21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 580 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2012

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 19 en 20 maart jl. plaatsvond in Brussel.

Op het vlak van de visserij heeft de Raad gesproken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), in het bijzonder de aanlandingsplicht, de gemeenschappelijke marktordening, het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en de externe dimensie van het GVB. Op het gebied van de landbouw zijn de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 en in het bijzonder vereenvoudiging besproken. Onder diversen heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven over haar Mededeling inzake het Europees Innovatie Partnerschap, is gesproken over de stand van zaken van de makreelonderhandelingen met IJsland en de Faeröer Eilanden, het importverbod van Rusland op levende varkens en de gevolgen van droogte voor de landbouw in Portugal en Spanje. Onder overige informeer ik u over mijn toezegging inzake het stempelen van eieren en informeer ik u over het rapport van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) over vereenvoudiging in de GLB-wetgevingsvoorstellen.

Basisverordening: aanlandingsplicht

(Oriënterend debat)

De Raad heeft standpunten uitgewisseld ten aanzien van de aanpak van discards (teruggooi van ongewenste bijvangsten). Commissaris Damanaki heeft in haar inleiding onderstreept dat zij met haar voorstel voor een aanlandingsplicht niet de bedoeling heeft om de discards van nu massaal te gaan aanlanden, maar juist om teruggooi te voorkomen en te verminderen. Daarvoor zijn selectievere vormen van visserij nodig. De Commissaris heeft aangegeven stapsgewijs en met overgangsmaatregelen te willen werken en met een gedifferentieerde aanpak per visserijtak (en niet per vissoort). Zij wil verder nader kijken naar een flexibele introductie van bijvangstquota voor soorten waarop gericht gevist wordt.

Nederland heeft herhaald vóór de introductie van een aanlandingslicht te zijn. Niet als doel op zich, maar als noodzakelijk middel en als sluitstuk van maatregelen om de selectiviteit van de visserij te verbeteren. Nederland heeft gepleit voor een gefaseerde aanpak, met heldere doelstellingen, werkbare overgangstermijnen, effectieve controle en handhaving en betrokkenheid van stakeholders (onder meer via de Regionale Advies Raden). Verder heeft Nederland aangegeven dat de aanpak gedifferentieerd moet zijn naar visserijtakken, omdat discards vaak gerelateerd zijn aan de soort visserij en niet aan de soort vis. De prioriteit moet liggen bij die visserijen die vissen op bestanden waarmee het niet goed gaat. Ook betekent een aanlandingsplicht voor Nederland dat alle vis aangeland dient te worden, met uitzondering van soorten met een redelijke overlevingskans zoals sommige haaien en roggen. De relatieve stabiliteit dient behouden te blijven, ook in een nieuw systeem met vangstquota. Nederland heeft zijn voorkeur uitgesproken voor één vangstquotum per soort, waarbij de visser probeert met zijn quotum zoveel mogelijk marktwaardige vis te vangen

Ten aanzien van de selectiviteit van de visserij heeft Nederland aangegeven dat instandhoudingsreferentiepunten (minimumaanlandingsmaten) in overleg met wetenschappers en de visserijsector vastgesteld moeten worden en dat het uitgangspunt moet zijn dat de jonge vis zoveel mogelijk beschermd wordt. Tot slot heeft Nederland gesteld dat het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) innovatie gericht op selectieve technieken onverminderd dient te blijven stimuleren en dat ook de Gemeenschappelijke Marktordening voor visserijproducten kan bijdragen aan het tegengaan van teruggooi, door een sterkere rol voor producentenorganisaties in de vermarkting van de vis, in het quotabeheer en bij de inzet van technische maatregelen.

De meeste lidstaten hebben opgeroepen tot een stapsgewijze aanpak per visserijtak van een aanlandingsplicht en hebben aangegeven dat verbetering van de selectiviteit van de visserij de voornaamste manier is om ongewenste vangsten te voorkomen. Een aantal lidstaten heeft gewezen op specifieke problemen in de gemengde visserij en behoud van de relatieve stabiliteit benadrukt. Verschillende lidstaten hebben implementatie via meerjarenbeheerplannen bepleit en een regionale aanpak in nauwe samenwerking met wetenschappers en vissers. De meeste lidstaten hebben gepleit voor bescherming van jonge vis en voor benutting van het EFMZV en de Gemeenschappelijke Marktordening in het stimuleren van selectiviteit.

Commissaris Damanaki heeft geconcludeerd dat de lidstaten eensgezind zijn over een aantal zaken: een stapsgewijze aanpak die een einde maakt aan de teruggooi, met een helder tijdpad, een op maat gesneden aanpak per visserijtak, meer aandacht voor goed wetenschappelijk advies en inzet van EFMZV-middelen om gebruik van selectiever tuig te stimuleren en de rol van producentenorganisaties te versterken. De Commissaris heeft de wetenschappers van STECF (Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries) opgeroepen een lijst van (bijvangst)soorten met een hoog overlevingspercentage bij teruggooi op te stellen. Verder heeft zij benadrukt dat zij wil vermijden dat er een markt ontstaat voor jonge vis en dat vangst van jonge vis voorkomen moet worden door met selectiever tuig te vissen.

De Commissaris heeft gezegd alles in het werk te stellen om meer middelen te vinden voor het ontwikkelen en testen van selectiever tuig.

Gemeenschappelijke Marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten

(Oriënterend debat)

De Raad heeft gesproken over het voorstel voor een nieuwe Gemeenschappelijke Marktordening. Commissaris Damanaki heeft aangegeven dat de visserijsector meer mogelijkheden moet krijgen om de productie en afzet beter te plannen en zo een hogere rentabiliteit te krijgen. Het aanbod moet beter worden afgestemd op de vraag, ook door maatregelen om teruggooi tegen te gaan. De Commissaris wil de verstrekking van bepaalde informatie aan de consument verplicht stellen en ruimte geven om vrijwillig meer informatie te verstrekken. Het verplicht stellen van vermelding van een vangstdatum komt naar het oordeel van de Commissaris de kleinschalige visserij ten goede.

Ik heb opgemerkt dat de marktordening een bijdrage moet leveren aan de doelstellingen van een nieuw GVB. Hierbij is een belangrijke rol voor de PO’s weggelegd, waarbij hun doelstellingen ook gericht moeten zijn op duurzaam visserijbeheer. De nieuwe marktordening moet de PO’s wel de instrumenten bieden om bijvoorbeeld de teruggooi terug te dringen met de inzet van technische maatregelen. Ik heb me kritisch getoond over het onderdeel consumenteninformatie. Ik ben voorstander van heldere eenduidige regels die aansluiten bij de ketenetikettering en -tracering. De regels in het voorstel over de marktordening overlappen en conflicteren deels met de controleverordening; een goede afstemming is beslist noodzakelijk. Ik heb verder aangegeven dat certificeringssystemen een belangrijke rol kunnen spelen in de ondersteuning van de doelen van het GVB. Ook heb ik herhaald geen voorstander te zijn van een opslagregeling, tenzij er sprake is van een crisissituatie en de regeling van zeer tijdelijke aard is.

In de Raad is brede steun gebleken voor een versterking van de rol van de Producentenorganisaties (PO’s). Ten aanzien van consumenteninformatie hebben verschillende lidstaten gewezen op de wenselijke aansluiting op horizontale (algemene) regelgeving (controle verordening). Met betrekking tot een opslagregeling heben sommige lidstaten zich overtuigd voorstander getoond, terwijl andere zich vanwege het risico op marktverstoringen hiertegen hebben verzet. Een aantal lidstaten heeft benadrukt dat waar het gaat om handelsstandaarden en duurzaamheidsdoelen, er een gelijk speelveld moet blijven bestaan tussen EU-producten en invoer vanuit derde landen.

Commissaris Damanaki heeft een algemene consensus geconstateerd over de noodzaak om de PO’s te versterken. Ten aanzien van de consumenteninformatie heeft zij opgemerkt dat de Commissie deze wil beperken tot wat absoluut noodzakelijk en controleerbaar is. De Commissaris heeft toegezegd nogmaals na te zullen gaan of er overlap bestaat tussen het voorstel voor de marktordening en de bepalingen uit de controleverordening. Ten aanzien van de opslagregeling heeft zij aangegeven dat deze de vissers kan helpen na introductie van een aanlandingsverplichting, omdat er dan meer vis zal worden aangeland.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

(Oriënterend debat)

De Raad heeft een debat gevoerd over het voorstel voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Commissaris Damanaki heeft aangegeven dat het nieuwe EMFZV moet bijdragen aan de doelstellingen van de hervorming van het GVB en dus de vissers moet bijstaan bij het invoeren van de veranderingen. De nadruk zal daarbij liggen op innovatie en alle initiatieven die het effect van de visserij op het milieu verminderen. De Commissaris wil binnen het nieuwe fonds meer aandacht voor en investeringen in de beroepsbevolking binnen en buiten de visserijsector, in diversificatie middels opleidingen. Ook in de aquacultuur moet de nadruk liggen op steun voor innovatie en niet op steun voor productie.

Nederland heeft aangegeven blij te zijn met de accentverschuiving van traditionele instrumenten (zoals steun voor sanering en productie) naar steun voor innovatie, kennisvermeerdering en diversificatie. Subsidies moeten innovatie en duurzaamheid bevorderen en overcapaciteit tegengaan. Naar Nederlands oordeel moet het EFMZV primair worden ingezet om een duurzame, innovatieve en concurrerende visserij- en aquacultuursector te realiseren. Het EFMZV moet bijdragen aan een visserij die selectiever vist, die geen teruggooi van vis met zich meebrengt en die geen schade aan het ecosysteem toebrengt. Het fonds moet wat Nederland betreft bijdragen aan een visserij die economisch rendeert, die waarde toevoegt aan visserijproducten en die een bijdrage levert aan werkgelegenheid, ook in de bredere maritieme economie. Nederland heeft daarbij opgemerkt dat werkgelegenheid een belangrijke doelstelling is, maar dat steun in de kustgebieden niet alleen mogelijk moet zijn omdat deze bijdraagt aan werkgelegenheid. Een brede aanpak is nodig, waarbij steun voor visserijgebieden ook kan worden aangewend voor bijvoorbeeld innovatie en ecologische duurzaamheid, zodat deze gebieden zich kunnen richten op belangrijke toekomstige ontwikkelingen. Nederland heeft tot slot aangetekend dat de toedeling van middelen uit het EFMZV niet (mede) moet plaatsvinden op basis van het aandeel van de kleine kustvisserij in de totale vloot.

Het debat heeft laten zien dat de Raad het EFMZV in elk geval wil aanwenden ten behoeve van innovatie, selectiviteit, milieubescherming, controle, datacollectie en wetenschappelijk onderzoek en advies. Zestien lidstaten hebben een gemeenschappelijke verklaring gedeeld waain zij vragen om grotere steun voor de aquacultuursector, inclusief het handhaven van productiesteun. Sommige lidstaten hebben geïnsisteerd op voortzetting van steun voor sanering, vervanging, modernisering en tijdelijke stillegging van de vloot, andere lidstaten hebben focus op innovatie, groei en werkgelegenheid bepleit. Verder hebben diverse lidstaten aandacht gevraagd voor vereenvoudiging en beperking van de administratieve lasten.

Commissaris Damanaki heeft geconcludeerd dat onder de lidstaten overeenstemming bestaat over de noodzakelijke vereenvoudiging om een betere absorptie van het budget te waarborgen en over een meer holistische (ecosysteem)benadering binnen de maritieme ruimte. Het EFMZV moet ook gericht zijn op milieuaspecten en juist worden ingezet op vlakken waarvoor andere fondsen niet beschikbaar zijn.

Wat betreft aquacultuur heeft de Commissaris opgemerkt dat het niet haar bedoeling is om steun aan bestaande projecten/bedrijven te stoppen, maar dat de steun gericht moet zijn op innovatie. Het EFMZV moet zich voorts meer richten op dataverzameling, controle en toezicht alsmede onderzoek. Voor onderzoek wil de Commissaris ook middelen van Horizon 2020 benutten. Zij zal nog nadenken over het eventueel betrekken van de verwerkende industrie in het fonds, maar heeft alvast onderstreept dat innovatie het hoofddoel moet blijven. Commissaris Damanaki heeft benadrukt dat er een beperkt budget is, wat het maken van keuzes vergt. Voor modernisering en sanering zullen geen middelen beschikbaar zijn, wel voor selectiviteit, opleidingen en veiligheid. De nieuwe programmeringsperiode gaat over twee jaar in; de komende twee jaren kunnen worden gebruikt als overgangstermijn. De Commissaris zal een nadere blik werpen op een verzoek van enkele lidstaten om steun voor tijdelijke stillegging te behouden, maar heeft aangegeven dat dergelijke steun in elk geval gericht zou moeten zijn op verbetering van de bestanden (bijvoorbeeld door bescherming van paaigebieden).

Raadsconclusies externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

(Aanneming)

De Raad heeft met unanimiteit conclusies aangenomen over de externe dimensie van het GVB. Deconclusies benadrukken denoodzaak om zowel binnen als buiten de EU een​​duurzaam visserijbeleidte bevorderen. Destrijd tegen illegale,ongemelde en ongereglementeerde visserij moet worden versterktdoor partnerschappen aan te gaan met derde landen. Er moet meer aandacht komen voor naleving van debeheersmaatregelenop het niveau vanRegionale Visserijbeheerorganisaties en voor verbetering van de governancebinnen deze organisaties. Problemen rond overcapaciteit moeten worden aangepaktop mondiaal niveau. Duurzame visserij binnenovereenkomsten met derdelanden vereisttransparantie met betrekking totde activiteiten van alle vlotendie toegang tot de betreffende wateren hebben en vereist ook wetenschappelijke evaluatiesover het surplus binnen de bestanden.De betalingen voortoegang tot de wateren van de derde landen moeten een voldoende economisch rendement opleveren en sectorale steun moet zorgvuldig worden gemonitord ten aanzien van het bereiken van de doelen, waaronder de voordelen voor delokale bevolking. Sectorale steun dient losgekoppeld te zijn van de bepalingen voor toegang tot de wateren. Deconclusiesbevatten ookeen hoofdstukover de afspraken overgezamenlijk beheerde bestanden (onder de zogeheten «noordelijke akkoorden») en internationale uitwisselingvan de vangstmogelijkheden.De Raadonderstreept hierin het noodzakelijkewederzijdse voordeel en voldoendeeconomisch rendementen herinnert aan deverplichtingvan betrokken landenom samen te werkenaan een duurzaam beheer.

Het voorzitterschap heeft geconcludeerd dat de Raadsconclusies een stevige basis vormen voor de vervolgdiscussies over de externe dimensie van het GVB. Commissaris Damanaki heeft aangegeven de conclusies te zien als eerste hoeksteen voor het realiseren van de hervorming van het GVB en acht ze in lijn met de uitgangspunten voor het toekomstige interne beleid. Zij heeft hierbij wel aangetekend dat twee zaken niet expliciet genoemd zijn in de conclusies, te weten de introductie van een mondiaal vangstcertificaat en de verhoging van de redersbijdrage.

Nederland heeft aangegeven dat er uitgebalanceerde en naar tevredenheid stemmende conclusies liggen, maar dat ze op een paar onderdelen scherper geformuleerd hadden kunnen worden. Het betreft de toepassing van Maximum Sustainable Yield als uitgangspunt voor wetenschappelijk advies en een hogere financiële bijdrage van de private sector. De conclusies bieden voor beide punten echter voldoende houvast. Nederland heeft zijn standpunt hierover neergelegd in een verklaring. Tot slot heeft Nederland ervoor gepleit de principes uit de Raadsconclusies ook zoveel mogelijk een plek te geven in de basisverordening van het nieuwe GVB.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: vereenvoudiging

(gedachtewisseling)

In een tafelronde heeft de Raad gesproken over vereenvoudiging van het GLB.

Voorafgaand aan de gedachtewisseling van de lidstaten heeft Commissaris Cioloş diverse vereenvoudigingsaspecten in de GLB-wetgevingsvoorstellen toegelicht. Cioloş gaf aan dat vereenvoudiging voor de Commissie een rode draad is. Cioloş noemde de door hem voorgestelde, generieke regeling voor kleine boeren als voorbeeld van vereenvoudiging omdat 80% van de Europese boeren hieronder kan vallen. Daarnaast noemde Cioloş de definitie van actieve landbouwer de meest eenvoudige en werkbare. Andere punten van vereenvoudiging die Cioloş noemde, waren de meer eenvoudige structuur van het plattelandsbeleid, harmonisatie van de financiële en controleverordening en meer transparantie van de cross-compliance vereisten. Ten slotte gaf de Commissaris aan graag praktische voorstellen voor vereenvoudiging van lidstaten te willen ontvangen.

Zoals reeds in eerdere discussies van de Raad over de GLB-voorstellen bleek, zijn alle lidstaten kritisch op de mate waarin de wetgevingsvoorstellen ook daadwerkelijke vereenvoudiging teweeg brengen. Eén van de voornaamste punten van kritiek betreft de definitie van actieve landbouwer. Lidstaten laken de complexiteit van de definitie en vrezen hoge uitvoeringslasten. Daarnaast leidt ook de voorgestelde structuur van de directe betalingen met regelingen voor jonge boeren, actieve boeren, kleine bedrijven, aftopping en vergroening tot kritiek. Diverse lidstaten stellen voor om regelingen vrijwillig te maken. Daarnaast pleiten diverse landen voor een keuzemenu voor vergroeningsmaatregelen om de effectiviteit te verhogen. Met betrekking tot het plattelandsbeleid hebben diverse lidstaten kritiek op de structuur en vereisten voor: de programmering van het beleid, de ex ante conditionaliteit, de partnerschap contracten, de prestatiereserve en monitoring en evaluatie. Ten slotte noemen diverse lidstaten de geringe mate waarin de key principles voor vereenvoudiging, die in de Raad van maart 2011 zijn gepresenteerd, terug te zien zijn in de voorstellen.

Nederland heeft aangegeven dat vereenvoudiging van het GLB noodzakelijk is. Echter, van de toepassing van de key principles voor vereenvoudiging is weinig terug te zien. De wetgevingsvoorstellen lijken eerder een toename van administratieve lasten te laten zien dan een afname. Nederland heeft aangegeven diverse probleempunten te zien zoals het stelsel van de directe betalingen, cross compliance en controle en verantwoording.

Praktische en merkbare vereenvoudiging voor boeren, overheden en betaalorganen is van belang. Vereenvoudiging van regels is ook van belang om het risico op fouten en financiële correcties terug te dringen. Ten slotte heeft Nederland aangegeven een document met 47 vereenvoudigingsvoorstellen te hebben opgesteld en deze naar de Commissie te sturen.1

Diversen

Europees Innovatie Partnerschappen – productiviteit en duurzaamheid van de landbouw

(Presentatie door de Commissie)

De Commissie heeft een toelichting gegeven bij haar mededeling inzake het «Europees Innovatie Partnerschap (EIP) – productiviteit en duurzaamheid van de landbouw».

De Commissaris heeft het belang onderstreept van onderzoek en innovatie voor de toekomstbestendigheid van de Europese Unie. De Mededeling over het EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw is een pleidooi van de Commissie om te blijven investeren in duurzaamheid en concurrentiekracht in de landbouw door optimaal gebruik te maken van innovatie. Cioloş wil 4,5 miljard euro beschikbaar stellen voor onderzoek en innovatie op het gebied van voedselzekerheid, de bio-economie en duurzame landbouw voor de periode 2014–2020. EIP’s hebben tot doel een brug te slaan tussen de wetenschap en de toepassing van innovatieve benaderingen in de praktijk. Het EIP zal partners op de verschillende institutionele en geografische niveaus en in de verschillende sectoren aanmoedigen om samen te werken en synergievoordelen te behalen. Het EIP zal zien op het onderzoek zelf, de verspreiding van de onderzoeksresultaten tot de ontwikkeling van producten en technieken en de opname ervan in het productieproces.

Enkele lidstaten hebben gereageerd op de toelichting van de Commissaris. Ze hebben de Mededeling verwelkomd en zien het EIP als belangrijk instrument voor het nieuwe GLB. Wel werd benadrukt dat vormgeving en inrichting van het EIP eenvoudig moet zijn en administratieve lasten tot een minimum beperkt moeten blijven.

Makreelvisserij in de Noordoost-Atlantische Oceaan

(Informatie van de delegaties van Ierland en het Verenigd Koninkrijk)

Ierland en het Verenigd Koninkrijk hebben aandacht gevraagd voor het opnieuw mislukken van de onderhandelingen tussen enerzijds EU en Noorwegen en anderzijds IJsland en Faeröer over de makreelvisserij in de Noordoost-Atlantische Oceaan.

Het uitblijven van een akkoord betekent dat IJsland en Faeröer ook in 2012 op makreel blijven vissen op basis van unilateraal vastgestelde vangstmogelijkheden, waarvoor een solide historische rechtvaardiging ontbreekt. Ierland en het Verenigd Koninkrijk hebben opgeroepen tot een snelle behandeling van het Commissie-voorstel dat de EU in staat moet stellen maatregelen te nemen tegen derde landen die niet-duurzame visserij op met de EU gedeelde bestanden toestaan.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven de Ierse en Britse zorgen te delen. Nederland heeft aangegeven dat er voor het jaar 2013 wel een akkoord moet komen, waarbij flexibiliteit van alle partijen – binnen het redelijke – nodig is om instorting van het bestand te voorkomen. Ook heeft Nederland de Raad opgeroepen zich in te zetten voor snelle overeenstemming over de «sanctieverordening». Ierland en Duitsland hebben gesteld dat de makreelkwestie moet zijn opgelost voordat in het kader van de EU-toetredingsonderhandelingen met IJsland over de visserij kan worden gesproken. Zweden heeft daarentegen gezegd geen verband tussen beide processen te willen leggen.

Commissaris Damanaki heeft aangegeven het eens te zijn met alle opmerkingen van de lidstaten. Zij heeft de verantwoordelijkheid voor het mislukken van de onderhandelingen nadrukkelijk bij IJsland en Faeröer gelegd en verwacht in 2012 geen akkoord te kunnen bereiken. De Commissaris heeft de politieke wil om de «sanctieverordening» zo spoedig mogelijk vast te stellen genoteerd en ziet dit zelf ook als prioritair. Over een eventuele koppeling met de EU-toetredingsonderhandelingen heeft de Commissaris zich nog niet willen uitlaten.

Russisch importverbod op levende varkens

(Informatie van de Letse delegatie)

De Letse delegatie heeft in de Raad aandacht gevraagd voor het importverbod voor levende varkens dat door Rusland is afgekondigd. Dit verbod heeft ernstige gevolgen voor de export van levende dieren naar Rusland van diverse lidstaten. Letland acht de Russische maatregel disproportioneel van aard. Ook het door Rusland gelegde verband met het Schmallenbergvirus is onjuist omdat varkens tot op heden niet zijn geïnfecteerd met het Schmallenbergvirus. Letland vraagt de Commissie actie te ondernemen om deze kwestie zo spoedig mogelijk op te lossen. De Commissie geeft aan dat Rusland een disproportionele maatregel neemt, waarbij ook het verband met het Schmallenbergvirus onjuist gelegd is. De Commissie is in verschillende fora in discussie met Rusland over deze kwestie.

Gevolgen van droogte voor de landbouw

(Informatie van de Portugese en Spaanse delegatie)

Portugal en Spanje hebben aandacht gevraagd voor de aanhoudende droogte waarmee ze de afgelopen maanden te kampen hebben. Ze vrezen ernstige gevolgen van deze droogte voor de landbouwsector door een dalend grondwaterpeil, oplopende temperaturen en stijgende productiekosten en kosten voor irrigatie.

