21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 648 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2022

Op 15 februari aanstaande vindt de informele Raad WSB plaats in Bordeaux. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid en het EU-richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen in de EU.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 FEBRUARI 2022

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

  • Informatie over de Informele Raad WSBVC van 15 februari 2022;

  • Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM (2016) 815);

  • Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM (2020) 682).

Informatie over de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 15 februari 2022

In het nu volgende informeer ik u over de informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 15 februari, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De informele Raad vindt plaats in Bordeaux.

Ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda zijn nog geen formele agenda en discussiestukken gedeeld door het Franse voorzitterschap. Wel is inmiddels bekend dat het thema van de Raad als volgt luidt: Het aanpakken van de grote transities die van invloed zijn op de arbeidsmarkt, met de nadruk op vaardigheden, de rol van de sociale partners en sociale ondersteuning bij transities. Hieronder schets ik de Nederlandse inzet.

Nederlandse inzet

De EU staat als geheel voor enorme grensoverschrijdende uitdagingen op het terrein van de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt verandert in sneltreinvaart. De dubbele klimaat- en digitale transitie vraagt om andere vaardigheden van de beroepsbevolking. Zonder een dynamische en wendbare arbeidsmarkt die de transities ondersteunt, waarbij mensen doorstromen naar groeisectoren, worden transities moeilijk haalbaar. Dit is extra uitdagend omdat de beroepsbevolking door de demografische ontwikkelingen in de EU de komende decennia zal vergrijzen. Daarnaast vraagt de opkomst van nieuwe en meer hybride vormen van werk om het future-proof maken van onze arbeidsmarkt om het groeipotentieel van de EU en interne markt te kunnen benutten. Dit kunnen we alleen samen met andere EU landen aanpakken.

Vaardigheden

Nederland ziet het belang van een leven lang ontwikkelen voor het duurzaam inzetbaar houden van de beroepsbevolking op een dynamische arbeidsmarkt en haar voor te bereiden op de transities (van bijvoorbeeld energie, klimaat en digitalisering), die nieuwe eisen stellen aan kennis en vaardigheden. De gevolgen van de COVID-19 crisis maken de urgentie van investeringen in leren en ontwikkelen des te groter. Voortdurend investeren in ontwikkeling en (informele) scholing is van groot belang om ontwikkelingen in het werk te kunnen bijbenen en te voorkomen dat vaardigheden niet meer actueel zijn. Zo begeleidt Nederland werkenden in krimpsectoren gericht en actief naar goed en aantrekkelijk werk in duurzame technologieën. Tijdens de Raad zal Nederland inbrengen veel waarde te hechten aan eigen regie, zodat individuen zoveel mogelijk in staat worden gesteld om eigen keuzes te maken. Daarvoor is van belang dat zij financiële mogelijkheden hebben en zo nodig ondersteuning krijgen, zoals in Nederland bijvoorbeeld gebeurt met de STAP-regeling2, maar ook voorlichten en stimuleren.

Sociale dialoog

Het is van cruciaal belang dat sociale partners betrokken zijn bij de aanpak van de grote transities die op de arbeidsmarkt afkomen. Het overlegmodel in Nederland (het poldermodel) leidt al decennia tot relatieve rust op de arbeidsmarkt en is daarmee een goed voorbeeld. Overheid, werknemers en werkgevers bespreken met elkaar welke knelpunten en uitdagingen zich op de arbeidsmarkt voordoen en hoe deze kunnen worden opgelost. Tijdens de Raad zal Nederland uitdragen dat overleg en draagvlak nodig zijn om de transities op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden.

Groene transities en sociale steun

Nederland onderschrijft het belang van een eerlijke, groene transitie met aandacht voor de sociaaleconomische gevolgen en het behoud van breed maatschappelijk draagvlak. Negatieve sociaaleconomische effecten worden zoveel mogelijk geadresseerd door middel van algemeen sociaal beleid. Zo heeft Nederland gericht nationaal en lokaal beleid ten aanzien van armoedebestrijding, in nauwe samenwerking tussen het Rijk, gemeenten en maatschappelijke organisaties. Jaarlijks wordt integraal naar de koopkracht gekeken om waar nodig maatregelen te nemen om de inkomensontwikkeling bij te sturen. Nederland verwelkomt een discussie op Europees niveau over een eerlijke transitie. Hoewel lidstaten onderling verschillen, worden de sociaaleconomische uitdagingen die voortkomen uit deze transitie gedeeld. Dit zal Nederland inbrengen tijdens de Raad.

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).

Terugblik

In de WSBVC Raad van 21 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het Europees parlement (EP) en de Europese Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten, waaronder Nederland, tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Midden en Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Vervolgens is het onder het Finse, het Kroatische, het Duitse voorzitterschap en het Portugese voorzitterschap niet gelukt een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken.

Het onder Portugees voorzitterschap verkregen mandaat voor verdere onderhandelingen namens de lidstaten met het EP en de Commissie zag op een beperkt aantal onderwerpen. Een aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk maakte er geen onderdeel van uit. Belangrijkste onderwerp van gesprek in de trilogen was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit voorstel van het EP houdt in dat detacheringen vooraf moeten worden gemeld. Dit moet bijdragen aan betere handhaving en het tegengaan van «social dumping». Deze verplichting zou niet gelden in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties.

Stand van zaken

Ook onder het Sloveens voorzitterschap is het niet gelukt om dit dossier af te ronden. Na verschillende technische gesprekken is op donderdag 16 december in een triloog tussen het Sloveens voorzitterschap, het Europees parlement en de Commissie een voorlopig politiek akkoord bereikt over de herziening van de Verordening. Het voorzitterschap heeft dit voorlopig politiek akkoord vervolgens voor instemming voorgelegd aan het Coreper van 22 december. Een blokkerende minderheid heeft het politiek akkoord echter verworpen. Negen lidstaten, waaronder Nederland stemden tegen. Vijf lidstaten onthielden zich van stemming. Het Franse voorzitterschap heeft dit dossier vanaf 1 januari overgenomen. De Commissie en het Franse voorzitterschap beraden zich nu op de verdere aanpak.

Inzet Nederland

Net als mijn voorgangers blijf ik mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Mijn inzet op het gebied van werkloosheid is gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen. Verder ben ik van mening dat de herziening zou moeten bijdragen aan de modernisering van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid. Sinds de formulering van het herzieningsvoorstel door de Commissie in 2016 hebben er fundamentele veranderingen op de arbeidsmarkt plaatsgevonden. Voorbeelden daarvan zijn toegenomen digitalisering, het thuis en op afstand werken. Het voorstel dat nu voorligt is hierop onvoldoende toegerust. Mijn inzet is daarom gericht op de introductie van een reflectieperiode, die de Commissie de gelegenheid biedt een nieuw herzieningsvoorstel te formuleren.

Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord is gestrand door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken. Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met Nederlandse leden van het EP, met de Europese Commissie en andere belanghebbenden.

Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM (2020) 682)

Op 6 december 2021 heeft een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, ingestemd met het onderhandelingsresultaat dat het Sloveens voorzitterschap had voorgelegd aan de Raad. Op 14 december jl. heeft de Tweede Kamer het verslag3 over de genoemde Raad ontvangen, die tevens de toegezegde appreciatie bevatte van het bereikte compromis in de Raad (in aanvulling op de brief die reeds op 15 november jl. aan uw Kamer was verstuurd4) en de kernpunten van de positie van het Europese parlement. Voor meer achtergronden verwijs ik naar deze stukken.

Per 1 januari 2022 heeft Frankrijk het halfjaarlijks voorzitterschap van de Raad overgenomen. De Franse delegatie zal de onderhandelingsfase aanvangen tussen de Raad en het Europees parlement, waarbij de Commissie een bemiddelende rol vervult (de «triloog»). President Macron heeft op 19 januari 2022 in het Europees parlement aangegeven dat hij gedurende het Frans voorzitterschap graag een akkoord bereikt over dit dossier. Voor de komende weken heeft de Franse delegatie verschillende onderhandelingsronden gepland met vertegenwoordigers van het Europees parlement.

Gedurende de triloog blijft het kabinet de ontwikkelingen op de voet volgen met als inzet een zo goed mogelijk resultaat voor Nederland. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de vorderingen van de triloog.


X Noot
1

Kamerstuk 34 655, nr. 2 en Kamerstuk 35 639, nr. 1

X Noot
2

Kamerstuk 30 012, nr. 111

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-31, nr. 645

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-31, nr. 639

Naar boven