21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1456 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 augustus 2022

Met deze brief informeer ik de Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 18 juli jl. plaatsvond in Brussel. Dit betreft de onderwerpen waar ik de Kamer eerder in de Geannoteerde Agenda over informeerde, plus een aantal Any Other Business punten. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de implementatie van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) en de (ook tijdens de Raad besproken) derogatie voor de Goede landbouw- en milieucondities (hierna: GLMC) nummer 7 en GLMC 8.

I. Agendapunten op de Landbouw- en Visserijraad

Werkprogramma van het voorzitterschap

Het nieuwe voorzitterschap (Tsjechië) presenteerde de prioriteiten voor het aankomende half jaar, alsmede de aankomende data van de Landbouw- en Visserijraden. De Commissie gaf aan dat de prioriteiten van de Tsjechen overeenkomen met die van de Commissie. In september zal ik de Kamer verder informeren over de prioriteiten van het Tsjechisch voorzitterschap voor de aankomende Landbouw- en Visserijraden en de Milieuraden.

Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

De Commissie presenteerde tijdens de Raad de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, dat op 22 juni 2022 gelijktijdig gepresenteerd is met het voorstel voor een verordening betreffende natuurherstel. Beide maken integraal onderdeel uit van de EU Green Deal en de Farm to Fork strategie.

Het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is één van de prioriteiten van de Commissie. Dit is mede als reactie op de uitkomsten van de Conference over de toekomst van Europa, waar burgers aangaven actie te verwachten van de Europese Unie op dit dossier. Met de verordening wordt beoogd het gebruik en gebruik van chemische pesticiden en gevaarlijke pesticiden terug te dringen (50% in 2030); gewasbeschermingsmiddelen daarbij alleen als laatste mogelijkheid in te zetten; én het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in bepaalde (gevoelige) gebieden, waaronder natuurgebieden en urbane publieke ruimte, te verbieden. Commissaris Kryakides benadrukte dat de verordening een evenwichtig voorstel is en dat de Russische invasie in Oekraïne er niet voor mag zorgen dat er door korte termijn angsten, geen lange termijn winst behaald wordt. De kosten van verduurzaming vallen volgens Kryakides in het niet bij de kosten voor het níet verduurzamen, met alle negatieve klimaat- en milieugevolgen van dien.

In lijn met het parlementair voorbehoud dat de Kamer heeft geplaatst, onthield Nederland zich van het geven van een inhoudelijke reactie. Wel gaf Nederland ten algemene aan dat het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in lijn is met de ambities van het kabinet, zoals aangegeven in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), alsmede dat Nederland speciale aandacht geeft aan eventuele onbedoelde effecten van het voorstel op voedselzekerheid, zoals in lijn met de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398).

Lidstaten gaven tijdens de gedachtewisseling aan blij te zijn dat er nu een voorstel op tafel ligt. Ook erkenden lidstaten dat het noodzakelijk is om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen; dan wel door minder gebruik van middelen, dan wel door het gebruik van minder schadelijke of helemaal niet schadelijke, alternatieven. Tegelijkertijd uitten nagenoeg alle lidstaten ook hun zorgen over (de inhoud van) het huidige voorstel. Er werd veel aandacht gevraagd voor de impact op de voedselzekerheid, de concurrentiepositie van Europese bedrijven (strenge, kostbare regels voor eigen productie t.o.v. soepelere regels voor geïmporteerde producten), specifieke omstandigheden van lidstaten en de administratieve lasten. Verder erkenden lidstaten het nut en de noodzaak van het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen, maar benadrukten zij ook dat er vaak nog geen alternatieven voorhanden zijn.

Er werd veel gesproken over het totaalverbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige zones, iets wat in veel lidstaten voor lastige situaties zou zorgen. Dit zou bijvoorbeeld onder meer betekenen dat zelfs biologische landbouwbedrijven, die zich vaak in deze gebieden bevinden, geraakt zouden worden. Ook maken klimatologische omstandigheden, zoals warmte, het in een aantal lidstaten onwenselijk om een totaalverbod in te voeren met het risico dat juist in de kwetsbare gebieden ziektes kunnen ontstaan.

Commissaris Kyriakides benadrukte in haar reactie nogmaals het gevaar van gewasbeschermingsmiddelen voor mens en milieu. De Commissie heeft de afgelopen tijd 20 alternatieve middelen toegelaten op de markt, alsmede een verkorte procedure voor laag-risico middelen in het leven geroepen.

Implementatie van het GLB – goedkeuring van Nationaal Strategische Plannen

Om de stand van zaken en de impact van de oorlog in Oekraïne op de inhoud van de NSP’s te bespreken, zette het Tsjechische voorzitterschap dit onderwerp op de agenda. De gedachtewisseling concentreerde zich dan ook op deze twee aspecten, doormiddel van vooraf gestelde vragen. De voorzitter maakte tevens van de gelegenheid gebruik om aan de Commissie aan te geven dat een zo spoedig mogelijke goedkeuring van de NSP’s cruciaal is om op tijd over te kunnen gaan op de implementatie van het GLB én om goed in te kunnen spelen op de negatieve gevolgen van de oorlog in Oekraïne, voor de landbouw en voedselzekerheid. De Commissie werd ook gevraagd om een update te geven over de eventuele derogatie in 2023 voor de implementatie van de Goede landbouw- en milieucondities (GLMC) 7 (gewasrotatie) en GLMC 8 (niet-productief areaal). Tijdens de Raad van juni was hier expliciet om gevraagd door meerdere lidstaten.

Commissaris Wojciechowski gaf aan dat er veel werk is en wordt verzet door de lidstaten en de Commissie. Goedkeuring van de NSP’s is een absolute topprioriteit bij DG AGRI. Zowel om boeren duidelijkheid te geven, als om lidstaten (en uitvoeringsinstanties) genoeg tijd te geven voor de implementatie. Volgens de Commissie kunnen lidstaten de voorbereidingen voor de implementatie parallel laten lopen aan het proces om tot goedkeuring van het NSP te komen. Er zijn inmiddels vijf lidstaten (Portugal, Polen, Denemarken, Frankrijk en Spanje) die hun NSP hebben ingediend en de Commissie verwacht dat hier vóór de zomer nog vijf (niet gespecificeerd welke) lidstaten bij zullen komen. De eerste goedkeuringen worden verwacht in september, waarna het proces tot goedkeuring van de overige plannen nog meer vaart zal krijgen; zo is de verwachting. De streefdatum van goedkeuring vóór het einde van het jaar blijft overeind. Inhoudelijk noemde de Commissaris het belang van dierenwelzijn, voedselzekerheid, verbetering lucht-, water- en bodemkwalitiet en biodiversiteit. Tot slot lichtte Commissaris Wojciechowski toe dat hij de vraag om derogatie van de GLMC 7 en GLMC 8 heeft voorgelegd aan het college van Commissarissen, waar besluitvorming plaats moet vinden.

Stand van Zaken NSP’s en implementatie

Nederland vertelde dat er de afgelopen tijd veel werk is verzet om de terugkoppeling van de Commissie mee te nemen in ons NSP. Momenteel wordt nog gewerkt aan de laatste details, waarna het NSP zo snel mogelijk ingediend zal worden. Parallel werkt Nederland hard aan de voorbereiding op de implementatie. Het is belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over goedkeuring, zowel voor de haalbaarheid van de implementatie, als de (recht)zekerheid voor boeren. In dit kader heeft Nederland ook aangegeven dat late goedkeuring van het NSP negatieve gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld voor het aantal boeren dat mee doet.

Alle lidstaten gaven aan in constructief overleg te zijn met de Commissie over de aanpassingen aan de NSP’s. Enkele lidstaten hoopten hun NSP nog vóór de zomer in te dienen (Oostenrijk, Estland, Hongarije). Ook Luxemburg zit in de laatste fase, net als Cyprus, Malta en Ierland.

Uitdagingen, groene architectuur en situatie Oekraïne

Nagenoeg alle lidstaten riepen de Commissie tijdens de gedachtewisseling op tot het zo snel mogelijk verschaffen van duidelijkheid over uitstel op het toepassen van de GLMC7 en GLMC8. Dit moet leiden tot meer voedselzekerheid, omdat er meer land beschikbaar is voor het planten van primaire gewassen. Ook de GLMC1 (oppervlakte blijvend grasland gelijk houden) en de GLMC6 (bodem minimaal bedekken) werden genoemd als behulpzaam om de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne het hoofd te bieden. Verschillende lidstaten brachten ook de krappe deadlines voor (juridische, financiële en praktische) implementatie naar voren als zorgpunt.

Nederland gaf aan dat de situatie in Oekraïne geen aanleiding geeft om de groene architectuur van het GLB los te laten. Markten lijken zich nu (hoewel op hoog prijsniveau) te stabiliseren. Tegelijkertijd zal Nederland bij een derogatie van de GLMC7 en GLMC8 serieus bekijken of we dit uitstel ook in Nederland toe willen passen. Aangezien inmiddels op 28 juli jl. de derogatie is gepubliceerd, zal ik hier direct (later in deze brief) op terug komen.

Situatie op de landbouwmarkten, met name na de inval in Oekraïne – Waaronder AOB over de ernstige droogtesituatie in Hongarije

Bij de bespreking over de situatie op de landbouwmarkten schetste Commissaris Wojciechowski – na expliciet te hebben benoemd dat de huidige situatie in een normaal jaar geen zorgen zou geven voor de voedselzekerheid – wederom een somber beeld door de grote hoeveelheid onzekerheden die dit jaar actueel zijn: droogte (tevens een diverse punt van Hongarije), het achterblijven van de graanexport uit Oekraïne, de energiecrisis, de gestegen inputkosten, de onzekerheid voor de consument door de hoge inflatie en druk op marges voor ondernemers; de landbouwmarkten staan voor grote uitdagingen. De solidarity lanes hebben tot nu toe wel enig effect, maar vanwege beperkte capaciteit in opslag en transport concurreren landbouwproducten ook met ander producten als ijzer en kolen. Uitvoer via zee is daarom cruciaal als uitweg uit de huidige crisis.

Hongarije riep via een diverse punt op de agenda over enorme droogte in hun land op tot derogatie op het gebied van infiltratie en irrigatie (o.a. flexibiliteit op extra financieringsmogelijkheden). Ook riep Hongarije op tot een andere blik en visie op irrigatie, gezien dit een steeds belangrijker aspect wordt met de veranderende weerspatronen. Hierop reageerde commissaris Wojciechowski dat er gewerkt moet blijven worden aan de langetermijndoelstellingen, zodat klimaatverandering tegengegaan wordt én er gewerkt kan worden aan mitigatie van de effecten.

Nederland riep ten algemene op de situatie op de landbouwmarkten nauwlettend in de gaten te houden. Tevens gaf Nederland een stand van zaken over de uitbetalingen op de crisisreserves die wordt ingezet voor varkens- en pluimveehouders met grond en de vergroeningsdoeleinden. Verder kampt ook Nederland met een neerslagtekort en is het noodzakelijk dat we ons blijven inzetten om de Oekraïense boeren te steunen om Oekraïense agrarische producten te kunnen exporteren. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor de lokale productie van voedsel in ontwikkelingslanden om zo de weerbaarheid van deze landen te vergroten.

Veel landen spraken uit solidair te zijn met (de situatie in) Hongarije én met Oekraïense burgers en boeren. Er is bereidheid om te helpen met opslagcapaciteit, al is dit voor buurlanden niet altijd mogelijk vanwege capaciteitstekorten. Verder waren de interventies van lidstaten grotendeels in lijn met die van de Landbouw- en Visserijraad van juni. Nagenoeg alle lidstaten benadrukten dat de situatie ingewikkeld en problematisch blijft. De droogte en bosbranden zorgen nu voor extra uitdagingen. Verscheidene lidstaten vroegen dan ook om extra steun vanuit de Commissie – zowel via derogatie als financiële middelen. Ook riep een aantal lidstaten op om (de mogelijkheden van) de strategie en het beleid van het GLB opnieuw onder de loep te nemen. Het beeld begint bij de meeste lidstaten te ontstaan dat de huidige (klimatologische) uitdagingen vanaf nu waarschijnlijk de nieuwe werkelijkheid worden. In dit licht benadrukten veel lidstaten wederom de noodzaak om duidelijkheid te krijgen over derogatie van de GLMC7 en GLMC8.

Conclusies over de nieuwe EU-richtlijnen voor Aquacultuur

De voorzitter opende dit onderdeel door te wijzen op de belangrijke rol die aquacultuur kan spelen bij voedselzekerheid, duurzaamheid en de strijd tegen klimaatverandering. De wens is om de EU minder afhankelijk te maken van import van visserijproducten. De conclusies gaan in op uitdagingen en bedreigingen, o.a. op het vlak van schoon water en ruimte, de uitstoot van voedingsstoffen, schade door roofdieren en ziekten. Onderzoek en innovatie spelen een belangrijke rol. Ter versterking van de weerbaarheid van de sector is ook samenwerking met stakeholders nodig en moet er gewerkt worden aan de promotie en voorlichting over de voordelen. Commissaris Sinkevicius onderstreepte dat de Raadsconclusies een belangrijke stap zijn om een noodzakelijk momentum te creëren om de aquacultuur de rol te geven die passend is. De Commissie vroeg de lidstaten om de meerjarige strategieën te herzien, hierbij ambitieus te zijn en ook gebruik te maken van de beschikbare EU fondsen. Verschillende lidstaten spraken vervolgens expliciet hun steun uit voor de Raadsconclusies. Nederland heeft geen interventie gepleegd op dit onderwerp. De Raad heeft de Conclusies unaniem goedgekeurd.

Actualisering van de wetgeving inzake het vervoer van dieren in de EU (AOB)

Tijdens de Raad presenteerde Denemarken namens de Vughtgroep-landen (Denemarken, België, Duitsland, Zweden en Nederland) een positiepaper over de actualisatie van regels omtrent het dierentransport van levende dieren; onderdeel van de dierenwelzijnsverordening. De aandacht van het positiepaper gaat naar de herziening van de regels (scherper/strenger maken) en handhaving (concreter en beter uitvoerbaar maken).

Nederland sprak, als medeauteur van de positiepaper, vanzelfsprekend steun uit voor het voorstel én riep op tot een verschuiving van het verplaatsen van levende dieren over lange afstanden naar het verplaatsen van dierlijke producten en genetisch materiaal. Het initiatief kon rekenen op brede steun van de lidstaten. Alle lidstaten riepen de Commissie op om de wetgeving te herzien zodat deze beter aansluit bij de huidige inzichten, omstandigheden en benodigdheden op het gebied van handhaving. Een aantal lidstaten riep echter ook op tot een degelijke effectenbeoordeling (o.a. op economische gevolgen en gevolgen voor de voedselzekerheid), het volgen van de laatste wetenschappelijke inzichten, en het aansluiten bij de boer tot bord strategie. Een kleine groep lidstaten gaf verder ook aan dat het belangrijk is om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van lidstaten, waardoor bijvoorbeeld bepaalde verboden en geboden nagenoeg onuitvoerbaar zouden te zijn (eilanden, grote afstand tussen slachthuizen).

De Commissie was blij met de brede steun voor de herziening van de huidige wetgeving, die volgens eigen zeggen ook gedateerd is. Er zal integraal naar de verschillende aspecten van dierenwelzijn bij transport gekeken worden (transporttijden, vervoer naar 3e landen (bv. verbod bepaalde landen), ruimte tijdens transport, (digitale middelen voor) controle en handhaving. De Commissie hoopt eind 2023 met een voorstel te komen voor aanpassingen van de transportverordening (EU verordening 1/2005). In het kader van een wetenschappelijke onderbouwing, waar veel lidstaten naar vroegen, heeft de Commissie aan de EFSA gevraagd om met adviezen te komen. Deze worden in het najaar verwacht.

WTO MC12 – sanitaire en fytosanitaire verklaring «Reageren op moderne SPS-uitdagingen» aangenomen op de ministeriële conferentie (AOB)

Frankrijk presenteerde mede namens Oostenrijk, België, Cyprus, Ierland, Italië, Letland, Luxemburg, Portugal, Slowakije en Spanje een informatienota naar aanleiding van de SPS verklaring, aangenomen tijdens de 12e WTO Ministeriële Conferentie (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2512). In de verklaring voor de Raad roept Frankrijk c.s. de Commissie o.a. op om zich in te zetten voor het benadrukken van (de noodzaak van) de ambities van de Green Deal en de Boer tot Bord strategie om de mondiale sanitaire- en milieu uitdagingen aan te pakken, alsmede het uitleggen van de relevantie van de EU benaderingen en praktijken. Ook roept de verklaring op om – zoals opgenomen in de SPS verklaring – de WTO SPS Overeenkomst niet te wijzigen of open te breken.

Naast de ondertekenaars sprak een brede groep lidstaten hun steun uit voor de door de Fransen geïnitieerde verklaring. Veel lidstaten gaven aan de verklaring te ondersteunen omdat dit in lijn is met – en bijdraagt aan – het behalen van de doelstellingen uit de Green Deal en de Boer tot Bord strategie. Nederland dankte Frankrijk voor het initiatief, en gaf aan elementen uit de verklaring te kunnen steunen. Zo sprak Nederland steun uit voor de belangrijke bijdrage die Codex Alimentarius, de World Organisation for Animal Health (OIE), en de International Plant Protection Convention kunnen leveren aan de mondiale duurzaamheidsagenda, als ook hoe duurzaamheidsoverwegingen te integreren in het werk van CODEX Alimentarius. Nederland is geen mede – ondertekenaar van de verklaring omdat het punt over het niet openen van de SPS-overeenkomst zich niet verenigt met het algemene standpunt van Nederland dat hervorming van de WTO belangrijk is en derhalve alles bespreekbaar moet zijn; hierin stond Nederland in de Raad alleen.

