21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 477 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2011

Tijdens het AO Landbouw en Visserijraad van 16 februari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 467) heeft mijn collega Bleker toegezegd dat de Kamer geïnformeerd wordt over de stand van zaken rond actief biologisch beheer en beheervisserij. Aanleiding is de zorg van Sportvisserij Nederland dat waterbeheerders initiatieven nemen buiten de werkingssfeer van de brief van minister Eurlings (25 augustus 2010, Kamerstuk 21 501-32, nr. 408), als reactie op de motie Jacobi en Koppejan (Kamerstuk 21 501-32, nr. 393).

Op 18 maart jl. heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van sport- en beroepsvisserij en waterschappen. Tijdens en naar aanleiding van het overleg is gezamenlijk geconstateerd dat er voor zover op dit moment bekend geen nieuwe initiatieven zijn die in strijd zijn met de brief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 408).

Verder is afgesproken dat de Unie van Waterschappen

  • 1. bewaakt dat visserijmaatregelen die zijn genoemd in de waterbeheerplannen ter realisatie van de doelen voor de Kaderrichtlijn Water, en waarvoor dus voor de periode tot en met 2015 verplichtingen zijn aangegaan met de Europese Commissie, alleen worden uitgevoerd indien deze passen binnen de strekking van de brief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 408).

  • 2. bewaakt dat onderzoekspilots ten aanzien van actief biologisch beheer en beheervisserij alleen plaatsvinden binnen de strekking van de brief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 408) en bovendien niet dupliceren; het is niet nodig om dezelfde proef meerdere malen te herhalen.

  • 3. verkent of kennisopbouw kan plaatsvinden over de huidige praktijk, doelen en resultaten van beheervisserij. Met behulp van die kennis kan de waterbeheerder een betere onderbouwing geven aan keuzes ten aanzien van beheervisserij.

  • 4. voor de zomer een nieuw overleg organiseert. Hierbij zal – samen met het rijk – worden nagegaan of de verplichtingen die waterbeheerders in de waterbeheerplannen zijn aangegaan ten aanzien van visserij-maatregelen passen binnen de strekking van de brief (kamerstuk 21 501–32, nr. 408). Verder wordt dan een start gemaakt met de kennisopbouw zoals genoemd bij 3.

Ik heb goede ervaringen met de samenwerking van regionale partijen en belangenorganisaties in de afgelopen jaren bij het bepalen van doelen en maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water. Mijn uitgangspunt blijft daarom om deze partijen zo veel mogelijk de ruimte te geven om zelf keuzes te maken voor een optimale strategie om te komen tot gezonde watersystemen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven