21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 834 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2015

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad van 16 maart jl.

Daarnaast deel ik graag de evaluatie met u die ik samen met de groenten- en fruitsector heb gehouden over de steunmaatregelen in het kader van het importverbod door Rusland, conform mijn toezegging tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 5 november 2014.

Tot slot informeer ik u over het nationaal teeltvoorstel inzake genetische gemodificeerde organismen (ggo’s).

Biologische landbouw en etikettering biologische producten

(Oriënterend debat)

In de Raad werd een oriënterend debat gevoerd over een aantal onderdelen van het voorstel tot herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische producten (EG nr. 834/2007). Dit zijn de introductie van een maximum residu-eis voor niet-toegelaten stoffen in biologische landbouwproducten, het compliance-regime als basis voor de import uit derde landen en de controlebepalingen voor biologische landbouw.

Het voorzitterschap heeft als prioriteit om in de Raad van 11 mei a.s. Raadsconclusies aan te nemen. Het stelde vast dat er sinds de vorige bijeenkomst van de Raad behoorlijke vooruitgang is geboekt en dat het voorstel zich in de goede richting ontwikkelt, ondanks de complexe materie.

Een meerderheid van de lidstaten vindt ook dat het voorstel zich in de goede richting ontwikkelt en wil zich inzetten om op 11 mei a.s. Raadsconclusies te kunnen aannemen over het voorstel. Dat neemt niet weg dat er nog verbeteringen van het voorstel nodig zijn. Ik heb daarentegen tezamen met enkele andere lidstaten aangedrongen op een nieuw voorstel van de Europese Commissie, zodat beter aan de kritiekpunten tegemoet kan worden gekomen.

Voor wat betreft het voorstel van het voorzitterschap over de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen heb ik aangegeven dat ik vind dat de focus moet liggen op het verbod van het gebruik van niet-toegelaten stoffen en niet zozeer op de aanwezigheid van deze stoffen in het eindproduct. Van belang is de harmonisatie van de controlebepalingen die gaan over overtreding van het verbod op gebruik van niet-toegelaten stoffen. De aanwezigheid van deze stoffen in een biologisch product zou niet per definitie moeten leiden tot decertificering. Verscheidene lidstaten ondersteunden dit. Sommige lidstaten gaven echter aan dat er geen niet-toegelaten stoffen in biologische producten mogen voorkomen, ook geen minieme hoeveelheid, ongeacht wat de oorzaak is. Meerdere lidstaten gaven aan het vertrouwen van consumenten in biologische producten zeer belangrijk te vinden.

Ik heb daarnaast aangegeven dat ik grote zorgen heb over het voorstel om bij het importstelsel over te gaan op het regime van compliance. Dit vanwege de mogelijke gevolgen voor de positie van producenten in ontwikkelingslanden, die niet per 2022 kunnen voldoen aan de Europese eisen voor biologische producten. Het equivalentiesysteem moet naar mijn mening voor onbepaalde tijd gehandhaafd blijven totdat er een beter systeem is ontwikkeld. Enkele lidstaten ondersteunden dit.

Veel lidstaten spraken echter steun uit voor het compromisvoorstel om per 2022 van het huidige equivalentiesysteem over te gaan op een systeem van compliance.

De wijze van uitvoeren van controles van biologische bedrijven houdt de lidstaten eveneens verdeeld. Ik heb ingebracht dat ik het verplicht stellen van jaarlijkse controles bij alle biologische bedrijven geen goed idee vind. Hiermee gaat de efficiëntiewinst van de op risico gebaseerde aanpak verloren en zouden de kosten voor controle en handhaving enorm stijgen. Ik heb daarom steun uitgesproken voor het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie om op risico gebaseerde controles in te voeren en de verplichte jaarlijkse controles te schrappen. Sommige lidstaten willen echter vasthouden aan de huidige jaarlijkse verplichte fysieke controle.

Desgevraagd hebben lidstaten ook aangegeven op welke andere punten verbeteringen van het voorstel nodig zijn. Ik heb aangegeven dat Nederland geen gedelegeerde handelingen voor essentiële onderdelen van de verordening wil, zoals bij het toepassingsgebied en het vaststellen van productievoorschriften. Ik heb tevens benadrukt dat de mogelijkheid van parallelle productie behouden moet blijven om de omschakeling van gangbaar naar biologisch niet te belemmeren. Dit werd door verscheidene lidstaten ondersteund.

