21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 688 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2022

Hierbij ontvangt u het verslag van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 en 14 oktober te Praag.

Bij dit Verslag bied ik u ook de beantwoording aan van de schriftelijke Kamervragen zoals gesteld door de leden van de D66-fractie, de leden van de CDA-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie aangaande legale migratie en migratiepartnerschappen (Kamerstuk 21 501–31, nr. 687).

Tevens ontvangt u een voortgangsrapportage over het richtlijnvoorstel platformwerk opgenomen om uw Kamer te informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Ook ontvangt u bij dit Verslag een appreciatie van het voorstel voor een Besluit aangaande het «Jaar van Vaardigheden 2023»1. De appreciatie wordt omwille van de snelheid van het Brusselse besluitvormingsproces op deze wijze aan u toegezonden, in plaats van het gebruikelijke BNC-fiche.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Inhoudsopgave

1.

Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 13 en 14 oktober 2022 te Praag

2

2.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties aangaande legale migratie en migratiepartnerschappen ten behoeve van het Schriftelijk Overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 en 14 oktober te Praag (Kamerstuk 21 501-31, nr. 687)

4

3.

Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk (COM, 2021, 762)

4

4.

Kabinetsappreciatie voorstel voor Besluit Jaar van de Vaardigheden 2023

5

1. Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 13 en 14 oktober 2022 te Praag

De Informele Raad WSBVC in Praag stond in het teken van twee centrale thema’s. Op donderdag 13 oktober werd gesproken over de oorlog in Oekraïne en de impact op de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Dit beleidsdebat werd tevens bijgewoond door de Oekraïense Minister van Sociaal Beleid Oksana Zholnovych (digitaal) en door Speciaal Adviseur van de Europese Commissie Lodewijk Asscher. Op vrijdag 14 oktober werd gesproken over energiearmoede. Tijdens de gehele Informele Raad waren, naast EU-lidstaten en de Europese Commissie, ook de EFTA-lidstaten Noorwegen, Zwitserland en IJsland, de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het Europees Parlement, Europese sociale partners, Eurofound en het Sociaal Platform vertegenwoordigd.

Het beleidsdebat over de oorlog in Oekraïne en de impact op de arbeidsmarkt en sociale zekerheid werd ingeleid door verklaringen van de Oekraïense Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Oksana Zholnovych. Mw. Zholnovych stelde de solidariteit en hulp aan Oekraïne vanuit de EU-lidstaten zeer op prijs, maar vroeg ook aandacht voor grote uitdagingen. De Oekraïense Minister vroeg speciale aandacht voor de uitdagingen die vrouwen raken, hun kansen om aan het werk te geraken en het tegengaan van geweld, uitbuiting en mensensmokkel. Gelet op het aanhoudende karakter van de oorlog in Oekraïne en de aankomende wintermaanden, riep Speciaal Adviseur aan de Europese Commissie Lodewijk Asscher, lidstaten op om langetermijnstrategieën te ontwikkelen voor de integratie van Oekraïners in de samenleving.

Vervolgens deelden lidstaten successen en uitdagingen rond de integratie van Oekraïners op de arbeidsmarkt en het bieden van sociale zekerheid. Veel lidstaten haalden aan dat sprake is van een relatief hoge graad van werkende Oekraïense ontheemden in lidstaten, mede dankzij activering en verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Een aantal lidstaten wees op het belang van informatievoorziening, waarbij enkele lidstaten het goede voorbeeld deelden van een one-stop shop om ontheemden alle nodige informatie aan te kunnen bieden. In dit opzicht noemden deze lidstaten ook dat het betrekken van maatschappelijk middenveld en medeoverheden een succesfactor kan zijn. De meeste lidstaten wezen op het belang van toegang tot essentiële diensten zoals zorg en kinderopvang om ontheemden de kans te bieden aan het werk te gaan. Lidstaten noemden met name de taalbarrière als grote uitdaging voor de integratie van ontheemden in de samenleving. Ook de uitdagingen rond de erkenning van beroepskwalificaties en het matchen van vaardigheden en talent aan geschikte vacatures werd meermaals aangehaald. Ook bleek in sommige lidstaten de huisvesting van ontheemden een uitdaging. Ten slotte vroegen sommige lidstaten, evenals dhr. Asscher, aandacht voor de komende wintermaanden en een mogelijke toename van de instroom van Oekraïense ontheemden.

