21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 721 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2013

In mijn brief van 9 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze van uitvoering van de motie Ouwehand (PvdD)/Van Dekken (PvdA) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 613). Over de uitvoering van de motie heb ik overleg gevoerd met de Stuurgroep Ingrepen bij pluimvee, waarin zowel het bedrijfsleven als de Dierenbescherming vertegenwoordigd zijn.

De Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) heeft mij op 13 juni jl. een brief gestuurd over het besluit. Naar aanleiding van deze brief heb ik op 17 juni jl. op eigen initiatief nogmaals overlegd gevoerd met de pluimveesector. Dit overleg stond op verzoek van het bedrijfsleven met name stil bij de (financiële) positie van de pluimveehouderij. Hierbij doe ik u verslag van het bestuurlijke overleg met de sector (pluimveehouderij, slachterijen en eierhandel, productschap) over de volgende punten die in de brief van NVP zijn aangegeven:

  • de wens om te stoppen met eenzijdige regelgeving (bv het verbod op snavelbehandeling);

  • een betere handhaving van de regels in Europa (gelijk speelveld)

  • het verzoek om ervoor te zorgen dat er geen staatssteun komt in andere EU landen.

1) Quick scan van mogelijke economische gevolgen

In de brief van NVP wordt ook gesproken over een rapport over economische aspecten rondom ingrepen bij pluimvee. Om de besluitvorming inzake ingrepen te ondersteunen en de economische gevolgen van een verbod van de ingrepen per 2015 in kaart te laten brengen heb ik een «quick scan» gevraagd aan het Landbouw Economisch Instituut (LEI). Dit tegen de achtergrond dat met grote regelmaat in het kader van «kennis voor beleid» aan Wageningen Universiteit en Research om informatie wordt gevraagd ter ondersteuning van de besluitvoorbereiding. Deze quick scan (zie bijlage1) is, zoals gebruikelijk niet gepubliceerd, maar op verzoek naar de Stuurgroep Ingrepen bij pluimvee gestuurd. Zoals ook het LEI zelf aan geeft, geeft het document bouwstenen voor het Ministerie van Economische Zaken en is dus niet geschreven als een zelfstandig onderzoek en is daarom ook geen op zichzelf staand advies.

Deze quick scan laat zien welke economische gevolgen het verbod op ingrepen zal kunnen hebben, op basis van aannames. Ook een verbod in 2021, het jaar waarin in de oorspronkelijke plannen een verbod zou komen, of een verbod in 2015 zoals verzicht in de motie Ouwehand / van Dekken, zou leiden tot economische gevolgen voor de pluimveesector. Voor zover de quick scan bedrijfsgevoelige informatie bevat, zijn de namen van bedrijven in het document weggelakt.

2) Nationale regelgeving

De Nederlandse pluimveesector geeft aan financiële problemen te ondervinden sinds een aantal maanden, zowel in de eier- als in de vleesproductie door hoge voerprijzen en lage prijzen voor eieren en pluimveevlees. De pluimveesector vindt dat nationale koppen in de regelgeving deze situatie verergeren door de verhoging van bedrijfskosten en de verslechtering van de concurrentiepositie die hiervan het gevolg is. Als voorbeeld is de snavelbehandeling genoemd.

Ik heb de sector meegedeeld belangrijk te vinden dat ondernemers kunnen ondernemen, maar dat de overheid ook rekening moet houden met de maatschappelijke acceptatie. In dit geval heeft uw Kamer in een aangenomen motie verzocht om een verbod op ingrepen bij pluimvee vanaf 2015. In mijn voorstel om de snavelbehandeling per 2018 te verbieden heb ik rekening gehouden met de wens van uw Kamer door het verbod in tijd te versnellen, maar ook met de noodzaak om de welzijnsrisico’s te beperken. Om deze risico’s tot een minimum te beperken is het noodzakelijk om meerdere maatregelen te nemen op het gebied van huisvesting, management en fokkerij (het fokken van socialere kippen). Voor een zorgvuldige implementatie van deze maatregelen heeft de sector enkele jaren nodig. Ik vind het van belang om op een verantwoorde manier mede met het oog op dierenwelzijn te komen tot een pluimveehouderij zonder ingrepen.

3) Een gelijk speelveld in Europa / derde landen

Voor wat betreft een verbod op ingrepen bij pluimvee staat Nederland niet alléén in de Europese Unie. Een aantal ingrepen is in de Scandinavische landen verboden, en in de Verenigde Koninkrijk is een verbod op de snavelbehandeling aangekondigd voor 2016. De snavelbehandeling is in Duitsland verboden, hoewel in een aantal deelstaten uitzonderingen mogelijk zijn voor de behandeling wanneer deze zijn gegeven door een dierenarts. Zoals in bovengenoemde brief vermeld streef ik naar een level playing field in Europa. Daarom heb ik de sector er van verzekerd dat ik in Brussel ga pleiten voor een Europees verbod op ingrepen bij pluimvee, in relatie tot de uitwerking van een nieuw EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn.

De problemen die de Nederlandse pluimveesector ondervindt van de concurrentie van eieren en pluimveevlees uit derde landen waar de (welzijns)eisen lager zijn dan in de Europese Unie zijn ook aan de orde geweest. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU met derde landen in het kader van bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden ook over dierenwelzijn.

Het gaat om langlopende processen maar er wordt wel vooruitgang geboekt. In het kader van deze vrijhandelsakkoorden zijn en worden afspraken gemaakt over samenwerking en verbetering op terrein van dierenwelzijn en standaarden daarvoor.

4) Het voorkomen van staatssteun in andere EU landen

Volgens een bericht van december 2012 zou Frankrijk overwegen de pluimveesector te ondersteunen door een verlaging van de administratieve lasten en van de milieukosten. Navraag heeft geleerd dat de Franse overheid tot nu toe geen concrete maatregelen heeft genomen. Ik heb de pluimveesector toegezegd hier op te zullen blijven letten en bij concrete bewijzen van staatssteun dit met de Europese Commissie en in de Landbouwraad te zullen bespreken.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven