21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1100 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 5 april 2018 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 april 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1099).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 april 2018 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 11 april 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

12

II.

Antwoord / Reactie van de Minister

13

III.

Volledige agenda

13

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie stellen dat in het verleden genomen maatregelen ter bevordering van de visstand in de Middellandse Zee tot nu toe weinig hebben uitgehaald. Volgens de Europese Commissie waren deze maatregelen te gefragmenteerd en onvoldoende geïmplementeerd. Heeft de Minister er vertrouwen in dat de nieuw aangekondigde maatregelen wel voldoende zullen worden geïmplementeerd? Deelt de Minister de mening dat de landen met belang in de demersale visserij in de Westelijke Middellandse Zee de afspraken uit het inspanningsstelsel moeten nakomen? De Minister geeft aan dat zij streeft naar een gelijke behandeling in gelijke gevallen om geen onterechte verschillen tussen visserijregio’s te laten ontstaan. Wat ziet de Minister als eventuele vervolgstappen indien blijkt dat de nieuw aangekondigde maatregelen wederom niet goed worden geïmplementeerd?

Op de agenda voor de Raad staat het punt voedselverliezen en – verspilling geannoteerd, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de Minister aangeven tegen welke Europese wettelijke belemmeringen Nederland aanloopt om voedselverspilling aan te pakken? Is de Minister bereid om hiervan een inventarisatie te maken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken zal worden gepubliceerd en dat Nederland het voorstel zal beoordelen mede tegen de achtergrond van de bepalingen in het Regeerakkoord over oneerlijke handelspraktijken. Kan de Minister aangeven wat haar visie is op dit onderwerp? Op welke manier dient de EU dit aan te pakken om de ongelijke verhoudingen recht te kunnen trekken? Kan de Minister aangeven welke Europese acties nodig zijn om de Autoriteit Consument en Markt in Nederland erop toe te laten zien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn? Wanneer kan de Kamer op dit punt concrete maatregelen zien?

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de workshop over de rol van in het wild levende dieren in het beheer van de diergezondheid, georganiseerd door het voorzitterschap en het bureau voor (beleids)technische bijstand en informatie-uitwisseling (TAIEX) van de Europese Commissie. Kan de Minister hierop nader ingaan? Nederland heeft de vogelgriepsituatie aan de orde gesteld. Andere landen, zo begrijpen deze leden, hebben de Afrikaanse varkenspest aan de orde gesteld. Kan de Minister aangeven welke punten en dilemma’s er besproken zijn? Is hier ook aandacht geweest voor de wet- en regelgeving waar lidstaten tegenaan kunnen lopen bij de bestrijding of beheer van in het wild levende dieren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister niet voornemens is zelf een effectanalyse uit te voeren op de wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), omdat de Europese Commissie dat al doet. In hoeverre kijkt de Europese Commissie ook naar de verschillen tussen landen en in hoeverre kijkt de Europese Commissie specifiek naar een individuele lidstaat?

Ten aanzien van de toekomst van het GLB vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan aangeven hoe het krachtenveld ligt en op welke manier zij zich krachtig gaat inzetten tegen de externe convergentie? Kan de Minister aangeven of er vanaf het startpunt aandacht is voor kwantificeerbare en daarmee afrekenbare doelen in het GLB?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een update kan geven over de ontwikkelingen rondom de Brexit. Op welke manier worden bedrijven die direct geraakt worden, meegenomen in de ontwikkelingen? Uit onderzoek gedaan door het Comité van de Regio’s blijkt dat Urk bovengemiddeld hard getroffen wordt door de Brexit.1 Wat vindt de Minister van deze uitkomst? Wat heeft zij tot op heden gedaan in het voorbereiden van maatregelen om ervoor te zorgen dat Urk niet onevenredig hard getroffen zal worden?

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat Eurocommissaris voor Landbouw heeft gezegd dat hij een voorstander is van een uitzondering voor suikerbieten als het om een verbod van neonicotinoïden gaat.2 Kan de Minister bevestigen dat zij de Eurocommissaris volgt in zijn lijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie hebben nog een vraag over hormoonontregelaars. Kan de Minister aangeven wanneer er gestemd gaat worden over de nieuwe criteria voor de identificatie van hormoonontregelaars op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen en biociden?

De Minister geeft in haar brief over de Evaluatie Agroregelingen (Kamerstuk 28 625, nr. 255) een beleidsreactie op het rapport van Berenschot. De leden van de VVD-fractie hebben hierover de volgende vragen. Wanneer kan de Kamer de invulling van het fonds ter stimulering van bedrijfsovernames tegemoet zien? Welke resultaten uit het rapport betrekt de Minister bij de instelling van dit fonds? Deelt de Minister de mening dat de evaluatie op dit punt achterhaald is, omdat deze evaluatie gaat over de openstellingen in de jaren 2010, 2011 en 2012? Wat is de toegevoegde waarde van dit rapport (ondanks het feit dat deze rapportage een verplichting is)? Kan de Minister ook op deze vragen ingaan in relatie tot de andere onderzochte projecten? Deelt de Minister de mening dat een evaluatie veel sneller opgevolgd moet kunnen worden als regelingen niet helemaal aan de wensen voldoen? Kan de Minister aangeven wat de kosten van het onderzoek Berenschot zijn geweest? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat volgens het Comité van de Regio’s de provincies Noord-Holland en Flevoland (met visserijplaatsen als Urk) hard zullen worden getroffen door de Brexit. Onderkent de Minister dit? Worden er door de Minister maatregelen genomen om deze situatie het hoofd te bieden?

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar antwoorden naar aanleiding van vragen van onder andere de leden van de VVD-fractie met betrekking tot de Aanpassing Nationale Strategie voor toepassing van de Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit. De Minister schrijft dat het overleg met de producentenorganisaties tot goede resultaten heeft geleid. Deze leden zijn hier blij mee. Naar aanleiding van deze gesprekken is onder andere vernieuwingseis nader uitgewerkt en gepreciseerd. Kan de Minister aangeven hoe deze nadere uitwerking eruit ziet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van Landbouw- en Visserijraad op 16 april 2018 en aanverwante agendastukken. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het voorstel voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken van de Europese Commissie. Deze leden verwachten dat het kabinet voortvarend de afspraken die hierover in het Regeerakkoord zijn gemaakt, uitvoert en niet wacht op dit voorstel. Daarnaast hebben zij positieve verwachtingen ten behoeve van een betere en meer geharmoniseerde Europese aanpak. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij verwacht positief te reageren op het commissievoorstel in lijn met de adequate aanpak van oneerlijke handelspraktijken waar het Regeerakkoord voor staat. Deze leden vragen de Minister welke reactie zij verwacht op het voorstel van andere lidstaten.

Het Zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie dragen bij aan een goede landbouwpraktijk en de zorg voor het milieu. De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de inspanningen die zijn geleverd om de derogatie voort te zetten (Kamerstuk 33 037, nr. 282). In de brief staat dat de Minister voornemens is om een vergoeding te vragen voor het afgeven van vergunningen met betrekking tot de derogatie. Dit komt voort uit het meer in lijn brengen van de derogatiebeschikkingen in de verschillende lidstaten. Dienaangaande vragen deze leden of er kosten voor de derogatievergunning in rekening gebracht worden in andere lidstaten. Zo ja, hoeveel per bedrijf? Daarnaast vragen zij de Minister welk bedrag voor deze beperkte vergoeding zij in gedachten heeft en hoe de vaststelling van deze kosten wordt onderbouwd.

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de beperking van controlekosten bij de nieuwe controleverordening. Deze leden vragen wat de voortgang is van de behandeling van het kwaliteitssysteem voor de varkenshouderij en de vleeskalverhouderij. Op welke onderdelen is er nog discussie? In hoeverre wordt het met deze twee kwaliteitssystemen mogelijk de controlekosten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te verlagen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Update Landbouwkundige impactanalyse van de NVWA over neonicotinoïden, die vorige week naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 27 858, nr. 418). Hieruit blijkt een grote impact. Hoe beoordeelt de Minister deze impactanalyse en weegt zij deze mee in haar standpuntbepaling ten behoeve van de nog te verwachten commissievoorstellen over deze drie neonicotinoïden?

De leden van de CDA-fractie vragen of in het kader van de aanpak van de Afrikaanse varkenspest ook gesproken is over het beheer van wilde zwijnenpopulaties. Hoe staat het met de verspreiding van wilde zwijnen in Nederland? Wat is hierover bekend? Wordt de gewenste populatiedichtheid van twee zwijnen per 1.000 hectare voor Veluwe en Limburg niet overschreden? Welke mogelijkheden ziet de Minister voor een effectiever populatiebeheer gezien de dreiging van de Afrikaanse varkenspest? Is het mogelijk om bewegingsjacht, zoals beschreven in artikel 3.33 van de Natuurbeschermingswet, te verruimen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over voedselverspilling. Een wijziging van Europese wetgeving ten aanzien van ten eerste houdbaarheidsdata, ten tweede «former foodsstuffs» en ten derde het diermeelverbod kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van voedselverspilling. Deze leden willen graag weten wat op deze drie punten de stand van zaken is en wat de concrete inzet is van Nederland. Hoe beoordeelt Nederland de voortgang van dit dossier sinds het Nederlandse voorzitterschap in inhoudelijke termen?

Voorts vragen de leden van de D66-fractie of Nederland is voorbereid op een uitbraak van de varkenspest. Wanneer is de meest recente oefening geweest met aangrenzende Duitse deelstaten ten aanzien van de bestrijding van dierziekten?

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de toekomst van het GLB. Met welke lidstaten trekt Nederland op in de besluitvorming over het GLB? Welke lidstaten heeft de Minister sinds haar aantreden bezocht? Welke inkomende collega-ministers uit EU-lidstaten hebben Nederland sinds november 2017 bezocht? Is bij deze bezoeken over het GLB gesproken? Hoe vaak heeft de Minister bilateraal met de Eurocommissaris voor Landbouw over het GLB gesproken? Wat is het belangrijkste punt dat Nederland in ieder geval uit de besluitvorming over het GLB wil halen?

Voorts vragen de leden van de D66-fractie hoe Nederland er in de besluitvorming voor gaat zorgen dat er kwantificeerbare doelen worden afgesproken, met name ten aanzien van klimaat en biodiversiteit. En hoe gaat Nederland in de besluitvorming ervoor zorgen dat deze doelen in alle EU-lidstaten gerealiseerd kunnen worden? Wat gaat de Minister doen om met het GLB bij te dragen aan het halen van de Europese waterdoelen? Hoe denkt de Minister concreet te zorgen voor «verblauwing» van het GLB? Is de Minister bereid om de Europese Commissie op te roepen een systematische check uit te laten voeren op de coherentie van Europese landbouwwetgeving en landbouwsubsidies met de Parijse klimaatdoelen? Is de Minister bereid om zo nodig een dergelijke «Parijs Proof check» zelfstandig op korte termijn te laten uitvoeren?

De leden van de D66-fractie hebben nog een aantal vragen over gewasbescherming. Hoe beoordeelt de Minister de oproep van de Europese Ombudsman tot een grondige hervorming van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen tot de markt? Hoe beoordeelt de Minister de oproep van Eurocommissaris voor Landbouw om suikerbieten uit te zonderen van de nog te nemen besluiten over neonicotinoïden, zowel in inhoudelijke zin als procedurele zin?

Ten aanzien van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken hebben de leden van de D66-fractie tot slot de volgende vragen: Hoe ziet de Minister deze richtlijn in het licht van het Regeerakkoord? Welke oneerlijke handelspraktijken in de levensmiddelenketen ziet de Minister in Nederland eventueel in aanmerking komen om op Europees niveau aangepakt te worden middels dit voorstel? Op welke wijze denkt de Minister dat dit voorstel leidt tot versterking van de positie van de boer in de keten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op maandag 16 april 2018, alsmede van de andere stukken die op de agenda staan voor het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de geluiden ten aanzien van de herziening van het GLB. Op basis van de eerste signalen vrezen deze leden dat kansen gemist gaan worden om daadwerkelijke stappen te zetten naar een duurzame, diervriendelijke landbouwsector- en markt, die goede prijzen biedt voor boeren en tuinders.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het vergroten van de vrijheid van lidstaten indien dit niet gekoppeld wordt aan heldere, afrekenbare doelen omtrent biodiversiteit, het reduceren van chemische gewasbeschermingsmiddelen, de bijdrage van de landbouw aan het klimaatprobleem en het sluiten van kringlopen. Deze leden voorzien een «race to the bottom» waarbij lidstaten, redenerend vanuit het perspectief van het voorkómen van concurrentienadelen ten opzichte van andere lidstaten, de regels en mogelijkheden zoveel mogelijk zullen oprekken ten faveure van hun eigen landbouwsector.

Nu al zien de leden van de GroenLinks-fractie dit gebeuren in sectoren waar vrijwillige gekoppelde steun is toegestaan, zoals de suikerbietensector. Een studie van de Wageningen UR die op 7 februari 2018 gepubliceerd werd, laat zien dat deze vrijwillige gekoppelde steun leidt tot marktverstoring en overproductie. Een systeemverandering is nodig om de landbouw in evenwicht te brengen met klimaatdoelen, natuur en biodiversiteit.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat de Europese Rekenkamer op 19 maart 2018 een briefingdocument publiceerde getiteld «Briefing paper: Future of the CAP». De Europese Rekenkamer roept op om toekomstige GLB-uitgaven te koppelen aan ambitieuze en relevante streefdoelen. Volgens de Rekenkamer komt de vergroening in de huidige voorstellen nog onvoldoende uit de verf, omdat een deel van de voorgestelde GLB-maatregelen niet gekoppeld is aan heldere, kwantificeerbare streefdoelen. Deze leden onderschrijven deze oproep en vragen de Minister om in de Raad voorstellen te doen voor een harde koppeling tussen groene, kwantificeerbare prestatiedoelen en GLB-betalingen. Is de Minister daartoe bereid? Is de Minister bereid zich er in de formele en informele gesprekken met haar collegae voor in te zetten dat voldoende waarborgen worden ingebouwd om een «race to the bottom» te voorkomen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat meer subsidiariteit in het GLB gepaard moet gaan met harde, afrekenbare doelen ten aanzien van onder meer biodiversiteit, dierenwelzijn, klimaat en het sluiten van kringlopen. Is de Minister bereid om de Europese Commissie nadrukkelijk te verzoeken alleen nog maar Europese subsidies te verstrekken als daar concrete, meetbare en kwantificeerbare prestaties ten behoeve van verduurzaming of andere maatschappelijke opgaven tegenover staan? Zo ja, op welke wijze gaat zij zich daarvoor inzetten? Hoe wil de Minister zich inspannen voor behoud van een gelijk speelveld? Hoe wil de Minister zich inspannen om de EU-doelen in de richting van de lidstaten afdwingbaar te maken? Met andere woorden; hoe wil de Minister borgen dat niet-naleving van de EU-doelen van het toekomstige GLB ook daadwerkelijk zal leiden tot sancties? Hoe beoordeelt de Minister het briefingdocument van de Europese Rekenkamer, getiteld «Briefing paper: Future of the CAP»?

De GroenLinks-fractie wil dat het huidige pijlersysteem verandert. Naar de mening van deze leden heeft directe inkomenssteun niet of nauwelijks bijgedragen aan een betere inkomenspositie van de boer, eerder aan een betere inkomenspositie voor bedrijven in de verdere voedselketen en hogere grond- en pachtprijzen. Deelt de Minister de mening dat dit het moment is om geld te verschuiven van directe inkomenssteun naar betalingen voor biodiversiteit, dierenwelzijn, klimaat, het sluiten van kringlopen en andere bovenwettelijke, maatschappelijke prestaties?

De leden van de fractie van GroenLinks horen zorgelijke geluiden over de onderhandelingsstrategie van de Minister. Door rigide vast te houden aan het handhaven van de huidige verdeling van de hectaresteun over de lidstaten zouden verschillende lidstaten minder geneigd zijn om voorstellen voor verdere vergroening van het GLB te steunen. Kan de Minister de leden van de GroenLinks-fractie geruststellen en deze zorgen ontkrachten? Deelt de Minister de mening dat de huidige, historisch en op basis van productie gegroeide verdeling van middelen over de lidstaten geen objectieve basis vormt en (te) zeer in het nadeel is van een aantal lidstaten, waaronder de Baltische Staten? Zo nee, waarom niet? Is de Minister voornemens een proactieve rol te spelen in het doorbreken van de impasse omtrent externe convergentie? Zo ja, hoe wil zij dit doen? Kan de Minister garanderen dat de rigide opstelling van de Minister inzake hectaresteun op geen enkele manier zal leiden tot minder vergroening van het GLB? Hoe beoordeelt de Minister de voorzitterschapsconclusies naar aanleiding van de vorige Landbouw- en Visserijraad? Kan de Minister aangeven welk deel van de conclusies ze wel en welk deel ze niet onderschrijft?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat het nieuwe GLB ten volle moet worden ingezet voor de realisering van de Klimaatovereenkomst van Parijs (COP21) en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Het op 26 maart 2018 gepubliceerde advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur «Duurzaam en Gezond: Samen naar een houdbaar voedselsysteem» zet helder uiteen waarom de veestapel zal moeten krimpen om de landbouw aansluiting te laten vinden bij de doelstellingen in COP21. Deze leden vinden daarom dat een hoog btw-tarief op vlees ingevoerd zou moeten worden en dat de btw op duurzame eiwit-alternatieven en op groente en fruit verlaagd zou moeten worden. Zo kan de veehouderij haar bijdrage leveren aan het halen van de klimaatafspraken. Is de Minister bereid dit te bepleiten? Is de Minister tevens bereid om in te zetten op afspraken over het in Europees verband verminderen van het aantal landbouwdieren? Zo nee, waarom niet?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 maart 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1098) lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de Minister de Europese Commissie heeft opgeroepen om de relatie tussen mededingingsregels en de regels voor samenwerkingsmogelijkheden in het GLB alsnog te verduidelijken. Deze leden onderschrijven dit verzoek. Zij roepen de Minister op om het niet enkel bij een verheldering van die relatie te laten. Is de Minister bereid om proactief voorstellen op tafel te leggen voor het verbeteren van de positie van boeren ten opzichte van markpartijen, bijvoorbeeld door de ruimte binnen de mededingingsregels op te rekken en meer ruimte te maken voor het oprichten van coöperaties?

Een ander onderwerp op de agenda is voedselverspilling. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat Nederland en de EU meer zouden moeten doen om voedselverspilling tegen te gaan. In de geannoteerde agenda schrijft de Minister: «Ondanks deze inspanningen is verdere intensivering nodig, omdat het weerbarstige en complexe problematiek betreft.» Deze leden onderschrijven dit en zouden graag een concretere toelichting van de Minister krijgen. Aan welke intensiveringsmaatregelen denkt de Minister concreet? Wat wordt de inzet van de Minister in deze discussie? Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie een nadere toelichting. Is de Minister voornemens proactief, concrete voorstellen te doen voor het in Europees verband terugdringen van voedselverspilling? Staat de Minister daarbij ook open voor verplichtende maatregelen, zoals het Franse verbod voor supermarkten om voedsel weg te gooien?

Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen maken de leden van de GroenLinks-fractie zich zorgen over uitspraken van Eurocommissaris voor Landbouw. Onlangs zei hij tijdens een persconferentie in Brussel over een mogelijk verbod op neonicotinoïden, voorstander te zijn van een uitzondering voor suikerbieten. Nu een Europees verbod op neonicotinoïden eindelijk in zicht komt, mogen er geen achterdeuren in de wetgeving worden ingebouwd om deze schadelijke middelen alsnog op de markt te houden. Deelt de Minister deze mening? Gaat de Minister een totaalverbod op neonicotinoïden bepleiten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie constateren dat de discussie over het GLB zich vooral lijkt toe te spitsen op de hoogte van het totale budget voor het GLB en de wens van enkele lidstaten om de hoogte van landbouwsubsidies gelijk te trekken. Deze leden dringen er bij de Minister op aan de ambities voor drastische vergroening van het GLB vast te houden en niet akkoord te gaan met een voorstel waarin geen forse stappen op dit gebied worden gezet, ook niet als op andere vlakken de wensen van Nederland wel worden ingewilligd.