De Europese Commissie steunde het voornemen van het voorzitterschap om Raadsconclusies aan te nemen in mei a.s. Zij onderstreepte het belang van duidelijke verifieerbare regels voor biologische landbouw binnen de Europese Unie met betrekking tot de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen en het consumentenvertrouwen hierin. Daarnaast achtte zij het belangrijk dat er een betrouwbaar controlesysteem aanwezig is. Het belang van harmonisatie van regelgeving binnen de Europese Unie en subsidiariteit waar mogelijk, werden eveneens benoemd.

Eurocommissaris Hogan heeft aangegeven niet van plan te zijn het voorstel in te trekken, maar wel goed te luisteren naar de lidstaten die zich kritisch opstellen, waaronder Nederland. De Europese Commissie gaat aan de slag met de verbeteringen die de lidstaten hebben voorgesteld. De besprekingen op Raadsniveau zullen worden voortgezet en de Europese Commissie heeft er vertrouwen in dat er een nieuwe verordening zal komen voor biologische landbouw.

Zuivelsector

(Stand van zaken)

In het kader van het afschaffen van het melkquotum 1 april a.s. gaf de Europese Commissie een stand van zaken van de ontwikkelingen in de zuivelsector. Op 11 maart jl. is in het comité gemeenschappelijke marktordening (voormalig «beheerscomité») het voorstel goedgekeurd dat lidstaten de mogelijkheid geeft om melkproducenten de superheffing in drie termijnen van een jaar renteloos af laten te betalen aan de lidstaat. De lidstaat zal het volledige bedrag volgens de gebruikelijke procedure in november van dit jaar moeten overmaken aan de Europese Commissie.

Het voorzitterschap constateerde dat de gemiddelde zuivelprijzen weliswaar een stijging laten zien, maar dat de prijzen in sommige landen nog onder druk staan.

De Europese Commissie gaf aan dat het belangrijk is om de marktsituatie te monitoren en noemde daarbij het belang van de Milk Market Observatory (MMO), dat opgericht is om trends in de melkprijs te kwantificeren. De Europese Commissie voert een onderzoek uit naar het functioneren van het MMO en zal de resultaten na afronding delen met de lidstaten. Verder gaf zij aan dat de goedkeuring van de betaling van de superheffing in drie termijnen een zachte landing voor de boeren moet bieden, na de afschaffing van het melkquotum.

Ik heb aangegeven dat er op de wereldmarkt steeds meer vraag lijkt te komen naar hoogkwalitatieve producten. Binnen de Europese Unie hebben we afgesproken dat de zuivelsector zich moet richten op de markt en op concurrentiekracht. Het is belangrijk om de sector hier de tijd voor te gunnen. Het huidige beleid biedt voldoende instrumenten om effectief op te treden in tijden van een crisis. Daarom heb ik aangegeven nieuwe maatregelen die de interne markt verstoren, niet wenselijk te vinden. Dit werd ondersteund door verscheidene lidstaten. Enkele lidstaten brachten op dat preventieve maatregelen om een minimale melkprijs te garanderen nuttig kunnen zijn.

De Europese Commissie heeft met haar voorstel tot gespreide en renteloze betaling van de superheffing aangegeven een zachte landing te willen bieden voor boeren. Ik heb benadrukt dat ik in eerdere discussies over de opheffing van het melkquotum altijd heb gepleit voor een zachte landing voor de boeren door een vetcorrectie. Hierover valt mijns inziens nog steeds te praten tot november a.s. Dit werd ondersteund door enkele lidstaten.

De meeste lidstaten gaven aan blij te zijn met de mogelijkheid om de superheffing gespreid en renteloos te laten betalen door melkproducenten. Een enkele lidstaat gaf aan dit geen goede boodschap te vinden naar de melkproducenten die wel binnen hun quotum gemolken hebben. Sommige lidstaten wezen erop dat de melkprijzen in hun land nog geen tekenen van herstel laten zien, in tegenstelling tot de Europese gemiddelden. Het importverbod door Rusland wordt als een oorzaak genoemd. Een enkele lidstaat verzocht om gerichte aanvullende steun voor melkproducenten.

Uitvoering en vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

(Oriënterend debat)

Het voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd hun ervaringen met de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) evenals de prioriteiten voor de vereenvoudiging te delen. Het voorzitterschap wil Raadsconclusies over de vereenvoudiging van het GLB tijdens de Landbouwraad 11 mei a.s. vaststellen.

De inspanningen van de Europese Commissie om het GLB te vereenvoudigen werden unaniem van harte ondersteund, want hoe minder complex, hoe beter landbouw en natuur ondersteund kunnen worden.

Over de implementatie heb ik aangegeven dat ik gestreefd heb naar zo min mogelijk administratieve lasten voor de landbouwers en zo min mogelijk uitvoeringskosten voor de overheid. Met name de bepalingen bij vergroening blijken bij de implementatie ingewikkeld te zijn. De meeste lidstaten gaven aan nog te weinig ervaring te hebben met het nieuwe GLB om op dit moment voorbeelden over de uitvoering ervan uit te wisselen. Meerdere lidstaten vroegen in het kader van de overgang naar het nieuwe GLB coulance bij het vaststellen van sancties voor het eerste jaar van uitvoering.

Ik heb enkele van mijn 41 vereenvoudigingsvoorstellen (Kamerstuk 28 625, nr. 221) benoemd en het belang daarvan onderstreept. Zo heb ik voor directe betalingen mijn voorstellen voor vereenvoudiging van de vergroeningscriteria toegelicht. Daarbij ben ik ingegaan op de eisen rond equivalente pakketten en controle op de ecologische aandachtsgebieden. Bovendien heb ik de vereenvoudiging van de definitie voor jonge boeren benoemd. Bij de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit heb ik de methode van erkennen van producentenorganisaties genoemd evenals het vereenvoudigen van de handelsnormen. Voor plattelandsontwikkeling heb ik voorbeelden genoemd als het wegnemen van belemmeringen bij subsidieaanvragen en het baseren van toezicht op risicoanalyse bij kleine projecten. Deze punten zijn eveneens door verscheidene lidstaten genoemd.

Overige onderwerpen door de lidstaten genoemd waarvan vereenvoudiging gewenst was, betroffen onder andere harmonisatie van audit methodes, verminderen van rapportage verplichtingen, en dan met name de zogenaamde nul-meldingen, staatssteuneisen bij plattelandsontwikkeling en de definitie van permanent grasland. Tevens werd meermaals verzocht om flexibiliteit aan de lidstaten te geven. Subsidiariteit werd ook door meerdere lidstaten genoemd.

De Europese Commissie gaf aan dat de landbouwers bij de uitvoering van het GLB niet mogen lijden onder de consequenties van eventuele vertraging in de administratieve processen van de Europese Commissie. Die vertraging kan ontstaan door de uitdagingen die dit eerste jaar van uitvoering van het GLB met zich meebrengt. Om deze reden zal de Europese Commissie kijken naar de mogelijkheden om de uiterste termijn van 15 mei 2015 voor steunaanvragen voor Directe Betalingen te verlengen met een maand. Deze verlenging zou dan gelden voor 2015 en de lidstaten kunnen hier facultatief gebruik van maken.

De Europese Commissie gaf verder aan dat vereenvoudiging van het GLB een belangrijke prioriteit is en dat zij verder zal werken aan de vereenvoudiging op basis van de bijdragen van de lidstaten.

Ik heb u in het AO van 10 maart jl. toegezegd een nadere duiding te geven van de reactie op de Nederlandse voostellen. Deze kan ik op dit moment nog niet geven, aangezien de exercitie dit stadium nog niet heeft bereikt. Naar verwachting zal de Europese Commissie tijdens de Raad van april a.s. wederom een stand van zaken geven, die ik met uw Kamer zal delen.

