21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 816 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2014

Tijdens het schriftelijk overleg van 24 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 805) en tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad op 5 november jl. heeft uw Kamer gevraagd om een overzicht van de huidige partnerschapsovereenkomsten, en de zaken die daarbij spelen. In de bijlage bij deze brief treft u het gevraagde overzicht aan1. Van iedere overeenkomst heb ik aangegeven of er een protocol is, tot wanneer dit geldig is en of er onderhandelingen lopen over een nieuw protocol. Ook heb ik voor iedere overeenkomst aangegeven wat het meest recente door Nederland ingenomen standpunt is en of hierbij nog specifieke aandachtspunten zijn.

Uit dit overzicht kunt u afleiden wanneer een partnerschapsovereenkomst weer aan de orde komt in de Landbouw- en Visserijraad. Doorgaans vraagt de Europese Commissie ruim een jaar voor afloop van een protocol een nieuw onderhandelingsmandaat aan. Daarnaast wordt een nieuw onderhandeld protocol voorgelegd aan de Raad en het Europees parlement. Uw Kamer wordt hierover steeds zo spoedig mogelijk en voor de besluitvorming in de Raad geïnformeerd.

Bij het beoordelen van een nieuw protocol of een onderhandelingsmandaat toets ik op een aantal randvoorwaarden die in overeenstemming moeten zijn met de principes van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid, namelijk:

  • De vangstmogelijkheden moeten duurzaam zijn. EU-vaartuigen mogen alleen op het surplus vissen, het deel van de visserijmogelijkheden dat niet door de lokale bevolking wordt benut. Dit om te voorkomen dat de vangsten van EU-vaartuigen ten koste gaan van de vangsten van de lokale bevolking.

  • De overeenkomst moet mede ten goede komen aan de lokale bevolking. Dit kan door middel van financiële ondersteuning van de lokale visserijsector, maar bijvoorbeeld ook door het verplicht aan boord nemen van lokale bemanningsleden of lokale waarnemers.

  • De overeenkomst moet een mensenrechtenclausule bevatten zodat deze kan worden opgezegd wanneer er sprake is van schendingen van de mensenrechten of democratische principes.

  • Verder beoordeel ik een overeenkomst ook op effectiviteit. De benutting in het verleden moet voldoende zijn en de sector moet bijdragen aan de kosten voor toegang.

  • Tot slot beoordeel ik de effecten van een overeenkomst op kwetsbare soorten zoals haaien en roggen.

Vissen in het kader van een partnerschapsovereenkomst heeft vanuit het oogpunt van duurzaamheid mijn voorkeur boven het alternatief, namelijk private overeenkomsten tussen de sector en derde landen. De overeenkomsten kunnen bijdragen aan het verduurzamen van de visserij in de wateren van derde landen. De overeenkomsten bieden ook een waardevol kader voor samenwerking op het gebied op van de bestrijding van illegale, ongereglementeerde en ongerapporteerde visserij. Ook ben ik positief over de samenwerking tussen EU-wetenschappers en wetenschappers van een partnerland in de gemengde wetenschappelijke comités.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven