet de productie van geavanceerde biobrandstoffen stimuleren, zodat er in de toekomst voldoende van deze biobrandstoffen beschikbaar zijn om een daadwerkelijke transitie naar deze biobrandstoffen te bewerkstelligen.

Interne energiemarkt

De leden van de PVV-fractie vroegen welke lidstaten naast Duitsland te maken hebben met een grote overcapaciteit op de elektriciteitsmarkt en welke mogelijkheden de Minister ziet om deze elektriciteit goedkoop binnen te halen?

Naast Duitsland hebben ook Portugal en Spanje aangegeven dat zij in tijden van veel wind en zon te maken hebben met een overschot aan elektriciteitsaanbod, onder meer als gevolg van de lage vraag die samenhangt met de economische crisis. Deze overschotten kunnen soms onvoldoende worden afgevoerd, omdat er onvoldoende grensoverschrijdende verbindingen aanwezig zijn met Frankrijk.

Meerdere lidstaten in de EU kampen met een tekort aan grensoverschrijdende capaciteit. Daarom zijn in de komende jaren aanzienlijke investeringen in de Europese netwerken nodig. De verordening betreffende trans-Europese energie-infrastructuur (het zogenaamde infrastructuurpakket) die op 15 mei 2013 in werking is getreden onderstreept de noodzaak om energienetwerken binnen Europa met elkaar te verbinden en te moderniseren.

Dit pakket omvat maatregelen gericht op het stimuleren van investeringen in Europese infrastructuur door het versnellen van het vergunningverleningtraject, door Europese financiële steun mogelijk te maken en door het vormgeven van een kostenallocatiemechanisme voor grensoverschrijdende infrastructuur. De uitbreiding van de Europese netwerken kan bijdragen aan een efficiënte allocatie van elektriciteit binnen de EU.

Naar boven