Internationale handel in landbouwproducten

Tijdens de lunch heeft de Europese Commissie een presentatie gegeven over stand van zaken van de onderhandelingen inzake de internationale handelsakkoorden, waarvan landbouwaspecten ook een belangrijk deel uitmaken. Door het voorzitterschap is benadrukt dat lidstaten goed meegenomen moeten worden in de ontwikkelingen op het gebied van EU-handelsafspraken en het onderhandelingsproces. De Europese Unie zoekt bij de onderhandelingen niet alleen naar een balans tussen het landbouwonderdeel en andere onderdelen, maar ook binnen het landbouwonderdeel. Handel in landbouwproducten en de externe dimensie hiervan is niet alleen belangrijk vanwege de EU-handelsbalans, maar ook omdat handels-, ontwikkelings- en landbouwbeleid essentiële pijlers zijn van voedselzekerheid.

Ik heb aangegeven dat het van belang is dat de Europese Unie haar beleidsvrijheid behoudt om wetgeving op te stellen die consument, mens, dier, plant en milieu beschermen. Ik heb hierbij opgemerkt dat afspraken in handelsakkoorden geen ongewenste effecten mogen hebben op het Europese dierenwelzijnsniveau. Zo is in het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie opgenomen dat streven naar equivalentie op dierenwelzijnsterrein onderdeel van een TTIP-akkoord zou moeten zijn. Nederland hecht daar grote waarde aan (zie ook Kamerstuk 21 501-04, nr. 169).

Ik heb tijdens de bespreking tevens benadrukt dat bij het afsluiten van handelsakkoorden een gelijk speelveld van belang is. We moeten voorkomen dat we Europese boeren vragen zich te houden aan hoge dierenwelzijnsnormen en om hierin te investeren, maar vervolgens ook vragen dat ze moeten blijven concurreren met producten uit andere landen die aan minder hoge eisen moeten voldoen. Wanneer equivalentie van dierenwelzijnsstandaarden niet direct mogelijk is, zullen andere afspraken en maatregelen besproken moeten worden om te voorkomen dat TTIP of andere handelsakkoorden het dierenwelzijnsniveau in de EU ondermijnen. Dit werd ondersteund door meerdere lidstaten.

Mijn collega Minister Ploumen zal u verder informeren over de voortgang van de verschillende handelsakkoorden inclusief de landbouwgerelateerde aspecten hieromtrent.

Vergroeningscontroles op gewasdiversificatie

(Verzoek van de Portugese delegatie)

Dit diversen punt was toegevoegd aan de agenda op verzoek van de Portugese delegatie. Portugal vroeg aandacht voor de controlevoorschriften voor de vergroeningsvoorwaarde gewasdiversificatie in het kader van de vereenvoudiging van het GLB. Het wil dat de Europese Commissie meer rekening houdt met traditionele landbouwpraktijken en lokale omstandigheden bij het vaststellen van controlevereisten. Portugal vroeg om toe te staan dat er ook gekeken zou kunnen worden naar tenminste twee teeltperiodes.

Meerdere lidstaten hebben aangegeven het verzoek van de Portugese delegatie te steunen.

De Europese Commissie gaf aan dat gewasdiversificatie gunstig is voor het milieu en dat er daarom verschillende gewassen aanwezig moeten zijn op één moment. De lidstaat bepaalt zelf dat controlemoment. Verder hebben lidstaten de mogelijkheid om verschillende controlemomenten te bepalen voor regio’s binnen de lidstaat, dus er bestaat al enige flexibiliteit.

Angorawol en bont

(Informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 10 maart jl. toegezegd om u te informeren over de uitkomst van de agendering in EU-verband van de welzijnsonvriendelijke praktijken bij de winning van wol bij angorakonijnen, respectievelijk bont van wasbeerhonden en andere pelsdieren.

De afgelopen jaren zijn, via internet, televisie en andere media, beelden te zien geweest van het levend «plukken» van angorakonijnen en van het op zeer wrede wijze doden of zelfs levend villen van pelsdieren in China. Op mijn verzoek heeft het voorzitterschap deze dieronvriendelijke praktijken in de Raad geagendeerd.

Ik heb aangegeven dat Nederland wil voorkomen dat producten van slecht behandelde dieren op de EU-markt komen. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat de kleding- en textielsector zelf eerstverantwoordelijk is om de geconstateerde misstanden bij deze producten aan te pakken. Bedrijven dienen zelf te kunnen garanderen dat het angorawol of bont dat ze gebruiken, niet afkomstig is van slecht behandelde dieren. De kleding- en textielsector in Nederland heeft aangegeven deze verantwoordelijkheid te willen nemen.

De sector wil hiertoe in zijn internationale overlegorganen actief pleiten voor de ontwikkeling en doorvoering van tracerings- en borgingssystemen met onafhankelijke certificering voor dierlijke producten.

Ik heb aangegeven dat de sector mij heeft gevraagd hen daarbij te helpen door het onderwerp ook in de EU te agenderen, omdat de sector in een internationale markt opereert.

Ik heb de lidstaten en de Europese Commissie opgeroepen om er voor te zorgen dat de kleding- en textielsector in de Europese Unie dergelijke tracerings- en borgingssystemen met onafhankelijke certificering gaat realiseren. Ook heb ik de Europese Commissie dringend opgeroepen om in overleg te treden met China en andere productielanden buiten de Europese Unie, om de misstanden aan te kaarten en te bespreken hoe deze voorkomen kunnen worden.

Verscheidene lidstaten hebben aangegeven dat zij mijn verzoek steunen en het onacceptabel vinden dat dieren mishandeld worden bij de winning van wol en bont. Enkele lidstaten gaven aan de situatie ook nationaal te gaan bespreken met hun kleding- en textielsector en de mogelijkheden van tracerings- en borgingssystemen te bekijken.

De Europese Commissie sprak dank uit voor het agenderen van deze gevoelige kwestie. Zij gaf aan dat het in het kader van WTO- regels niet haalbaar is om Europese regels op te leggen aan derde landen, maar dat er mogelijkheden liggen voor business-to-businessafspraken en dat zij in onderhandelingen over bilaterale akkoorden aandacht zal besteden aan hoe deze misstanden voorkomen kunnen worden.

Plantenziekte Xylella fastidiosa

(Informatie van de Europese Commissie)

Op verzoek van de Europese Commissie heeft het voorzitterschap dit diversenpunt toegevoegd aan de agenda. Eurocommissaris Andriukaitis vroeg aandacht voor de uitbraak van de plantenziekte Xylella fastidiosa (Xf) in olijfboomgaarden in Zuid-Italië, provincie Lecce. Deze uitbraak is in oktober 2013 door de autoriteiten gemeld en de Europese Commissie heeft hiervoor noodmaatregelen ingesteld. Bij de periodieke controle eind 2014 is geconstateerd dat de situatie in Italië verslechterd was. De Europese Commissie heeft daarop de Italiaanse autoriteiten opgeroepen tot een intensievere aanpak en heeft aangedrongen op striktere controlemaatregelen en om actief te zijn in de uitroeiing van deze ziekte, aangezien deze zeer bedreigend is voor de gehele Europese Unie. De Italiaanse autoriteiten hebben hierop gereageerd door een versterkt pakket aan maatregelen in te stellen, waaronder het verbod op transport van plantaardig materiaal, het kappen van aangetaste bomen, bestrijding van de vector van de ziekte en het aankondigen van de noodtoestand.

Italië gaf daarbij aan dat er momenteel binnen de Europese Unie te weinig middelen zijn voor onderzoek en voorlichting.

Meerdere lidstaten hebben hun zorg uitgesproken over de situatie en aangegeven dat strengere voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn om de uitbraak onder controle te krijgen en verspreiding naar de andere lidstaten te voorkomen. De grote zorg van de lidstaten wordt tevens ingegeven omdat mogelijk ook wijnstokken en citrusbomen vatbaar zijn voor deze bacteriële ziekte. De strengere voorzorgsmaatregelen zijn tevens gericht op de import van waardplanten van deze plantenziekte uit landen waar de ziekte voorkomt, waaronder ook sierplanten die door Nederland worden geïmporteerd. Enkele lidstaten waren tevens van mening dat deze uitbraak een reden is om de onder handen zijnde nieuwe plantgezondheidsverordening te voorzien van een gesloten importsysteem. Dit zou betekenen dat mogelijk alle gewassen onderworpen moeten worden aan een risicoanalyse voordat ze naar de Europese Unie kunnen worden geëxporteerd.

Overige punten niet op de Landbouw- en Visserijraad geagendeerd

Stand van zaken Russische boycot

In het AO extra Landbouw- en Visserijraad van 2 september 2014 heb ik u toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van de steunmaatregelen die ingezet zijn naar aanleiding van het importverbod op EU-landbouwproducten door Rusland en het effect van deze maatregelen. Hieronder ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de ingestelde buitengewone maatregelen voor groente en fruit. Tevens koppel ik terug over de evaluatie die ik met de groente- en fruitsector heb gehad, zoals toegezegd in het AO van 5 november 2014 over de Landbouw- en Visserijraad.

Eerste, tweede en derde openstelling buitengewone maatregelen groenten en fruit

Voor wat betreft de openstelling onder verordening EU nr. 932/20141 zijn inmiddels alle uitbetalingen aan de begunstigden die een melding hebben gedaan door RVO.nl verricht. In totaal is er voor bijna € 1,37 miljoen aan Europese middelen ten goede gekomen aan Nederlands telers.

Voor de meldingen die gedaan zijn in de periode tussen sluiten van de eerste openstelling en openen van de tweede openstelling (4 tot en met 10 september 2014) staat nog één verzoek open voor toezending aanvullende gegevens. De rest van deze meldingen is afgehandeld en uitbetaald aan de begunstigden.

Onder de tweede verordening nr. 1031/20142 is er voor in totaal bijna € 1,17 miljoen steun aangevraagd door Nederlandse telers. Deze aanmeldingen worden momenteel gecontroleerd en de uitbetalingen aan de begunstigden uitgevoerd. Dit bedrag kan nog veranderen naar gelang de uitkomsten van de controles.

Onder de derde verordening nr. 1371/20143 waren er op 13 maart jl. 102 meldingen ontvangen van telers. Hiervan zijn 64 meldingen voor levering van appels en peren aan de Voedselbank. Er is 304 ton appelen en peren aangemeld (inclusief melding via Fruitmasters) van de in totaal 9.700 ton beschikbare hoeveelheid voor Nederland. Daarnaast is er 1.290 ton wortelen aangemeld van de in totaal 12.325 ton beschikbare hoeveelheid voor wortelen. Op 13 maart jl. waren er geen meldingen ontvangen voor de enveloppe voor komkommers, tomaten, augurken en paprika’s, die in totaal 12.325 ton omvat. Dit was ook de verwachting aangezien het oogstmoment van deze twee groenten groepen verschilt. Deze aantallen kunnen nog wijzigen op basis van de uitkomsten van de controle van de aanvragen. Nog tot en met 30 juni 2015 kunnen telers hun product aanmelden onder deze derde verordening om in aanmerking te komen voor steun.

Evaluatie aanpak importverbod EU-landbouwproducten door Rusland

De groenten- en fruitsector en het Ministerie van Economische Zaken hebben een gezamenlijke evaluatie uitgevoerd van de maatregelen die het kabinet heeft ingezet om de negatieve consequenties van het importverbod voor onder andere groenten en fruit door Rusland terug te dringen. Hoewel het importverbod nog van kracht is tot 7 augustus 2015, wil ik de uitkomsten van deze gezamenlijke evaluatie nu met u delen. Dit omdat er ruim zeven maanden verstreken zijn sinds de aankondiging van het importverbod en er in deze periode een aantal belangrijke maatregelen getroffen zijn.

Op het moment van de aankondiging van het importverbod, heb ik in mijn organisatie een multidisciplinair operationeel team ingesteld. Er is in deze periode zeer nauw contact gehouden met het bedrijfsleven de Europese Commissie en andere lidstaten om zo snel mogelijk op ontwikkelingen in te springen. Dit heeft geresulteerd in een pakket van zowel Europese als nationale maatregelen. Op Europees niveau zijn er buitengewone maatregelen ingesteld voor onder andere producten uit de groenten- en fruitsector. Het betreft de maatregelen onder de eerste twee verordeningen, Verordening (EU) nr. 932/2014 en Verordening (EU) nr. 1031/2014. Op 22 december 2014 heeft de Europese Commissie een derde verordening vastgesteld, verordening (EU) nr. 1371/2014.

