21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 597 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 maart 2024

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 7 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 596), het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen februari 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 594) en het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Toerismeraad van 20 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 595).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 februari 2024 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

1

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen en het rapport van de Europese Commissie over de interne markt en het concurrentievermogen van Europa. Deze leden vinden het goed om dit te monitoren en kunnen zich vinden in de indicatoren die hiervoor in het rapport worden gebruikt. Zij hebben een aantal vragen over de doelen die worden gesteld voor de Europese economie. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen aangaande het doel «Environmental sustainability» of de doelen en plannen liggen zoals gesteld in het rapport in lijn met de koers voor het Klimaatakkoord van Parijs en het Biodiversiteitsakkoord van Kunming.

Antwoord

Het genoemde rapport is een uitwerking van de Mededeling Langetermijn Concurrentievermogen van de EC van 16 maart 2023. Hierin stelt de Europese Commissie 17 Key Performance Indicators vast voor de economie in de Europese Unie. Daarbij zijn voor de pijlers Energie en Circulariteit expliciet een aantal KPIs vastgesteld. «Environmental sustainability» wordt hierbij niet expliciet genoemd als KPI of doel, maar als één van de vier onderdelen die tot doel 1: «een functionerende eengemaakte markt» moeten leiden (zie ook het diagram op pagina 2 van het rapport). Deze en de andere KPIs zijn allen verwoordingen van bestaande internationale of EU-afspraken. De EU heeft het Klimaatakkoord van Parijs en het biodiversiteitsakkoord van Kunming ondertekend. Hoewel deze akkoorden niet genoemd worden in het rapport, blijft het uitgangspunt dat EU-beleid in lijn is met beide overeenkomsten. Het kabinet zal er dan ook voor waken dat de bredere doelstelling voortkomend uit de beide overeenkomsten behaald zullen worden.

2

Deze leden merken met betrekking tot het doel «Well being for all, fairness» het volgende op. De arbeidsinkomensquote laat zien dat steeds meer geld naar aandeelhouders gaat en minder naar mensen. Hoe wordt dit doel precies gemeten en met welke KPI’s? Onderschrijft de Minister deze KPI’s en mocht zij hier in het kader van brede welvaart aanvullingen voor zien, gaat ze hiervoor pleiten? En hoe sluit dit doel aan bij de Europese wet voor een minimumloon?

Antwoord

Ik deel het uitgangspunt dat iedereen moet meeprofiteren van de economie. Dat is één van de vier pijlers van mijn perspectief op de economie.1 Ik ben dus blij dat de Europese Commissie (EC) deze dimensie ook noemt. Vooralsnog heeft de EC hier geen concrete indicator over opgenomen. Nationaal zijn we over indicatoren in gesprek met de planbureaus, in het kader van hun werk aan een analyse instrumentarium brede welvaart. Mochten de resultaten van de planbureaus daar aanleiding toe geven, dan zal ik hiervoor pleiten bij de EC.

De verdeling van de winst tussen werkgevers en werknemers wordt vaak gemeten aan de hand van de arbeidsinkomensquote (AIQ). Sinds 2019 lijkt er een daling gaande van de AIQ. Maar de arbeidsinkomensquote loopt het afgelopen jaar weer op, dat laat zien dat werknemers dit jaar weer meer meeprofiteren. Het Centraal Plan Bureau (CPB) verwacht dat deze stijging van de arbeidsinkomensquote aanhoudt. Zo raamt het CPB dat in 2024 de AIQ stijgt naar 70,8% en in 2028 naar 72,2%.2

Wat betreft de aansluiting met de EU-wet voor een minimumloon: de richtlijn inzake toereikende minimumlonen in de Europese Unie schrijft voor dat lidstaten met wettelijke minimumlonen procedures instellen voor de vaststelling en aanpassing van deze wettelijke minimumlonen. De vaststellingen en aanpassingen worden gebaseerd op criteria die zijn bepaald om bij te dragen tot de toereikendheid van die minimumlonen. De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken. Ook wordt in de richtlijn bepaald dat lidstaten indicatieve referentiewaarden gebruiken als richtsnoer voor hun beoordeling van de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen. Het kabinet werkt momenteel aan de implementatie van de richtlijn. In het kader van die implementatie zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer in de loop van 2024 ook informeren over de invulling van de referentiewaarden in Nederland.

