21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 806 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 13–14 oktober a.s. in Luxemburg staan. Ook informeer ik u over het visserijprotocol EU-Guinee-Bissau. Tevens informeer ik u, zoals toegezegd in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van de informele Landbouwraad d.d. 28–30 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 805 d.d. 23 september) over de stand van zaken over het visserijprotocol met Marokko.

Agenda Landbouw en Visserijraad 13–14 oktober

Tijdens de Raad zal een gedachtewisseling plaatsvinden over de bestrijding van de Afrikaanse varkenspest in het oosten van Europa. Tevens zal er een gedachtewisseling zijn over de bijdrage van de agrarische sector in het kader van de Mid Term Review van de Europa 2020strategie. Ook zal de Europese Commissie informatie geven over de stand van zaken over internationale agrarische handelsissues. De Europese Commissie zal daarnaast ook ingaan op de laatste stand van zaken wat betreft de boycotmaatregelen van Rusland.

Verder zal er getracht worden een politiek akkoord te bereiken over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee en zal van gedachten worden gewisseld over de visserij consultaties EU – Noorwegen 2015 en over de Europese inzet inzake ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas). Tevens zal de Europese Commissie informatie geven over de situatie inzake de visserijproducten als gevolg van het Russische importverbod.

Tijdens de lunch op 13 oktober zal een gedachtewisseling plaatsvinden over de landbouwaspecten in het beleidskader Klimaat en Energie in de periode 2020–2030.

Afrikaanse Varkenspest

Gedachtewisseling

Tijdens de Raad zal de Afrikaanse varkenspestsituatie in de Baltische staten en Polen worden besproken. In deze landen zijn uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij wilde zwijnen en bij gehouden varkens gerapporteerd in de drie Baltische staten en Polen.

De situatie in de getroffen regio’s is nog niet onder controle. De Russische Federatie en Wit-Rusland hebben al gedurende langere tijd problemen met deze ziekte. De communicatie met beide landen over dit onderwerp is echter beperkt.

De getroffen lidstaten hebben maatregelen conform Europese regelgeving ingesteld en hebben daarnaast nog extra maatregelen genomen om verdere verspreiding tegen te gaan.

Ik deel de zorg van de lidstaten over de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in de regio en ik steun de maatregelen van Europese Commissie in de bestrijding van deze ziekte. Het risico op insleep naar Nederland wordt op dit moment niet hoog ingeschat gezien de genomen maatregelen. Ik heb als extra voorzorgsmaatregel een dubbele reiniging en desinfectie van vrachtwagens komend uit de besmette regio´s ingesteld. Ook is de monitoring bij wilde zwijnen en gehouden varkens uitgebreid. De sector wordt geregeld geïnformeerd over de ontwikkelingen in het oosten van Europa.

Stand van zaken internationale handelszaken

Informatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken rond een aantal landbouw gerelateerde handelskwesties.

Ik zal daarbij aangeven de verlenging van de eenzijdige toepassing van het vrijhandelsakkoord met Oekraïne te steunen, maar Oekraïne moet wel aangespoord worden om haar wetgeving, zoals afgesproken, op één lijn te brengen met die van de EU, onder andere op het terrein van dierenwelzijn. Inzet is verder een ambitieus Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) met de Verenigde Staten. Nederland heeft hierbij een aantal offensieve belangen op het gebied van landbouw en vraagt bovendien aandacht voor het belang van afspraken over dierenwelzijn in het TTIP.

Tussentijdse evaluatie Europa 2020 Strategie

Gedachtewisseling

Tijdens de Raad vindt er een gedachtewisseling plaats over de Europa 2020-strategie voor groei en banen. De Europese Commissie is een consultatie gestart met het oog op een eventuele aanpassing van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze consultatie heeft het Voorzitterschap een bespreking van de strategie in diverse EU-vakraden, zoals deze Landbouw- en Visserijraad, geagendeerd.

De discussie tijdens deze Raad zal zich toespitsen op het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid in de agrosector en de bijdrage die dit kan leveren aan het realiseren van de Europa 2020-doelstelling op het terrein van werkgelegenheid. Op dit terrein stelt de EU zich als doel om de arbeidsparticipatie van de Europese beroepsbevolking in 2020 verhoogd te hebben van 69% naar 75%.

In lijn met de kabinetsreactie op de consultatie van de Europese Commissie, die uw Kamer op 19 september jl. is toegezonden (Kamerstuk 21 501-20, nr. 912), zal ik aangeven dat de tussentijdse evaluatie vooral een goed moment is om te bezien of de effectiviteit van de strategie, bijvoorbeeld waar het gaat om het creëren van banen in de agrosector, kan worden vergroot. De Europa 2020-strategie moet vooral tot concrete resultaten leiden. Bij een eventuele herziening zijn draagvlak onder diverse belanghebbenden in de lidstaten als ook het behoud van focus op de huidige doelstellingen van de strategie, zoals het verhogen van de arbeidsparticipatie van jongeren, belangrijke uitgangspunten voor Nederland.

Situatie importverbod Rusland van EU-landbouwproducten

Informatie Europese Commissie

Tijdens de Raad zal de Europese Commissie ook informatie geven over de situatie inzake het importverbod Rusland van EU-landbouwproducten.

Op 23 september heb ik naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 29–30 september de laatste stand van zaken omtrent de importbeperkingen voor EU-landbouwproducten door Rusland naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 805). Ik heb de toezegging gedaan om, zodra de Europese Commissie meer bekend maakt over mogelijke maatregelen ter ondersteuning van de getroffen sectoren, u hierover te informeren. Graag ga ik in op de Nederlandse inzet voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 en 14 oktober.

Interventiemaatregelen groenten en fruit

De Europese Commissie heeft op 18 augustus jl. interventiemaatregelen aangekondigd voor groenten en fruit om de gevolgen voor de telers van het importverbod van EU-landbouwproducten te beperken (verordening (EU) nr. 932/20141). Hiervoor is een budget van € 125 miljoen beschikbaar gesteld. Op 10 september jl. is de sluiting van deze buitengewone steunmaatregel op basis van de Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) voor groenten en fruit aangekondigd, met terugwerkende kracht per 8 september jl.

Na sluiting konden telers hun producten echter blijven aanmelden bij RVO.nl, die deze meldingen heeft geregistreerd. Deze meldingen worden nu indien mogelijk onder de nieuwe buitengewone steunmaatregelen gebracht.

Deze gedelegeerde verordening tot vaststelling van verdere tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde groenten en fruit, is op 30 september jl. gepubliceerd door de Europese Commissie (verordening (EU) nr. 1031/20142). De nationale uitvoeringsregeling is op 2 oktober in de Staatscourant gepubliceerd.

Deze buitengewone maatregelen zullen gelden tot en met 31 december 2014 en de Europese Commissie heeft hier een bedrag van € 165 miljoen euro voor gereserveerd. De lidstaten krijgen hierbinnen een maximum hoeveelheid kilo's product toegewezen, waarbinnen zij aanvragen voor steun voor het uit de markt nemen of groen- of niet-oogsten van producten kan honoreren. Voor steun uit deze Nederlandse enveloppe komen de volgende producten in aanmerking: appelen, peren, tomaten, wortelen, paprika, komkommers en augurken. Voor de producten die niet terugkomen in de nieuwe buitengewone maatregelen (kool, bloemkool, broccoli en paddenstoelen) is er de mogelijkheid om steun te verkrijgen uit een additionele enveloppe. Hieraan is door de Europese Commissie een maximum van 3.000 ton product per lidstaat verbonden.

De meldingen van de telers die tot en met 3 september zijn gedaan bij RVO.nl, zijn gemeld bij Brussel. De Europese Commissie heeft nog niet met zekerheid uitgesproken dat meldingen die gedaan zijn tussen 4 en 10 september kunnen vallen onder de nieuwe gedelegeerde verordening voor buitengewone maatregelen. Daarom heb ik een onderbouwd verzoek ingediend bij de Europese Commissie om voor deze meldingen zo spoedig mogelijk met een oplossing te komen. Omdat ik van mening ben dat in deze periode noch de Nederlandse overheid, noch de telers konden weten dat die meldingen niet meer zouden vallen onder de eerste verordening, vind ik dat deze voor een vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.