Ik heb u over deze maatregelen en de voortgang daarvan op de hoogte gehouden via de geannoteerde agenda en het verslag van de Landbouw- en Visserijraden en aanvullende brieven aan uw Kamer. Er heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen mijn departement en de groente- en fruitsector.

Uit de gezamenlijke evaluatie zijn de volgende hoofdpunten naar voren gekomen:

  • Geconcludeerd is dat de eerste verordening midden in de fruitoogst werd gepubliceerd en al snel weer werd gesloten, waardoor er beperkt gebruik van gemaakt kon worden. Het stopzetten van de eerste verordening midden in de oogst heeft ertoe geleid dat een groot aantal telers na initiële aanmelding voor de interventieregeling, gekozen heeft voor het alsnog via de reguliere weg afzetten van producten. Gedurende de tweede verordening, dit keer met nationale enveloppes, heeft de interventieprijs van peren en appelen geleid tot een bodem in de markt. Voor vruchtgroenten gold dit minder, de marktprijzen van vruchtgroenten lagen in het najaar boven de door de Europese Unie vastgestelde interventieprijzen. De relatief hoge interventieprijzen van peen ten opzichte van de marktprijs hebben geleid tot een groot gebruik en het toegekende quotum van groente onder de tweede verordening raakte hierdoor snel vol.

  • Doordat onder de eerste verordening door de lidstaten steun kon worden aangevraagd op basis van het beginsel «wie het eerst komt, wie het eerst maalt» heeft de onverwacht snelle sluiting van het eerste noodfonds onduidelijkheid veroorzaakt bij telers over de mogelijkheid om hun producten voor steun aan te bieden. Mede om deze reden is geconcludeerd dat het instellen van enveloppes per groente-/fruitgroep en per lidstaat een betere benaderingswijze is, zoals bij de tweede en derde verordening het geval is.

    Nederland had graag een verbreding gezien van het productenpakket dat voor steun in aanmerking kon komen. Ik heb hier meermaals voor gepleit bij de Europese Commissie. Ook heb ik meermaals gepleit voor algemeen geldende hogere interventieprijzen. Hogere interventieprijzen hadden het effect van de maatregelen wellicht versterkt, maar de interventiemaatregelen hebben uiteindelijk wel gezorgd voor een bodem in de markt. Dat er uiteindelijk in beperkte mate gebruik is gemaakt van de maatregelen wil niet zeggen dat de regeling niet heeft gewerkt.

  • Bij de openstelling van de maatregelen met nationale enveloppes waarin diverse productgroepen zijn ondergebracht, is het van belang dat er rekening wordt gehouden met het feit dat verschillende producten op verschillende momenten worden geoogst. Om te voorkomen dat de enveloppe helemaal wordt opgesoupeerd door het vroegst geoogste product, heb ik er in overleg met de sector voor gekozen om bij het derde noodfonds nationaal een onderverdeling te maken in bewaargroenten en glasgroenten.

  • Tot slot is afgesproken dat – mocht een dergelijke situatie zich opnieuw voordoen – bij de voorbereiding en start van met name Europese maatregelen, frequenter overleg tussen overheid en sector wordt gehouden.

Op nationaal niveau is door het kabinet de inzet op de uitbreiding van alternatieve afzetmarkten verhoogd, de mogelijkheid tot aanvraag van werktijdverkorting voor landbouwbedrijven opengesteld en zijn er fiscale instrumenten ingezet. In de gezamenlijke evaluatie is geconcludeerd dat de inzet op alternatieve afzetmarkten, het overleg daarover met de sectoren en de inzet van extra capaciteit gewaardeerd is en behulpzaam is geweest. Over de inzet op alternatieve afzetmarkten heeft uw Kamer op 2 februari jl. een brief ontvangen waarin ik inga op mijn activiteiten om de exportpositie van de Nederlandse agrosector te versterken (Kamerstuk 31 985, nr. 25). Voor wat betreft de werktijdverkorting waren er medio november 2014, 24 aanvragen bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnengekomen die te relateren zijn aan de Rusland-boycot. In deze aanvragen wordt in totaal voor 129 werknemers werktijdverkorting aangevraagd. Deze aanvragen zijn hoofdzakelijk gedaan door bedrijven uit de sectoren handel en landbouw. De statistieken over de fiscale instrumenten laten geen duidelijke toename van het gebruik ervan zien. De garantstelling landbouwondernemingen werkkapitaal (GLOW) is 17 december 2014 gepubliceerd en zal opengesteld zijn tot en met 31 december 2015. Er is geconcludeerd dat er relatief veel tijd zat tussen het voornemen om een regeling voor de garantstelling van werkkapitaal te ontwerpen en de daadwerkelijke publicatie van de GLOW in de Staatscourant. De oorzaak hiervan was dat een effectieve en werkbare regeling niet onder de geldende staatssteunregels te realiseren was en er daarom gewerkt moest worden aan een anders gefundeerde regeling, die marktconform werkt en kostendekkend was.

Terugkijkend, en met het besef dat de boycot nog steeds invloed heeft op Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven, concludeer ik dat alles in het werk gesteld is om de landbouwsector te ondersteunen bij het wegvallen van een deel van de export. De inzet van de sector- en hun belangenorganisaties was daarvoor van groot belang. Ik zie ook dat de sector er in een aantal gevallen in geslaagd is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden, wat een verdienste is. Het is goed te zien dat de Europese maatregelen hebben gezorgd voor een bodem in de markt en dat er door middel van de nationale maatregelen maatwerk geboden kon worden voor getroffen producenten.

Ik zal mij blijven inzetten voor het openen van alternatieve afzetmarkten en ook de nationale maatregelen blijven van kracht gedurende de boycot. Omdat de Nederlandse export van groenten en fruit een piek kent in het tweede kwartaal van het jaar voor onder andere tomaten en paprika, is het goed dat het Europese noodfonds doorloopt tot en met 30 juni 2015. Op Europees niveau zal ik erop blijven toezien dat de marktontwikkelingen nauwgezet in de gaten worden gehouden.

Genetisch gemodificeerde organismen

Hieronder informeer ik u over de voortgang van het nationaal teeltvoorstel inzake genetische gemodificeerde organismen (ggo’s). Het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad, is op 2 maart jl. door de Milieuraad aangenomen. Op 13 maart jl. is dit gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie en de inwerkingtreding is 2 april a.s. Het voorstel regelt de nationale bevoegdheid om teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (gg-gewassen) nationaal te beperken of te verbieden.

De veiligheidsbeoordeling blijft plaatsvinden binnen de Europese toelatingsprocedure en kan geen grond vormen voor een nationale beperking of verbod. In Europees verband wordt de veiligheid voor mens, dier en milieu van import en teeltdossiers van gg-gewassen getoetst en Nederland stemt in met toelating als de veiligheidstoets positief is. In de praktijk is er veelal geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen zodat de besluitvorming dan aan de Europese Commissie is. Zij heeft al enige tijd geen goedkeuring aan toelatingsaanvragen gegeven. Voor de lopende aanvragen voor gg-teelt en voor de reeds toegelaten gg-teelt moeten de lidstaten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de gewijzigde richtlijn bij de Europese Commissie aangeven of zij een beperking van de teeltaanvraag willen voor hun grondgebied. De Tweede Kamer wordt conform de aangenomen motie van de leden De Liefde en Van Dekken (Kamerstuk 21 501-08, nr. 517) en de toezegging laatstelijk op 14 januari jl. (Kamerstuk 27 428, nr. 299) bij deze beslissing betrokken, alsmede bij de totstandkoming van het definitieve kader voor besluitvorming. Een brief aan de Tweede Kamer van de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken over de overgangsdossiers is in voorbereiding. Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer volgens toezegging een brief over het definitieve kader voor de nationale beoordeling van gg-teelt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 932/2014 van de Commissie van 29 augustus 2014 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde soorten groenten en fruit en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 913/2014 (Pb L 259).

X Noot
2

Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 1031/2014 van de Commissie van 29 september 2014 tot vaststelling van verdere tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde groenten en fruit (Pb L 284).

X Noot
3

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1371/2014 van de Commissie van 19 december 2014 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1031/2014 tot vaststelling van verdere tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde groenten en fruit (Pb L 366).

Naar boven