De Commissie gaf aan dat zij zich actief zal blijven inzetten voor de duurzaamheidsdoelstellingen desbetreffende WTO werkgroepen die worden ingesteld om invulling te geven aan de SPS-verklaring. Lidstaten zullen hier regelmatig in meegenomen worden en de Commissie wil graag samen met lidstaten werken aan de implementatie van de hieruit volgende programma’s.

Verordening terbeschikkingstelling van bepaalde grondstoffen en producten die verband houden met ontbossing en bosdegradatie (AOB)

Commissaris Sinkevičius informeerde de Raad over de vastgestelde Raadspositie (Algemene Oriëntatie) over de verordening ontbossingsvrije producten zoals vastgesteld tijdens Milieuraad 28 juni jl. De Commissaris zei tevreden te zijn met de brede steun voor de Algemene Oriëntatie en noemde het een goed startpunt voor de trilogen met het Europees parlement. Hij riep Lidstaten op het ambitieniveau hoog te houden. Het Europees parlement zal in september zijn positie vaststellen waarna de trilogen kunnen starten. Voorzitter Tsjechië verwacht dat dit afgerond zal worden onder Zweeds voorzitterschap, dus in de eerste helft van 2023.

Nederland benadrukte het belang van de richtlijn als wereldwijde standaard voor duurzaamheid in de aanvoerketens, en onderstreepte in de trilogen de ambitie verder (omhoog) te willen brengen, alsmede de scope te verbreden. Meer ten algemene riep Nederland op het beleid verder te verduurzamen en tegelijkertijd te streven naar een gelijk speelveld om het verleggen van handelsstromen of het ontduiken van regels te voorkomen.

De vaste Kamercommissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij eerder dit jaar verzocht om te reflecteren op de bevindingen over de Nederlandse inzet in de Raad uit het artikel van Agence Europe in het artikel «Proposal on combating deforestation problmeatic for EU Ministers». Omdat ik eerder nog niet expliciet terug ben gekomen op dit verzoek, maak ik graag onder dit onderwerp ook van de gelegenheid gebruik om hier nog bij stil te staan. In het aangehaalde artikel van Agence Europe wordt een (zeer) korte bloemlezing gegeven van wat door Ministers van diverse lidstaten tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 21 februari jl. over het wetsvoorstel «ontbossingsvrije producten» als een eerste appreciatie is ingebracht. Hierin wordt over de Nederlandse inbreng vermeld dat Nederland heeft gevraagd om wetlands en rubber toe te voegen aan de scope. Dit geeft niet geheel correct en compleet weer wat de Nederlandse bijdrage is geweest tijdens deze Raad. Ik heb tijdens de Raad aangegeven dat we ons moeten «voorbereiden op de opname en het behoud van andere ecosystemen, zoals wetlands en savannes. Werkzaamheden aan reeds bekende potentiële knelpunten, zoals definities, dienen zo spoedig mogelijk te beginnen.» Met betrekking tot grondstoffen heb ik aangegeven de huidige omvang van grondstoffen te steunen. Daarna heb ik de Commissie ook opgeroepen om «aanvullende studies te starten naar grondstoffen en producten die verband houden met ontbossing die nu niet in het toepassingsgebied zijn opgenomen. Zoals maïs en rubber. Met de resultaten van dit onderzoek kan rekening worden gehouden bij de uitbreiding van de lijst van goederen.»

Tijdens de gedachtewisseling over dit diverse punt was een duidelijke splitsing te zien in de standpunten van lidstaten: van oproepen tot méér ambitie, naar het uitlichten van specifieke knelpunten, tot het benadrukken dat het huidige mandaat en de huidige scope vastgehouden moet worden.

II. Vervolg derogatie GLMC 7 en GLMC 8

Inmiddels heeft de Commissie duidelijkheid verschaft over derogatie van de GLMC 7 en GLMC 8. Op 28 juli jl. is de derogatie gepubliceerd. De derogatie van de GLMC 7 houdt in dat boeren in 2023 nog niet aan de verplichting van gewasrotatie hoeven te voldoen. Zij kunnen daarmee in beginsel in 2023 hetzelfde gewas telen als in 2022. Bij het toepassen van deze derogatie dient de lidstaat het telen van voedselproductie te promoten evenals de deelname aan eco- en ANLb-maatregelen die de biodiversiteit en bodemkwaliteit bevorderen. De derogatie van de GLMC 8 (a) houdt in dat landbouwers in 2023 niet hoeven te voldoen aan de eis dat 4% van het bouwland bestaat uit niet-productief areaal. Deze versoepeling geldt alleen voor braakliggend land, niet voor landschapselementen. Bovendien mag op het bouwland dat als gevolg van de derogatie niet wordt ingezet als niet-productief areaal; geen maïs, soja of hakhout worden geteeld.

Omdat de Commissie bij het uitbetalen van een vergoeding voor de eco-activiteit vast lijkt te houden aan de conditionaliteit, bestaat het risico dat deze derogaties impact zullen hebben op de deelnamebereidheid, en daarmee ambitie, aan de eco-regeling. Dit geldt overigens ook voor het ANLb. In overleg met de Commissie zal bekeken worden of en in welke mate dit risico zoveel mogelijk kan worden beperkt. De Commissie stelt tegelijk dat beide derogaties, bezien over de gehele GLB-periode, niet mogen leiden tot een afname van de ambitie op de groenblauwe architectuur.

Ofschoon het in Nederland niet substantieel zal bijdragen aan een verhoging van de voedselproductie, omdat in ons land weinig landbouwareaal braak ligt, wordt het van belang geacht het gelijk speelveld binnen de EU te waarborgen, te meer er nog grote opgaven voor de Nederlandse boer in het verschiet liggen. Door gebruik te maken van de derogaties krijgen boeren ook iets meer tijd om aan het nieuwe GLB te wennen, met name waar het gaat om de GLMC 8 (a). Uit onder andere de tweede praktijkproef van de eco-regeling is naar voren gekomen dat boeren, met name akkerbouw, in het begin van het nieuwe GLB veel moeite zullen hebben om aan de GLMC 8 (a) te voldoen. In 2024 zullen er meer eco-activiteiten voor akkerbouwers mogelijk zijn in de eco-regeling.

III. Implementatie NSP

Nu we naar de definitieve indiening van het NSP gaan, komt er nog meer nadruk te liggen op de opgave die er nog ligt om onze plannen tijdig uitgevoerd te krijgen. Er rest nog een beperkte tijd om de voorbereidingen van de uitvoering af te ronden. Dat moet gebeuren terwijl er mede vanuit de EU nog niet volledige duidelijkheid is over de exacte eisen aan de wijze van uitvoering en controles en de mogelijkheid van derogatie van de GLMC 7 en GLMC 8, die net is gepubliceerd. Hiervoor heb ik in de Raad ook aandacht gevraagd aan de Commissie.

Om op een goede wijze uitvoering te geven en hierover te communiceren is duidelijkheid nodig die er op dit moment nog niet in alle gevallen is.

In het nieuwe GLB verandert er veel ten aanzien van de voorwaarden, worden er nieuwe instrumenten zoals de eco-regeling geïntroduceerd en verandert het aanvraagproces. Dat vraagt extra inzet van de agrariërs. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) doet er vanuit haar cruciale rol alles aan om dit goed te laten verlopen. De agrariërs worden daarbij onder andere ondersteund met een simulatietool die in juli beschikbaar is gekomen, rekenvoorbeelden en informatiebijeenkomsten. Afgelopen weken zijn er in samenwerking met de provincies meer dan 20 fysieke voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor agrariërs. Deze zomer start een campagne om de bewustwording dat het GLB verandert verder te vergroten. Dit proces heeft mijn volle aandacht. Na het zomerreces zal ik uw Kamer hierover opnieuw informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

BIJLAGE GOEDKEURING VAN DE WETGEVENDE «A» ITEMS

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli zijn aangenomen (formaliteit):

  • Verordening tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne voor de visserijactiviteiten te verlichten;

  • Verordening betreffende tijdelijke maatregelen betreffende Oekraïense chauffeursdocumenten;

  • Verordening betreffende betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (Wet digitale markten);

  • Verordening tijdelijke handelsliberalisering tussen de EU en Moldavië

  • Standpunt van de Raad over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2 bij de algemene begroting voor 2022: Boeking van het overschot van het begrotingsjaar 2021.

Naar boven