Interventiemaatregelen zuivel

Op 5 september jl. heeft de Europese Commissie interventiemaatregelen voor zuivel gepubliceerd3 4 5 6. Het gaat om het vergoeden van particuliere opslag van magere melkpoeder, boter en kaas en het verlengen van de aankoopperiode tot het einde van het jaar voor de openbare opslag voor magere melkpoeder en boter. Per 23 september jl. heeft de Europese Commissie de verordening voor de particuliere opslag van kaas ingetrokken en vanaf deze datum worden er dus ook geen aanmeldingen meer geaccepteerd.

Uit de kennisgevingen die tot dusver in het kader van het monitoringmechanisme door de Europese Commissie zijn ontvangen, blijkt dat de regeling disproportioneel is gebruikt door kaasproducenten uit gebieden die traditioneel geen aanzienlijke hoeveelheden naar Rusland uitvoeren. De regeling is volgens de Europese Commissie daarom niet adequaat om doeltreffend en doelmatig te reageren op de door het Russische invoerverbod veroorzaakte marktverstoringen. Met het intrekken van de regeling wil de Europese Commissie voorkomen dat het plafond van 155.000 ton kaas al binnen afzienbare tijd na het openen van de regeling bereikt zou worden. Bovendien moet er gezorgd worden dat de steun terecht komt bij de lidstaten die het zwaarst zijn getroffen door de Russische maatregelen. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal de Europese Commissie nadere uitleg over geven over het vervolg.

Verdere inzet

De varkenssector ondervindt reeds langere tijd negatieve gevolgen van het export verbod naar Rusland. Dit verbod was al eerder ingesteld als gevolg van het uitbreken van varkenspest in onder andere Polen. Om die reden heeft de Europese Commissie ook geen maatregelen voorgesteld. Ik steun deze lijn van de Europese Commissie. Wel zet ik mij samen met het bedrijfsleven in om nieuwe exportmarkten te openen.

De interventiemaatregelen worden betaald uit (de onderuitputting van) de gereserveerde middelen voor de uitvoering van de Gemeenschappelijke Marktordening en het landbouwcrisisfonds onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Uitgangspunt is dat uitgaven moeten blijven binnen het GLB-budget, zoals overeengekomen binnen het Meerjarig Financieel Kader. Van dit bedrag is reeds 165 miljoen euro voor de buitengewone maatregelen ter ondersteuning van groenten- en fruitproducenten gereserveerd.

Verder zal ik blijven pleiten voor vrijstelling van mededingingsregels, specifiek artikel 101, lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. De vrijstelling van de mededingingsregels zie ik als een mogelijk middel om de markt te stabiliseren.

Ik vind het verder belangrijk dat in Europees verband nieuwe afzetmarkten en mogelijkheden onderzocht worden.

Beleidskader voor klimaat en energie 2020–2030

Oriënterend debat

Tijdens de lunch van de Raad zal er van gedachten gewisseld worden over de landbouwaspecten in het beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020–2030. De Europese Commissie heeft de lidstaten gevraagd naar de zienswijzen over hoe om te gaan met het Klimaat- en Energiepakket voor de land- en bosbouwsectoren. Het Voorzitterschap streeft naar een gedeeld beeld van de lidstaten over de manier waarop land- en bosbouwsectoren opgenomen kunnen worden in het Energie en klimaatpakket.

In de Europese Raad van oktober aanstaande zullen de regeringsleiders het totale Klimaat- en Energiepakket vaststellen. In deze Raad staan mijn collega’s en ik stil bij de wensen en (on)mogelijkheden van emissiereductie door landbouw en ook door verandering van landgebruik en bosbouwsectoren binnen het totale Energie en Klimaatpakket. Eén van de belangrijkste discussiepunten behelst het integraal opnemen van emissies door (verandering van) landgebruik en bosbouw (LULUCF): De Europese Commissie en verschillende lidstaten zien potentieel in het benutten van LULUCF als een opslagplaats van CO2, waardoor er mogelijk minder druk ontstaat om emissies in andere sectoren buiten het Europese Emissie Trade System te realiseren en desondanks toch aan de klimaatdoelstellingen te voldoen.

Nederland staat kritisch tegenover het integraal opnemen van LULUCF in het energie- en klimaatpakket. In Nederland is de besparingsruimte voor LULUCF uiterst gering. Er zijn namelijk geen mogelijkheden om landgebruik te extensiveren of om bosaanleg in forse omvang te realiseren. Daarnaast is de monitoringssystematiek nog niet uitgekristalliseerd en is nog onbekend wat de toekomstige kosten hiervan zullen zijn. Nederland vindt een ambitieus energie- en klimaatpakket van belang en deelt met de Europese Commissie het standpunt dat de land- en tuinbouw daar haar aandeel in levert. Wel is het zaak te blijven erkennen dat in de land- en tuinbouw niet alle emissies even hard gereduceerd kunnen worden zonder dat daar negatieve effecten voor de voedselproductie – met name zuivel – optreden. Het onderwerp klimaat en landbouwproductie heeft, zoals u weet, mijn bijzondere aandacht. Zo heb ik mij ingezet voor de oprichting en presentatie van de Global Alliance voor Climate Smart Agriculture tijdens de Klimaattop op 23 september jl. in New York. In deze Alliance wordt dan ook de urgentie en het belang voor een actiegerichte gezamenlijke aanpak benadrukt. De Europese doelen voor landbouw en de eigen nationale inzet voor klimaat slimme landbouw passen daar dan ook prima bij.

Vangstmogelijkheden Oostzee 2015

Politiek akkoord

De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de maximaal toegestane vangstmogelijkheden voor het jaar 2015 in de Oostzee. De Europese Commissie heeft hiertoe, op basis van biologische adviezen, een voorstel voor een verordening aan de Raad voorgelegd.

Dit voorstel behelst de vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TACs) en zeedagen voor visserij op bestanden in de Oostzee. Over het algemeen gaat het goed met de haringbestanden in de Oostzee. Vanwege de inwerkingtreding van de aanlandplicht per 1 januari 2015 voor pelagische bestanden haring en sprot en voor de demersale bestanden kabeljauw en zalm, dienen de vangstmogelijkheden rekening te houden met de situatie waarbij teruggooi niet meer mogelijk is.

De TACs voor de kabeljauwbestanden moeten, in overeenstemming met de doelstelling van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid om de Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield – MSY) in 2015 te bereiken, aanzienlijk naar beneden worden bijgesteld (reductie van 48% voor het westelijke bestand). Voor de TAC voor de schol volgt de Europese Commissie de richtsnoeren van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) over de handelwijze betreffende gegevensarme soorten. Dit komt neer op een reductie van 5%. Rekening houdend met de herziening van de beoordeling van de bestanden door ICES, moet de visserij-inspanning voor kabeljauwbestanden eveneens worden verminderd (met 10% voor het westelijke bestand). De ICES adviezen voor het oostelijke Oostzee kabeljauwbestand zijn nog niet beschikbaar. De Europese Commissie wil de TAC voor zalm met 8% verlagen, op basis van het nog niet aangenomen beheerplan voor zalm.

De Nederlandse sector heeft geen visserijbelangen in de Oostzee. Ik hecht er wel aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik sta positief tegenover dit voorstel, aangezien het op korte termijn moet leiden tot duurzame visbestanden overeenkomstig de voorgenomen doelstelling van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid, dat op 1 januari 2014 in werking is getreden. In dat kader zet ik erop in dat – waar mogelijk – MSY in 2015 bereikt moet worden. Positief is dat het Commissievoorstel rekening houdt meerjarenplannen met de MSY-benadering en de handelwijze met betrekking tot gegevensarme bestanden. Tevens is het gebaseerd op wetenschappelijke adviezen en is de regionale adviesraad voor de Oostzee geraadpleegd. Het subsidiariteitsoordeel is in deze niet van toepassing omdat het voorstel voor de verordening valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het VWEU. Het proportionaliteitsoordeel is positief. De beschreven maatregelen dragen bij aan het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid om te zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visbestanden.

Tenslotte is een aantal horizontale punten in dit voorstel ook van belang voor andere regio’s, bijvoorbeeld de manier waarop de TACs worden aangepast om rekening te houden met de situatie dat teruggooi niet meer plaats vindt. Daarom wil ik helderheid krijgen over de door de Europese Commissie gehanteerde aanpak, met inachtneming van de relatieve stabiliteit en de duurzaamheidsdoelstellingen. Ik streef naar een uniforme aanpak voor alle wateren, waarbij een ophoging van de quota gebaseerd is op wetenschappelijke gegevens van ICES en verdeeld wordt volgens de vaste verdeelsleutel voor de quota over de lidstaten (relatieve stabiliteit).

De beschrijving en beoordeling van dit voorstel in deze geannoteerde agenda vervangt de reguliere beoordeling door middel van een BNC-fiche.

Visserijonderhandelingen Europese Unie – Noorwegen

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de aanstaande bilaterale onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst voor 2015.

Jaarlijks wordt met Noorwegen onderhandeld over de TACs voor de gezamenlijk beheerde visbestanden, alsmede over de ruil van vangstmogelijkheden. De Europese Commissie streeft ernaar de onderhandelingen vóór de Raad in december 2014 af te ronden, zodat de resultaten kunnen worden opgenomen in de communautaire verordening met TACs en quota.

Het kabinet hecht veel belang aan een goede relatie met Noorwegen op visserijgebied, omdat het akkoord een aantal voor Nederland belangrijke visbestanden betreft. Het beheer van de gezamenlijk beheerde bestanden moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen en principes van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik ben daarom van mening dat de TACs moeten worden vastgesteld volgens de regels van de meerjarenbeheerplannen en de MSY. Over een aantal plannen moet nog een besluit worden genomen, zoals de Noordzee-haring.

De toestand van de kabeljauw in de Noordzee is weliswaar beter dan enkele jaren geleden, maar nog altijd zorgelijk te noemen. Verscherpte maatregelen, zoals controle en technische maatregelen om discards te voorkomen, zijn daarom noodzakelijk. Ik ben voorstander van het continueren van het experiment in de Noordzee met vangstquota voor kabeljauw en schol en controle met camera’s aan boord (CCTV) met oog op de aanlandplicht. Het wetenschappelijke advies van ICES over de aanpassing van het beheerplan voor Noordzee-haring moet nog komen.

In de uitruil van visserijmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen speelt een aantal voor Nederland relevante bestanden een rol. Het gaat hier om transfers van TACs voor blauwe wijting en tong in de Noordzee van de EU naar Noorwegen en transfers van TACs voor Noordzeeschol van Noorwegen naar de EU. Tot nu toe was blauwe wijting – voor de Nederlandse visserijsector van belang – het belangrijkste ruilmiddel om tot een acceptabele balans tussen de EU en Noorwegen te komen. Gezien de lage TAC voor dit bestand zal ook naar andere middelen gezocht moeten worden. Afwenteling naar andere pelagische bestanden is niet gewenst. Derhalve zal komend jaar naar Nederlands oordeel niet automatisch alle door Noorwegen aangeboden Arctische kabeljauw moeten worden afgenomen, indien dit zou leiden tot een grote transfer van TACs naar Noorwegen van voor de Nederlandse sector relevante bestanden.

Jaarvergadering ICCAT

Gedachtewisseling

Met het oog op de komende vergadering van de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) van 10 t/m 17 november in Genoa, Italië, zal er tijdens de Raad een gedachtewisseling plaatsvinden dienaangaande.

Het ICCAT wetenschappelijk comité komt bijeen van 29 september t/m 3 oktober. Op basis van het wetenschappelijk advies van dit wetenschappelijk comité zal de Europese Commissie naar verwachting haar standpunt in de derde week van oktober aan de Raad voorleggen.

Voor dit jaar staan de beoordelingen van het Mediterrane Zwaardvis bestand en het skipjack tonijnbestand op de agenda van het wetenschappelijke comité. Deze zullen, naast de reguliere controle- en handhavingsonderwerpen, de focus van de jaarvergadering vormen. Daarnaast wordt de bestandbeoordeling voor de oostelijke en westelijke blauwvintonijn geactualiseerd. Een volledige bestandsbeoordeling van dit bestand vindt pas volgend jaar plaats.

