21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1364 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 januari 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 3 november 2021 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 15 november 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 november 2021 aan Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 26 november 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inleiding

Met deze brief beantwoord ik de overige vragen van de PvdD-fractie van uw Kamer die zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 8 november 2021 naar aanleiding van de Landbouw- en Visserijraad op 15 november jl., maar geen directe betrekking hadden op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Tevens maak ik van deze brief gebruik om de vraag te beantwoorden van de BBB-fractie van uw Kamer die tijdens het Fit-for-55-debat aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat werd gesteld op 27 oktober jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 14, item 8)

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vraag

Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er momenteel voorstellen liggen bij de commissie om visnetten, bedoeld voor het vangen van de schol, zo aan te passen dat er «selectiever» gevist kan worden. Er wordt zelfs gesproken over het verplicht invoeren van deze netten. Uit onderzoek blijkt dat deze «selectievere» vangnetten juist de grote kabeljauw als bijvangst hebben.1 Dit betekent dat de grotere vissen, die momenteel het grootste gedeelte van de kabeljauwpopulatie uitmaken en die voor meer nageslacht zorgen, weggevangen worden, waardoor de populatie van kabeljauw nog meer onder druk komt te staan. Ook de kleinere schollen blijken door de netten gevangen te worden. Dit zal nadelig zijn voor de voortplanting van schol. Klopt het dat deze voorstellen voor selectievere netten klaarliggen? Klopt het dat het Europese Parlement hierover een veto kan uitspreken? Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de voorstellen voor selectiever vangen en dit mogelijk te verplichten? Is er onderzoek gedaan naar de gevolgen van dit selectief vissen op vispopulaties? Is onderzocht wat de impact van deze nieuwe netten is op de kabeljauwaantallen, rekening houdend met de stijging van de TAC voor schol? Zo nee, waarom niet? Zal Nederland toestaan dat de bijvangstquota voor kabeljauw blijven bestaan, als het nieuwe vistuig niet zo efficiënt blijkt te zijn als voorspeld en de scholvisserij hierdoor eerder in het seizoen zal moeten sluiten? Hoe kan Nederland instemmen met het voorstel tot verplichte selectieve netten als de netten niet selectief genoeg zijn voor kleinere maten schol, waardoor het zal leiden tot een afname van de rekrutering van schol op lange termijn, in het licht van de verhoging van de schol-TAC? Is de Minister bereid om in Europa voor te stellen geen onomkeerbare stappen te nemen met betrekking tot het verplicht invoeren van nieuwe netten, totdat er gedegen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking van deze netten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In aanvulling op het antwoord d.d. 10 november jl. aan uw Kamer op de vraag van de Partij van de Dieren gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 8 november 2021 naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 15-16 november 2021, zijn de vastgestelde vangstmogelijkheden (Total Allowable Catch (TAC)) voor schol in de Oostzee niet hoger dan het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). De TAC voor schol in de Oostzee is een combinatie twee ICES adviezen welke uitkomen op een advies van gecombineerde vangsten van 12,777 ton. ICES adviseert eveneens dat 1,695t hiervan toebedeeld wordt aan de TAC voor schol in het Kattegat. De TAC voor schol in de Oostzee voor 2022 van 9050t is hierdoor lager dan het wetenschappelijke advies. De TAC is wel hoger dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor een roll-over, omwille van de bijvangsten van kabeljauw in de platvis visserij.

De gemeenschappelijke aanbeveling voor selectiever vistuig voor de platvis visserij in de Oostzee wordt in het kader van de regionale groep BALTFISH besproken. Nederland is geen lid van BALTFISH omdat Nederland geen visserij belangen heeft in de Oostzee. Doordat de BALTFISH lidstaten hebben toegezegd om een gemeenschappelijke aanbeveling in te dienen, is tijdens de Landbouw- en Visserijraad in oktober het voorstel voor de Oostzee met steun van de Commissie aangepast. Deze aanpak kan ik tevens steunen, voornamelijk omdat ten grondslag van een gemeenschappelijke aanbeveling een gedegen wetenschappelijk onderbouwing moet liggen om positief beoordeeld te worden door het onafhankelijke Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor Visserij van de Europese Commissie, alvorens het door de Commissie wordt aangenomen en aan het Europees Parlement ter goedkeuring wordt voorgelegd. Ik vertrouw daarmee op het proces van regionalisering en de beoordeling van de wetenschap van de impact van de gemeenschappelijke aanbeveling.

Daarnaast is de vaststelling van de vangstmogelijkheden van soorten en bijbehorende technische maatregelen slechts één middel om de visserij op kwetsbare soorten te beheren. Er zijn ook andere maatregelen aangekondigd. Zo worden gebieden gesloten om paaiende kabeljauw te beschermen. Het is belangrijk om een combinatie van maatregelen toe te passen om zowel ecologische, economische en sociale duurzaamheid te bevorderen.

Vraag

De toenemende vraag naar octopussen zijn de wilde populaties zodanig gedaald dat er vanuit de industrie nu belangstelling is om octopussen in gevangenschap te kweken. In Europa doet met name Spanje onderzoek naar het kweken van octopussen. Vanuit dierenwelzijnsoogpunt, maar ook vanuit ecologische oogpunt zijn er ernstige bezwaren in te brengen tegen de kweek van octopussen. Octopussen zijn buitengewoon intelligente en sociale dieren, en zijn niet geschikt om bij elkaar in kleine bassins of bakken te worden gehouden. Bovendien eten octopussen vis, waardoor de kweek van octopussen bijdraagt aan overbevissing. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de kweek van octopussen geen plek zou mogen hebben in Europa. Onderschrijft de Minister dat de kweek van octopussen niet thuishoort een duurzame samenleving, die op een respectvolle manier met dieren omgaat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Over het kweken van octopussen is nog niet veel bekend. Ik beschik ook niet over de kennis om te beoordelen of deze kweek op een verantwoorde manier plaats kan vinden. Ik wijs het kweken van nieuwe aquatische soorten zoals octopussen echter niet op voorhand af.

Vraag

Het gaat slecht met de kortvinmakreelhaai, die op de rode lijst van het International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) is aangemerkt als wereldwijd bedreigde diersoort. Desondanks blijft de EU een internationaal vangstverbod te blokkeren. Wetenschappers en verschillende landen die zijn aangesloten bij de ICCAT adviseren al sinds 2017 een internationaal verbod op vangst en aanlanding van de bedreigde haaiensoort. Een dergelijk vangst- en aanlandverbod was onderwerp van discussie tijdens een bijeenkomst van ICCAT afgelopen juli. Maar de EU blijkt juist een van de partijen te zijn geweest die een vangstverbod blokkeerden. In een brief aan de Europarlementariërs schrijft blokkeercommissaris Sinkevičius dat de EU voorstander is van een verdere bejaging van de Atlantische kortvinmakreelhaai, «met observeerders aan boord en een maximale vangst van 500 ton per jaar». Nu vergadert ICCAT opnieuw over beschermingsmaatregelen voor de kortvinmakreelhaai. Nederland laat in antwoorden op eerdere vragen van de Partij voor de Dieren weten in de ICCAT nadrukkelijk te blijven inzetten voor het consequent volgen van het wetenschappelijk advies; in deze dus voor een moratorium. Toch merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat de Europese Commissie de continuering van de jacht op de kortvinmakreelhaai met een quotum van 300 of 500 ton ook binnen wetenschappelijk advies vindt vallen. De kans dat de kortvinmakreelhaai populatie hiervan herstelt is over tientallen jaren volgens wetenschappelijk advies 50 tot 60%. De Commissie vindt dus dat ze het wetenschappelijk advies opvolgt door voor quota te pleiten. Deze leden keuren dit af en wijzen er op dat de ICCAT een totaal vangst- en retentieverbod als primaire aanbeveling heeft gedaan. Kan de Minister verduidelijken dat het «wetenschappelijk advies volgen» wat Nederland zegt te doen ook daadwerkelijk een vangst- en retentieverbod behelst? Is de Minister bereid om een vangst- en retentieverbod te ondersteunen?

Antwoord

Ik steun op basis van het wetenschappelijke advies een vangst- en retentieverbod.

