21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 1076 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2024

Bijgevoegd vindt u de geannoteerde agenda voor de Informele Energieraad van 15 en 16 juli in Boedapest, Hongarije.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Geannoteerde Agenda informele Energieraad 15 en 16 juli

Op 15 en 16 juli a.s. vindt in Boedapest de informele Energieraad plaats onder het Hongaarse Voorzitterschap (hierna: het Voorzitterschap). De formele agenda en de stukken die duiding geven aan de inhoud van de discussies ontbreken momenteel nog, maar naar verwachting zal de Raad in het teken staan van de verdere decarbonisatie van het Europese energiesysteem. Specifiek worden er beleidsdebatten verwacht over de rol van geothermische energie in de verwarmingssector, implementatie van de 2030 energiedoelen en de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen en over een weerbaar, flexibel en geïntegreerd elektriciteitssysteem. Tijdens deze Raad is geen besluitvorming voorzien.

Decarbonisatie van de verwarmingssector en de rol van geothermische energie

Het Hongaars voorzitterschap heeft aangekondigd Raadsconclusies aan te willen nemen over de rol van geothermie bij het decarboniseren van de verwarmingssector. Tijdens de informele Energieraad wordt een eerste beleidsdebat gevoerd over geothermische energie.

Nederland onderschrijft het belang van het debat en de rol die geothermie kan spelen bij het decarboniseren van de verwarmingssector. Een significant deel van het energieverbruik in Europa bestaat uit warmteopwekking, zowel voor de industrie als voor huishoudens. Op dit moment wordt warmte nog primair fossiel opgewekt. Hoewel het goed mogelijk is om de warmtevraag met elektrische systemen op te wekken, levert dit een significante belasting op het bestaande elektriciteitsnet. Geothermie vormt een kansrijk alternatief voor warmteopwekking, aangezien dit met een lager elektriciteitsverbruik grote hoeveelheden warmte kan aanleveren. Echter, Nederland signaleert wel een aantal punten waar aandacht voor gevraagd zal worden tijdens de Raad. Dit betreft het achterblijven van de ontwikkeling van warmtenetten in de gebouwde omgeving, een kennishiaat in geothermisch potentieel en de inrichting van de warmteketen als geheel.

In Nederland is een groeiend aantal geothermiebronnen voor warmtewinning gerealiseerd die primair bedoeld zijn om direct warmte te leveren en niet gericht zijn op conversie van warmte naar elektriciteit. Op het ogenblik maakt de glastuinbouwsector het meeste gebruik van geothermische warmte. De gebouwde omgeving blijft achter omdat in veel gevallen de benodigde warmtenetten nog niet gerealiseerd zijn. Zelfs bij de realisatie van een warmtenet is geothermie pas rendabel vanaf zo’n 4.000 huishoudens, waarbij realisatie vooruitlopend op voldoende aansluitingen vaak moeilijk te realiseren is (het zogenaamde vollooprisico). Het kennishiaat omtrent geothermische energie ontstaat rondom de zogenaamde witte gebieden. Hoewel Nederland een gunstige ondergrond heeft voor geothermie en een groot rijkdom aan kennis over de structuur van de ondergrond door de activiteiten ten behoeve van olie- en gaswinning, bestaan er gebieden waar aanzienlijk minder bekend is over de ondergrondstructuur. Hierdoor is het moeilijk in te schatten wat het geothermisch potentieel zou kunnen zijn. Om dit kennishiaat omtrent witte gebieden te adresseren is een landelijke data acquisitie gaande om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen over de potentie van deze gebieden. Nederland zal tijdens het debat het belang van een dergelijke acquisitie op Europees niveau uiten. Tot slot zal Nederland benadrukken dat het van belang is om niet enkel te kijken naar geothermie voor de verduurzaming van warmtevoorzieningen, maar ook naar de warmteketen in zijn geheel en hoe deze optimaal ingericht kan worden. Hierbij zal Nederland ook verwijzen naar de rol van warmte en warmteopslag in het energiesysteem, zoals het bevorderen van systeemintegratie en het voorkomen van netcongestie.

Implementatie van het 2030 energiekader en de Nationale Energie- en Klimaatplannen

Om de Europese doelstellingen voor energie in 2030 te behalen is het noodzakelijk dat alle lidstaten tijdig en volledig uitvoering geven aan bestaand beleid, waarbij de volledige implementatie en uitvoering van het Fit-for-55 pakket voorop staat. De verwachting is dan ook dat de komende jaren het accent in de Europese agenda zal verschuiven naar implementatie en uitvoering van de afgesproken doelen. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de nodige publieke en private investeringen in de energietransitie1.

De Nederlandse bijdrage aan de Europese doelstellingen is opgenomen in de update van het Integraal Nationaal Plan Energie en Klimaat. Hierover is uw Kamer separaat geïnformeerd2. Daarnaast werkt Nederland aan de implementatie en uitvoering van het Fit-for-55-pakket, waaronder de herziening van de Richtlijn voor hernieuwbare energie en de richtlijn voor energiebesparing3. Het blijft van groot belang om belemmeringen weg te nemen voor de uitvoering van de energietransitie en het behalen van de afgesproken doelen. In lijn met de eerder communiceerde inzet en de motie Erkens zal Nederland tijdens de Raad oproepen om gezamenlijk te werken aan een uitvoeringsagenda ter versnelling van de energietransitie4. Nederland zal de Europese Commissie met name oproepen om de mogelijkheid van versnelde (vergunnings)procedures nader te onderzoeken. Hiertoe dienen onder meer de knelpunten te worden geïdentificeerd die vergunningverlening belemmeren. Verder is het noodzakelijk te onderzoeken hoe vergunningsprocedures gestroomlijnd kunnen worden, maar ook hoe hierbij rekening gehouden kan worden met de relatie van het vergunningenkader tot Europese natuur- en milieuregelgeving. Het is daarom van belang dat er een coherent Europees kader komt waarin de positie van zowel de energietransitie als natuur en milieu geborgd zijn. Een voorbeeld hiervan zou zijn dat de Europese Commissie in toekomstige Europese natuur- en milieuwetsvoorstellen onderzoekt of, in bepaalde omstandigheden, het principe van tijdelijke verslechtering van natuur en milieu opgenomen kan worden. Het principe van tijdelijke verslechtering zou in specifieke omstandigheden de aanleg van energietransitieprojecten kunnen ondersteunen met als belangrijke randvoorwaarde dat de positie van natuur en milieu na de aanleg op lange termijn juist netto verbetert ten opzichte van de situatie voor de constructie, bijvoorbeeld door een sterke afname van emissies.

Daarnaast zal Nederland, conform de eerder afgestemde inzet voor de energieraad van 30 mei jl., pleiten voor i) een Europese aanpak voor netcongestie ii) de ontwikkeling van een mechanisme waarmee de kosten tussen lidstaten objectief verdeeld kunnen worden voor de aanleg van grootschalige infrastructuur op zee iii) de opschaling van de waterstofmarkt en grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur en iv) verdere harmonisatie van de methodologie waarmee nettarieven vastgesteld worden5. Indien er ruimte is tijdens het beleidsdebat voor een uitwisseling over REPowerEU en de benodigde acties om Russische fossiele brandstoffen af te bouwen, zal de Nederlandse inbreng ook conform de inzet van de formele Energieraad van 30 mei jl. zijn.

Een weerbaar, flexibel en geïntegreerd elektriciteitssysteem

Tijdens de informele energieraad op 15 en 16 april in Brussel is er een eerste beleidsdebat gevoerd over een gecoördineerd en geïntegreerd Europees elektriciteitssysteem. Het Hongaarse voorzitterschap beoogt die discussie voort te zetten. Nederland verwelkomt dat het debat over een weerbaar, flexibel en geïntegreerd elektriciteitssysteem en -netwerk verder wordt gevoerd. Het Nederlandse en Europese elektriciteitssysteem verduurzaamt in hoog tempo waardoor voldoende flexibiliteit in het elektriciteitssysteem van groot belang is. Nederland zal opnieuw aandacht vragen voor de belangrijke rol die flexibiliteit speelt conform de eerder afgestemde inzet6. Ook zal Nederland, conform eerdere inzet, het belang van verdere integratie van het Europese elektriciteitssysteem onderstrepen met de nadruk op voldoende fysieke interconnectie, uitvoering van bestaande Europese marktregels, gerichte wijzigingen aan Europese netwerkcodes en richtlijnen en een eerlijk speelveld met betrekking tot de methodologie voor netwerktarieven7.

Naast verduurzaming, wordt het elektriciteitssysteem en -netwerk in toenemende mate ook blootgesteld aan verschillende externe dreigingen, zoals inmenging door statelijke actoren, klimaatverandering (extreem weer) en cybercriminelen. Daarom wordt er gewerkt aan de weerbaarheid van het elektriciteitssysteem en -netwerk. Een belangrijk onderdeel hierin is de verdere implementatie van bestaande regelgeving door alle lidstaten8. De kern van deze inspanningen is een aanzienlijke uitbreiding van de scope waarop deze regels van toepassing zijn. Naast de traditionele partijen zoals netbeheerders en producenten zullen onder andere ook marktbeheerders en beheerders van decentrale infrastructuur onder de wetgeving worden toegepast. Dit zijn actoren die bij elkaar een groot vermogen vertegenwoordigen. Ook wordt er ingezet op geharmoniseerde fysieke weerbaarheid van het energiesysteem tegen (moedwillige) dreigingen via de Wet Weerbaarheid Kritieke Entiteiten. Met deze stappen worden bestaande en nieuwe risico’s zo goed mogelijk begrensd. De mate van succes is afhankelijk van hoe andere lidstaten de weerbaarheid verhogen vanwege de integratie van de energiemarkten. Nederland zal het belang van deze regelgeving en de implementatie daarvan benadrukken en inzetten op het harmoniseren van de weerbaarheidsstandaarden tussen lidstaten.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-33, nr. 1075

X Noot
2

Kamerbrief over definitieve update Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan, Kamerstuk 32 813, nr. 1407

X Noot
3

Kamerstuk 31 239, nr. 396 en Kamerstuk 30 196, nr. 830

X Noot
4

Kamerstuk 31 793, nr. 257

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-33, nr. 1070

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-33, nr. 1056

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-33, nr. 1061

X Noot
8

Regelgeving zoals: de gedelegeerde Verordening Netwerkcode Cybersecurity voor grensoverschrijdende elektriciteitsstromen, de Network and Information Security Directive (NIS2-richtlijn), en de Critical Entities Resilience Directive (CER-richtlijn)

Naar boven