21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 512 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2011

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 20 september jl. plaatsvond in Brussel. Tevens doe ik verslag van de informele Landbouwraad die van 11–13 september plaatsvond in Wroclaw, Polen en informeer ik u over een gezamenlijke brief van een groep lidstaten aan de Commissie over het vasthouden aan verbod op legbatterijen per 1 januari 2012.

Op het gebied van de landbouw is van gedachten gewisseld over de minstbedeeldenregeling en het gebruik van biomassa in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarnaast zijn een tweetal diversenpunten aan de orde gekomen. Op verzoek van Frankrijk, Griekenland, Italië en Spanje is gesproken over de recente crisis in de groente- en fruitsector. Vervolgens is gesproken over een tweetal verklaringen betreffende aanvullende nationale betalingen binnen de directe betalingen (verzoek van Tsjechië e.a. en Letland e.a.).

Minstbedeeldenregeling

(Beleidsdebat)

In de Raad is gesproken over de herziene gemeenschappelijke ordening en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ten aanzien van de voedselverstrekking aan de minstbedeelden in de Gemeenschap (Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad). In de Raad van september 2010 is deze herziene verordening gepresenteerd en in de Raad van juni jl. is deze als diversenpunt besproken.

Commissaris Ciolos heeft aangegeven veel belang te hechten aan de aanname van een gewijzigde minstbedeeldenregeling. Het minstbedeeldenprogramma is volgens Ciolos succesvol en bereikt veel burgers die het nodig hebben. Ciolos gaf verder aan van oordeel te zijn dat hulp aan de minstbedeelden in het licht van de huidige economische crisis extra belangrijk is. Door de voorgestelde wijzigingen zijn er volgens de Commissaris ook geen juridische of financiële obstakels meer om opnieuw een minstbedeeldenprogramma uit te voeren binnen het GLB.

Tenslotte bracht Commissaris Ciolos in herinnering dat de Commissie voor de periode ná 2013 in het Meerjarig Financieel Kader heeft voorgesteld het minstbedeeldenprogramma niet langer uit de landbouwbegroting te financieren, maar uit het Cohesiefonds.

Een meerderheid van lidstaten bleek het standpunt van de Commissie te delen. Zij hebben gepleit voor continuering van het programma, ook als dit betekent dat goederen bij gebrek aan interventievoorraden op de markt aangekocht moeten worden. De meeste voorstanders hebben tegelijkertijd aangegeven weinig te zien in de door de Commissie voorgestelde cofinanciering van een toekomstige minstbedeeldenprogramma door lidstaten.

Zes lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven dat het hen aan solidariteit met de minstbedeelden in de EU niet ontbreekt, maar dat die solidariteit niet automatisch betekent dat minstbedeelden vanuit het Europees landbouwbeleid dienen te worden ondersteund. Armoedebeleid is wat hen betreft sociaal beleid een hoort daardoor niet thuis binnen het GLB. Doordat er momenteel geen vrij beschikbare interventievoorraden zijn en deze ook niet worden verwacht vanwege de relatief hoge prijzen van graan en zuivel, vervalt ook de bestaande rechtsgrondslag voor de uitvoering van dit programma binnen het GLB, zo benadrukten deze zes lidstaten. Nederland heeft tevens aangegeven dat het de zorg voor minstbedeelden als nationale aangelegenheid ziet en het Commissievoorstel de subsidiariteitstoets niet doorstaat.

Het Voorzitterschap heeft geconcludeerd dat de genoemde zes lidstaten een blokkerende minderheid vormen en er daardoor geen gekwalificeerde meerderheid voor het Commissievoorstel bestaat. Het Poolse Voorzitterschap heeft aangegeven te bezien of zij alsnog tot een doorbraak kan komen.

Gebruik van biomassa in het kader van het GLB

(Gedachtewisseling)

Op instigatie van het Poolse Voorzitterschap vond een gedachtewisseling plaats over het onderwerp biomassa voor energieproductie en de rol van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) daarbij. Dit als vervolg op een conferentie gehouden in Sopot (Polen) op 16 juli 2011 en een eerdere lunchdiscussie in de Raad van Landbouw- en Visserijministers op 19 juli. De gedachtewisseling spitste zich toe op de vragen:

  • op welke wijze landbouw en het platteland kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling van natuurlijke energiebronnen;

  • de keuze tussen lokaal geproduceerde biomassa of geïmporteerde biomassa (in het kader van de EU klimaatdoelstellingen); en

  • op welke wijze het nieuwe GLB een bijdrage kan leveren aan het verhogen van de inkomens in de landbouwsector.

Bijna alle lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven graag te zien dat het nieuwe GLB bijdraagt aan meer hernieuwbare energie, in het bijzonder door het gebruik van bij- en restproducten van agrarische productie. Tegelijkertijd onderstreepten vrijwel alle lidstaten dat voedselvoorziening en voedselzekerheid de absolute prioriteit heeft boven biomassaproductie voor energiedoeleinden.

Ook was er consensus over het feit dat biomassa voor energie altijd binnen de gestelde duurzaamheidsdoelstellingen moet plaatsvinden.

Een groot aantal lidstaten toonde zich tegenstander van grootschalige import van biomassa uit derde landen ten behoeve van energieproductie. Een kleiner aantal lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven juist geen moeite te hebben met het importeren van biomassa uit derde landen, zolang dit een positieve bijdrage levert aan klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen. Nederland heeft voorts het belang van investeren in innovatie onderstreept en aangegeven dat het verder ontwikkelen van «Climate Smart Agriculture» een belangrijke bijdrage kan leveren aan het behalen van klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen.

Diversen

Crisis in de groente- en fruitsector

(Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje)

Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje hebben een gezamenlijk voorstel gepresenteerd op basis van de ervaringen uit de gang van zaken rond de recente EHEC-crisis in de groente- en fruitsector. Zij verzochten de om een vernieuwing van het crisisbeheersingsinstrumentarium in de marktordening groente en fruit en vergroting van de doeltreffendheid ervan. Een aantal concrete maatregelen werden daarbij door hen toegelicht:

  • ruimte om grotere volumes uit de markt te kunnen nemen;

  • de mogelijkheid van nationale cofinanciering onder een hoger «de minimis» plafond voor staatssteun;

  • onmiddellijke inwerkingtreding van voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten;

  • inkomensverzekeringssystemen;

  • aanpassing van de mededingingswetgeving gericht op versterking van producentenorganisaties en hun onderhandelingsmacht;

  • meer markttransparantie;

  • doeltreffende bescherming tegen importen uit derde landen in tijden van crisis.

Nederland heeft aangegeven een aantal van deze voorstellen te ondersteunen, zoals snellere actie op het gebied van voorlichting en promotie in tijden van crisis en verbeterde transparantie. Tegelijkertijd heeft Nederland aangegeven geen voorstander te zijn van een EU-gefinancierde inkomensverzekering omdat eerdere berekeningen van de Commissie hebben uitgewezen dat die vele miljarden kan kosten, terwijl de marktoriëntatie van bedrijven er onnodig door wordt afgeremd. Ook toonde Nederland zich geen voorstander van het afremmen van invoer uit o.a. ontwikkelingslanden in tijden van crisis.

Commissaris Ciolos heeft aangegeven van oordeel te zijn dat de Commissie snel heeft gereageerd op de EHEC-crisis op basis van de bestaande GLB-regelgeving. Hij brak nogmaals een lans voor een hogere organisatiegraad van producenten, die zich kunnen verenigen in producentenorganisaties. Daarnaast heeft Commissaris aangegeven de transparantie in de sector te willen bevorderen en promotie- en voorlichtingsregelingen beter te laten aansluiten op marktomstandigheden.

Verklaring betreffende nationale aanvullende betalingen binnen directe betalingen

(Tsjechië, Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije) én (Estland, Letland en Litouwen)

Tien van de twaalf sinds 2004 toegetreden lidstaten hebben onder deze beide, tegelijkertijd behandelde, agendapunten het Commissiebesluit bekritiseerd om voor het jaar 2012 een plafond in te stellen aan de omvang van door hen nationaal gefinancierde «top-up's» op de directe betalingen aan boeren. Commissaris Ciolos heeft gemeld dat zijn diensten in gesprek waren met de genoemde lidstaten om tot een oplossing te komen. Deze zal naar verwachting worden gepresenteerd in de eerstvolgende bijeenkomst van het relevante Beheerscomité.

Overige

Informele Landbouwraad (11–13 september Wroclaw, Polen)

De informele Raad van EU-Landbouwministers is van 11–13 september 2011 bijeengekomen te Wroclaw (Polen) en heeft het onderwerp voorlichting en afzetbevordering van EU-landbouwproducten besproken. Dat is gebeurd tegen de achtergrond van het onlangs door de Europese Commissie gepubliceerde Groenboek «Afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten». Ik heb u door middel van een brief van 1 september 2011 geïnformeerd over de reactie van het kabinet op dit Groenboek (Kamerstuk 28 625, nr. 123).

Het Poolse voorzitterschap heeft ter stimulering van het debat de ministers enkele vragen voorgelegd. Deze betroffen de procedures en de onderlinge taakverdeling tussen lidstaten en Europese Commissie; de wijze van (co-)financiering van programma's en projecten alsmede de vraag welke promotionele activiteiten voor welke producten en met medewerking van welke actoren in de toekomst zouden moeten worden geëntameerd in het kader van de toekomstige regeling.

Uitgaande van het kabinetsstandpunt dat afzetbevordering van EU-landbouwproducten vooral een zaak is van het bedrijfsleven zelf, heb ik aangegeven dat vereenvoudiging van de regeling en versnelling van de (goedkeurings)procedures van het grootste belang is. Ook een meer duidelijke taakafbakening tussen Europese Commissie en lidstaten is aangewezen. Wat betreft de financiering van de programma's heb ik aangegeven het van het grootste belang te vinden dat het mogelijk blijft in het nationale deel van de financiering te voorzien door middelen uit particuliere bron komt, hetzij direct hetzij via parafiscale heffingen in het kader van de publieke bedrijfsorganisatie. Voorts heb ik bepleit dat de EU-promotieregeling zich in de toekomst vooral moet richten op de afzetbevordering van en voorlichting over Europese kwaliteitsproducten die worden geproduceerd onder hoge normen op het terrein van voedselkwaliteit, voedselveiligheid, dierenwelzijn en duurzaamheid. Dergelijke inspanningen moeten mijns inziens gepaard gaan met voortdurende inspanningen van de zijde van de Europese Commissie en de lidstaten om technische en veterinaire en fytosanitaire handelsbarrières te slechten.

Alle lidstaten hebben een vereenvoudiging van de regeling en een aanmerkelijke versnelling van goedkeuringsprocedures van programma's bepleit. Ook is een grotere mate van flexibiliteit naar voren gebracht om de EU in staat te stellen met zijn afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's gemakkelijker te kunnen inspelen op gewijzigde marktomstandigheden dan wel crisissituaties. Ook een meer duidelijke taakverdeling tussen de Europese Commissie en de lidstaten is daarbij door een groot aantal lidstaten aan de orde gesteld. Hoewel de meeste lidstaten zich over het algemeen konden vinden in het bestaande (co-)financieringsmodel heeft een aantal lidstaten zich voorstander betoond van een grotere mate van EU-financiering (tot 60 procent in plaats van 50 procent) in gevallen van promotie van EU-landbouwproducten op markten van derde landen. Een substantieel aantal lidstaten heeft ook gevraagd in afzetbevorderingsactiviteiten voor EU-landbouwproducten de nadruk te leggen op de bevordering van de EU-productie- en kwaliteitsnormen in plaats van de afzetbevordering van individuele producten.

Brief over legbatterijen

(Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Tsjechië en Zweden)

En marge van de Raad is door een grote groep lidstaten een gezamenlijke brief opgesteld betreffende het verbod op het gebruik van legbatterijen vanaf 1 januari 2012.

In deze brief wordt de Commissie opgeroepen om aan het verbod op legbatterijen per 1 januari 2012 strikt te blijven vasthouden, de producenten die zich aan het verbod houden te beschermen en het verbod effectief te handhaven. Tenslotte wordt de Commissie gevraagd om in de Landbouwraad van oktober verslag te doen van de stand van zaken in de diverse lidstaten inzake het verbod op het gebruik van legbatterijen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

A-puntenlijst

  • Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage III aan de technische vooruitgang – Aanneming

  • Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Unie (eerste lezing). Vaststelling van het standpunt van de Raad in eerste lezing en vaststelling van de motivering van de Raad.

Naar boven