Vraag

Kan de Minister een overzichtslijst geven van de 60 soorten vis waar Nederland een aandeel in heeft, voor welke soorten er een TAC zal worden vastgesteld en voor welke soorten niet? Klopt het dat voor de soorten waar geen TAC van wordt vastgesteld, de data mist om een TAC vast te stellen? Hoe kan dan gehandeld worden naar het VN voorzorgsprincipe? Kan de Minister een overzicht geven, voor welke van de 60 soorten vis (waar Nederlandse schepen op vissen) de quota worden verruild met die van andere landen voor de laatste vijf jaar, graag uitgesplitst per jaar? Kan de Minister per quota-ruil aangeven met welk land de quota zijn geruild, voor hoeveel quota en welke soort?

Antwoord

In navolging op het antwoord d.d. 10 november jl. aan uw Kamer op de vraag van de Partij van de Dieren gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 8 november 2021 naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 15-16 november 2021, waarbij overeenkomstig Annex IA van de TAC en quotum Verordening de ca. 60 soorten (meer precies 57) werden genoemd waarin Nederland een aandeel heeft, volgen hieronder nog de soorten overeenkomstig de resterende Annexen van deze Verordening waarin Nederland eveneens een aandeel heeft.

58. Chileense horsmakreel (CJM/SPRFMO)

59. Kabeljauw (COD/7XAD34)

60. Haring (HER/1/2-)

61. Heek (HKE/04-N)

62. Koolvis (POK/05B-F)

63. Roodbaars (RED/51214D)

64. Roodbaars (RED/51214S)

65. Kleinoogrog (RJE/7FG)

66. Blauwe wijting (WHB/2A4AXF)

67. Marokko quotum (pelagische visserij) (MAR_PEL_IND/MAR_2019)

68. Mauritanië quotum (pelagische visserij) (MRT_PEL/MRT_2015)

69. Andere soorten (OTH/04-N)

Tevens worden hierna de gevraagde ruilen over de afgelopen 5 jaar weergegeven, conform de specificaties in de vraag. De gegevens vindt uw Kamer in de tabel die is bijgevoegd bij deze brief2.

Is de Staatssecretaris bereid om de consumenten in Nederland erop te wijzen dat als ze vlees, eieren en zuivel eten, ze dit dan zouden moeten doen van Nederlandse makelij, in verband met de lage ecologische voetafdruk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet ondersteunt consumenten bij het maken van een duurzame voedselkeuze met behulp van de Keurmerkenwijzer die Milieu Centraal jaarlijks in opdracht en met financiële ondersteuning van het Ministerie van LNV maakt, inclusief een Top 10 van keurmerken op voedsel die het beste scoren op ambitie, transparantie en betrouwbaarheid. Deze keurmerken helpen de consument bij het maken van een duurzame keuze en/of een keuze voor een product van dichtbij. Om de verduurzaming van de veehouderij in Nederland te stimuleren hebben Nederlandse afzetkanalen plannen gemaakt over hoe zij het aandeel duurzaam geproduceerde dierlijke producten kunnen vergroten. Het Ministerie van LNV ondersteunt deze plannen met bestaande subsidie-instrumenten.

Daarnaast kunnen kortere ketens en voedsel van dichtbij een bijdrage leveren aan een duurzame voedselkeuze. Mede daarom werken we ook aan het versterken van korte ketens en de verkoop van producten uit eigen buurt, bijvoorbeeld met de Nationale samenwerking korte ketens. In dit samenwerkingsverband wordt er gewerkt aan het versterken en het realiseren van korte verbindingen tussen burger en boer. Hierover wordt uw Kamer binnenkort nader geïnformeerd. Producten van Nederlandse makelij hebben echter niet per definitie een lage(re) ecologische voetafdruk in vergelijking tot producten uit het buitenland. De voetafdruk is afhankelijk van meerdere factoren, zoals in welk seizoen een product wordt geproduceerd, op welke wijze het wordt geproduceerd, hoe het product wordt opgeslagen en wordt vervoerd. Daarom is het van belang dat de consument via goede informatie en keurmerken ondersteund wordt om de duurzame keuze te kunnen maken.

Naar boven