21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 420 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2016

De SP-fractie van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 20 september 2016 over de geannoteerde agenda voor de informele Gezondheidsraad van 3 en 4 oktober 2016 in Bratislava (Kamerstuk 21 501-31, nr. 416).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 september 2016 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 20 oktober 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Minister

4

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben vragen over de handelsverdragen die een bedreiging vormen voor het Nederlandse zorgstelsel. Hoe reageert de Minister op de zorgen die de FNV1 heeft over de invloed van TiSA op het Nederlandse zorgstelsel? De FNV plaatst vraagtekens bij de Nederlandse positie in de onderhandelingen met TiSA, waarbij markten worden opengesteld aan buitenlandse aanbieders maar tegelijkertijd een voorbehoud wordt gemaakt om te kunnen discrimineren tussen nationale en buitenlandse partijen. Kan de Minister duidelijkheid geven of bij een mogelijke invoering van TiSA overheden zelf zeggenschap houden over hun zorgstelsel of niet? Voorts vragen deze leden of de Minister kan toelichten wat de precieze gevolgen zijn voor zorgsectoren die in TiSA worden behandeld?

Herinnert de Minister haar eerdere reactie waarin ze het volgende zei: «De inzet van het Kabinet is dat het Nederlandse zorgstelsel wordt uitgesloten van ongewenste invloeden van handelsverdragen»2? Hoe verhoudt dit zich met de inzet van TiSA, waarbij slechts gepleit wordt voor meer marktwerking en liberalisering in de Nederlandse gezondheidszorg? Wat verstaat de Minister onder ongewenste invloeden? De leden van de SP-fractie verwachten een uitgebreide reactie hierop.

Voorts willen de leden van de SP-fractie weten of de Minister het acceptabel vindt dat het bedrijfsleven, samen met de farmaceuten, middels TiSA haar positie wil verstevigen en daarmee enkel focust op winst in plaats van het regelen dat mensen de zorg krijgen die nodig is? Hoe zit het precies met de stand still clausule3 die zegt dat landen het bestaande niveau van liberalisering moeten vasthouden en enkel meer marktwerking mogen invoeren? Hoe verhoudt dit zich met de Nederlandse gezondheidszorg?

De leden van de SP-fractie wijzen op de FNV-brief van 12 september jl.4 over TTIP en CETA waarin het volgende staat: «De regering stelt dat CETA «volledig voldoet» aan de SER aanbevelingen ten aanzien van publieke diensten. De FNV vraagt zich echter af hoe zich dit verhoudt tot de «negatieve lijst» benadering in CETA. Verder gaat de Minister niet in op de gevolgen voor Nederlandse publieke diensten die inmiddels gedeeltelijk zijn geprivatiseerd.». Kan de Minister aangeven waarom Nederland heel weinig diensten op de negatieve lijst heeft gezet? Hoe verhoudt dit zich met de zogenaamde zogenaamde «ratchett clausule» waarin geregeld wordt dat publieke diensten alleen nog maar meer geliberaliseerd kunnen worden? Kan de Minister aangeven op basis van welke clausules in TTIP, CETA en TiSA overheden (gedeeltelijk) geprivatiseerde diensten weer in overheidshanden kunnen terug brengen?

Waarom zet de Minister zich in de onderhandelingen van TiSA in om ook de ambulancezorg, kraamzorg, ziekenhuisdiensten (zoals catering), psychologen, tandartsen en verpleeghuizen aan buitenlandse concurrentie bloot te stellen?5, 6 Waarom kiest de Minister ervoor om zo kort voor de verkiezingen haar liberale beleid voort te zetten? Erkent de Minister dat ze daarmee een onomkeerbare situatie creëert op een oneigenlijke manier? Kan de Minister aangeven waarom zij kiest voor deze inzet, terwijl de meeste mensen in Nederland helemaal niet vinden dat marktwerking in de zorg een goed idee is?7, 8 Waarom keert de Minister zich tegen de wens van de bevolking? Hou verhoudt de inzet van Nederland om meerdere vormen van zorgverlening te vermarkten zich met de uitspraken van de Minister die eerder aangaf dat volksgezondheid een nationale bevoegdheid is, dat dit zo moet blijven, dat de inzet van het kabinet is dat ons gezondheidssysteem nationaal bepaald wordt en dus niet onder het verdrag TiSA valt?9 Kan de Minister garanderen dat verdere en mogelijk onomkeerbare marktwerking in de Nederlandse gezondheidszorg niet gerealiseerd kan worden via internationale handelsverdragen zoals TiSA, TTIP en CETA? Kan de Minister (documentaire) bewijzen de Kamer doen toekomen over de inzet van het Nederlandse kabinet bij de onderhandelingen van genoemde verdragen als het gaat om het behouden van onze nationale bevoegdheden (specifiek op het punt van gezondheidszorg)? Kan de Minister tevens specifieke bewijzen de Kamer doen toekomen welke beperkingen het Kabinet heeft gesteld in de onderhandelingen met TTIP, TiSA en CETA over het behouden van nationale bevoegdheden? De leden van de SP-fractie willen hierover een uitgebreide toelichting, voorzien van bewijzen van de Minister met betrekking tot deze punten ontvangen.

Voorts hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen over TTIP en CETA. Deze leden hebben de antwoorden op gestelde Kamervragen10 van de Minister van Buitenlandse Zaken ontvangen. De leden willen de Minister van VWS vragen naar haar inzicht als het gaat om gezondheidsschade door TTIP. Hoe oordeelt de Minister dat haar collega Minister Ploumen met betrekking tot TTIP en CETA het goed vindt dat maatregelen die u onder meer heeft genomen om een gezonde levensstijl te bevorderen, (deels) teniet gedaan kunnen worden door TTIP? Vindt de Minister het niet kortzichtig dat de regering niet van mening is dat prijzen van suiker, tabak en alcohol kunnen dalen door TTIP? Welke maatregelen zou de regering dan wel gemachtigd zijn om te nemen in een denkbare situatie als TTIP doorgang vindt? Zijn die maatregelen wel voorhanden?

Tot slot wijzen de leden van de SP-fractie op de draft agenda van de Trade Policy Committee van 09 september 2016. Hierin is aangegeven dat er binnen TTIP gewerkt wordt aan een overeenkomst over farmaceutische goederen. Hoe oordeelt de Minister hierover en wat houdt deze overeenkomst precies in? Wat is de inzet van de Minister? Kan de Minister aangeven welke gevolgen deze overeenkomst heeft voor de situatie in de Nederlandse gezondheidszorg?

Voorts hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen over de Terugkoppeling EU-voorzitterschap VWS

De leden van de SP-fractie zijn tevreden over het besluit van de lidstaten dat drugs en volksgezondheid nationaal geregeld moeten worden. Genoemde leden hebben wel vragen over de wens van lidstaten voor een verbeterd Europees Early Warning Systeem en de wens om de risicoanalyses van aangetroffen nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) te versnellen. Wat is de inbreng van de Minister in deze kwestie?

De Minister geeft aan dat overleg is geweest tussen lidstaten, IOC, EOC, FIFA, UEFA, de Commissie en het Europees Parlement over het organiseren van een integere en transparante toewijzing, uitvoering en verantwoording van grote sportevenementen. De leden van de SP-fractie willen weten wat de uitkomsten zijn van dit overleg. Voorts willen deze leden graag weten welke inbreng de Minister heeft ingebracht als het gaat om de schending van mensenrechten bij internationale sportevenementen.

De Minister heeft aangegeven dat Nederland zich heeft ingespannen om de discussie over toetreding van de EU en de lidstaten tot de Conventie matchfixing verder te brengen. Nederland blijkt dit verdrag al te hebben ondertekend, terwijl uit gesprekken met lidstaten, de Raad van Europa en Juridische Diensten is gebleken dat er vooralsnog geen overeenstemming is tussen de lidstaten en de EU over toetreding van dit verdrag. De leden van de SP-fractie zijn hier verbaasd over. Kan de Minister nadere uitleg hierover geven?

De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over de herziene Europese richtlijn Erkenning Beroepskwalificaties met de Europese Beroepskaart en het waarschuwingsmechanisme. De Minister gaf aan dat verbeterpunten zijn besproken met lidstaten en de Europese Commissie. Kan de Minister duidelijkheid geven welke verbeterpunten zijn besproken, welke mogelijke acties hieruit voortvloeien en wat inmiddels de stand van zaken is van de uitvoering van deze richtlijn?

II. Reactie van de Minister

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, is verantwoordelijk voor de Nederlandse inzet in handelsakkoorden en voor het Nederlandse handelspolitieke beleid. U wordt deze maand door haar, namens het kabinet, via een uitgebreide Kamerbrief geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen over het Trade in Services Agreement (TiSA) en de Nederlandse inzet in deze onderhandelingen.

Op 7 juni jl. heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uitvoerig gesproken met de Tweede Kamer over CETA (Handelingen II 2015/16, nr. 92, item 36). Hier zijn ook de publieke diensten aan de orde gekomen. In de eerste plaats is het belangrijk nogmaals te benadrukken dat handelsakkoorden niet oproepen – laat staan verplichten – tot het privatiseren van publieke diensten. Ook in de toekomst kunnen reeds geprivatiseerde publieke diensten weer in overheidshanden worden genomen, of door middel van een monopolie aan een privaat bedrijf worden gegund. Zoals reeds op 19 januari 2016 uiteengezet (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1574) heeft de Europese Unie standaard een onvoorwaardelijke en brede uitzondering voor alle publieke diensten in handelsakkoorden. Deze uitzondering is ook in CETA en TiSA opgenomen. Hierdoor zijn eventuele bepalingen die toekomstige nationalisatie verhinderen niet van toepassing op publieke diensten. Overheden kunnen zelf bepalen wat zij als publieke dienst zien. Het maakt niet uit of een publieke dienst publiek of privaat gefinancierd is. Het Nederlandse zorgstelsel zie ik als publieke dienst.

U verwijst naar de invloed van TTIP en CETA op de prijzen van suiker, tabak en alcohol. U heeft hier eerder vragen over gesteld, die mede namens mij, door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord zijn (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3522). De maatregelen die het kabinet samen met de Europese Commissie neemt om de volksgezondheid te bevorderen, blijven van toepassing en onze inzet voor een goede gezondheid van Nederlandse burgers blijft onverminderd. CETA zal deze maatregelen niet teniet doen, net zomin als TTIP dat zou doen.

Tenslotte vraagt u naar een mogelijke overeenkomst over farmaceutische goederen binnen TTIP. Het gaat hier om een overeenkomst over wederzijdse erkenning van de fabricatiepraktijken van farmaceutische goederen, waarover de EU in een position paper in 2014 een toelichting heeft gegeven.11 In 1998 hebben de VS en de EU hierover een overeenkomst gesloten. Deze is echter nooit in werking getreden. TTIP biedt een raamwerk om hierover nieuwe afspraken te maken. Het voorstel van de Europese Commissie ligt nu ter beoordeling bij de experts van de lidstaten.

Terugkoppeling EU-voorzitterschap VWS

De leden van de SP-fractie hebben vragen over de wens van lidstaten voor een verbeterd Europees Early Warning Systeem en de wens om de risicoanalyses van aangetroffen nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) te versnellen. Uit bilaterale gesprekken die het Nederlandse Voorzitterschap heeft gevoerd kwamen deze wensen inderdaad naar voren. Evenals dat er geen draagvlak voor artikel 114 VWEU (interne markt) als rechtsgrondslag voor een nieuw systeem is. Inmiddels heeft de Commissie een nieuw voorstel voor een verordening wat betreft de uitwisseling van informatie, het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en de risicobeoordelingsprocedure inzake nieuwe psychoactieve stoffen gedaan. Op dit moment wordt er een BNC fiche voor het voorstel voorbereid. Deze zal u medio oktober ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2214).

Daarnaast stelde de leden van de SP-fractie vragen over het overleg inzake het organiseren van een integere en transparante toewijzing, uitvoering en verantwoording van grote sportevenementen en de inbreng met betrekking tot de schending van mensenrechten bij internationale sportevenementen.

Tijdens de formele Sportraad zijn Raadsconclusies (7363/16) aangenomen ter bevordering van integriteit, transparantie en goed bestuur bij grote sportevenementen. In de gestructureerde dialoog tussen lidstaten, IOC, EOC, FIFA UEFA en Europese Commissie is verder gesproken over dit thema. Er was grote belangstelling voor deze dialoog van zowel lidstaten als sportorganisaties. Deze dialoog werd zeer gewaardeerd door alle partijen omdat op deze manier de raadsconclusies ook in de praktijk zijn uitwerking kunnen vinden. Afgesproken is om de dialoog een vervolg te geven. Hiervoor zal ik een startbijeenkomst in Nederland geven over integriteit van grote sportevenementen.

Het kabinet heeft tijdens het Nederlands Voorzitterschap inderdaad ingezet op het thema mensenrechten bij de versterking van de integriteit binnen de sport. In de eerde genoemde Raadsconclusies (7363/16) zijn op initiatief van Nederland verschillende verwijzingen naar mensenrechten en kinderrechten opgenomen, inclusief verwijzingen naar internationale verdragen. Daarnaast hebben sportbonden hierin een eigen verantwoordelijkheid. Het is een goede ontwikkeling dat bij verschillende internationale sportkoepels steeds duidelijker wordt onderkend dat zij een verantwoordelijkheid hebben als het gaat om mensenrechten. Zo heeft de FIFA John Ruggie, opsteller van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, in de arm genomen voor advies over verdere integratie van mensenrechtenaspecten in FIFA-beleid en -praktijk en heeft hij een rapport opgeleverd in april 2016 dat nu binnen FIFA opvolging krijgt.

Voorts vroegen de leden van de SP-fractie naar de stand van zaken omtrent de conventie matchfixing. Het doel van dit verdrag is om matchfixing te voorkomen, op te sporen en te bestrijden, evenals het bevorderen van informatie-uitwisseling en (inter)nationale samenwerking tussen publieke autoriteiten en sportorganisaties en kansspelaanbieders. Het Raad van Europa-Verdrag over de manipulatie van sportcompetities is inmiddels getekend door 28 landen, waaronder 16 EU-lidstaten (inclusief Nederland), maar het kan pas in werking treden als de conventie door 5 landen van de Raad van Europa is geratificeerd. Het verdrag is inmiddels door twee landen geratificeerd.

Tevens is de Europese Unie voornemens partij te worden bij dit verdrag. Het is namelijk een gemengd akkoord, naast de EU-lidstaten dient ook de Europese Unie partij te worden. De onderhandelingen hierover in EU-kader zijn nog niet afgerond. Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie heeft Nederland zich ingespannen om toetreding van de Europese Unie tot dit Verdrag te realiseren. In navolging op de inzet van het Nederlands Voorzitterschap, zal Slowakije samen met de Europese Commissie inventariseren hoe het proces tot toetreding te bespoedigen. EU-lidstaten kunnen pas overgaan tot ratificatie van het verdrag als dit proces is afgerond.

Tenslotte vroegen de leden van de SP-fractie zich af wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn Erkenning Beroepskwalificaties en wat de besproken verbeterpunten zijn.

Verbeterpunten die zijn besproken met de Europese Commissie en de lidstaten betreffen het Interne Markt Informatiesysteem dat wordt gebruikt voor het uitwisselen van waarschuwingen. Het gaat dan om de wens om het systeem op punten gebruiksvriendelijker te maken. De Europese Commissie is bezig met deze technische verbeteringen. Daarbij is van belang dat de bescherming van persoonsgegevens steeds voldoende geborgd is. Daarnaast is besproken hoe lidstaten van elkaar kunnen leren op het gebied van de inrichting van het nationale systeem (centrale registratie in plaats van regionale registratie) en de overname van bevoegdheidsbeperkende maatregelen die zijn opgelegd in andere lidstaten. Dit zijn verbeterpunten op nationaal niveau waardoor de voortgang afhankelijk is van nationale factoren. Zoals op 6 juni 2016 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schriftelijk aan Uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 21 201, nr. 224), zal de richtlijn Erkenning EU-beroepskwalificaties medio oktober 2016 volledig geïmplementeerd zijn.


X Noot
1

TISA: door FNV Zorg & Welzijn, FNV Overheid en FNV Publiek Belang in

samenwerking met Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)

en Transnational Institute (TNI) 2016

X Noot
2

Schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

X Noot
4

Brief FNV 12 september 2016 aan Commissie Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking. Onderwerp FNV-inbreng t.b.v. AO RBZ/Handel 14 september 2016.

X Noot
6

TISA: door FNV Zorg & Welzijn, FNV Overheid en FNV Publiek Belang in

samenwerking met Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)

en Transnational Institute (TNI) 2016

X Noot
9

Handelingen II 2015/16, nr. 21, items 3 en 7

X Noot
10

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3522

Naar boven