Spanje en Portugal hebben gepleit voor ondersteuning van de landbouwsector door directe betalingen (bedrijfstoeslagregeling) en gekoppelde betalingen eerder uit te mogen betalen, de eerdere uitbetaling van dierpremies en maatregelen om boeren te compenseren voor hogere kosten als gevolg van de droogte.

Dit verzoek van Portugal en Spanje werd gesteund door diverse, voornamelijk Zuid-Europese, lidstaten.

De Commissaris gaf aan dat hij de eerdere uitbetaling van de directe betalingen (bedrijfstoeslagregeling), gekoppelde betalingen en dierpremies zal gaan bekijken. Met betrekking tot de compensatiemaatregelen voor hogere kosten gaf Cioloş aan dat steun toegestaan is mits dit binnen de wet- en regelgeving voor staatssteun is toegestaan. Ten slotte heeft de Commissie aangegeven dat lidstaten in crisisgevallen alle instrumenten maximaal moeten benutten die het GLB op dit moment biedt.

Informele ministerslunch over de herverdeling van middelen

Tijdens de Raad heeft een informele lunchdiscussie plaatsgevonden over de herverdeling van GLB-middelen. Het Voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd welke principes leidend zouden moeten zijn bij de herverdeling van GLB-middelen. Het was nadrukkelijk niet de bedoeling met deze discussie vooruit te lopen op of conclusies te trekken met betrekking tot het Meerjarig Financieel Kader.

Alle lidstaten zijn het er over eens dat objectieve criteria ten grondslag moeten liggen aan de herverdeling van middelen. Een groot aantal lidstaten heeft opgeroepen tot snelle convergentie in steunniveaus tussen lidstaten. Diverse lidstaten hebben aangegeven dat er echter meer objectieve criteria kunnen zijn dan alleen de verdeling op grond van hectares, zoals productie-, arbeids- en grondkosten. Nederland heeft aangegeven met enige herverdeling in te kunnen stemmen, maar dat de voorgestelde korting in de huidige voorstellen te groot is. Nederland wil de twee pijlers van het GLB in onderlinge samenhang zien bij de herverdeling. Er zouden volgens Nederland meerdere objectieve criteria moeten worden gebruikt bij de berekening van de herverdeling. Nederland is op dit punt door diverse landen bijgevallen. Commissaris Cioloş gaf aan dat de Commissie gestreefd heeft naar een zo eerlijk mogelijk verdeling tussen lidstaten, op basis van objectieve criteria. Met betrekking tot de herverdeling van middelen van het plattelandsbeleid heeft Cioloş aangegeven dat de bedragen en criteria pas zullen worden vastgesteld nadat het Meerjarig Financieel Kader is vastgesteld. Diverse lidstaten hebben aangegeven dat de ministers van Landbouw en Visserij een substantiële rol zouden moeten hebben in de discussies betreffende het Meerjarig Financieel Kader.

Overige

Toezegging stempelen van eieren

Conform mijn toezegging uit het wetgevingsoverleg Legkippen d.d. 8 september 2011 informeer ik uw Kamer over mijn inzet van de afgelopen maanden ten aanzien van het stempelen van eieren op bedrijven.

De leden Wiegman en Koopmans gaven tijdens het wetgevingsoverleg aan dat een stempelplicht op de bedrijven in plaats van op pakstations bij kan dragen aan het verminderen van fraude op het gebied van de herkomst van eieren. In Nederland wordt er gestempeld op de bedrijven zelf. In andere lidstaten is dit niet altijd het geval.

Ik gaf aan het op dit punt eens te zijn met de leden Wiegman en Koopmans. Helaas is er onder de EU-lidstaten geen meerderheid voor dit punt. Dit heeft onder andere te maken met de grootte van de bedrijven en de kosten van de aanschaf van stempelapparatuur voor kleine pluimveebedrijven. Vooral voor lidstaten met veel kleinere pluimveebedrijven is het verplichten van stempelen op het bedrijf zelf bezwaarlijk en leidt het tot extra administratieve lasten en controles. Ook de Commissie heeft aangegeven geen voorstander te zijn van het verplicht stempelen van eieren op de boerderij omwille van extra administratieve lasten voor de ondernemers.

