21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 299 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2010

Onderstaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen ter voorbereiding van de VTE-Raad (Energie en Telecom) die op 3 december a.s. bijeen zal komen in Brussel.

Tijdens de VTE-Raad (Energie) zal van gedachten worden gewisseld over het EU energie-infrastructuurpakket, de energiestrategie en olie- en gasactiviteiten op zee aan de hand van drie mededelingen van de Commissie die in oktober en november zijn verschenen. Over de inhoud van deze mededelingen en de Nederlandse positie dienaangaande wordt de Kamer separaat nader geïnformeerd. Daarnaast zal de Raad van gedachten wisselen over het consumentvriendelijker maken van energiebeleid aan de hand van door de Commissie opgestelde werkdocumenten. Over olie- en gasactiviteiten op zee en het consumentvriendelijker maken van energiebeleid zullen tevens Raadsconclusies worden aangenomen. Voorts zullen het Belgisch EU-voorzitterschap en de Europese Commissie de Raad informeren over ontwikkelingen op het terrein van de internationale energierelaties.

Tijdens de VTE-Raad (Telecom) zal van gedachten worden gewisseld over het radiospectrum beleidsprogramma, aan de hand van een voortgangsrapport van het voorzitterschap. Daarnaast zal het voorzitterschap een voortgangsrapport presenteren over de besprekingen in Raadskader over het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) en zullen er Raadsconclusies worden aangenomen over de Europese breedbandstrategie en over de Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda. Onder de diversepunten zal de Commissie een toelichting geven op de ontwikkeling van roamingdiensten binnen de EU en het Internet Governance Forum. Het aankomend Hongaars voorzitterschap zal een toelichting geven op haar plannen en het programma voor het komend half jaar.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

GEANNOTEERDE AGENDA VTE-RAAD (ENERGIE EN TELECOM) 3 DECEMBER 2010

VTE-Raad (Energie)

Consumentvriendelijker energiebeleid

Gedachtewisseling en Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen over het consumentvriendelijker maken van energiebeleid aan de hand van twee door de Commissie in november gepubliceerd werkdocumenten: «Een Energiebeleid voor Consumenten» en «Het functioneren van de detailhandel van elektriciteit voor consumenten in de Europese Unie». Het onderwerp is laatstelijk besproken tijdens de informele energieraad van 6/7 september jl.

In de conceptconclusies wordt gewezen op het belang van implementatie van bestaande EU-regelgeving, zoals het derde pakket, ten behoeven van een betere positie van consumenten. Voorts wordt het belang van energiebesparingsmaatregelen, technologieontwikkeling en een goede voorlichting van consumenten benadrukt. De Commissie wordt verzocht blijvende aandacht te schenken aan consumentenrechten en in het bijzonder ten aanzien van kwetsbare consumenten. Daarnaast wordt de Commissie verzocht de rol van het Citizens» Energy Forum te versterken en worden lidstaten opgeroepen rekening te houden met het werk van het Citizens» Energy Forum en de Consumer Consultative Group (ECCG) over energie. Voorts wordt de Commissie verzocht om een coördinerende rol te vervullen op het terrein van alternatieve geschilbeslechting t.a.v. energie en de uitwisseling van best practices.

Nederland kan instemmen met de voorliggende raadsconclusies. Nederland beschikt in lijn met het derde energiepakket over een uitgebreid instrumentarium voor de bescherming van consumenten, door middel van waarborgen in wet- en regelgeving, toezicht door de Consumentenautoriteit en de NMa, en informatiebronnen zoals ConsuWijzer. Daarnaast kent Nederland een integraal armoedebeleid. In armoedesituaties spelen immers veelal meerdere problemen en uitdagingen tegelijkertijd. In het kader van het derde pakket energierichtlijnen worden lidstaten verplicht om een definitie op te nemen voor kwetsbare consumenten. Nederland acht het van belang dat de implementatie van deze verplichting aansluit bij de wijze waarop het beleid voor deze doelgroep in een lidstaat is ingericht. Dit vereist allereerst een goede uitwerking op het niveau van individuele lidstaten. Nederland heeft een sociaal zekerheidsstelsel en voor specifiek energie een regeling afsluitbeleid. Daarnaast wordt gewerkt aan het nationaal vormgeven van een definitie voor kwetsbare consumenten als voortvloeisel uit het derde energiepakket. Dit pakket van maatregelen biedt voldoende bescherming voor kwetsbare consumenten. Nederland is dan ook geen voorstander van additionele Europese maatregelen, zoals een kaderdefinitie voor kwetsbare consumenten en het koppelen van speciale energietarieven aan inkomens. Hetzelfde geldt voor het netwerk van energieombudsmannen. Het derde pakket laat ruimte voor andere wijzen om geschillenbeslechting vorm te geven. In Nederland bestaan geen voornemens om een energieombudsman in te richten. Op het terrein van nieuwe technologieën zal Nederland aandacht blijven vragen voor de bescherming van persoonsgegevens.

Veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee

Gedachtewisseling en Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie over de veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee.1 Over dit onderwerp is op 12 oktober een mededeling verschenen, waarover de Kamer via het BNC-traject separaat wordt geïnformeerd.

In de mededeling stelt de Commissie vast dat de praktijk en regelgeving van lidstaten onderling sterk verschillen en dat de bepalingen in EU-regelgeving die betrekking hebben op offshore-activiteiten vaak verspreid liggen over verschillende EU-wetgevingsbesluiten. Zij stelt derhalve voor te werken aan een herzien en coherenter wetgevingskader waardoor een EU-brede toepassing van de best beschikbare praktijken mogelijk wordt. Op verschillende terreinen worden maatregelen aangekondigd. Hierbij gaat het om regelgeving met betrekking tot vergunningsprocedures, milieu, milieuaansprakelijkheid, veiligheid en toezicht door de overheid, financiële zekerheden ter dekking van risico’s, alsmede een versterkte EU-respons op rampen en internationale samenwerking om offshore veiligheid en wereldwijde responscapaciteit te bevorderen. De Commissie wil hiertoe voor de zomer van 2011 voorstellen doen.

In de conceptconclusies wordt gewezen op het belang van uniforme, hoge veiligheidsstandaarden voor olie- en gasboringen op zee. Voor een uniform veiligheidsbeleid dient EU-wetgeving te worden aangepast. Mede in dit licht wordt het belang van heldere en effectieve nationale vergunningsprocedures, voorzorgsmaatregelen, veiligheidstoezicht, gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor werknemers, productveiligheid, een uitgebreid aansprakelijkheidsregime en adequate interventiecapaciteit benadrukt. Voorts wordt het belang van regionale samenwerkingsverbanden en de uitwisseling van best practices onderstreept. Internationaal dient de EU een voortrekkersrol te vervullen om een effectief, coherent, internationaal veiligheidsbeleid op te stellen. Aangezien de activiteiten van buurlanden gevolgen kunnen hebben voor EU-lidstaten, wordt opgeroepen partnerschappen uit te breiden en te versterken. De industrie wordt gewezen op haar eigen verantwoordelijkheid en lidstaten worden opgeroepen de industrie te betrekken bij de ontwikkeling van een verbeterd veiligheidsregime voor olie- en gasactiviteiten op zee. De Commissie wordt tot slot verzocht om zo spoedig mogelijk in 2011 met nadere voorstellen te komen.

Nederland kan instemmen met de voorliggende raadsconclusies. Nederland acht solide veiligheids- en milieunormen voor offshore olie- en gasactiviteiten van belang. Tegelijkertijd staat Nederland kritisch ten opzichte van het nut en de noodzaak van additionele Europese regelgeving en/of versterking van bevoegdheden van de Europese Unie en andere Europese organisaties. De omstandigheden waaronder gas en olie op zee worden gewonnen, verschillen per locatie. Dit dient hetgeen zijn weerslag te krijgen in de toepasselijke veiligheidsregimes. Bij de oliewinning in de Nederlandse wateren bijvoorbeeld is een olielekkage met de dimensies van de huidige olieramp in de Golf van Mexico onwaarschijnlijk. De Nederlandse wetgeving is voor deze situaties afdoende. Additionele maatregelen worden dan ook niet noodzakelijk geacht en kunnen een ongewenste verzwaring van de administratieve lasten met zich meebrengen.

Goede afstemming van voorgenomen maatregelen met alle belanghebbenden (overheden, waaronder toezichthouders, internationale organisaties en industrie) acht Nederland voorts van groot belang. Bij te formuleren wetgevingsvoorstellen is het voorts essentieel om bestaande praktijken in lidstaten en initiatieven van maatschappijen mee te nemen. Tevens zou gebruik gemaakt moeten worden van regionale samenwerkingsinitiatieven, zoals het North Sea Offshore Authorities Forum.

Energiestrategie 2020

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over een Europese energiestrategie voor de periode tot 2020 aan de hand van een mededeling die de Commissie op 10 november jl. hierover heeft gepubliceerd.2 Het onderwerp is laatstelijk besproken tijdens de VTE-Raad van 31 mei jl. aan de hand van een tussentijds rapport van de Europese Commissie «Towards a new energy strategy for Europe», waarbij tevens Raadsconclusies zijn aangenomen. De Europese energiestrategie zal tevens worden besproken tijdens de Europese Raad over energie op 4 februari 2011. De Kamer wordt separaat geïnformeerd over de mededeling. Hieronder treft u de inhoud en opvattingen van het kabinet op hoofdpunten aan.

De strategie is de opvolger van het huidige Energie Actieplan 2007–2010 en schetst de contouren van een energiestrategie tot 2020 die gericht is op het behalen van de energie- en klimaatdoelen en moet zorgen voor een veilige, duurzame en concurrerende energievoorziening voor alle burgers. Hierbij stelt de Commissie vijf prioriteiten: energie-efficiëntie, een geïntegreerde Europese energiemarkt, energietechnologie, consumentenbelangen en het versterken van de externe dimensie van de Europese energiemarkt. De Commissie kondigt op diverse prioritaire gebieden aan met een nadere uitwerking en/of voorstellen te zullen komen. Naast de recentelijk verschenen mededeling over de Europese energie-infrastructuur, zal de Commissie een actieplan-energiebesparing (voorjaar 2011), een mededeling over externe energierelaties (zomer 2011) en een energieroutekaart 2 050 (najaar 2011) publiceren.

Nederland kan zich op hoofdlijnen vinden in de gekozen prioriteiten maar benadrukt dat voor een nadere positiebepaling veel zal afhangen van de inhoud van de aangekondigde voorstellen. Op het terrein van energiebesparing zijn reeds diverse maatregelen genomen voor een ambitieus Europees beleid, zoals de herziening van de richtlijnen ecodesign en energie-etikettering en aanscherping van de richtlijn Energieprestatie van gebouwen. Eventuele nieuwe Europese voorstellen op het terrein van energiebesparing zullen kritisch maar positief worden benaderd. Nederland is geen voorstander van een door de EU opgelegde bindende doelstelling voor energie-efficiëntie. Energiebesparing is een belangrijk middel om klimaat- en energiedoelen te bereiken, de markt en sector in beweging te krijgen en de economie te versterken, maar het optimale niveau dient door de lidstaten zelf bepaald te worden.

Op het terrein van de interne energiemarkt deelt Nederland de opvatting van de Commissie dat implementatie en handhaving van bestaande EU-regelgeving prioriteit dient te genieten. Verder zou Nederland graag zien dat de Commissie op het gebied van de interne energiemarkt meer aandacht heeft voor harmonisatie van stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie. Voor de opvattingen van het kabinet over energie-infrastructuur verwijs ik u naar het onderstaande.

Ten aanzien van onderzoek en technologieontwikkeling is Nederland een voorstander van het gecoördineerd uitvoeren van onderzoek en innovatie op het gebied van technologieontwikkeling in het kader van het SET-plan. De onderwerpen van de nieuwe initiatieven lijken goed te zijn gekozen.

Op het terrein van het externe energiebeleid acht Nederland een beter gecoördineerd optreden van de EU van belang op die terreinen waar Europees optreden meerwaarde heeft boven nationaal of regionaal optreden. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het EU-optreden in geval van energiecrises. Voorts acht Nederland het in het kader van energievoorzieningszekerheid van groot belang de externe relaties met strategische partners verder te versterken en te verdiepen.

Voor de opvattingen van het kabinet over het consumentvriendelijker maken van energiebeleid verwijs ik u naar de betreffende onderdelen in deze bijlage.

Energie-infrastructuur

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over voorstellen van de Europese Commissie inzake de ontwikkeling van de Europese energie-infrastructuur aan de hand van mededeling die de Commissie 17 november heeft gepubliceerd.3 Energie-infrastructuur is eerder besproken tijdens de informele VTE-Raad van 6/7 september 2010 en zal naar verwachting tevens worden geagendeerd voor de Europese Raad op 4 februari 2011. De Kamer zal nog via een BNC-fiche separaat worden geïnformeerd over de inhoud en de opvattingen van het kabinet dienaangaande. Hieronder wordt reeds kort ingegaan op de inhoud en Nederlandse inzet.

In de mededeling zet de Commissie een langetermijnvisie en prioriteiten uiteen om het Europese energienetwerk aan te passen aan de eisen van de 21ste eeuw. Voornaamste doelen hierbij zijn voorzieningszekerheid en integratie van hernieuwbare elektriciteitsproductie in een goed functionerende energiemarkt. Voor deze aanpassingen stelt de Commissie een nieuwe strategische benadering voor. Deze bestaat allereerst uit het identificeren van een energie-infrastructuurplan voor een Europees slim supernetwerk dat de Europese netwerken met elkaar moet verbinden en het benoemen van een beperkt aantal Europese prioriteiten die in 2020 moeten zijn geïmplementeerd om de energie- en klimaatdoelen te bereiken en waar Europese maatregelen het meest noodzakelijk zijn. Daarnaast dient de uitvoering van deze projecten te worden ondersteund door een aantal nieuwe instrumenten, zoals stroomlijning van vergunningverleningsprocedures, betere kostenallocatie via tarifering, regionale samenwerking, betere informatie voor besluitvorming en Europese financiering. De Commissie zal hiertoe met nadere voorstellen komen, waaronder een Europees energieveiligheids- en infrastructuurinstrument in 2011 met voorstellen op het terrein van regulering en financiering.

Nederland acht verbetering van de Europese energie-infrastructuur van belang voor de Europese energievoorzieningszekerheid, het bereiken van energie- en klimaatdoelen, de voltooiing van de interne energiemarkt en diversificatie van bronnen en aanvoerroutes. Hiervoor zijn zowel een solide elektriciteit- als gasnetwerk van belang. In dit licht wordt ook de benoeming van het North Sea Grid als prioriteitsproject om de gestelde doelen te bereiken verwelkomd. Voor het realiseren van de noodzakelijke energie-infrastructuur dient het primaat bij gereguleerde marktpartijen te liggen. De benodigde investeringen zijn groot. De markt dient dan ook de zekerheid te worden geboden in de vorm van een Europese langetermijnvisie en heldere politieke signalen, gecombineerd met een integraal pakket van maatregelen om investeringen mogelijk te maken. Dit betekent voor alles dat de lidstaten het derde pakket moeten implementeren. In aanvulling hierop ondersteunt Nederland diverse elementen die de Commissie in haar voorstel noemt en die gericht zijn op verbetering van het investeringsklimaat met zo min mogelijk marktverstoring, zoals versnelling van vergunningverleningsprocedures met behoud van nationale bevoegdheden, gebruik maken van regionale initiatieven en verbeterde kostenallocatie.

Nederland is kritisch inzake Europese financiering van energie-infrastructuur. Indien de vergunningverleningsproblemen worden opgelost, verwacht de Commissie een investeringsgat van € 60 miljard tot 2020, dat voor een groot deel wordt veroorzaakt door niet commerciële voordelen van projecten met een regionaal of Europees belang en investeringsrisico’s die inherent zijn verbonden aan nieuwe technologieën zoals smart grids. Indien noodzakelijke investeringen niet binnen de gereguleerde markt kunnen worden gerealiseerd via de bestaande en voorgestelde instrumenten, zou voor Nederland alleen onder strikte voorwaarden gekeken kunnen worden naar indirecte financiële stimuleringsmaatregelen op Europees niveau. Daarbij dient in ieder geval duidelijk sprake te zijn van een grensoverschrijdend, Europees belang, dient het marktingrijpen tot een minimum te worden beperkt om marktverstoring en oneerlijke concurrentie te voorkomen en dienen investeringen kostenefficiënt plaats te vinden. Het aangekondigde Europees energieveiligheids- en infrastructuurinstrument zal op deze punten dan ook kritisch worden beoordeeld. Voorts kan Nederland een voorstel voor een financieel instrument niet ondersteunen zonder een gedegen financiële onderbouwing en gedetailleerd inzicht in de budgettaire gevolgen voor de EU en de lidstaten en helder vastgestelde besluitvormingsprocedures. Bovendien wil Nederland niet vooruitlopen op de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven.

