21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 751 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2024

Op 20 juni aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Luxemburg.

Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda toe. Conform de vastgestelde afspraken informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid. Daarnaast informeer ik uw Kamer over de Nederlandse positiebepaling ten aanzien van de Verordening oprichting EU-Talentenpool.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 20 juni 2024

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

  • De kwartaalrapportage t.a.v. de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM(2016) 815);

  • Nederlandse standpuntbepaling t.a.v. het EU-voorstel Verordening EU-Talentenpool (COM(2023) 716);

  • Informatie over de Formele Raad WSBVC van 20 juni 2024.

Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

Sinds 2016 wordt onderhandeld over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van sociale zekerheidssystemen (hierna: het herzieningsvoorstel). Na een terugblik volgt hieronder de laatste stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over dit herzieningsvoorstel. Het onderwerp staat niet geagendeerd voor de Raad van 20 juni a.s.

Achtergrond en terugblik trilogen

Elke lidstaat heeft zijn eigen socialezekerheidsstelsel met unieke kenmerken en regelingen. Verordening 883/2004 heeft als doel om deze nationale stelsels te coördineren, zodat mensen geen socialezekerheidsrechten verliezen of bijvoorbeeld dubbel verzekerd zijn wanneer zij gebruik maken van hun recht op vrij verkeer.

In zowel 2019 als 2021 werd een voorlopig politiek akkoord tussen de het Voorzitterschap van de Raad van de EU en het Europees Parlement weggestemd door de Raad. Nederland heeft beide voorlopige akkoorden niet gesteund vanwege bezwaren bij de voorgestelde verruiming van de exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk van het herzieningsvoorstel. In haar inbreng heeft Nederland ook onderstreept dat de beoogde modernisering van de Verordening niet wordt bereikt met het huidige herzieningsvoorstel en daarom opgeroepen tot het nemen van een reflectieperiode. Vanaf de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016 hebben er namelijk fundamentele veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn de toegenomen digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in het hybride werken.

Stand van zaken

Sinds de vorige kwartaalrapportage hebben er geen ontwikkelingen plaatsgevonden op dit dossier.1 Eerder dit jaar verkende het Belgisch EU-voorzitterschap een afgeslankte oplossingsrichting die de controversiële onderwerpen uitsloot van een eventueel akkoord op de Verordening. Het Europees Parlement, als medewetgever in dit dossier, verwierp deze aanpak.2 Sindsdien hebben er geen Raadswerkgroepen plaatsgevonden. Vermoedelijk zal na de verkiezingen van het Europees Parlement worden bezien hoe dit dossier wordt voorgezet.

Inzet Nederland

Nederland zal haar bestaande zorgen bij het huidige herzieningsvoorstel blijven benadrukken en oproepen tot een reflectieperiode.

Nederlandse standpuntbepaling t.a.v. het EU-voorstel Verordening EU-Talentenpool (COM(2023) 716)

Zoals toegezegd in de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 13 en 14 juni 20243 informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over de Nederlandse positiebepaling ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie voor Verordening ter oprichting van een EU-Talentenpool.4 De afgelopen maanden is in de Raadswerkgroep Integratie, Migratie en Verwijdering (IMEX) tussen de lidstaten onderhandeld over het voorstel. Het Belgisch EU-Voorzitterschap beoogt op 12 juni aanstaande een algemene oriëntatie (Raadspositie) te bereiken in het Coreper-II. Over het voorstel wordt met gekwalificeerde meerderheid gestemd. Indien een algemene oriëntatie wordt bereikt, zal de Raadspositie als hamerstuk kunnen worden aangenomen door de Raad JBZ op 13 juni. Het kabinet is voornemens om zich te onthouden van stemming op de algemene oriëntatie en zal zijn positie in het hiernavolgende toelichten.

Op 15 november jl. publiceerde de Commissie in het kader van het talentmobiliteitspakket een Verordening voor de oprichting van een EU-Talentenpool. Het voorstel heeft tot doel de algehele aantrekkelijkheid van de EU te vergroten door het opzetten van een EU-breed IT-platform dat openstaat voor derdelanders die in de EU willen werken en voor werkgevers die niet in staat zijn om binnenlands of binnen de EU het talent te vinden dat ze nodig hebben. De uiteindelijke deelname van lidstaten aan de Talentenpool is vrijwillig.

De kabinetsinzet is in het BNC-fiche uiteengezet.5 Het uitgangspunt in de beoordeling van het voorstel is dat het kabinet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, ziet als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen ervoor ingezet om van de EU-Talentenpool een goed functionerend instrument te maken voor de lidstaten die besluiten deel te nemen, met uitgebreide aandacht voor het voorkomen van misstanden en uitbuiting van arbeidsmigranten. Het kabinet geeft hieronder een appreciatie van de algemene oriëntatie afgezet tegen de inzet zoals opgenomen in het BNC-fiche.

Het kabinet verwelkomt de vrijwilligheid van deelname van lidstaten aan het instrument. Ook verwelkomt het kabinet dat bij gebruik van het instrument moet worden voldaan aan de aanvraagprocedures in de lidstaat. De keuze of Nederland uiteindelijk wel of niet zal deelnemen aan de EU-talentenpool wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.

Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op concrete waarborgen om misstanden te voorkomen. Zo heeft het kabinet zich er sterk voor gemaakt om oneigenlijke detachering van derdelanders die worden geworven via de EU Talentenpool tegen te gaan. Het kabinet acht het namelijk onwenselijk dat derdelanders die zijn aangeworven in een andere EU-lidstaat direct gedetacheerd worden naar een andere lidstaat, ongeacht of deze lidstaat deelneemt aan de Talentenpool of een tekort heeft in de sector waarin de derdelander voor aangeworven is.

Het kabinet acht het positief dat een aantal elementen van de Nederlandse inzet zijn opgenomen in de algemene oriëntatie. Zo stelt de algemene oriëntatie dat werving en plaatsing alleen gericht mag zijn op functies in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Ook dient er sprake te zijn van een concrete vacature alvorens een werkgever een werknemer uit een derde land kan werven. Daarnaast kunnen lidstaten werkgevers uitsluiten van deelname aan het platform. Verder wordt expliciet genoemd dat de Detacheringsrichtlijn en de relevante jurisprudentie nageleefd dienen te worden, waaronder de voorwaarde van legale en gewoonlijke tewerkstelling in de zendende lidstaat. Ook is er een evaluatiebepaling opgenomen die stelt dat in de rapporten van de Commissie over de toepassing van de verordening specifiek aandacht besteed moet worden aan: de doeltreffendheid bij aanpakken van tekorten in deelnemende lidstaten, de doeltreffendheid van het aanwervingsproces, o.a. wat betreft het waarborgen van eerlijke aanwervingspraktijken, en het respecteren van eerlijke en rechtvaardige arbeidsvoorwaarden.

Tegelijkertijd blijft mogelijk dat derdelanders die via het online portaal worden gerekruteerd na werving op grond van het vrij verkeer van diensten onmiddellijk kunnen worden gedetacheerd naar een andere (niet-deelnemende) lidstaat, omdat oneigenlijke detachering van derdelanders niet is uitgesloten in de compromistekst. Van de mogelijkheid onmiddellijk te detacheren naar een andere lidstaat wordt in de huidige situatie ook al gebruikt gemaakt, het voorliggende voorstel verandert hier niets aan. Het kabinet heeft er daarom aanvullend op ingezet om additionele waarborgen op te nemen om de mogelijkheden tot oneigenlijke detachering van derdelanders in de specifieke context van de EU-Talentenpool tegen te gaan, en hiertoe verschillende voorstellen gedaan. Voor deze voorstellen bestond echter onvoldoende steun in de Raad.

Het kabinet is van mening dat het onwenselijk is dat onder de definitie van «werkgever» in het voorstel ook intermediairs en uitzendbureaus vallen. Het doel van het voorstel is om tekorten op de arbeidsmarkt in de EU aan te pakken. Een werkgever weet het beste welk personeel nodig is voor zijn of haar eigen bedrijf. De Talentpool biedt werkgevers een praktisch instrument om zelf personeel te vinden. In de praktijk is bovendien gebleken dat rekrutering door private intermediairs en uitzendbureaus regelmatig tot situaties van uitbuiting en andere arbeidsmisstanden van arbeidsmigranten heeft geleid. In de algemene oriëntatie is de definitie van «werkgever» opgesplitst in twee delen: enerzijds «deelnemende werkgevers», en anderzijds «andere deelnemende entiteiten», waaronder wordt verstaan een private intermediair, een uitzendbureau of arbeidsmarktbemiddelaar. Op basis van dit onderscheid is een aanvullende clausule opgenomen waarin lidstaten zelf kunnen bepalen of zij private intermediairs en uitzendbureaus toegang willen geven tot het platform. Dit is in beginsel positief, maar laat onverlet dat de mogelijkheid blijft bestaan dat private intermediairs en uitzendbureaus de Talentpool kunnen benutten om derdelanders via detachering uit te zenden naar landen die deze uitsluitingsclausule gebruiken.

Het kabinet is tevens van mening dat er oog moet zijn voor de effecten op beleidsterreinen zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, (irreguliere) migratie, terugkeer en overname. Daarbij is het van belang oog te hebben voor het brede welvaartsperspectief en grote maatschappelijke en sociaaleconomische vraagstukken, waaronder integratie en sociale cohesie. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen aandacht gevraagd voor het belang van een brede welvaartsbenadering ten aanzien van arbeidsmigratie en zal dit blijven doen. Daarnaast heeft het kabinet aandacht gevraagd voor de risico’s van brain drain in landen van herkomst. Hoewel deze notie niet is opgenomen in de algemene oriëntatie, heeft de Commissie hier in de overkoepelende Mededeling Talentmobiliteit aandacht voor.6

Ook heeft het kabinet zich er voor ingezet dat werkgevers verantwoordelijk blijven voor een goede, non-discriminatoire selectie van kandidaten en verificatie van cv’s en kwalificaties, alsmede de toelatingsvereisten voor werk en verblijf. Deze werkgeversverantwoordelijkheid is opgenomen in de algemene oriëntatie. Tegelijkertijd is voorafgaande inhoudelijke screening op kandidaten van buiten de EU niet opgenomen in de compromistekst. Volgens de Commissie zou screening van cv’s en kwalificaties van kandidaten buiten de EU buitensporige kosten met zich meebrengen en valt screening van kwalificaties niet onder het toepassingsgebied van de Verordening.

Daarnaast heeft het kabinet ervoor gepleit dat op het platform specifieke informatie over de rechten en plichten van derdelanders verplicht wordt aangeboden. Ook deze inzet is overgenomen in de compromistekst. De algemene informatievoorziening wordt verplicht (en niet enkel op verzoek) gedeeld met werkzoekenden uit derde landen zodra er sprake is van een match. De informatie wordt waar mogelijk gebaseerd op bestaande bronnen en middels automatisering verstrekt om administratieve lasten te beperken.

Samengevat is een aantal onderdelen van de Nederlandse inzet opgenomen in de algemene oriëntatie. Aan belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet is echter, ondanks welwillendheid van het Belgisch Voorzitterschap en het feit dat sommige lidstaten de zorgen van Nederland deelden, niet (voldoende) tegemoetgekomen. Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen van misstanden en oneigenlijke detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking en partnerschappen met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke doel en reikwijdte van de Verordening, is het kabinet voornemens om zich te onthouden van stemming.

Tijdens de Radengroep van 30 mei jl. was er brede steun voor het voorstel onder de lidstaten. Een enkele lidstaat had, naast Nederland, nog geen positie bepaald. Het Europees Parlement zal in haar nieuwe samenstelling een standpunt bepalen. Daarna kunnen de trilogen beginnen. Het kabinet zal na de trilogen op basis van een eventueel voorlopig politiek akkoord opnieuw een weging maken en een standpunt bepalen. Ik zal uw Kamer informeren over de voortgang van de onderhandelingen in de triloog indien daar concrete aanleiding toe is.

Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 20 juni 2024

In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 20 juni 2024, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Formele Raad vindt plaats in Luxemburg.

Agendapunt: algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid (art. 19 VWEU) (COM, 2021, 762)

Doel Raadsbehandeling

Bereiken van een algemene oriëntatie.

Stand van zaken

In 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn inzake gelijke behandeling buiten de arbeid, ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Het voorstel, dat gebaseerd is op artikel 19 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), schept een kader voor het verbod van discriminatie op deze gronden. Het richtlijnvoorstel stamt uit 2008 en ligt, ondanks meerdere pogingen om tot een akkoord te komen, vanwege de vereiste unanimiteit in de Raad vast door de blokkade van enkele lidstaten. Het voorzitterschap heeft het richtlijnvoorstel op 26 april jl. en in de week van 10 juni jl. geagendeerd in het Coreper-overleg om te bezien of de vereiste unanimiteit bereikt kon worden voor het doorgeleiden van het EU-richtlijnvoorstel naar de Raad. Op de Raad WSB van 7 mei jl. heeft de Raad een beleidsdebat over dit onderwerp gevoerd en bleek – ondanks het ontbreken van de vereiste unanimiteit – dat er een zeer brede roep was om de richtlijn spoedig aan te nemen. Het voorzitterschap agendeert het richtlijnvoorstel wederom in de hoop dat de unanimiteit op 20 juni a.s. wel bereikt kan worden.

Inzet Nederland

Dit dossier valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zoals destijds aangegeven in het BNC-fiche en de voortgangsrapportages in de Geannoteerde Agenda sindsdien staat het kabinet positief ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied.7 Het kabinet hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Nederland heeft naar aanleiding van het oorspronkelijke richtlijnvoorstel ingezet op verbetering van de rechtszekerheid van het voorstel door onduidelijkheden ten aanzien van reikwijdte en terminologie weg te nemen. Uitgangspunt daarbij was het voorkomen van disproportionele financiële, praktische, juridische gevolgen. Een aantal lidstaten deelde deze zorgen van Nederland destijds. Na bespreking in de Raadswerkgroep zijn deze zorgen weggenomen in de compromisteksten die zijn gepubliceerd door de diverse EU-Voorzitterschappen.

Nederland heeft vrijwel alle onderwerpen in de richtlijn al door middel van nationale wetgeving geregeld. Sinds Nederland in 2016 het VN-verdrag handicap heeft geratificeerd en tegelijk de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) heeft uitgebreid, worden voor Nederland geen verstrekkende gevolgen meer verwacht, indien er een akkoord zou worden bereikt over de richtlijn in de huidige vorm.

Tegelijkertijd gaat er een belangrijke signaalwerking uit van aanname van deze richtlijn. De richtlijn helpt om discriminatie op godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid tegen te gaan. Het kabinet is dan ook overtuigd van de toegevoegde waarde van deze richtlijn en zal deze steunen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Een aantal lidstaten heeft nog steeds geen formele positie ingenomen, maar een substantiële groep lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven in te kunnen stemmen met tekst van het richtlijnvoorstel zoals ten laatste gepubliceerd door het Belgische EU-Voorzitterschap.8 Onduidelijk is of het doel van het Voorzitterschap om de vereiste unanimiteit te behalen haalbaar is, gezien het voorlopig ontbreken van steun van enkele lidstaten. Het Voorzitterschap beoogt met het agenderen van het richtlijnvoorstel transparantie over de posities van de EU-lidstaten te bereiken en daarmee tot een akkoord te komen.

De bedenkingen van enkele lidstaten spelen onder andere bij de discriminatiegronden leeftijd en handicap. Om deze zorgen te adresseren, heeft het Belgisch Voorzitterschap enkele tekstvoorstellen gedaan. Voor wat betreft de discriminatiegrond leeftijd is in de laatst gepubliceerde compromistekst opgenomen dat leeftijdsonderscheid is toegestaan indien het objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Daaraan is nog toegevoegd dat dit toegang kan omvatten tot specifieke sociale en gezondheidszorgdiensten of voordelen voor personen die tot specifieke leeftijdsgroepen behoren. Tevens biedt de compromistekst de lidstaten een ruime vrijheid voor het inrichten van hun socialezekerheidsstelsels, waarbij de mogelijkheid om leeftijdsgrenzen te stellen aan de toegang tot bepaalde regelingen expliciet is opgenomen. Verder biedt de compromistekst op het punt van financiële dienstverlening ruimte voor risicobeoordeling in verband met leeftijd en gezondheid van personen. Op het gebied van de discriminatiegrond handicap heeft het Voorzitterschap duidelijk gemaakt dat deze richtlijn lidstaten geen aanvullende verplichtingen bovenop de bestaande verplichtingen uit het VN-verdrag handicap oplegt. Het kabinet verwelkomt deze toevoegingen en verduidelijkingen in het richtlijnvoorstel en hoopt dat deze voldoende zijn om de nog twijfelende lidstaten over de streep te trekken.

Na het bereiken van een algemene oriëntatie wordt het richtlijnvoorstel ter instemming aan het Europees Parlement voorgelegd.

Agendapunt: algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn Europese Ondernemingsraden

Doel Raadsbehandeling

Bereiken van een algemene oriëntatie op het EU-Richtlijnvoorstel Europese Ondernemingsraden.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Op 24 januari 2024 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging van de richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad (EOR). De Commissie streeft ernaar om met haar voorstel de informatie aan en raadpleging van werknemers op Europees niveau te verbeteren door tekortkomingen in de huidige EOR-richtlijn aan te pakken. Onder Belgisch EU-voorzitterschap heeft de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken het richtlijnvoorstel behandeld.

Inzet Nederland

Ik ben voornemens om namens Nederland in te stemmen met de algemene oriëntatie. De kabinetsinzet zoals geformuleerd in het BNC-fiche wordt goed gereflecteerd in het onderhandelingsresultaat. Zoals toegelicht in het BNC-fiche onderschrijft het kabinet de doelstelling van het voorstel. Alleen met medebetrokkenheid van werknemers en werkgevers kunnen de veranderingen in de wereld van het werk in goede banen geleid worden. Ik ben tevreden dat EOR’s middels een inspanningsverplichting zullen inzetten om een betere man/vrouw balans aan te brengen in de EOR. Daarnaast worden er in het onderhandelingsresultaat normen gesteld ten aanzien van informatievoorziening en raadpleging en zijn de boetebepalingen in lijn gebracht met de Nederlandse inzet. Ook is de kabinetsinzet ten aanzien van het opheffen van uitzonderingsposities van EOR die zijn opgericht vóór september 1996 bereikt. Met de genoemde bepalingen wordt bijgedragen aan een gelijk speelveld binnen de Unie.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kan de algemene oriëntatie op rekenen op steun van een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten.

De EP-Commissie Werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) heeft 3 april jl. haar positie bepaald op het richtlijnvoorstel.9 Het rapport is echter nog niet in plenaire zitting van het Parlement behandeld en zal daarom in nieuwe samenstelling van het EP worden behandeld na de Europese Parlementsverkiezingen.

Agendapunt: voortgangsrapportage EU-voorstel Richtlijn Kwaliteitsraamwerk Traineeships

Doel Raadsbehandeling

Het Belgisch voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage van het EU-voorstel Richtlijn Kwaliteitsraamwerk Traineeships geagendeerd in de Raad ten behoeve van het bespreken van de laatste stand van de lopende onderhandelingen met de lidstaten. Er is geen besluitvorming verwacht.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Op 20 maart 2024 heeft de Europese Commissie (Commissie) een pakket aan voorstellen gepubliceerd om de kwaliteit van stages/traineeships binnen de Europese Unie (EU) te verbeteren. Dit pakket bestaat uit een voorstel voor een richtlijn en een voorstel voor een herziening van de Raadsaanbeveling inzake een versterkte kwaliteitskader voor stages (Quality Framework for Traineeships) uit 2014. Over de inhoud en kabinetsappreciatie heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in het BNC-fiche10.