Als dit onderwerp weer ter sprake komt, zal ik aandacht blijven vragen voor het stempelen van eieren op de bedrijven.

Resultaten van de analyse van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) naar vereenvoudiging in de GLB-wetgevingsvoorstellen

Samen met Zweden heb ik het LEI opdracht gegeven een analyse op te stellen van het gebruik van de «key principles for simplification» in de wetgevende voorstellen. De hoofdconclusie van het LEI is dat de «key principles» slechts beperkt een weg hebben weten te vinden in de voorstellen en dat ze daarmee nog steeds een goede basis kunnen en zouden moeten vormen voor de verdere discussies om te komen tot een effectief, maar eenvoudig GLB na 2013.

De analyse van het LEI is opgenomen in de bijlage bij deze brief. De analyse is ook digitaal beschikbaar.2

Vis voor liefdadigheidsdoelen

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 maart jl. heeft het lid Houwers van de VVD-fractie opmerkingen gemaakt over de bestemming van vis voor liefdadigheidsdoelen. In reactie daarop het volgende. In het Commissie-voorstel voor de nieuwe Gemeenschappelijke Marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten is opgenomen dat producentenorganisaties (PO’s) maatregelen kunnen nemen gericht op het bereiken van de doelstellingen van het GVB. Met het oog op de te introduceren aanlandingsverplichting kunnen PO’s een rol vervullen in de aanwending van aangelande ongewenste bijvangsten. Eén van de mogelijkheden die de Commissie voorstelt, is het door PO’s gratis ter beschikking stellen van vis voor liefdadigheidsdoelen. Het gaat om een facultatieve mogelijkheid. Ik ben hier geen voorstander van en ben van mening dat dit geen taak voor een PO kan zijn.

Tevens heb ik vragen over de controleerbaarheid van een dergelijke aanpak, omdat het om gequoteerde vissoorten gaat.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

A-puntenlijst

Conclusies van de Raad over een Uniestrategie inzake het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC) – Aanneming.

Speciaal verslag nr. 11/2011 van de Europese Rekenkamer getiteld «Maken de opzet en het beheer van de regeling inzake geografische aanduidingen deze doeltreffend?» – Aanneming van conclusies van de Raad.

Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen over een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Republiek Kiribati – Aanneming.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen.

A-puntenlijst Landbouw- en Visserijraad 23 januari 2012

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie betreft (eerste lezing)

  • a) Vaststelling van het standpunt van de Raad in eerste lezing

  • b) Vaststelling van de motivering van de Raad.

Aanbeveling van de Commissie aan de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen voor het sluiten van een Partnerschapsovereenkomst en een protocol inzake visserij met Mauritius – Aanneming van het besluit van de Raad.

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mozambique – Aanneming.

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mozambique – Verzoek van de Raad om goedkeuring door het Europees Parlement.

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mozambique – Aanneming.

Ontwerp-verordening (EU) nr. .../... van de Commissie van XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wat de lijst van voedingsclaims betreft – Besluit geen bezwaar te maken tegen de aanneming.

Speciaal verslag nr. 7/2011 van de Europese Rekenkamer met als titel «Is agromilieusteun goed opgezet en beheerd?» – Aanneming van conclusies van de Raad.

Speciaal verslag nr. 8/2011 van de Europese Rekenkamer met als titel «Terugvorderingen van onverschuldigde betalingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid» – Aanneming van conclusies van de Raad

Speciaal verslag nr. 10/2011 van de Europese Rekenkamer met als titel «Zijn de programma’s «schoolmelk» en «schoolfruit» doeltreffend?» – Aanneming van conclusies van de Raad.


X Noot
1

Dit document is bij dit verslag gevoegd in de bijlage.

Naar boven