Internationale energierelaties

Presentatie Commissie en Voorzitterschap

Het Belgisch EG-voorzitterschap en de Europese Commissie zullen de Raad informeren over de ontwikkelingen op het terrein van de energierelatie met Rusland, met name over de uitkomst van de Top van 22 november in het kader van de EU-Rusland Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst over Energie. Voorts zal de Raad worden geïnformeerd over de toetreding van Oekraïne tot de Energie Gemeenschap op 24 september jl. en de Oekraïense toezegging de richtlijn duurzame energie en het derde pakket over te nemen. Daarnaast zal de Commissie informatie verschaffen over de energierelatie tussen Rusland en de Oekraïne. Tot slot zal de Raad naar verwachting worden ingelicht over de energie- en klimaatbijeenkomst tussen de EU en de VS op 20 november a.s.

VTE-Raad (Telecom)

Radiospectrum beleidsprogramma

Voortgangsrapport

De Raad zal van gedachten wisselen over het radiospectrumbeleid aan de hand van een voortgangsrapport van het voorzitterschap over de besprekingen in Raadskader betreffende het Commissievoorstel voor het radiospectrum beleidsprogramma, van 21 september jl. (TK 22 112-1064). Het Europees Parlement start naar verwachting in december met de behandeling van het voorstel.

Het voorstel voor het radiospectrum beleidsprogramma bevat beleidslijnen en doelstellingen voor spectrumgebruik voor de periode tot en met 2015. Het gaat onder andere om het beschikbaar stellen van de 800 MHz band (digitaal dividend) voor elektronische communicatie, de voorwaarden voor uitgifte van spectrum en het monitoren van spectrumgebruik. De reikwijdte van het programma is breder dan elektronische communicatiediensten (ondanks dat de telecom kaderrichtlijn waar het programma uit voorvloeit zich beperkt tot elektronische communicatiediensten) en heeft ook betrekking op andere beleidsterreinen die te maken hebben met spectrum, zoals transport (bijvoorbeeld intelligente vervoerssystemen), energie (intelligente netwerken) en Onderzoek. Het programma is gebaseerd op Artikel 114 VWEU (interne markt), maar raakt ook aan bevoegdheden buiten de interne markt, zoals openbare veiligheid en civiele bescherming. Ook raakt het voorstel bevoegdheden op het terrein van audiovisueel beleid.

In het voortgangsrapport schetst het voorzitterschap de belangrijkste discussiepunten die naar voren zijn gekomen in de discussie ter voorbereiding van de Raad. Het betreft hier onder andere de reikwijdte van het voorgestelde programma en de relatie met andere Europese wetgeving.

Nederland steunt het initiatief van de Commissie om een samenhangend programma op het gebied van radiospectrum op te stellen. Voor zover de diverse voorstellen bijdragen aan het verbeteren van het functioneren van de interne markt steunt Nederland in beginsel de initiatieven. Voor veel van de voorstellen geldt dat ze nog nader uitgewerkt moeten worden. De keuze om de reikwijdte van voorgestelde maatregelen te vergroten tot meer dan spectrumgebruik voor elektronische communicatiedoeleinden is begrijpelijk vanuit de gedachte om te komen tot een samenhangend programma. Nederland is echter wel kritisch over voorstellen die buiten het domein van de interne markt komen en ook raken aan andere belangen zoals openbare orde en veiligheid. Voor wat betreft de overlap met andere regelgeving, met name het recentelijk herziene telecomkader, is er behoefte aan duidelijkheid. Ten aanzien van enkele specifieke voorgestelde maatregelen in het programma heeft Nederland de volgende positie:

  • Nederland steunt het snel beschikbaar stellen aan de markt van reeds voor breedbandig internet geharmoniseerde spectrumbanden. Voor wat betreft de voorwaarden voor uitgifte en gebruik van deze banden hecht Nederland eraan deze naar eigen inzicht te kunnen blijven invullen. De verschillen tussen lidstaten vragen (soms) om een andere inzet van instrumenten.