Namens Nederland bracht ik in dat de eerste prioriteit van Nederland ligt bij het zorgen voor een veilige omgeving en opvang voor ontheemden. De ontheemden die willen werken kunnen de keuze maken om in Nederland te gaan werken. Daarbij hoort dat werkgevers ook passende en veilige banen moeten aanbieden. Ook riep ik op tot aandacht voor de risico’s op misbruik en de noodzaak hier tegenop te treden, hetgeen onderschreven werd door Eurocommissaris Schmit. Tevens bracht ik in dat voldoende aandacht gegeven dient te worden aan sociale cohesie, zowel in de vorm van solidariteit richting ontheemden als tussen diverse groepen in de samenleving die te maken hebben met de impact van de oorlog in de Oekraïne.

Op de tweede dag van de Informele Raad bespraken deelnemers de ontwikkelingen rond energiearmoede. Tijdens het beleidsdebat deelden veel lidstaten informatie over de nationale steunmaatregelen in reactie op de gestegen energieprijzen. Veel lidstaten hebben mitigerende maatregelen getroffen in de vorm van financiële steun of prijsplafonds voor elektriciteits- en/of gasprijzen. Lidstaten noemden specifieke groepen of sectoren die zij beoogden te bereiken met de maatregelen, zoals lage- en middeninkomens, kwetsbare families, de zorgsector, de kinderopvangsector, en energie-intensieve industrieën. De meeste lidstaten wezen, naast de financiële steun, ook op het belang van verduurzamings- en besparingsmaatregelen. Ook wezen lidstaten op het belang dat mensen hun baan behouden en zo een inkomen (blijven) genereren. Enkele lidstaten hebben het minimumloon reeds verhoogd. Sommige lidstaten hebben ook plafonds ingesteld voor transport, of voedselprijzen. Sommige sprekers wezen op het belang van het voorkomen van een loon-prijsspiraal. Enkele sprekers riepen op tot solidariteit middels additionele EU-financieringsinstrumenten. Ten slotte werd gewezen op het belang van het verzamelen van data over de genomen maatregelen om kwaliteit, efficiëntie en effectiviteit van beleid te kunnen verhogen.

Namens Nederland bracht ik in dat aandacht gegeven dient te worden aan het bieden van perspectief aan lage- en middeninkomens en sociale cohesie. Ik heb tevens een toelichting geven op het omvangrijke steunpakket en het prijsplafond dat op Prinsjesdag is gepresenteerd om het koopkrachtverlies te dempen en om energiearmoede tegen te gaan, alsmede op de verduurzamings- en besparingsmaatregelen die het kabinet via verschillende instrumenten stimuleert.2

2. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties aangaande legale migratie en migratiepartnerschappen ten behoeve van het Schriftelijk Overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 en 14 oktober te Praag (Kamerstuk 21 501-31, nr. 687)

3. Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk (COM, 2021, 762)

In aansluiting op de Geannoteerde Agenda van de Informele Raad WSB van 13-14 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 684) en mijn schrijven van 17 oktober jl., waarin ik u informeerde over de brief aan het Tsjechische voorzitterschap waarin ik samen met een aantal Europese collega’s aandring op effectieve Europese regels gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid bij platformwerk, informeer ik u over de stand van zaken rond de behandeling van het Richtlijnvoorstel verbetering arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (hierna «het richtlijnvoorstel») (Kamerstuk 21 501–31, nr. 686).

Stand van zaken

Het Tsjechische voorzitterschap heeft in de Raadswerkgroep van 17 oktober jl. een aangepaste versie van het eerdere compromisvoorstel gepresenteerd.3 Nederland heeft, net als andere lidstaten, ook bij deze tekst een studievoorbehoud geplaatst en zal deze de komende tijd verder bestuderen.

In lijn met de Europese brief heeft Nederland in de Raadswerkgroep nogmaals benadrukt dat Nederland een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden in het richtlijnvoorstel en een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking wenst.

De vormgeving en de criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden vormen het belangrijkste discussiepunt in de onderhandelingen. Daarbij hebben de lidstaten die de Europese brief hebben ondertekend in algemene zin aangedrongen op terugkeer naar het oorspronkelijke richtlijnvoorstel van de Europese Commissie. Deze lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid. De lidstaten die meer flexibiliteit wensen ten aanzien van het rechtsvermoeden, bijvoorbeeld door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van het rechtsvermoeden te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid. Het compromisvoorstel van het voorzitterschap heeft op dit punt ook nog niet voldoende steun.

Andere discussiepunten betreffen de nieuw toegevoegde bepalingen over de rol van intermediairs en hun verantwoordelijkheid in relatie tot die van de arbeidsplatforms, de niet-opschortende werking van het rechtsvermoeden; de toekenning van rechten inzake automatische monitoring en besluitvorming aan zelfstandigen en de relatie tussen deze richtlijn en de algemene verordening inzake de bescherming van gegevens. Op deze punten lijken de standpunten van de lidstaten minder ver uiteen te liggen.

Vervolg

De komende periode zullen in de Raadswerkgroep de besprekingen over het compromisvoorstel worden voortgezet. Ik zal uw Kamer nader berichten over de voortgang van de behandeling van het Richtlijnvoorstel conform de gemaakte informatieafspraken. Ik blijf mij in Europees verband inzetten voor een weerlegbaar rechtsvermoeden in het richtlijnvoorstel en een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking ervan, zoals recent ook aangegeven in de brief over het arbeidsmarktbeleid.4

4. Kabinetsappreciatie voorstel voor Besluit Jaar van de Vaardigheden 2023

De Europese Commissie stelt voor om 2023 uit te roepen tot het Europees Jaar van de Vaardigheden. De Commissie heeft hiertoe op 12 oktober jl. een voorstel voor een besluit aan de Raad en het Europees Parlement gestuurd.5 Voortbouwend op de Europese Vaardighedenagenda6 en EU 2030 doelen7 beoogt het voorstel om de leercultuur verder te stimuleren. Het voorstel heeft tot doel om iedereen voor te bereiden en mee te laten komen in de digitale en groene transitie, met specifieke aandacht voor het adresseren van arbeidsmarktkrapte.

Gelet op de snelheid van de Brusselse besluitvormingsprocessen in de Raadswerkgroepen komende weken over het Commissievoorstel en het belang dat het kabinet hecht aan een tijdige informatievoorziening aan uw Kamer, is ervoor gekozen u in dit Raadsverslag een appreciatie te doen toekomen van het voorstel in plaats van een BNC-fiche.

Het voorstel omvat vier actielijnen: 1) het promoten van meer investeringen in om- en bijscholing om het potentieel van de huidige en toekomstige Europese beroepsbevolking te verzilveren, 2) het vergroten van de relevantie van vaardigheden door intensievere samenwerking tussen sociale partners, publiek en private diensten voor arbeidsvoorziening en onderwijs- en training aanbieders, 3) het benadrukken van het belang van een goede match tussen vaardighedensets en mogelijkheden op de arbeidsmarkt; en 4) het aantrekken van mensen uit derde landen met de vaardigheden waar behoefte aan is binnen de Unie, onder meer door de leermogelijkheden en mobiliteit te versterken en de erkenning van kwalificaties te vergemakkelijken.

De Commissie doet verschillende voorstellen om invulling te geven aan de vier actielijnen tijdens het Europese Jaar van de Vaardigheden. Dit betreft de organisatie van initiatieven en evenementen gericht op het aanjagen van de dialoog over het belang van een sterkere leercultuur en de ontwikkeling van informatie- en communicatiecampagnes over Europese initiatieven voor om- en bijscholing. De Commissie roept lidstaten daarnaast op om zogenaamde skills intelligence tools verder te ontwikkelen en instrumenten te blijven promoten die kwalificaties beter in kaart brengen.

De Commissie stelt voor dat iedere lidstaat een nationaal coördinator aanwijst die zorg draagt voor coördinatie van relevante activiteiten op nationaal en regionaal niveau gedurende het Europees Jaar van de Vaardigheden. De Commissie geeft aan zelf bijeenkomsten te organiseren voor de verschillende coördinatoren t.b.v. kennisuitwisseling. De aankondiging past volgens de Commissie binnen het huidig Meerjarig Financieel Kader. De Commissie is voornemens om op 31 december 2024 een rapport te presenteren aan o.a. het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering en resultaten van het besluit.

Appreciatie

Het kabinet hecht veel waarde aan een leven lang ontwikkelen (LLO) om de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar te houden op een dynamische arbeidsmarkt en haar voor te bereiden op de transities (van bijvoorbeeld energie, klimaat en digitalisering) die nieuwe eisen stellen aan kennis en vaardigheden. Dat doet het kabinet door de leercultuur te bevorderen.1 Het is hierin belangrijk dat mensen keuzes maken waar ze zelf achter staan. Tegelijkertijd stimuleert het kabinet met beleid ook om- en bijscholing richting digitale en groene banen.1 Het kabinet verwelkomt daarom de focus van de Commissie op zowel de korte als de lange termijn. Het vergroten van het arbeidsaanbod met de juiste vaardigheden die nodig zijn voor de groene en digitale transities leidt tot meer innovatie en verbetert het concurrentievermogen van bedrijven. Dit is van groot belang voor een sterke en weerbare EU. Daarnaast is het kabinet net al de Commissie van mening dat het Europese jaar van de Vaardigheden kan bijdragen aan het vergroten van de bewustwording rondom het belang van deelname aan om- en bijscholing.

Met uitzondering van actielijn vier zijn de actielijnen in lijn met het beleid dat het kabinet voert om samen met gemeenten, werkgevers en onderwijsinstellingen te zorgen voor passend onderwijs- en opleidingsaanbod voor verschillende doelgroepen, het verbeteren van basisvaardigheden, een brede leercultuur te bevorderen en het individu te stimuleren en te faciliteren in het nemen van eigen regie. Het kabinet verwelkomt derhalve deze onderdelen van het voorstel van de Commissie voor het Europees Jaar van de Vaardigheden. Momenteel werkt het kabinet aan een brede Werkagenda Digitalisering met daarin specifieke aandacht voor de verbetering van digitale vaardigheden. Eventueel additioneel beleid dient volgens de reguliere begrotingssystematiek gewogen te worden en van dekking te worden voorzien binnen de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.

De vierde voorgestelde actielijn ziet op het aantrekken van mensen uit derde landen met de vaardigheden waar behoefte aan is binnen de Unie, onder meer door de leermogelijkheden en mobiliteit te versterken en de erkenning van kwalificaties te vergemakkelijken. Er is goed opgeleid en genoeg personeel nodig om te werken aan noodzakelijke transities en de prioriteiten die het kabinet heeft gesteld. Het kabinet is van mening dat het aan de lidstaten is of er (sector)specifiek beleid gevoerd wordt betreffende arbeidsmigratie. Het kabinet heeft ook zorgen over het effect op intra-EU arbeidsmobiliteit en de bredere maatschappelijke impact van de voorgestelde acties. Daarnaast is van belang dat eerst andere opties worden verkend om tekorten in deze sector op te lossen, zoals inzet op een hogere arbeidsparticipatie en procesinnovatie.

Zoals al aangegeven in het BNC-fiche naar aanleiding van de Commissie-mededeling «aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU» 10 ziet het kabinet evenals de Commissie dat een verscheidenheid aan sectoren momenteel te maken heeft met toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Het kabinet ziet een duidelijke rol voor de overheid om krapte aan te pakken, naast de essentiële rol van werkgevers. Daarom onderzoekt het kabinet op dit moment de verschillende mogelijkheden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken via drie pijlers: het verminderen van de vraag naar arbeid, het vergroten van het arbeidsaanbod en het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod.11

Wat betreft reguliere arbeidsmigratie uit derde landen biedt de Wet arbeid vreemdelingen nu al ruimte om, als er geen aanbod is, een tewerkstellingsvergunning te verlenen voor personeel van buiten de EU. Het inzetten van buitenlands personeel kan organisaties in bepaalde situaties derhalve al ontlasten, als wordt voldaan aan de voorwaarden van de relevante wet- en regelgeving12. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt.

Het kabinet zal met een positieve blik kijken naar de inzet van de genoemde instrumenten om de actielijnen een, twee en drie verder te brengen in Nederland. Leven lang ontwikkelen is in Nederland een gedeelde verantwoordelijkheid van onder meer overheid, werkgevers, onderwijsinstellingen en individuen. Het kabinet heeft, gelet op deze gedeelde verantwoordelijkheid, daarom vragen bij het voorstel van de Commissie om één nationale coördinator aan te wijzen. Het kabinet moedigt het daarnaast aan dat op Europees niveau zo veel mogelijk aansluiting wordt gezocht met bestaand beleid en bestaande EU-programma’s voor LLO, breder onderwijsbeleid en beroepsonderwijs.


X Noot
1

«Proposal for a Decision of the European Parliament and the Council on a European Year of Skills 2023», COM(2022)526.

X Noot
2

Kamerbrief koopkracht, d.d. 20 september 2022, Kamerbrief aanvullende maatregelen energierekening, d.d. 20 september 2022. (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 4)

X Noot
3

Dit document met kenmerk st.13303en22 heeft de rubricering »Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking van het document het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het «Delegates Portal» wanneer de documenten het niveau van Coreper hebben bereikt.

X Noot
4

Kamerstuk 29 544, nr. 1112

X Noot
5

Besluit van het Europees Parlement en de Raad op een Europees Jaar van de Vaardigheden 2023, COM(2022) 526.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 2906.

X Noot
7

Zoals geformuleerd binnen het Actieplan gericht op de Europese Pijler voor Sociale Rechten. Kamerstuk 22 112, nr. 2355.

X Noot
1

Kamerbrief Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen (referentienummer: 022–0000194169.

X Noot
1

Brief Arbeidsmarktbeleid (Kamerstukken 29 544, nr. 1120).

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 3442.

X Noot
11

Aanpak arbeidsmarktkrapte, p. 7 (Kamerstuk 29 544, nr. 1115).

X Noot
12

Zoals de Wet arbeid vreemdelingen (Kamerstuk 35 680) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Kamerstuk 35 547).

Naar boven