21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1382 BRIEF MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft verzocht om een brief over het voorstel van de Europese Commissie om de plant Celastrus orbiculatus (boomwurger) op de Europese Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te plaatsen. In deze brief licht ik eerst de Europese procedure toe. Daarna geef ik antwoord op uw vragen over welke consequenties plaatsing op de Unielijst heeft voor de teelt van deze plant in Nederland en hoe ik het voorstel van de Europese Commissie waardeer.

Toelichting op de Europese procedure

De Europese Commissie (hierna: Commissie) werkt aan een volgende uitbreiding van de Europese Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten (hierna: Unielijst). De Commissie is een publieke consultatie gestart met een voorstel voor 30 invasieve uitheemse soorten. In antwoord op uw vraag welke lidstaat deze soort heeft aangemeld kan ik u mededelen dat de Commissie de Celastrus orbiculatus op eigen initiatief heeft voorgedragen voor plaatsing op de Unielijst.

De Europese procedure verloopt als volgt;

  • Lidstaten of de EC stellen risicobeoordelingen op van soorten conform Verordening (EU) 1143/20141 (hierna: Exotenverordening).

  • Het Europese Scientific Forum on Invasive Alien Species beoordeelt of de risicobeoordelingen van alle individuele soorten van voldoende wetenschappelijke kwaliteit zijn. Indien een risicobeoordeling compleet is en van voldoende kwaliteit dan dient het Scientific Forum deze in bij de Commissie.

  • Vervolgens doet de EC een voorstel voor plaatsing op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Afgelopen november heeft de Commissie dit gedaan door een publieke consultatie (inspraak) te starten met een voorstel waarin 30 invasieve uitheemse soorten worden voorgedragen voor plaatsing op de Unielijst. Stakeholders zijn over deze publieke consultatie geïnformeerd en zij konden tot 14 december 2021 reageren richting Commissie.

  • Tegelijk met deze openbare consultatieronde is het voorstel gemeld aan de World Trade Organization (WTO).

  • Na het sluiten van de termijn van de openbare consultatie en de WTO-melding kan de Commissie het voorstel aanpassen. Een reden voor aanpassing van het voorstel kan zijn dat de Commissie voorziet dat voor sommige soorten onvoldoende draagvlak bestaat onder de lidstaten.

  • Vervolgens wordt het gehele (aangepaste) voorstel voor stemming voorgelegd aan het Europese Committee on Invasive Alien Species (IAS Comité) waar alle lidstaten in vertegenwoordigd zijn. Er wordt niet per individuele soort gestemd, maar gestemd over het complete voorstel van de Commissie.

  • De Commissie heeft aangekondigd dat de stemming in het tweede kwartaal van 2022 zal plaatsvinden. Het Nederlands standpunt zal te zijner tijd tijdens de stemming in het IAS Comité worden uitgedragen.

Consequenties voor de teelt in Nederland

Indien een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten onverkort instemt met plaatsing van de Celastrus orbiculatus op de Unielijst dan zal (onder meer) het kweken en verhandelen van de Celastrus orbiculatus niet meer zijn toegestaan (artikel 7 van de Exotenverordening). Dit is ook het geval voor andere commerciële soorten die zijn opgenomen in het voorstel van de Commissie. Onder de huidige Exotenverordening volgt na inwerkingtreding van het voorstel een overgangstermijn van één jaar voor de verkoop of overdracht van levende exemplaren aan niet-commerciële gebruikers.

De (eventuele) plaatsing van de Celastrus orbiculatus op de Europese Unielijst en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse kwekers heeft mijn aandacht. Aan Wageningen Economic Research (WECR) is gevraagd om in kaart te brengen wat de financiële impact is voor bedrijven (kwekers) indien de Celastrus orbiculatus op de Unielijst wordt geplaatst. Ditzelfde is gevraagd voor de soorten Pistia stratiotes/watersla en Phytolacca americana/Westerse karmozijnbes die ook zijn voorgedragen voor plaatsing en die ook in Nederland gekweekt worden. Het rapport2 bevestigt dat met name voor de Celastrus orbiculatus een langere overgangstermijn gewenst is om economische schade te voorkomen of beperken. Telers blijken voor hun inkomsten in hoge mate afhankelijk van deze teelt. De teeltcyclus vraagt meerdere jaren voordat de planten vol-productief zijn en er is geen goed alternatief met een vergelijkbare sierwaarde en productiviteit. Omschakeling zal met extra investeringen in plantmateriaal en gederfde inkomsten gepaard gaan.

Waardering van het Europese voorstel

Ten algemene vind ik het gelet op de financiële impact voor bedrijven van groot belang dat er op Europees niveau flankerend beleid komt. Dit standpunt is bij de vorige uitbreiding van de Unielijst ook met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1184) en ook ik zal hier maximaal op inzetten. Nederland pleit er al sinds enige jaren bij de Commissie voor om de Exotenverordening met een schaderegeling toe te rusten, zodat belanghebbenden die onevenredig nadeel lijden en ernstig worden beperkt in hun eigendomsrecht (als beschermd door artikel 17, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)) daarvoor kunnen worden gecompenseerd (op grond van artikel 41, derde lid van het VWEU). Helaas is de Commissie hiertoe vooralsnog niet bereid gebleken en hanteert het argument dat een compensatieregeling niet rijmt met het principe «de vervuiler betaalt».

De kans is groot dat een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten de Celastrus orbiculatus op de Unielijst wil plaatsen vanwege de invasieve eigenschappen van de plant. De Nederlandse positie in het Europese besluitvormingsproces is daarom als volgt:

  • Onder de voorwaarden die er nu zijn (1 jaar overgangstermijn en geen compensatie) stemt Nederland tegen plaatsing van de Celastrus orbiculatus op de Unielijst. Nederland probeert hierbij medestanders te vinden bij andere lidstaten, waarbij de slaagkans gering wordt geacht;

  • Nederland legt een stemverklaring af dat, als het voorstel desondanks wordt aangenomen, een overgangstermijn van één jaar te kort is om economische schade te voorkomen of beperken;

  • Nederland zal pleiten voor een langere overgangsperiode voor Celastrus orbiculatus en deze dient minimaal 5 jaar te zijn;

  • En Nederland wil dat de Exotenverordening met een schaderegeling wordt toegerust.

Op deze wijze werken we aan een betere balans tussen het collectieve belang van behoud van biodiversiteit en de belangen van individuele partijen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317).

Naar boven