  • Nederland steunt het voorstel om de 800 MHz band (Digitaal Dividend) vrij te maken voor mobiele toepassingen. Mijn voorganger heeft dit ook aan uw Kamer meegedeeld (Kamerstuk 21 501-33, nr. 286). Het voorstel om deze band per 2013, met een eventuele derogatie tot 2015, beschikbaar te stellen vindt Nederland ambitieus.

  • In het voorstel wordt de suggestie gedaan om te onderzoeken of eventueel additioneel omroepspectrum ter beschikking zou kunnen worden gesteld voor breedbandcommunicatie. Nederland vindt dit voorbarig en zou graag zien dat dit voorafgegaan wordt door een grondige analyse van toekomstige frequentiebehoefte voor omroeptoepassingen en een weging van publieke belangen die daarmee gemoeid zijn.

  • Nederland vindt het voorstel om een Europees monitorsysteem op te zetten om een inventarisatie van het huidige spectrumgebruik te maken erg ver gaan. De voorkeur gaat uit naar een systeem dat meer aansluit bij de reeds gebruikte procedures voor inventarisatie van gebruik in de lidstaten.

ENISA

Voortgangsrapport

Het voorzitterschap zal een voortgangsrapport presenteren over de besprekingen in Raadskader over twee Commissievoorstellen betreffende het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), van 30 september jl. Het betreft een voorstel voor een verordening voor het verlengen van het huidige mandaat van ENISA met 18maanden, en een voorstel voor een verordening om ENISA te versterken en te moderniseren (TK 22 112-1072). Het Europees Parlement start naar verwachting op 9 december a.s. met de behandeling van deze voorstellen.

In de voorstellen wordt het huidige mandaat van ENISA verlengd met 18 maanden, om zo voldoende tijd te creëren voor een akkoord over het voorstel voor versterking en modernisering van ENISA. In dit laatste voorstel krijgt ENISA een mandaat voor 5 jaar en worden er vijf belangrijke veranderingen voorgesteld ten opzichte van de huidige situatie van ENISA: 1) een bredere taakomschrijving; 2) betere afstemming met het beleid- en regelgevingproces van de EU; 3) meer interactie in de strijd tegen cybercriminaliteit door de rechtshandhavingautoriteiten en de autoriteiten die privacy beschermen volwaardige stakeholders van ENISA te laten zijn; 4) het versterken van de bestuursstructuur en 5) een geleidelijke toename van de middelen (qua financiën en mankracht).

In het voortgangsrapport meldt het voorzitterschap dat er brede overeenstemming is onder de lidstaten over de continuering van ENISA met 18 maanden. Ten aanzien van het voorstel voor versterking en modernisering van ENISA gaat het voorzitterschap in op de belangrijkste discussiepunten die naar voren zijn gekomen in de discussie ter voorbereiding van de Raad. Deze liggen op het gebied van de invulling van de taken van ENISA (met name ten aanzien van de rol bij bestrijding van cybercriminaliteit), de toekomstige financiële middelen, de lengte van het mandaat en de rol van de management board.