De Commissie omschrijft een traineeship in de voorgestelde richtlijn als een beperkte periode van werk die tevens een aanzienlijk leer- en opleidingscomponent omvat, en welke wordt ondernomen om praktische en professionele ervaring op te doen met het oog op het verbeteren van de inzetbaarheid en het vergemakkelijken van de overgang naar een reguliere baan of beroep.

Concreet bestaat het richtlijnvoorstel uit een drietal elementen. Ten eerste richt het voorstel zich op het non-discriminatiebeginsel. Ten tweede wil de Commissie tegengaan dat trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiairs worden ingezet als het in feite regulier werk betreft. Ten derde dienen trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiairs in de gelegenheid te worden gesteld om op te kunnen komen voor hun rechten, indien gewenst met behulp van werknemersvertegenwoordigingen.

Tijdpad onderhandelingen

Begin april heeft de Commissie aan de hand van een impactanalyse het pakket toegelicht in de Raadswerkgroep. Tijdens het Belgisch Voorzitterschap heeft een aantal besprekingen plaatsgevonden. De eerstvolgende bespreking zal tijdens het inkomend Hongaars Voorzitterschap plaatsvinden.

Inzet Nederland

Het kabinet verwelkomt de doelstelling van het pakket om de positie van stagairs te verbeteren. In Nederland ontvangen trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiars vanwege hun arbeidsovereenkomst reeds dezelfde bescherming als reguliere werknemers. Wel gelden enkele uitzonderingen voor bbl-stagiars op de ketenbepaling en het wettelijk minimumjeugdloon en zijn er afwijkingen voor arbeidsvoorwaarden bij cao mogelijk. Ook wat betreft de afdwingbaarheid van rechten en het handhavingsaspect, is het kabinet van oordeel dat deze elementen van het voorstel in Nederland reeds goed zijn geborgd. Daarom heeft Nederland in de eerste besprekingen benadrukt dat de tekst van de richtlijn voldoende ruimte moet bieden aan lidstaten om de beoogde doelen in te vullen op een manier die binnen de nationale kaders past.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De eerste Raadswerkgroepen waren verkennend van aard. Hoewel het overgrote deel van de lidstaten het doel van het richtlijnvoorstel onderschrijft, zijn er door lidstaten in de Raadsgroepen verschillende vragen gesteld over de inhoud van het voorstel.Lidstaten vragen onder meer om verduidelijking van de voorgestelde definities, reikwijdte en mogelijkheid tot uitzonderingen in de nationale context. Een aantal lidstaten vraagt aandacht voor de compatibiliteit van het voorstel met bestaande nationale stelsels, ook voor wat betreft het handhavingsaspect.

Met het voorgestelde pakket geeft de Commissie gehoor aan een resolutie van het Europees Parlement11, waarin de Commissie werd verzocht de Raadsaanbeveling uit 2014 te actualiseren en te versterken en er een krachtiger instrument van te maken. Het Europees Parlement zal in nieuwe samenstelling een positie innemen t.a.v. het richtlijnvoorstel. Op het moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog geen rapporteur aangesteld.

Agendapunt: voortgangsrapportage EU-voorstel Raadsaanbeveling Kwaliteitsraamwerk Traineeships

Doel Raadsbehandeling

Het Belgisch Voorzitterschap heeft de voortgangsrapportage over het EU-voorstel Raadsaanbeveling Kwaliteitsraamwerk Traineeships geagendeerd in de Raad. Er is geen besluitvorming voorzien.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raadsaanbeveling maakt eveneens onderdeel uit van het pakket aan voorstellen gepubliceerd om de kwaliteit van stages/traineeships binnen de Europese Unie (EU) te verbeteren. Over de inhoud en kabinetsappreciatie heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in het eerdergenoemde BNC-fiche12.

Het voorstel voor de Raadsaanbeveling betreffende een versterkt kwaliteitskader voor stages herziet de eerdere aanbeveling uit 2014 en ziet op alle soorten stages, ongeacht de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Het voorstel poogt de kwaliteit van alle stages binnen de EU te verbeteren. De Raadsaanbeveling bestaat uit vrijwillige richtsnoeren voor lidstaten waar een stage aan zou kunnen voldoen, om de overgang van onderwijs, werkloosheid of inactiviteit naar werk te vergemakkelijken.

Tijdpad onderhandelingen

Begin april heeft de Commissie aan de hand van een impactanalyse het pakket toegelicht in de Raadswerkgroep. Tijdens het Belgisch Voorzitterschap heeft een aantal besprekingen plaatsgevonden en de eerstvolgende bespreking zal tijdens het inkomend Hongaars Voorzitterschap zijn.

Inzet Nederland

Het kabinet verwelkomt de doelstelling van het pakket om de positie van stagairs en de kwaliteit van stages te verbeteren. De Raadsaanbeveling bevat vrijwillige richtsnoeren waar een stage aan zou kunnen voldoen. De Raadsaanbeveling kan daarmee bijdragen aan eerlijkere en inclusievere stages in de EU. De elementen in de aanbeveling komen grotendeels overeen met het Nederlandse beleid.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Tijdens de eerste Raadswerkgroepen hebben veel lidstaten het doel van de aanbeveling onderschreven. Wel hebben lidstaten nog vragen over de definities, reikwijdte en hoe de Raadsaanbeveling en de bovengenoemde richtlijn zich tot elkaar verhouden. Veel lidstaten benoemen de meerwaarde van de bespreking van het richtlijnvoorstel en Raadsaanbeveling als pakket.

Met het voorgestelde pakket geeft de Commissie gehoor aan een resolutie van het Europees Parlement (EP)13, waarin de Commissie werd verzocht de Raadsaanbeveling uit 2014 te actualiseren en te versterken en er een krachtiger instrument van te maken. Het EP heeft ten aanzien van de Raadsaanbeveling geen rol.

Agendapunt: Beleidsdebat sociale dimensie van de interne markt

Doel Raadsbehandeling

Het Belgisch Voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over het rapport dat de voormalig Italiaanse premier, Enrico Letta, op 18 april jl. heeft gepubliceerd over de toekomst van de interne markt14. Eén van de thema’s waar Letta zich op richt is de sociale dimensie van de interne markt. Naar verwachting beoogt het Voorzitterschap dat de leden van de Raad zich uitspreken over de aanbevelingen van Letta op dit thema.

Inhoud

Op het moment van schrijven van de Geannoteerde Agenda zijn er nog geen stukken gepubliceerd voor het beleidsdebat.

Het doel van het rapport is om een zo concreet mogelijke bijdrage te leveren aan de werkprogramma’s van de nieuwe Europese Commissie, de Strategische Agenda van de Europese Raad van Regeringsleiders en het aangekondigde rapport van Mario Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen. Uw Kamer ontving op 8 mei jl. een kabinetsappreciatie van dit rapport.15 Letta doet in zijn rapport, getiteld «Much more than a market», aanbevelingen over een uiteenlopend aantal beleidsterreinen om de Europese interne markt te versterken.

Letta stelt in zijn rapport onder meer dat nog te veel mensen niet kunnen profiteren van de voordelen van de interne markt en dat er daarom meer moet gebeuren om opwaartse sociaaleconomische convergentie binnen de EU te bevorderen. Letta benadrukt daarnaast dat een goed functionerende en eerlijke interne markt hand in hand gaan en dat aandacht voor de sociale dimensie van de interne markt cruciaal is voor sociale cohesie en het waarborgen van het draagvlak voor de interne markt. In dat kader beveelt hij onder meer aan om de Europese Arbeidsautoriteit (hierna: ELA) te versterken en het juridisch kader rondom detachering van derdelanders te verduidelijken.

Inzet NL

Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie heeft het kabinet een positieve grondhouding ten opzichte van het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen op de interne markt. Daarbij onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van «social dumping» en het bevorderen van een gelijk speelveld belangrijke voorwaarden zijn om ervoor te zorgen dat iedereen de vruchten kan plukken van de interne markt. Maatregelen op Europees niveau en adequate handhaving moeten garanderen dat op innovatie en kwaliteit wordt geconcurreerd en niet op arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en het beschermingsniveau van werknemers. Dit draagt bij aan opwaartse sociaaleconomische convergentie en een gelijker speelveld. Het kabinet verwelkomt daarom de aanbevelingen van Letta om de ELA te versterken en het juridisch kader rondom de detachering van derdelanders te verduidelijken. Deze aanbevelingen sluiten goed aan bij de Nederlandse inzet voor de aankomende Commissie op het sociale- en werkgelegenheidsterrein zoals eerder gedeeld met uw Kamer16, waar ik bij eerdere bijeenkomsten consequent aandacht voor heb gevraagd. Het kabinet onderschrijft dat de ELA een belangrijke rol vervult in het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit en het versterken van de grensoverschrijdende handhaving. Tijdens het beleidsdebat zal ik dan ook mijn steun uitspreken voor deze aanbeveling en de Nederlandse prioriteiten rondom versterking van het mandaat van de ELA benadrukken.

Daarnaast zal ik tijdens het beleidsdebat benadrukken dat ik de aanbeveling van Letta om het juridische kader rond de detachering van derdelanders te verduidelijken omarm. In lijn met de appreciatie op het Adviesrapport «Geen derderangsburgers. De risico’s voor gedetacheerde arbeidsmigranten en de Nederlandse samenleving» van de Adviesraad Migratie17 zal ik het beleidsdebat benutten om het belang te benadrukken van het verduidelijken en concretiseren van concepten uit de jurisprudentie over de detachering van derdelanders in bijvoorbeeld richtsnoeren of een separate richtlijn.

De Commissie is door de Europese Raad voor Regeringsleiders gevraagd om uiterlijk in juni 2025 een Horizontale Interne Markt Strategie op te stellen.18 Ik zal er tijdens het beleidsdebat voor pleiten dat aandacht voor de sociale dimensie van de interne markt moet worden geborgd in zowel deze horizontale strategie, alsook als terugkerend thema in de besprekingen die plaatsvinden in de Raad WSB.

Agendapunt: Lentepakket Europees Semester

a) Presentatie door de Europese Commissie

Doel Raadsbehandeling

Presentatie van het Lentepakket Europees Semester.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Op 19 juni 2024 publiceert de Europese Commissie het Lentepakket. Het Lentepakket bestaat uit landenrapporten met een analyse van het economisch beleid van lidstaten, voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen (LSA’s), een overkoepelende mededeling over de coördinatie van het economische beleid in de EU, de uitkomsten van de jaarlijkse diepteonderzoeken naar macro-economische onevenwichtigheden en verschillende documenten in het kader van de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Tijdens de Raad WSB zal de presentatie van de Europese Commissie zich naar verwachting richten op de ontwikkelingen op sociaal en werkgelegenheidsterrein.

Inzet Nederland

Ik zal de presentatie van het Lentekabinet door de Europese Commissie aanhoren. De inhoud van het Lentepakket is op het moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet bekend. Na publicatie van het Lentepakket zal het kabinet zich hierover buigen en uw Kamer hierover informeren.

b) Opinie van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal beschermingscomité (SPC) over het Raamwerk voor Sociale convergentie (of Social Convergence Framework, SCF)

Doel Raadsbehandeling

Bekrachtiging opinie.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Tijdens de Raad WSB van juni 2023 heeft de Raad hoofdboodschappen van EMCO en SPC aangenomen over het Raamwerk voor Sociale convergentie (SCF). In dit document stond dat het SCF de mogelijkheid zou kunnen bieden om binnen de jaarlijkse Semestercyclus op meer diepgaande en gestructureerde wijze uitdagingen te identificeren die opwaartse sociale convergentie zouden kunnen belemmeren19. In het beleidsdebat dat hierop volgde heb ik namens Nederland ingebracht dat ik het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie onderschrijf en aandacht voor werkgelegenheid en sociale aspecten binnen het Semester verwelkom. Daarnaast heb ik benadrukt dat er bij de uitwerking van een eventueel SCF goed gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde ervan in aanvulling op bestaande Semesterprocessen en -instrumenten, en dat er oog moet zijn voor het beperken van de administratieve lasten20.

Het Zweedse voorzitterschap concludeerde destijds uit het beleidsdebat dat er geen formeel besluit kon volgen en dat eventuele vervolgstappen aan het inkomende Spaanse voorzitterschap waren. Onder de Spaanse en Belgische Voorzitterschappen is in ambtelijke werkgroepen gewerkt met een pilot om de meerwaarde van het SCF nader te verkennen. Sinds de afronding van deze verkenning, werken het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal beschermingscomité aan een opinie over dit onderwerp.

In de pilot zijn enkele lidstaten, waar de risico’s voor opwaartse convergentie zijn geïdentificeerd gebaseerd op het Sociale Scoreboard, nader geanalyseerd. Nederland maakte geen onderdeel uit van de geanalyseerde lidstaten. Naar verwachting zal de opinie reflecteren op de geleerde lessen over de uitgevoerde pilot. Daarnaast zal de opinie EU-brede uitdagingen opsommen voor arbeidsmarkten, onderwijs-en opleidingsstelsels, en op het gebied van sociale bescherming en inclusie.

Op het moment van het opstellen van de Geannoteerde Agenda werken EMCO en SPC nog aan een concept-opinie.

