21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 364 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2012

Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen van de Informele Energieraad, die op 19 en 20 april a.s. onder Deens voorzitterschap zal plaatsvinden in Horsens (Denemarken). Tijdens deze Informele Energieraad zal worden gesproken over de Energie Roadmap 2050 en de rol van energie-infrastructuur daarbinnen. Het informele karakter van deze Raad impliceert een vrije gedachtewisseling zonder besluitvorming.

De Commissie zal tijdens de Informele Energieraad haar mededeling over de Energie Roadmap 2050 presenteren die op 15 december 2011 is uitgekomen (Kamerstuk 22 112, nr. 1359). De discussie tijdens de Informele Energieraad moet een eerste aanzet vormen voor de raadsconclusies die het Deense voorzitterschap tijdens de Energieraad van 15 juni a.s. wil aannemen. Tijdens de discussie zal tevens aandacht worden besteed aan de rol van energie-infrastructuur binnen de Energie Roadmap 2050. Bij de totstandkoming van een visie op het Europese energiesysteem voor 2030 speelt infrastructuur een belangrijke rol.

Alhoewel energie-efficiëntie niet op de agenda van de Informele Energieraad staat, informeer ik uw Kamer bij deze graag over de uitkomsten van de stemming van het Europees Parlement over de amendementen op de richtlijn energie-efficiëntie. Op basis van deze uitkomsten zal in april de informele triloog tussen Commissie, Raad en het Europees Parlement starten. Het Deense voorzitterschap streeft naar een akkoord in eerste lezing tijdens de Energieraad van 15 juni.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie M. J. M. Verhagen

BIJLAGE GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 19–20 APRIL 2012

De Commissie zal tijdens de Informele Energieraad haar mededeling over de Energie Roadmap 2050 presenteren die op 15 december 2011 is uitgekomen (Kamerstuk 22 112, nr. 1359). De discussie tijdens de Informele Energieraad moet een eerste aanzet vormen voor de raadsconclusies die het Deense voorzitterschap tijdens de Energieraad van 15 juni wil aannemen.

De routekaart is één van de sectorale uitwerkingen van de routekaart naar een koolstofarme economie in 2050, waarin mogelijke paden staan beschreven op weg naar een CO2-reductie van 80–95% in 2050 ten opzichte van 1990. Daarnaast gaat de routekaart over de twee andere hoofddoelen van het energiebeleid: energiezekerheid en concurrentievermogen. De routekaart energie 2050 vormt het kader voor de discussie over een vernieuwde Europese doelen- en maatregelenmix richting 2030.

Naar verwachting zullen in de raadsconclusies de volgende elementen aan de orde komen:

  • Herbevestiging van de noodzaak om in 2050 een koolstofarme economie te bereiken en tegelijkertijd te zorgen voor een concurrerende innovatieve energiemarkt en een betrouwbare energievoorziening.

  • Benoemen van de belangrijkste elementen die nodig zijn om deze doelen te bereiken zoals energie-efficiëntie, een hoger aandeel hernieuwbare energie na 2020 en investeringen in (slimme en flexibele) infrastructuur om dit grotere aandeel hernieuwbaar in te passen. Goed voorspelbare CO2-prijzen zijn hierbij belangrijk.

  • Benadrukken van het belang van een goed werkende interne markt en tijdige implementatie van de internemarktrichtlijnen. Lidstaten moeten geen maatregelen nemen die de vrije marktwerking belemmeren, en schadelijke subsidies uitfaseren.

  • Verzoek aan de Commissie om nieuwe beleidsmix na 2020 uit te werken. Aandachtspunt daarbij is de interactie tussen verschillende doelen en instrumenten en de lessen uit het 2020 beleidskader.

Nederland deelt het doel om een CO2-arme energievoorziening te bereiken en tegelijkertijd te zorgen voor een concurrerende innovatieve energiemarkt en een betrouwbare energievoorziening. Nederland heeft daarbij de volgende aandachtspunten:

  • Nederland wil een vernieuwde Europese beleidsmix voor klimaat en energie na 2020. Daarin staat vereenvoudiging, minder stapeling van doelen (kosteneffectiviteit) en het stimuleren van innovatie centraal. Dat betekent in ieder geval geen nationaal energiebesparingsdoel. Een eventueel duurzaam energiedoel op Europees niveau moet complementair zijn aan het CO2-reductiedoel.

  • Nederland wil de focus van het EU-klimaat- en energiedebat naar 2030 verleggen, waarbij wordt ingezet op een voorwaardelijke Europese doelstelling van 40% reductie van broeikasgassen in 2030. Het uiteindelijke niveau van de reductiedoelstelling is afhankelijk van adequate mondiale actie en adequate waarborging van de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven. Het voornaamste instrument om CO2-reductie te bereiken is ETS.

  • De rol van gas in de transitie naar een CO2-neutrale energiehuishouding. Op dit moment is er onvoldoende aandacht voor fossiele brandstoffen en in het bijzonder de rol van gas. De realiteit is dat fossiele brandstoffen de komende jaren hard nodig zijn met het oog op de leveringszekerheid. Daarnaast kan gas op de lange termijn, als het aandeel hernieuwbare energie toeneemt, de noodzakelijke flexibiliteit geven om fluctuaties in vraag en aanbod op te vangen.

  • Het bevorderen van (crossborder) investeringen in energienetwerken, mede tegen de achtergrond van de noodzaak om een toenemend aandeel duurzame elektriciteitsopwekking binnen de EU in te passen. Vanzelfsprekend is de basis hiervoor een goed werkende interne markt.

BIJLAGE ENERGIE-EFFICIËNTIE

Alhoewel energie-efficiëntie niet op de agenda van de Informele Energieraad staat, informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg behandelvoorbehoud richtlijn energie-efficiëntie van 6 september 2011, bij deze graag over de uitkomsten van de stemming van het Europees Parlement over de amendementen op het voorstel voor de richtlijn inzake energie-efficiëntie. Op basis van de uitkomsten van deze stemming, die plaatsvond op 28 februari jl., zal in april de informele triloog tussen Commissie, Raad en het Europees Parlement starten. Het Deense voorzitterschap streeft naar een akkoord in eerste lezing tijdens de Energieraad van 15 juni.

Van de ruim 1800 ingediende amendementen zijn na stemming in de ITRE-commissie van het Europees Parlement 18 compromisamendementen overgebleven. In een compromisamendement worden de door verschillende ITRE-leden ingebrachte amendementen die eenzelfde doel beogen samen gebracht. De belangrijkste wijzigingen die het Europees Parlement voorstelt zijn:

  • Bindende doelen per lidstaat.

  • Een financieringsmechanisme voor energiebesparing gevoed vanuit Europese fondsen, nationale bijdragen en boetes.

  • De mogelijkheid af te wijken van de verplichtende maatregelen (3% renovatiemaatregel en 1,5% energiebesparingmaatregel), indien de lidstaten gezamenlijk kiezen voor bindende nationale doelen die tezamen 20% besparing op EU-niveau opleveren.

  • Een reductie van 80% van het energieverbruik in 2050 en subdoelen en maatregelen om dat te bereiken.

  • Een verlaging van de renovatiemaatregel voor publieke gebouwen van 3% naar 2,5%, waarbij prioriteit wordt gegeven aan slechtst presterende gebouwen en de uitzonderingsmogelijkheid voor defensie komt te vervallen.

  • De verplichting tot 1,5% energiebesparing bij eindverbruikers moet jaarlijks om nieuwe en additionele besparingen gaan. Alternatieven hiervoor moeten, zoals in het oorspronkelijke Commissievoorstel, worden goedgekeurd door de Commissie.

  • Grote verbruikers (6000 kWh) moeten verplicht een slimme meter installeren in 2015. Lidstaten moeten daarnaast een strategie ontwikkelen voor het bevorderen van energie-efficiëntie bij kleinverbruikers.

  • Bij nieuwe elektriciteitscentrales, of bestaande elektriciteitscentrales die worden gerenoveerd of waarvan de vergunning moet worden verlengd, moet een kosten-batenanalyse worden uitgevoerd. Bij een positieve uitkomst moeten de centrales worden voorzien van apparatuur voor restwarmtebenutting.

  • Voorrang voor stroom van hernieuwbare bronnen mag niet in gevaar komen.

  • Commissie moet rapporteren over de impact van investeringsprikkels op low carbon technologie en het risico op carbon leakage. Commissie wordt gevraagd om indien nodig met voorstellen te komen voor het uit de markt halen van een nader te bepalen hoeveelheid CO2 rechten (set aside).

De Nederlandse inzet bij de onderhandelingen heeft ertoe geleid dat één van de drie (bindende) maatregelen inmiddels uit de richtlijn is verdwenen. De andere twee (bindende) maatregelen staan nog in de richtlijn, maar daarbij zijn wel belangrijke stappen gemaakt. Bij de 3% renovatiemaatregel is de reikwijdte ingeperkt doordat de definitie van publieke gebouwen is aangepast. Bij de 1,5% energiebesparingmaatregel zijn door de introductie van de Commissielijst de alternatieve maatregelen zoals Nederland die nu kent toegestaan. De door het Europees Parlement voorgestelde wijzigingen doen een stap terug ten opzichte van dit laatstvoorliggende compromisvoorstel. Nederland zet zich ervoor in dat de tekst onder invloed van de amendementen van het Europees Parlement niet verder verslechtert.

Naar boven