Vanwege de grensoverschrijdende aspecten van de netwerk- en informatiebeveiligingsproblematiek steunt Nederland de voortzetting van een aanpak op Europees niveau. Nederland heeft waardering voor het voorstel waarin de rol van ENISA wordt versterkt en gemoderniseerd omdat dit een gezamenlijk aanpak door EU-lidstaten van de problemen in de netwerk- en informatiebeveiliging zal bevorderen. Hierdoor zal de effectiviteit van de maatregelen toenemen. Nederland steunt de voorstellen voor meer samenwerking van ENISA met autoriteiten op het gebied van handhaving en privacy ten behoeve van de bestrijding van cybercriminaliteit. In de samenwerking moet een brug worden geslagen, waarin wel respect is voor elkaars verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. ENISA houdt zich bezig met preventie, terwijl andere organen zoals EUROPOL zich bezighouden met de bestrijding ervan via het faciliteren van opsporing en vervolging. Nederland zal kritisch kijken naar de voorstellen voor het toekomstig budget voor ENISA in het licht van het nieuwe mandaat. Er kan niet op de onderhandelingen over de nieuwe EU-meerjarenbegroting (2014–2020) vooruit worden gelopen. Nederland kan zich vinden in een mandaat van 5 jaar voor een vernieuwd ENISA, alhoewel Nederland een iets langere mandaatperiode ook vindt passen. Nederland is echter tegen een mandaat voor onbepaalde tijd. Ten aanzien van het versterken van de bestuursstructuur, die vooral administratief van aard is, kan Nederland zich vinden in de voorstellen zoals door de Commissie gedaan.

De Europese breedbandstrategie

Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen over de mededeling «de Europese breedbandstrategie», van 20 september 2010 (TK 22 112-1079). De mededeling is onderdeel van het breedbandpakket, samen met de aanbeveling over toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (Next Generation Access networks) en het beleidsprogramma voor radiospectrumbeleid.

In de Digitale Agenda voor Europa is het doel gesteld dat in 2013 alle Europeanen een aansluiting kunnen krijgen op basisbreedband. In 2020 moeten bovendien alle Europeanen internettoegang hebben van meer dan 30Mbps, én 50% of meer van de Europese huishoudens moet een abonnement hebben van meer dan 100Mbps. In de breedbandmededeling zet de Commissie uiteen hoe investeringen in breedbandnetwerken het best kunnen worden gestimuleerd om die doelstellingen te halen. Het gaat met name om ondersteuning van acties van nationale en lokale overheden op dit terrein.

In de conceptconclusies verwelkomt de Raad de mededeling van de Commissie, en bevestigt daarbij de verschillende acties die genoemd worden voor de Commissie en de lidstaten om de breedbanddoelstellingen te halen. Hierbij benadrukt de Raad de rol van de markt en een technologieneutrale aanpak bij het stimuleren van de uitrol van breedbandnetwerken. De Raad onderstreept het belang van transparantie en open netwerken voor de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve diensten in de interne markt. De Raad nodigt de Commissie uit ondersteuning te bieden aan nationale en lokale overheden bij het aantrekken van private investeringen en het verlagen van investeringskosten bij de uitrol van breedbandnetwerken. Ten slotte worden lidstaten uitgenodigd tot actie over te gaan, onder meer door het formuleren van nationale breedbanddoelen, het implementeren van het Europese Radio Spectrum Programma, en het beschikbaar maken van informatie over passieve infrastructuren (zoals buizen waar kabels doorheen getrokken kunnen worden).

Nederland kan instemmen met de voorliggende raadsconclusies. Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in heel Europa, en vindt dat het aan de markt is om de uitrol daarvan tot stand te brengen. In Nederland heeft de hevige concurrentie tussen de kabelexploitanten, KPN, en de onafhankelijke internet service providers (ISPs) op haar netwerk geleid tot een positie in de Europese voorhoede. Het huidige Nederlandse breedbandbeleid richt zich derhalve vooral op het in stand houden van een concurrerende markt. De conceptconclusies en de achterliggende breedbandmededeling sluiten grotendeels aan op het Nederlandse breedbandbeleid. Nederland steunt de nadruk in de conceptconclusies op het belang van een concurrerende markt en de centrale rol voor marktpartijen («de markt is aan zet»). Ten aanzien van de rol van de overheid steunt Nederland de decentrale aanpak (door vooral gemeenten en provincies) voor het verlagen van investeringskosten en het stimuleren van private investeringen. In Nederland biedt de Rijksoverheid ondersteuning aan provincies en gemeenten bij het nastreven van hun breedbandvisie, door middel van de handreiking «Goed op weg met Breedband» en de menukaart van de TaskForce NGN. Ook de recente wijziging van de Telecomwet heeft tot doel interventies door gemeenten bij het stimuleren van breedband te vergemakkelijken, met inachtneming van het regelgevend kader voor staatssteun. Omdat er in Nederland relatief weinig onrendabele gebieden zijn waar publieke financiering (uit o.a. bestaande EU fondsen) binnen het staatssteunkader soelaas kan bieden, ligt de nadruk van het beleid daar minder op. Nederland zal een nationaal breedbandplan opstellen, in lijn met de Europese doelstellingen.

Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda

Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen over de mededeling van de Commissie over de Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda.

De Innovatie Unie is één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Met de Innovatie Unie zet de Commissie een visie, agenda en taakverdeling neer om belemmeringen voor innovatie weg te nemen. Belangrijke aandachtspunten zijn stroomlijning en vereenvoudiging van het Europese innovatiebeleid en een sterkere focus op grote maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, grondstoffenschaarste en demografische verandering. Er worden tevens zogenaamde innovatiepartnerschappen aangekondigd, die tot doel hebben de diverse onderzoek- en innovatie-instrumenten te stroomlijnen om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.

In de conceptconclusies benadrukt de Raad dat de vlaggenschipinitiatieven de digitale agenda en de Innovatie Unie geïntegreerde strategieën zijn, die in onderlinge samenhang cruciaal zijn voor het halen van de doelstellingen van de Europa2020-strategie. De Raad benadrukt het belang van digitale technologieën als één van de drijvers van de productiviteit en groeicapaciteit van de EU, van het vermogen om te innoveren in alle sectoren en in antwoord op maatschappelijke uitdagingen. De Raad bevestigt het belang van stroomlijning en vereenvoudiging van programma’s en vraagt aandacht voor de ICT-component in diverse Europese innovatieprogramma’s, zoals pre-commercieel en publiek aanbesteden, de «Kennis en Innovatie Gemeenschappen» (KIG’s) in het kader van het Europees instituut voor Innovatie en Technologie (EIT), en de aangekondigde pilot voor een innovatiepartnerschap op het terrein van actief en gezond ouder worden. Lidstaten worden voorts opgeroepen investeringen in EU ICT onderzoek en ontwikkeling te behandelen als prioriteit, gezien de onderinvesteringen op dit terrein in de EU in vergelijking met de belangrijkste handelspartners en gezien het doel voor de EU voor investeringen in R&D van 3% BBP.

Nederland steunt de aandacht in de conceptconclusies voor ICT innovatie en onderzoek. Nederland onderstreept de steeds belangrijker wordende rol van ICT voor economische groei, innovatie en het helpen oplossen van maatschappelijke problemen. Digitalisering is daarmee een duidelijk verbindend element tussen de beide vlaggenschipinitiatieven. Deze en andere uitgangspunten en acties van de Digitale Agenda voor Europa worden ook nadrukkelijk opgenomen in de nog uit te brengen nationale ICT-visie voor de periode 2011–2014. Nederland erkent dat het concept van innovatiepartnerschappen een toegevoegde waarde kan hebben, maar wenst zekerheid dat de partnerschappen ook daadwerkelijke bijdragen aan vereenvoudiging en stroomlijning van innovatie-instrumenten en dat het bedrijfsleven goed wordt betrokken. In de discussies ter voorbereiding op de Raad heeft Nederland er net als veel andere lidstaten voor gewaakt dat er wordt opgeroepen tot een grootschalige start van partnerschappen op diverse terreinen, buiten de pilot die de Commissie heeft aangekondigd. Tot slot waakt Nederland voor oproepen om investeringen in ICT op nationaal en Europees niveau substantieel te verhogen. Het is aan de lidstaten om de hoogte van investeringen op nationaal niveau te bepalen en gezien de budgettaire situatie in veel lidstaten is een substantiële verhoging van de middelen niet reëel. Nederland kijkt ook kritisch naar suggesties om het Europese budget voor ICT-onderzoek en innovatie te verhogen. Er kan niet op de onderhandelingen over de nieuwe EU-meerjarenbegroting (2014–2020) vooruit worden gelopen. In de conceptconclusies komen deze Nederlandse uitgangspunten inmiddels voldoende terug.


XNoot
1

COM(2010)560, 12 oktober 2010.

XNoot
2

COM(2010)639, 10 november 2010.

XNoot
3

COM(2010)677/4, 17 november 2010.

Naar boven