Inzet Nederland

Ik onderschrijf het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie. Beter inzicht krijgen in belemmeringen voor opwaartse sociaaleconomische convergentie kan handvatten geven voor het ontwikkelen van beleid dat bijdraagt aan meer werkgelegenheid, betere banen en hogere productiviteit. Dit kan tevens bijdragen aan een gelijker speelveld binnen de interne markt. Daarom hecht ik waarde aan voldoende aandacht voor werkgelegenheid en sociale aspecten binnen het Semester. Het kabinet heeft derhalve een positieve grondhouding over de opinie waarbij ik goed zal blijven kijken naar de toegevoegde waarde van het SCF als aanvulling op bestaande Semesterprocessen en -instrumenten, evenals het beperken van de administratieve lasten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het SCF kan op steun van verschillende lidstaten rekenen. Er zijn ook enkele lidstaten die zich meer terughoudend opstellen voor wat betreft de toegevoegde waarde van het SCF. Het Europees Parlement heeft geen rol.

Agendapunt: aanname kernboodschappen over de uitvoering van de aanbeveling over de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt

Doel Raadsbehandeling

Aanname van de kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO).

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Belgisch Voorzitterschap presenteert de kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de integratie van langdurig werklozen, die in 2015 met uw Kamer is besproken21 en in 2016 is aangenomen22.

De Raadaanbeveling stelt een aantal niet-bindende maatregelen voor om lidstaten te helpen in hun aanpak van langdurige werkloosheid23. De aanbevolen maatregelen sluiten aan op de Nederlandse aanpak en gaan over het verbeteren van deze beleidsmaatregelen:

  • i. Het bevorderen van het inschrijvingsproces van werklozen bij een arbeidsbemiddelingsbureau;

  • ii. Het aanwijzen van één contactpunt voor langdurig werklozen;

  • iii. Het in kaart brengen van de individuele mogelijkheden tot het vinden van werk en (opleidings-)behoeften in de eerste 18 maanden van werkloosheid; en

  • iv. Het opstellen van een arbeidsintegratieovereenkomst met daarin een plan voor het gezamenlijk vinden van een baan, na 18 maanden werkloosheid.

De voorliggende kernboodschappen bestaan uit horizontale en landspecifieke conclusies. Het Werkgelegenheidscomité constateert in EU-brede zin dat er op alle fronten en in nagenoeg alle lidstaten stappen zijn gezet om de aanbevelingen uit te werken. Als aandachtspunten wijst het comité naar de noodzaak om persoonlijk contact te behouden – in het bijzonder voor mensen met beperkte digitale vaardigheden. Ook wijst het comité op het belang van nauwere samenwerking tussen publieke diensten en lokale stakeholders, bijvoorbeeld om meer te netwerken en meer data te delen.

De conclusie over het Nederlands beleid is dat de vier genoemde gebieden van de aanbeveling goed ontwikkeld zijn. Ook wordt Nederland geprezen om de continue verdere verbetering van de samenwerking tussen diensten om ervoor te zorgen dat werkzoekenden altijd een startpunt in hun regio hebben. Als kanttekening wordt opgemerkt dat Nederland meer maatwerk zou kunnen aanbieden, evenals een sterkere samenwerking met lokale belanghebbenden, werkgevers en maatschappelijke organisaties.

Inzet Nederland

Ik acht het positief dat de problematiek van (langdurige) werkloosheid ook in EU-verband besproken wordt, gelet op de urgentie van het onderwerp. Ik kan me goed vinden in de conclusies van het Werkgelegenheidscomité. Ik ben derhalve voornemens om in te stemmen met de Hoofdboodschappen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met deze Hoofdboodschappen. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: aanname hoofdboodschappen met betrekking tot het Pensioentoereikendheidsrapport van de Europese Commissie

Doel Raadsbehandeling

Aanname van de hoofdboodschappen.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Pensioentoereikendheidsrapport (Pension Adequacy Report) voor 2024 is opgesteld door de het Sociaal Beschermingscomité (SPC) en de Europese Commissie. Dit is de vijfde editie van het rapport, dat om de drie jaar wordt opgesteld. In het rapport wordt geanalyseerd in hoeverre de pensioenstelsels in de EU-lidstaten zorgen voor een adequaat inkomen bij pensionering, voor nu en in de toekomst. In het rapport wordt ook gekeken naar de relatie met pensioenhervormingen en de invloed van huidige of toekomstige uitdagingen.

De drie jaar voorafgaand aan de huidige editie van het rapport werden gekenmerkt door een aantal buitengewone uitdagingen waarmee de EU is geconfronteerd en die effect hebben (gehad) op de toereikendheid van pensioenen. Naast de demografische ontwikkelingen en de veranderingen in de wereld van werk gaat het om de COVID-19-pandemie en de daarop volgende periode van hoge inflatie, en stijgende energiekosten als gevolg van de Russische inval in Oekraïne.

De hoofdboodschappen van het rapport benoemen onder meer dat het huidige beeld is dat de toereikendheid van pensioenen tussen lidstaten en tussen groepen verschilt, met een toegenomen risico op armoede en sociale uitsluiting onder ouderen in de EU sinds 2019. Lidstaten nemen verdere stappen om de toereikendheid te waarborgen, maar de toekomstige toereikendheid van pensioenen blijft onder druk staan. Pensioenstelsels beschermen mensen die dat nodig hebben, maar er zijn nog steeds verschillen. Zo worden bijvoorbeeld loopbaanonderbrekingen niet altijd in gelijke mate beschermd door pensioenstelsels. Aanhoudende ongelijkheid, zoals de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, stelt het pensioenbeleid voor uitdagingen. Wel toonden Europese pensioenstelsels veerkracht in tijden van crisis.

Met het oog op deze hoofdboodschappen concluderen het SPC en de Europese Commissie dat de inspanningen voor de implementatie van de Europese pijler van sociale rechten moeten worden voortgezet. Inclusieve en robuuste arbeidsmarkten zijn van cruciaal belang voor het behoud van toereikende pensioenen in een vergrijzende samenleving.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de hoofdboodschappen. Nederland herkent zich in de hoofdboodschappen en onderschrijft het belang van een adequaat inkomen bij pensionering, voor nu en in de toekomst. Structurele uitdagingen die verband houden met demografische ontwikkelingen en de veranderende arbeidsmarkt hebben invloed op de toereikendheid van pensioenen. Dit vereist voortdurende observatie en analyse. Ook onderschrijft Nederland dat inclusieve robuuste arbeidsmarkten essentieel zijn voor het behoud van toereikende pensioenen in een vergrijzende samenleving.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de hoofdboodschappen. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: aanname Raadsconclusies over de toereikendheid van de pensioenen

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Belgisch voorzitterschap heeft conclusies opgesteld bij het eerdergenoemde Pensioentoereikendheidsrapport (Pension Adequacy Report) van 2024.

In de Raadsconclusies staan onder meer de hoofdboodschappen van het 2024 Pension Adequacy Report. Deze benoemen, onder andere, dat het risico op armoede en sociale uitsluiting onder ouderen in de EU blijft toenemen. Daarbij gaat het om relatieve inkomensarmoede. Het risico daarop is hoger op gevorderde leeftijd, vooral voor vrouwen. Volgens de prognoses zal het aantal werkenden dat een bijdrage levert aan de pensioenopbouw in de meeste lidstaten de komende vier decennia dalen. Sociaaleconomische ongelijkheden in levensverwachting vormen een uitdaging voor het pensioenbeleid. Pensioenstelsels zouden daarom mogelijk moeten worden aangepast aan de diversiteit van loopbaanprofielen om ongelijkheid te voorkomen.

De Raadsconclusies bieden de lidstaten handvatten om beleid te ontwikkelen waarmee maatregelen om gepensioneerden, in het bijzonder diegene met een laag inkomen, worden beschermd tegen hogere kosten van levensonderhoud. Er wordt herbevestigd dat hervormingen nodig zullen zijn om de toereikendheid van pensioenen in een vergrijzende samenleving te ondersteunen. Dit kan onder meer door verbetering van de arbeidsmarktparticipatie, de toegang tot en de bijdragen aan sociale beschermingsstelsels, en de verbetering van de toegang tot hoogwaardige en betaalbare gezondheidszorg en langdurige zorg. De Raadsconclusies benadrukken dat de toereikendheid van pensioenen en de budgettaire houdbaarheid van pensioenstelsels onlosmakelijk met elkaar verbonden beleidsdoelstellingen zijn, die een geïntegreerde reactie op de uitdaging van vergrijzing vergen.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies. Nederland herkent zich in de Raadsconclusies en onderschrijft dat het waarborgen van toereikende pensioenen van cruciaal belang is om het welzijn van de bevolking te ondersteunen. Hierbij is toekomstgerichte analyse van de toereikendheid van pensioenen van belang, met aandacht voor verdelingsaspecten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de conclusies. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: bekrachtiging La Hulpe Verklaring over de toekomst van de Europese pijler van sociale rechten

Doel Raadsbehandeling

Bekrachtiging van de Verklaring.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Op de interinstitutionele conferentie in Terhulpen (in het Frans: La Hulpe) op 15 en 16 april hebben 25 lidstaten, de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Europese vakbonden en het maatschappelijk middenveld de La Hulpe Verklaring over de toekomst van de Europese pijler van sociale rechten ondertekend. Met de agendering beoogt het Belgisch Voorzitterschap de Verklaring door de Raad WSB te laten bekrachtigen.

Inzet Nederland

Uw Kamer is per brief geïnformeerd over de Nederlandse inzet met betrekking tot de interinstitutionele conferentie en Verklaring van La Hulpe.24 Samengevat benoemt de Verklaring dat de Europese pijler voor sociale rechten – op 17 november 2017 vastgesteld door de Europese staatshoofden en regeringsleiders, de Europese Commissie en het Europees Parlement – functioneert als het kompas bij het adresseren van gemeenschappelijke werkgelegenheids-, vaardigheden- en sociale uitdagingen, en het bevorderen van opwaartse convergentie van woon- en werkomstandigheden tussen de lidstaten. Vervolgens noemt de verklaring een reeks thema’s en onderwerpen waar de komende legislatuur van de EU aandacht aan kan besteden, onder andere in het licht van de groene en digitale transitie, demografische ontwikkelingen, arbeidsmarkttekorten, het concurrentievermogen van de Unie en geopolitieke spanningen.

De Nederlandse prioriteiten voor de volgende legislatuur op sociaal- en werkgelegenheidsterrein heb ik eerder gedeeld met uw Kamer.25 Deze prioriteiten worden goed gereflecteerd in de verklaring van La Hulpe. Deze prioriteiten heeft Nederland in de afgelopen periode actief ingebracht mede met het oog op de totstandkoming van de verklaring, en ik heb daar de afgelopen periode zelf ook op verschillende momenten politiek aandacht voor gevraagd.

De Verklaring benadrukt expliciet dat de respectievelijke bevoegdheden en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moeten worden genomen. Ook dient rekening gehouden te worden met de verschillende sociaaleconomische contexten in de lidstaten, de diversiteit van de nationale systemen en de rol en autonomie van sociale partners. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor adequate implementatie, monitoring en handhaving van reeds overeengekomen initiatieven.

Gelet op de inhoud van de Verklaring zoals hierboven uiteengezet en het feit dat Nederland de Verklaring reeds ondertekend heeft, ben ik voornemens in te stemmen met de bekrachtiging van de Verklaring.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kan de bekrachtiging van de Verklaring rekenen op brede steun onder de lidstaten. Eén lidstaat heeft reeds aangegeven de Verklaring niet te kunnen steunen. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat de Verklaring niet bekrachtigd kan worden door de Raad WSB.

Het Europees Parlement heeft de Verklaring medeondertekend.

Agendapunt: aanname Raadsconclusies over de rol van sociale investeringen en hervormingen voor veerkrachtige economieën

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het vorige Spaanse Voorzitterschap en het huidige Belgische Voorzitterschap zijn in september 2023 een gezamenlijk traject gestart over het belang van sociale investeringen. Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke opinie van de Werkgelegenheids- en Sociale beschermingscomités, die in de Raad WSB van november 2023 is aangenomen26. Met de aanname van de opinie omarmden de lidstaten het belang van het voeren van actief arbeidsmarktbeleid, onderwijs- en vaardighedenbeleid, en kinderopvangbeleid. Dit beleid kan op termijn economische groei aanjagen en helpen om sociaaleconomisch beleidsdoelen te verwezenlijken.

Deze thematiek stond ook geagendeerd tijdens de ochtendsessie van een ECOFIN-Raad van maart 2024, waar ook Ministers van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid aan deelnamen27. Tijdens een beleidsdebat hebben zowel ECOFIN- als WSB-Ministers zich uitgesproken over het belang van sociale investeringen, gelet op de positieve sociale en economische effecten, het effect op het concurrentievermogen, en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Nederland heeft de meerwaarde van activerende arbeidsmarktmaatregelen, om-, her- en bijscholingsmaatregelen en kinderopvangvoorzieningen onderstreept. Meerdere lidstaten toonden zich voorstander van het ontwikkelen van vrijwillige richtsnoeren28 waarmee sociale investeringen nader kunnen worden gedefinieerd. Tegelijkertijd gaf een aantal lidstaten expliciet aan tegenstander te zijn van Raadsconclusies over dit onderwerp. Aan de hand van deze discussie heeft het Belgisch Voorzitterschap zich de afgelopen weken beraad over het uitbrengen van Raadsconclusies over dit onderwerp. Deze staan formeel op de agenda van 20 juni, maar er zal nog nadere bespreking plaatsvinden of de Raadsconclusies inderdaad worden voorgelegd aan de Raad WSB.