Ten aanzien van blauwvintonijn ben ik van mening dat, ondanks de actualisering van de bestandbeoordeling, de afspraken in het bestaande herstelplan gevolgd moeten worden. Dit betekent een status quo van de TAC. De aanpassing van de vangstmogelijkheden kan wat mij betreft pas aan de orde zijn wanneer een volledig assessment naar de biologische toestand van het blauwvintonijnbestand in 2015 is uitgevoerd en het daarop gebaseerde wetenschappelijk advies beschikbaar is.

Voor de skipjacktonijn heb ik reeds mijn zorgen over de toestand van het bestand bij uw Kamer kenbaar gemaakt. Als de skipjacktonijn zich volgens de bestandbeoordeling onder het MSY-niveau bevindt, dient in lijn met het wetenschappelijk advies een beheerplan opgesteld te worden met een bijbehorende TAC. Voor deze soort is tot op heden nog geen TAC vastgesteld. Mijn inzet is deze bestanden zo snel mogelijk op MSY-niveau te brengen. Voor het Mediterrane Zwaardvisbestand is mijn inzet het strikt volgen van het wetenschappelijk advies. Mijn inzet ten opzichte van de haaien blijft ongewijzigd. Ik heb de Europese Commissie verzocht om haar voorstellen ter bescherming van onder andere de haaiensoort, de kortvin mako, en de haringhaai bij deze jaarvergadering opnieuw in te dienen.

Op basis van bovengenoemde overwegingen zal ik het voorstel van de Europese Commissie beoordelen over haar inzet bij de ICCAT conferentie op 10 t/m 17 november.

Diversen

Importverbod voor visserijproducten uit de Europese Unie

Informatie Europese Commissie

De Europese Commissie zal de Raad informeren over het importverbod van Rusland voor EU-visserijproducten.

De Europese Commissie heeft een informerende nota opgesteld over het importverbod van de Russische Federatie voor visproducten uit de Europese Unie. Het verbod treft producten die in 2013 een waarde hadden van 143 miljoen euro, met name bevroren makreel (17%), bevroren Pandalus garnalen (6%), bevroren sprot (6%), bevroren Atlantische zalm (5%) en gekoelde forel (4%). Het verbod treft lidstaten en visserijen in zeer verschillende mate.

De Europese Associatie van Producentenorganisaties van de pelagische visserij heeft gevraagd om de limiet voor het overhevelen van visquota naar volgend jaar te verhogen van 10% naar 30%. De Europese Commissie bestudeert dit voorstel en heeft de ICES om wetenschappelijk advies gevraagd over de lange termijn effecten van overheveling op de duurzaamheid van de betrokken visbestanden. Dat advies verschijnt begin oktober.

In verband met het mogelijk negatieve effect van een verhoging van de doorschuifmogelijkheid op het bestand acht Nederland het positief dat de Europese Commissie ICES om wetenschappelijk advies heeft gevraagd. Nederland wacht dat advies en het standpunt van de Europese Commissie af alvorens te besluiten.

Overige zaken (niet op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad)

Visserijprotocol EU-Guinee-Bissau

De Europese Commissie heeft een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst met Guinee-Bissau voorgelegd aan de Raad. Het protocol is reeds afgesloten in februari 2012, maar de behandeling in de Raad heeft twee jaar stil gelegen vanwege de staatsgreep in het land. Hierover bent u geïnformeerd in de brief van 13 september 2012 (Kamerstuk 32 201, nr. 47). Nu de politieke situatie is verbeterd, is de Europese Commissie met Guinee-Bissau overeengekomen het protocol te activeren.

Het nieuwe protocol heeft een looptijd van drie jaar en betreft tonijn, demersale vis, garnalen en koppotigen. De jaarlijkse bijdrage van de EU voor de toegang tot de visbestanden in de EEZ (Exclusief Economische Zone) van Guinee-Bissau betreft 6,2 miljoen euro. Voor de ondersteuning van het sectorale visserijbeleid van Guinee-Bissau betaalt de EU daarnaast jaarlijks een bedrag van 3 miljoen euro.