De leden van de SP-fractie betreuren het dat aangaande het voorstel van de Europese Commissie om een drietal neonicotinoïden in te perken, Nederland een strategie van afzwakking en uitstel van het Commissievoorstel lijkt te hebben gevoerd. Deze leden zien de betreffende neonicotinoïden als een duidelijke bedreiging voor de biodiversiteit en de insectenstand, specifiek de bijenstand. Zij constateren dat dit ook blijkt uit de meest actuele wetenschappelijke onderzoeken, inclusief dat van Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid. De leden van de SP-fractie merken op dat Nederland in verschillende dossiers haar opstelling (terecht) laat afhangen van de actuele wetenschappelijke consensus en dringen er bij de Minister op aan dit ook in dit dossier te doen en daarmee het voorstel van de Europese Commissie onomwonden te steunen.

Betreffende de Verordening Meerjarenplan Westelijke Wateren stellen de leden van de SP-fractie zich op het standpunt dat het uitgangspunt van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid primair het spoedige herstel van alle visstanden zou moeten zijn, en niet gelijke behandeling tussen visserijregio’s zoals de Minister in haar brief van 5 april lijkt te suggereren. Deze leden wijzen erop dat de lidstaten en de Europese Commissie zich hebben gecommitteerd om in 2020 alle vissoorten onder het zogenaamde Maximum Sustainable Yield te laten vallen. Dit voorstel lijkt het praktisch onmogelijk te maken deze ambitie waar te maken en staat dus haaks op EU-beleid. Hoewel het aantal vissoorten dat onder quotering valt wordt uitgebreid tot 16 vissoorten is dit nog steeds beduidend minder dan in eerdere Europese ambities en afspraken vastgelegd. De leden van de SP-fractie roepen de Minister op te pleiten voor meer ambitie conform de eerder genoemde afspraak.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 april 2018.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een reactie op het onderzoek van het Comité van de Regio’s, waaruit onder meer blijkt dat Urk bovengemiddeld hard zal worden getroffen door de Brexit.

De leden van de fractie van de ChristenUnie waarderen de voortrekkersrol die Nederland neemt om voedselverliezen en -verspilling tegen te gaan. Wat vindt de Minister van de voortgang in de EU met betrekking tot het tegengaan van voedselverspilling? Wanneer wordt het actieplan verwacht van de werkgroep die op initiatief van de Europese Commissie is ingesteld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de komende Landbouw- en Visserijraad, evenals van het verslag van de vorige Raad. Deze leden hebben hierover zoals gebruikelijk kritische vragen en opmerkingen bij.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de import van kangoeroevlees door Nederland en de Europese Unie. Deze leden vragen de Minister of zij bekend is met de Australische documentaire «Kangaroo» die een niet al te positief stemmende inkijk geeft in de achtergrond en herkomst van dit vlees.3 In deze aangrijpende documentaire wordt de Australische jacht op kangoeroes op onverbloemde wijze in beeld gebracht. Normen op het gebied van zowel dierenwelzijn als op het gebied van hygiëne worden met voeten getreden. Wat vindt de Minister van de getoonde beelden, de bevindingen van de documentairemakers en de getoonde onderzoeksresultaten? Hoe beoordeelt de Minister de getoonde dodingsmethoden? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen om de import van dit vlees, gelet op de niet al te florissante herkomst volgens normen waarmee Europese boeren c.q. vleesleveranciers niet zomaar weg zouden komen. Deelt de Minister die zorgen? En zo nee, waarom niet? Kan de Minister actuele cijfers van de import van kangoeroevlees en (producten van) kangoeroeleer voor de Nederlandse en de Europese markt verstrekken aan de Kamer?

Er zijn onder andere door de leden van de Partij voor de Dieren-fractie schriftelijk vragen gesteld over fraude met kwarteleieren.4 De Keuringsdienst van Waarde had ontdekt dat de supermarkt Jumbo zogenaamde «Veluwse scharrelkwarteleitjes» verkocht, terwijl deze uit een Franse legbatterij kwamen. De legbatterij is in Europa dan wel verboden voor kippen, maar kwartels mogen in veel Europese landen nog steeds letterlijk worden klemgezet in een legbatterij. Deze leden vinden het onacceptabel dat de legbatterij nog steeds is toegestaan in Europa. Is de Minister bereid te pleiten voor een totaalverbod, dus niet alleen voor kippen maar ook voor kwartels? Kan de Minister inzichtelijk maken voor welke andere dieren de legbatterij of een vergelijkbare kooihuisvesting nog steeds gebruikt mag worden in de Europese Unie? Waarom zou een verbod op de legbatterij voor kippen kunnen rekenen op groot maatschappelijk draagvlak en een verbod op een soortgelijk systeem voor andere dieren niet? Is de Minister, gelet op het feit dat kwartels in Nederland überhaupt niet mogen worden gehouden voor productiedoeleinden, bovendien bereid te pleiten voor een Europees verbod op het bedrijfsmatig houden van kwartels? Zo nee, waarom niet?

De Minister heeft de Kamer gemeld dat Nederland een nieuwe derogatie heeft gekregen op de Nitraatrichtlijn, wat betekent dat Nederlandse boeren meer mest mogen uitrijden op het land dan in de Nitraatrichtlijn is afgesproken. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat, anders dan anders, de derogatie is verleend voor een periode van slechts twee jaar én aan voorwaarden is gebonden. Het interessante is dat de voorwaarden die het Nitraatcomité stelt eerder in min of meer dezelfde bewoordingen door de Kamer zijn aangedragen als noodzakelijk om de structurele fraude met mest ook maar enigszins te kunnen aanpakken. De Minister vond de voorstellen van de Kamer destijds niet nodig. Nu wordt de Minister – omdat zij derogatie wil – alsnog gedwongen om scherpere maatregelen om de mestfraude onder controle te krijgen. Deze leden zijn zeer benieuwd naar de plannen. Het pakket dat Minister tot nu toe heeft gepresenteerd was immers lang niet overtuigend genoeg, zeggen nu ook haar vrienden van het Nitraatcomité. Dat was overigens ook de conclusie al van de NVWA. Kan de Minister uitleggen waarom ze de voorstellen van de Kamer destijds van tafel veegde? Was het niet verstandiger geweest om meteen de aanpak van de zorgwekkende en structurele mestfraude te intensiveren? Heeft zij niet teveel haar oren laten hangen naar wat de sector wenselijk vond? En hoe wenselijk blijkt dat eigenlijk te zijn geweest, als nu alsnog een betere handhaving moet worden opgetuigd?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat het Planbureau voor de Leefomgeving5 en het rapport van Blauw en Korff uit 2016 al concludeerden dat de fraude in de Nederlandse veehouderij structureel is. Ook de NVWA gaf in haar beoordeling van het door de sector opgestelde plan van aanpak mestfraude alvast aan dat het sectorplan niet smart genoeg is: niet specifiek, niet meetbaar, niet acceptabel, niet realistisch en niet tijdgebonden (Kamerstuk 33 037, nr. 249). Deze leden wijzen de Minister met nadruk op de conclusie dat de fraudeprikkel niet wordt weggenomen – daar wijzen deze leden voortdurend op. Wat gaat de Minister doen om de fraudeprikkel nu wel weg te nemen? En wat gaat de Minister doen om de handhaving te versterken?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de Nederlandse uitzonderingspositie niet eindeloos kan worden volgehouden en dat de verkorte duur van de verleende derogatie daarbij al een duidelijk teken aan de wand is. Deelt de Minister de mening dat het op zijn minst onzeker is hoe lang Nederland deze uitzonderingspositie nog kan volhouden? Zo nee, waarom niet?

Deelt de Minister de mening dat de Nederlandse boeren duidelijkheid verdienen over hun toekomst, vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. En deelt de Minister de mening dat het voor zowel milieu als boer verstandiger zou zijn om een stip op de horizon te zetten door aan te kondigen dat dit de laatste keer is dat Nederland inzet op een uitzonderingspositie in het Europese mestbeleid? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister inzichtelijk kan maken hoe groot de Nederlandse veestapel nog kan zijn als Nederland zich netjes gaat houden aan de Nitraatrichtlijn, zonder derogatie. Deze leden willen dat de Minister garandeert dat een eventueel verlies van de derogatie niet gepaard gaat met gedwongen vroegtijdige slacht van gezonde dieren, zoals met het drama rond de fosfaatrechten is gebeurd. Welke maatregelen gaat de Minister nemen om gedwongen slacht te voorkomen? Is zij bereid in te zetten op een afbouw van het aantal gefokte en geïmporteerde dieren, om zo zorgvuldig voor te sorteren op een einde aan de derogatie? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het onderzoek van De Groene Amsterdammer «De boer broeit voort; de EU subsidieert de vervuiling van het Nederlandse platteland».6 Kent de Minister dat artikel? De Groene Amsterdammer bevestigde onder andere dat gemeentebesturen geen noemenswaardige drempels opwerpen tegen megastallen. Dieren en omwonenden delven nog altijd het onderspit ten opzichte van de grootschalige agro-industrie. De Groene Amsterdammer stelt dat er slechts acht Nederlandse boeren in 2015 hun methaanuitstoot rapporteerden. Klopt dit? En hoeveel Nederlandse veehouders zijn in gebreke gebleven bij het doorgeven van deze informatie?

In de Groene Amsterdammer lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ook dat er slechts 49 Nederlandse veehouderijen geregistreerd staan in het European Pollution Release and Transfer Register (e-prtr) met hun uitstoot van schadelijke stoffen, terwijl er vermoedelijk vele honderden Nederlandse veehouders een vergunning bezitten die boven de ondergrens van ammoniakvervuiling van tienduizend kilo per jaar uitkomt. Kan de Minister dit bevestigen? Hoeveel Nederlandse veehouderijen zijn in gebreke gebleven bij het doorgeven van deze informatie? Klopt het vermoeden dat de door de veehouders aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland doorgegeven informatie niet naast de provinciale vergunningsdatabanken wordt gelegd? Zo nee, hoe zit het dan? Staat de Minister open voor de suggestie om dit, eventueel steekproefsgewijs, te checken?

Onderschrijft de Minister de stelling dat door de gebrekkige Nederlandse rapportage een groot deel van de ammoniakvervuiling door de Nederlandse agrarische sector onder de Europese radar blijft? Ze nee, waarom niet? Is er sprake van fraude? Is er sprake van onnauwkeurige controles op het aantal gehouden dieren? Wat gaat de Minister doen om deze situatie recht te trekken en er voor te zorgen dat de Nederlandse rapportages weer stroken met de werkelijke vervuiling, vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de Nederlandse inzet in het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) ten aanzien van de beperkingen aan het gebruik van neonicotinoïden (Kamerstuk 27 858, 418). Evenals de stapels wetenschappelijk onderzoek, is de Kamer nog altijd duidelijk: doe de neonicotinoïden in de ban. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben daarom met teleurstelling kennisgenomen van de stellingname van Eurocommissaris voor Landbouw tijdens een conferentie in Brussel waar hij zei een uitzondering te willen voor suikerbieten als het om een verbod op neonicotinoïden gaat. Is de Minister bereid om hier met klem afstand van te nemen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de Europese inzet met betrekking tot de aanpak van voedselverliezen en -verspilling. Deze leden vinden het belangrijk dat de Europese Commissie zich vooral richt op de aanpak van elementen in de Europese regelgeving die voedselverspilling bevorderen. De in de geannoteerde agenda genoemde rapportage is hier niet heel duidelijk over. Gaat de Minister, indien nodig, pleiten voor aanpassing van de Europese levensmiddelenverordening en etiketteringsregels om ervoor te zorgen dat deze regels voedselverspilling niet onnodig bevorderen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister in principe positief is over meer cofinanciering bij het GLB. In een vorige algemeen overleg gaf de Minister aan dat nationale cofinanciering voor Nederland voordelig kan zijn omdat op dit moment van elke euro die vanuit Nederland naar Brussel gaat, maar een klein deel terugkomt. De leden van de SGP-fractie zetten hierbij nog wat vraagtekens. Deze leden verwachten dat er tussen de lidstaten grote verschillen zullen zijn in de bereidheid om nationaal voor cofinanciering te zorgen. Hanteert de Minister bepaalde voorwaarden voor het al dan niet steunen van cofinanciering? Is ook wat betreft cofinanciering een gelijk (blijvend) speelveld voor landbouwbedrijven haar uitgangspunt?

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor de gevolgen van de Brexit voor de import van landbouwvoertuigen. In haar richtlijnen voor de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) wijst de Europese Commissie erop dat Britse landbouwvoertuigen mogelijk niet meer op de Europese markt geplaatst kunnen worden nadat het VK uit de Europese Unie is getreden. De certificering van landbouwvoertuigen is gereguleerd in een verordening. Volgens Verordening 167/2013 mogen alleen voertuigen met een certificaat van een verantwoordelijke autoriteit uit een lidstaat op de Europese markt geplaatst worden. Dat zou betekenen dat certificaten van het VK na uittreding niet meer geldig zijn. Hoeveel landbouwvoertuigen worden jaarlijks vanuit het VK in Nederland ingevoerd? Herkent de Minister het genoemde knelpunt? Wat is haar inzet op dit punt?

Ruim acht weken geleden heeft het lid Bisschop schriftelijke vragen ingediend naar aanleiding van de reactie van de Minister op de steunmaatregelen van de Belgische overheid aan pluimveehouders in verband met de fipronilcrisis.7 De leden van de SGP-fractie horen graag wanneer deze vragen beantwoord worden. Deze leden ontvangen de beantwoording graag zo snel mogelijk.

II. Antwoord/Reactie van de Minister

Met brief beantwoord ik de vragen van de fracties van uw Kamer van 9 april jl. over onderwerpen op die geagendeerd zijn voor de Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018. De beantwoording van de overige vragen ontvangt u binnen de hiervoor gebruikelijke termijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Op de agenda voor de Raad staat het punt voedselverliezen en – verspilling geannoteerd, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de Minister aangeven tegen welke Europese wettelijke belemmeringen Nederland aanloopt om voedselverspilling aan te pakken? Is de Minister bereid om hiervan een inventarisatie te maken?

Een inventarisatie van Europese regelgeving die mogelijk voedselverspilling en voedselverliezen in de hand kan werken is recent door Europese Rekenkamer uitgevoerd. De resultaten van die inventarisatie zijn begin 2017 gepubliceerd. Ik ben zelf ook van plan hier nog een inventarisatie van te maken via de Taskforce Circular Economy in Food8.

Een van de belemmeringen op Europees niveau betreft de wetgeving rond houdbaarheidsdata en meer in het bijzonder de beperkte lijst van producten die niet van een houdbaarheidsdatum voorzien hoeven te worden. Ik heb er bij Commissaris Andriukaitis op aangedrongen deze problematiek snel op te pakken. Daarom ook heb ik de Commissie geïnformeerd over de uitkomsten van onderzoek van Wageningen Food and Biobased Research hierover en over een voorstel voor een beoordelingssystematiek van Bureau Risicobeoordeling van de NVWA om te bepalen of producten wel of geen houdbaarheidsdatum behoeven.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken zal worden gepubliceerd en dat Nederland het voorstel zal beoordelen mede tegen de achtergrond van de bepalingen in het Regeerakkoord over oneerlijke handelspraktijken. Kan de Minister aangeven wat haar visie is op dit onderwerp? Op welke manier dient de EU dit aan te pakken om de ongelijke verhoudingen recht te kunnen trekken? Kan de Minister aangeven welke Europese acties nodig zijn om de Autoriteit Consument en Markt in Nederland erop toe te laten zien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn? Wanneer kan de Kamer op dit punt concrete maatregelen zien?

De Commissie zal op 11 april naar verwachting haar Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in betrekkingen tussen bedrijven in de voedselketen publiceren. We verwachten van boeren en tuinders dat ze duurzaam produceren, maar tegelijkertijd staat hun positie in de keten onder druk en ervaren boeren oneerlijke handelspraktijken. Dat neem ik serieus en wordt ook door het Kabinet onderkend zoals blijkt uit het Regeerakkoord. Ik vind het belangrijk dat boeren hun onderhandelingspositie kunnen versterken door krachten te bundelen om tegenwicht te bieden aan oneerlijke handelsprakrijken. Het GLB biedt hiertoe extra mogelijkheden door de uitzonderingen die voor de agrosector zijn opgenomen. Deze uitzonderingsmogelijkheden zijn verruimd via de zogenaamde Omnibusverordening, maar zijn echter nog niet eenduidig. Daarom wil ik met de Commissie de discussie aangaan hoe nog verdere verduidelijking te bieden over de huidige uitzonderingen, en de Commissie oproepen voorstellen voor het nieuwe GLB duidelijke en ruime samenwerkingsmogelijkheden te creëren. Daarnaast onderzoek ik samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat hoe we ook op nationaal niveau nog meer ruimte kunnen bieden voor samenwerking. Het Regeerakkoord is daarbij leidend. Verder onderzoeken we hoe de aanpak van oneerlijke handelspraktijken verbeterd kan worden en hoe compensatie voor bovenwettelijke eisen gestimuleerd kan worden en welke rol daarbij past voor de ACM. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de nadere uitwerking van het regeerakkoord op deze punten.

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de workshop over de rol van in het wild levende dieren in het beheer van de diergezondheid, georganiseerd door het voorzitterschap en het bureau voor (beleids)technische bijstand en informatie-uitwisseling (TAIEX) van de Europese Commissie. Kan de Minister hierop nader ingaan? Nederland heeft de vogelgriepsituatie aan de orde gesteld. Andere landen, zo begrijpen deze leden, hebben de Afrikaanse varkenspest aan de orde gesteld. Kan de Minister aangeven welke punten en dilemma’s er besproken zijn? Is hier ook aandacht geweest voor de wet- en regelgeving waar lidstaten tegenaan kunnen lopen bij de bestrijding of beheer van in het wild levende dieren?

Tijdens de bijeenkomst was er in het bijzonder aandacht voor ervaringen van lidstaten met Afrikaanse varkenspest en met name vanuit het perspectief van de jacht. Maar ook andere ziekten waarbij wilde dieren een rol spelen, zoals vogelgriep, brucella en chronic wasting disease, kwamen aan bod. Ook werd door de Europese Commissie aandacht besteed aan programma’s waarmee onderzoek naar ziekten in wild gefinancierd kan worden. De presentaties waren vooral technisch- wetenschappelijk van aard (over monitoring, epidemiologie en bioveiligheid) en hadden geen betrekking op regelgeving.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het voorstel voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken van de Europese Commissie. Deze leden verwachten dat het kabinet voortvarend de afspraken die hierover in het Regeerakkoord zijn gemaakt, uitvoert en niet wacht op dit voorstel. Daarnaast hebben zij positieve verwachtingen ten behoeve van een betere en meer geharmoniseerde Europese aanpak. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij verwacht positief te reageren op het commissievoorstel in lijn met de adequate aanpak van oneerlijke handelspraktijken waar het Regeerakkoord voor staat. Deze leden vragen de Minister welke reactie zij verwacht op het voorstel van andere lidstaten.

De Europese Commissie heeft haar wetgevingsvoorstel voor oneerlijke handelspraktijken nog niet gepresenteerd. Of ik positief zal reageren op het Commissievoorstel zal ik beoordelen aan de hand van de uitgangspunten van het Regeerakkoord. Samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat werk ik thans de modaliteiten uit om uitvoering te geven aan de betreffende afspraken in het Regeerakkoord. Hoe andere lidstaten gaan reageren op het Commissievoorstel hangt af van de concrete inhoud van de voorstellen. Bij het aannemen van Raadsconclusies over de positie van de boer in de voedselketen en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken in december 2016 hebben verschillende lidstaten zich positief uitgesproken over Europese kaderwetgeving om oneerlijke handelspraktijken te bestrijden.

De leden van de CDA-fractie vragen of in het kader van de aanpak van de Afrikaanse varkenspest ook gesproken is over het beheer van wilde zwijnenpopulaties. Hoe staat het met de verspreiding van wilde zwijnen in Nederland? Wat is hierover bekend? Wordt de gewenste populatiedichtheid van twee zwijnen per 1.000 hectare voor Veluwe en Limburg niet overschreden? Welke mogelijkheden ziet de Minister voor een effectiever populatiebeheer gezien de dreiging van de Afrikaanse varkenspest? Is het mogelijk om bewegingsjacht, zoals beschreven in artikel 3.33 van de Natuurbeschermingswet, te verruimen?

Het beheer van de wilde zwijnenpopulaties in Nederland is met de Wet natuurbescherming een verantwoordelijkheid van de provincies en niet van het Rijk. De provincies kunnen door deze wet ontheffingen verlenen om m.b.v. faunabeheermaatregelen het aantal wilde zwijnen te beperken. Provincies zetten in op een schadegestuurde aanpak. Specifieke vragen over migratie en populatiedichtheid kunnen aan de betrokken provincies worden gesteld.

De verspreiding van Afrikaanse varkenspest (AVP) over grote afstanden is een gevolg van menselijk handelen. Door hygiënemaatregelen kunnen varkenshouders, transporteurs en jagers de kans op introductie in Nederland zo klein mogelijk maken. De kans dat de ziekte via migratie van wilde zwijnen wordt binnengebracht wordt op dit moment als laag ingeschat.

Bij een besmetting van AVP in wilde zwijnen, maar ook bij gehouden varkens, zullen betrokken provincies worden betrokken in de bestrijding van de ziekte.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over voedselverspilling. Een wijziging van Europese wetgeving ten aanzien van ten eerste houdbaarheidsdata, ten tweede «former foodsstuffs» en ten derde het diermeelverbod kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van voedselverspilling. Deze leden willen graag weten wat op deze drie punten de stand van zaken is en wat de concrete inzet is van Nederland. Hoe beoordeelt Nederland de voortgang van dit dossier sinds het Nederlandse voorzitterschap in inhoudelijke termen?

Voor wat betreft mijn inzet met betrekking van de houdbaarheidsdata verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie. In aanvulling daarop kan ik aangeven dat de Commissie besloten heeft om onder het EU-Platform on Food Losses and Food Waste een vierde subgroep in te stellen dat zich speciaal zal bezig houden met dit onderwerp met als doel de Commissie te adviseren hoe hier mee om te gaan.

«Former foodstuffs» verwijst naar een Europese discussie over de interpretatie van verschillende regelgeving waarmee het gebruik van voormalige levensmiddelen in diervoeders samenhangt. Het gaat daarbij niet om aanpassing van regelgeving, maar om het verschaffen van duidelijkheid over de samenhang van bestaande regelgeving. Wanneer voedselverspilling uiteindelijk niet valt te voorkomen omdat levensmiddelen niet meer geschikt zijn voor humane consumptie, is het wenselijk een product als grondstof zo hoog mogelijk te verwaarden. Verwerking in diervoeder is dan een volgende hoogwaardige toepassing. De Europese Commissie is van plan in 2018 een interpretatiedocument te publiceren dat een hoop onduidelijkheid voor bedrijven weg zal nemen en een level-playingfield tussen lidstaten zal bevorderen. Op hoofdlijnen zal de uitkomst zijn dat verwerking van voormalige levensmiddelen in diervoeder mogelijk is, mits het product aan de diervoederregelgeving voldoet en de tracering en borging van de voedselketen op orde is. Er mogen immers geen risico’s voor mens, dier en milieu ontstaan door gebruik van producten die niet geschikt zijn om in diervoeder te verwerken. Voor (met name kleine) bedrijven is binnen de bestaande regelgeving ruimte gezocht om het zo makkelijk mogelijk te maken om aan de voorwaarden te voldoen.

Nederland is van mening dat het diermeelverbod dat is ingesteld om de verspreiding van BSE tegen te gaan, inmiddels op een verantwoorde manier en met de nodige waarborgen, versoepeld kan worden voor varkens- en pluimveevoeders. Nederland heeft er bij de Europese Commissie op aangedrongen zo snel mogelijk met een voorstel te komen dat de toepassing van diermelen voor varkens en pluimvee weer mogelijk maakt.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie of Nederland is voorbereid op een uitbraak van de varkenspest. Wanneer is de meest recente oefening geweest met aangrenzende Duitse deelstaten ten aanzien van de bestrijding van dierziekten?

Nederland is voorbereid op een uitbraak met varkenspest, zowel de klassieke als de Afrikaanse. De NVWA heeft ervaring met het bestrijden van besmettelijke dierziekten. De NVWA heeft in 2014 enkele malen op locatie geoefend om een uitbraak van Afrikaanse varkenspest (AVP) te bestrijden en op het Ministerie van LNV is in 2015 een grote oefening gehouden voor AVP, met diverse stakeholders.

Daarnaast zijn waakvlamcontracten met bedrijven afgesloten om in geval van een uitbraak materiaal en menskracht te kunnen leveren. In het beleidsdraaiboek en uitvoeringsdraaiboek van de NVWA staan de beleidslijnen en uitvoering in detail beschreven. Er is een monitoringprogramma voor AVP bij wilde zwijnen in Nederland. De laatste gemeenschappelijke oefening met Duitsland was in 2013. Deze oefening had betrekking op mond- en klauwzeer. In februari jl. is een studiedag over AVP gehouden waarin enkele Duitse deelstaten, België, Luxemburg, Frankrijk en Nederland ervaring en kennis hebben uitgewisseld over wilde zwijnenbeheer, monitoring en bestrijding van de AVP.

De samenwerking met de Duitse overheid is goed, zoals ook blijkt uit de bestrijding van vogelgriep. Beide overheden informeren elkaar tijdig en uitgebreid over bestrijdingsplichtige dierziekten en de dierziektesituatie in hun land.

Ten aanzien van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken hebben de leden van de D66-fractie tot slot de volgende vragen: Hoe ziet de Minister deze richtlijn in het licht van het Regeerakkoord? Welke oneerlijke handelspraktijken in de levensmiddelenketen ziet de Minister in Nederland eventueel in aanmerking komen om op Europees niveau aangepakt te worden middels dit voorstel? Op welke wijze denkt de Minister dat dit voorstel leidt tot versterking van de positie van de boer in de keten?

De Europese Commissie heeft haar wetgevingsvoorstel voor oneerlijke handelspraktijken nog niet gepresenteerd. Ik zal het Commissievoorstel beoordelen aan de hand van de uitgangspunten uit het Regeerakkoord. Ik vind het daarbij van belang dat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken aansluit op de uitgangspunten van het Regeerakkoord en waar mogelijk rekening houdt met initiatieven die er al zijn, zoals de Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken Agrofood. Deze laatste biedt mijn inziens goede aanknopingspunten voor de discussie over wat onder oneerlijke handelspraktijken zou kunnen worden verstaan. Of en hoe het voorstel leidt tot versterking van de positie van de boer in de keten, kan ik pas bezien zodra de inhoud van het Commissievoorstel bekend is gemaakt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat Nederland en de EU meer zouden moeten doen om voedselverspilling tegen te gaan. In de geannoteerde agenda schrijft de Minister: «Ondanks deze inspanningen is verdere intensivering nodig, omdat het weerbarstige en complexe problematiek betreft.» Deze leden onderschrijven dit en zouden graag een concretere toelichting van de Minister krijgen. Aan welke intensiveringsmaatregelen denkt de Minister concreet? Wat wordt de inzet van de Minister in deze discussie? Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie een nadere toelichting. Is de Minister voornemens proactief, concrete voorstellen te doen voor het in Europees verband terugdringen van voedselverspilling? Staat de Minister daarbij ook open voor verplichtende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het Franse verbod voor supermarkten om voedsel weg te gooien?

Bij een weerbarstig en complex probleem als voedselverspilling is een gezamenlijke benadering, aanpak en inspanning noodzakelijk. In Nederland heeft dit vorm gekregen in de vorig jaar gelanceerde Taskforce Circular Economy in Food (TCEF) waarin bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, wetenschap en overheid samenwerken om de doelstelling – halvering van de voedselverspilling in 2030 (SDG 12.3) – te realiseren. Recent heb ik uw Kamer de gezamenlijke agenda van de TCEF toegestuurd. Een van de acties betreft de houdbaarheidsdata en uitbreiding van de lijst van producten die hiervan vrijgesteld zouden moeten zijn. Eind november vorig jaar heb ik hiervoor persoonlijk aandacht gevraagd bij Commissaris Andriukaitis, in het kader van zijn bezoek aan de Verspillingsfabriek in Veghel. Verder zet Nederland zich in de verschillende werkgroepen van de Commissie over voedselverspilling en aanverwante zaken proactief in om samen met de Europese Commissie en de lidstaten oplossingen te vinden voor de voedselverspilling. Tenslotte is Wageningen Research coördinator van het grote Europese onderzoeksproject Refresh, dat de inspanningen van de Commissie en de EU voedt met wetenschappelijke informatie.

Voor wat betreft de voedselverspilling bij supermarkten, geven de resultaten van de vrijwillige samenwerking tussen de Alliantie Verduurzaming Voedsel en Voedselbanken Nederland op dit moment geen aanleiding tot verplichtende maatregelen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Betreffende de Verordening Meerjarenplan Westelijke Wateren stellen de leden van de SP-fractie zich op het standpunt dat het uitgangspunt van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid primair het spoedige herstel van alle visstanden zou moeten zijn, en niet gelijke behandeling tussen visserijregio’s zoals de Minister in haar brief van 5 april lijkt te suggereren. Deze leden wijzen erop dat de lidstaten en de Europese Commissie zich hebben gecommitteerd om in 2020 alle vissoorten onder het zogenaamde Maximum Sustainable Yield te laten vallen. Dit voorstel lijkt het praktisch onmogelijk te maken deze ambitie waar te maken en staat dus haaks op EU-beleid. Hoewel het aantal vissoorten dat onder quotering valt wordt uitgebreid tot 16 vissoorten is dit nog steeds beduidend minder dan in eerdere Europese ambities en afspraken vastgelegd. De leden van de SP-fractie roepen de Minister op te pleiten voor meer ambitie conform de eerder genoemde afspraak.

Ook voor mij staat duurzaam beheer van de visbestanden voorop, in alle visserijregio’s. Ik onderschrijf de doelstelling om de «Maximum Sustainable Yield» (MSY) in uiterlijk 2020 te bereiken. In de onderhavige ontwerpverordening is dit alleen van toepassing op de doelsoorten in de visserij. Hiernaast zijn in het Meerjarenplan beheermaatregelen voorzien voor de bijvangstsoorten conform het best beschikbare wetenschappelijk advies. Indien onvoldoende wetenschappelijke kennis beschikbaar is, is het voorzorgsprincipe voorzien. Met in achtname van de beschikbare kennis kan ik deze ambitie onderschrijven, conform mijn inzet in de afgeronde discussie rond het Meerjarenplan Noordzee. Deze laatste wacht alleen nog op formele afronding.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie waarderen de voortrekkersrol die Nederland neemt om voedselverliezen en -verspilling tegen te gaan. Wat vindt de Minister van de voortgang in de EU met betrekking tot het tegengaan van voedselverspilling? Wanneer wordt het actieplan verwacht van de werkgroep die op initiatief van de Europese Commissie is ingesteld?

De «subgroup on date marking», die de Europese Commissie heeft ingesteld, zal naar verwachting medio 2019 zijn werkzaamheden afronden, waarna het EU-Platform on Food Losses and Food Waste deze als advies aan de Commissie zal voorleggen. Voor nadere beantwoording verwijs ik u naar de beantwoording van bovenstaande vragen van de fractie GroenLinks.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de Europese inzet met betrekking tot de aanpak van voedselverliezen en -verspilling. Deze leden vinden het belangrijk dat de Europese Commissie zich vooral richt op de aanpak van elementen in de Europese regelgeving die voedselverspilling bevorderen. De in de geannoteerde agenda genoemde rapportage is hier niet heel duidelijk over. Gaat de Minister, indien nodig, pleiten voor aanpassing van de Europese levensmiddelenverordening en etiketteringsregels om ervoor te zorgen dat deze regels voedselverspilling niet onnodig bevorderen?

Indien aanpassing van de Europese levensmiddelenverordening en etiketteringsregels gewenst is en dit ook kan zonder dat concessies worden gedaan op het gebied van voedselveiligheid, dan zal ik dit samen met mijn collega van VWS zeker bepleiten.

Voor nadere beantwoording verwijs ik u naar de beantwoording van bovenstaande vragen van de fracties van VVD, D66 en GroenLinks.

III. Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 april 2018. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1099 – Brief regering d.d. 05-04-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Verslag Landbouw- en Visserijraad 19 maart 2018. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1098 – Brief regering d.d. 04-04-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Evaluatie Agroregelingen met POP2 financiering en fijnstofmaatregelen. Kamerstuk 28 625, nr. 255 – Brief regering d.d. 09-03-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Voortgang van de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Kamerstuk 28 625, nr. 256 – Brief regering d.d. 15-03-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Reactie op het verzoek commissie over het rapport van Oceana, «The impact of the EU IUU Regulation on seafood trade». Kamerstuk 21 501-32, nr. 1096 – Brief regering d.d. 15-03-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Nederlandse inzet in het SCoPAFF en de landbouwkundige impactanalyse inzake neonicotinoïden. Kamerstuk 27 858, nr. 418 – Brief regering d.d. 04-04-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.


X Noot
2

«Hogan: Sugar beet farmers should be exempt from neonicotinoid ban», Politico, 27 maart 2018.

X Noot
4

Schriftelijke vragen van het lid Ouwehand over fraude met kwarteleieren (2018Z05270)

X Noot
5

Planbureau voor de Leefomgeving, Evaluatie meststoffenwet 2016 (http://www.pbl.nl/nieuws/nieuwsberichten/2017/huidig-mestbeleid-niet-effectief-genoeg).

X Noot
7

Schriftelijke vragen van het lid Bisschop over de reactie op de steunmaatregelen aan pluimveehouders in België naar aanleiding van de fipronilcrisis (2018Z02305)

X Noot
8

Kamerstuk 31 532, nr. 190.

Naar boven