Inzet Nederland

Het kabinet onderschrijft dat ambitieuze sociale investeringen kunnen bijdragen aan economische groei, hogere productiviteit en een versterking van het concurrentievermogen, wat vervolgens kan bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie, verbeterde schuldhoudbaarheid en maatschappelijke cohesie. Het kabinet erkent dat het nader definiëren van sociale investeringen nuttig kan zijn. In dat kader acht het kabinet het van meerwaarde om het effect van sociale investeringen op schuldhoudbaarheid, productiviteit, inclusieve economische groei en het concurrentievermogen in kaart te brengen en goede voorbeelden uit te wisselen. Het kabinet zal daarbij goed kijken naar de toegevoegde waarde van de Raadsconclusies als aanvulling op bestaande processen en instrumenten, evenals het beperken van de administratieve lasten.

De Nederlandse positie zal worden afgezet tegen dit kader. In het geval de nog af te ronden Raadsconclusies binnen dit kader blijven ben ik voornemens om met de Raadsconclusies in te stemmen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De verwachting is dat een groot deel van de lidstaten zich achter de Raadsconclusies kan scharen. Tegelijk is ook duidelijk dat enkele lidstaten (vooralsnog) geen voorstander zijn van het uitbrengen van Raadsconclusies over dit onderwerp. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: aanname Gemeenschappelijke vrijwillige EU-richtsnoeren om het economische rendement van sociale investeringen te beoordelen

Doel Raadsbehandeling

Aanname.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Belgisch Voorzitterschap constateerde tijdens de voorbereidingen op het beleidsdebat van de Raad van maart 2024 dat er sprake is van verschillen in de mate waarin lidstaten gebruik maken van geschikte monitoring- en evaluatiesystemen om het economische rendement van sociale investeringen te beoordelen en dat de beschikbaarheid van gedetailleerde, robuuste en toegankelijke gegevens per lidstaat varieert. Het Belgisch Voorzitterschap stelde dat deze elementen essentieel zijn om de efficiëntie en effectiviteit van sociale hervormingen en investeringen te volgen.

Experts van zowel het Belgisch Voorzitterschap als de Europese Commissie hebben vervolgens gewerkt aan een technische notitie. In samenspraak met de werkgelegenheids- en sociale beschermingscomités – waar experts uit de lidstaten aan deelnemen – is de notitie uitgewerkt tot een vrijwillig instrument waar lidstaten naar eigen behoefte gebruik van kunnen maken.

Deze notitie bestaat uit de opsomming van zes punten die nodig zijn voor het opzetten en gebruiken van monitoring- en evaluatiesystemen en gedetailleerde, robuuste en toegankelijke beleidsdata, inclusief praktische voorbeelden:

  • i. Kennis van welke methodologie het meest geschikt is voor afzonderlijke beleidsvraagstukken;

  • ii. Keuzes in de tijdigheid en tijdspan bij het verzamelen van beleidsdata en de uitvoering van de evaluatie;

  • iii. Rekening houden met synergiën en raakvlakken tussen verschillende beleidsmaatregelen;

  • iv. Beschikbaarheid van zinvolle indicatoren;

  • v. Infrastructuur die de toegang tot beleidsgegevens borgt; en

  • vi. Kwaliteitscontroles voor de duiding van de belangrijkste boodschappen uit onderzoek.

Inzet Nederland

Het kabinet onderschrijft het belang van kwalitatief hoogwaardige monitoring- en evaluatiesystemen en gedetailleerde, robuuste en toegankelijke beleidsdata om het economische rendement van sociale investeringen te beoordelen. De duiding van evaluaties die hieruit voortvloeien zijn nuttig om beleidskeuzes te maken of waar nodig lopend beleid bij te sturen. Ik verwelkom daarom de vrijwillige richtsnoeren.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De verwachting is dat alle de lidstaten instemmen met de aanname van de vrijwillige richtsnoeren. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Overige informatie

Instemming Richtlijn verbetering arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (COM(2021) 762)

In het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11 en 12 maart jl.29 informeerde ik uw Kamer over het voorlopig akkoord op de Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. In dit verslag informeerde ik uw Kamer ook over het vervolgproces. Het Europees Parlement heeft op 24 april jl. in eerste lezing ingestemd met het voorlopig akkoord. De vertalingen van de richtlijntekst in alle officiële talen van de EU zijn onlangs beschikbaar gekomen en worden op 17 juni a.s. behandeld in de juristen-linguïstengroep. Het is niet gebruikelijk in deze fase nog inhoudelijke wijzigingen voor te stellen. Het Europees Parlement zal na de Europese verkiezingen in nieuwe samenstelling stemmen over de definitieve tekst van de richtlijn. Na instemming van het Europees Parlement wordt de richtlijn aan de Raad voorgelegd voor formele goedkeuring. Na publicatie van de richtlijn in het publicatieblad van de EU en inwerkingtreding hebben lidstaten 2 jaar de tijd voor implementatie. Conform de informatieafspraken zal het kabinet uw Kamer ook tijdens de implementatiefase regelmatig informeren.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-31, nr. 379.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 32 317, nr. 879.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2023/24, 22 112, nr. 3859.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2008/9, 31 544, J/nr. 10, Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, nr. 709.

X Noot
8

ST 8616 2024 REV 1.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2023/24, 22 112, nr. 3933.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2023/24, 22 112, nr. 3933.

X Noot
15

Bijlage bij Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-30, nr. 603

X Noot
16

Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-31, nr. 732.

X Noot
17

Kamerstukken II, 2023/24, 29 861, nr. 124.

X Noot
19

Kamerstukken II, 2022–23, 21 501-31, nr. 709.

X Noot
20

Kamerstukken II, 2023–23, 21 501-31, BG.

X Noot
21

Kamerstukken II, 2015–2016, 21 501-31, nr. 386

X Noot
23

De Raadsaanbeveling definieert als «langdurig werkloos» mensen zonder betaalde functie die meer dan 12 maanden aaneengesloten werk zoeken.

X Noot
24

Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-31, nr. 732.

X Noot
25

Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-31, nr. 746.

X Noot
26

Kamerstukken II, 2023–24, 21 501-31, nrs. 726 en 731.

X Noot
27

Kamerstukken II, 2023–24, 21 501-31, nrs. 739 en 743.

X Noot
28

Zie ook het agendapunt over vrijwillige richtsnoeren voor het evalueren van sociale investeringen en hervormingen.

X Noot
29

Kamerstukken II, 2023/24, 21 501-31, nr. 743

Naar boven