De EU en Guinee-Bissau hebben afgesproken de samenwerking te intensiveren en samen te werken aan de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de visserijzone van Guinee-Bissau. Beide partijen verbinden zich ertoe de naleving van de aanbevelingen van ICCAT en de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Ocean (CECAF) te bevorderen. Die afspraak vind ik waardevol omdat Guinee-Bissau zelf geen lid is van ICCAT (wel van CECAF). Tevens is een clausule opgenomen voor mensenrechten en democratische beginselen.

Ik heb het protocol kritisch beoordeeld. Het nieuwe protocol is gebaseerd op de ex ante evaluatie en op de adviezen van een wetenschappelijke comité die inmiddels vier jaar oud zijn. Naar mijn mening biedt dat te weinig inzicht in de huidige toestand van de bestanden en het beschikbare surplus.

Ik heb de Europese Commissie daarom verzocht door middel van een actualisering van de informatie over de situatie van de visbestanden mijn zorgen weg te halen. Dit verzoek is helaas niet gehonoreerd. Ik ben voornemens tegen dit protocol te stemmen. Hoewel ook enkele andere lidstaten tegen zullen stemmen, kan het protocol wel rekenen op de steun van een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten in de Raad.

Visserijprotocol EU-Marokko

Ik heb tijdens het schriftelijk overleg van 19 september jl. toegezegd u te informeren over de procedure van protocol in het kader van de visserijpartnerschapovereenkomst met Marokko. Het protocol is in werking getreden nadat Marokko op 15 juli jl. de EU heeft geïnformeerd haar interne procedure te hebben afgerond. Op 16 december 2013 had de EU Marokko al geïnformeerd over het afronden van de interne EU-procedure.

Het gemengde comité EU-Marokko is verantwoordelijk voor de monitoring en implementatie van het protocol, waaronder de besluitvorming over de sectorale steun. Het gemengde comité komt minimaal één keer per jaar bijeen, afwisselend in Rabat en Brussel. De Europese Commissie is gemachtigd om in het gemengde comité namens de Europese Unie op te treden. Dit is vastgelegd in het Raadsbesluit over de sluiting van het protocol.

Begin september is het gemengde comité van Marokko en de EU bijeen geweest in Rabat. In het gemengde comité is gesproken over de technische aspecten van de implementatie van het protocol, zoals de Marokkaanse regels die van toepassing zijn bij het verplicht aanlanden van een deel van de vis. De Europese Commissie heeft Marokko ook bewust gemaakt van de verantwoordelijkheid van de vlagstaat met betrekking tot de eisen die aan bemanningsleden worden gesteld.

Daarnaast heeft het comité gesproken over de besteding van het geld dat is geoormerkt voor ondersteuning van het Marokkaanse sectorale visserijbeleid en de wijze waarop Marokko hierover jaarlijks en na afloop van de projecten rapporteert. Marokko heeft projecten aangemeld op het gebied van infrastructuur, training en onderzoek en ook aangegeven op welke locatie deze projecten worden uitgevoerd en wat de verwachte effecten zijn op onder meer de lokale werkgelegenheid. Uiterlijk een maand voor de aanvang van het volgende gemengde comité moet Marokko rapporteren over de voortgang van de projecten, de bereikte resultaten en een overzicht geven van de planning van projecten in het volgende jaar. De verdere financiering van de projecten hangt hiervan af. Op deze wijze moet tevens duidelijk worden in hoeverre de sectorale steun ten goede komt aan de bevolking van de Westelijke Sahara.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 932/2014 van de Commissie van 29 augustus 2014 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde soorten groenten en fruit en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 913/2014 (Pb L 259)

X Noot
2

Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 1031/2014 van de Commissie van 29 september 2014 tot vaststelling van verdere tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van producenten van bepaalde groenten en fruit (Pb L 284)

X Noot
3

Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 947/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot opening van de particuliere opslag voor boter en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2014, L 265).

X Noot
4

Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 948/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot opening van de particuliere opslag voor magere melkpoeder en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2014, L 265).

X Noot
5

Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 949/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en magere melkpoeder in 2014 (PbEU 2014, L 265).

X Noot
6

Gedelegeerde verordening (EU) Nr. 950/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot opening van een tijdelijke buitengewone regeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag, hierna verordening 950/2014, (PbEU 2014, L 265).

Naar boven