3

Met betrekking tot het doel «Productiviteit» merken deze leden het volgende op. Landen als China en Amerika subsidiëren hun economie met grootschalige subsidieprogramma’s als de Inflation Reduction Act (IRA), met grote (negatieve) gevolgen voor de Europese concurrentiepositie. Deelt de Minister deze zorgen? Hoe is het met het volume van productie tussen Europa, China en de VS? Gaat de Europese industriële productie inderdaad naar beneden? Komt dat door de staatssteunpakketen van China en de VS en zo ja, wat wordt hier in Europa tegen gedaan?

Antwoord

Ja, ik deel deze zorgen. Daarbij is het goed om op te merken dat het niet zozeer gaat om de investeringen die de Verenigde Staten geeft, omdat Europa ook veel investeert in vergroening, maar om het gemak van de aanvraag en de zekerheid die de fiscale regelingen de bedrijven bieden. China is al langere tijd gericht bezig om met behulp van overheidssteun bedrijven een gunstige marktpositie te geven. Ook moet worden opgemerkt dat de concurrentiepositie niet alleen afhankelijk is van subsidies, maar dat ook andere factoren zoals een hogere energieprijs, toegang tot het elektriciteitsnet, lange termijn zekerheid, voldoende en goed opgeleide arbeidskrachten, en het andere onderdelen van het bredere vestigingsklimaat meespelen. De hoge energieprijs speelt de afgelopen jaren een belangrijke rol voor de concurrentiekracht van met name energie-intensieve bedrijven in de EU. Veel energie-intensieve industrie heeft te maken gehad met productiedalingen. Dit komt doordat de stijging van de energieprijzen in de EU productie hier minder aantrekkelijk maakte ten aanzien van andere regio's met een lagere energieprijs.

In Europa wordt de discussie over industriebeleid volop gevoerd. Dit jaar zijn de Europese verkiezingen en de nieuwe Europese Commissie zal, naar verwachting, Europees industriebeleid hoog op de agenda zetten. De groeimarktenstudie en de nationale technologiestrategie (NTS) bieden een goede basis voor de Nederlandse inzet op het gebied van EU-industriebeleid. Tegelijkertijd zetten we in op een snelle energietransitie om zo snel mogelijk naar duurzaam lagere energieprijzen te komen.

4

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het belang van de Europese interne markt, maar zien ook mogelijke nadelen. Zo zijn er veel arbeidsmigranten die onder slechte omstandigheden en zonder vast contract in Nederland werken. Onderschrijft de Minister dit? En hoe wil ze hierop ingrijpen terwijl ze de interne markt stimuleert?

Antwoord

Om draagvlak voor de interne markt te behouden en verder te versterken is het belangrijk dat iedereen de vruchten van de interne markt kan plukken, zoals gesteld in de kabinetsbrede interne-marktactieagenda van het kabinet. Maatregelen op Europees niveau en adequate handhaving moeten garanderen dat op innovatie en kwaliteit wordt geconcurreerd en niet op arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en het beschermingsniveau van werknemers. Het gaat om het zorgen voor zowel het belang van vrij verkeer als voor het waarborgen van de bescherming van veiligheid, volksgezondheid, milieu, consumenten en werknemers. Daarnaast beoogt relevante EU-regelgeving oneerlijke concurrentie, misbruik van regels en fraude tegen te gaan. Een sterke, duurzame en eerlijke interne markt gaan wat het kabinet betreft hand in hand. Het kabinet heeft oog voor misstanden met arbeidsmigranten. Ten behoeve van een gelijk speelveld, het bieden van bescherming tegen oneerlijke concurrentie en de aanpak van misstanden bij arbeidsmigratie werkt het kabinet aan het uitvoeren van de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie-Roemer).

5

Daarnaast geven de Nederlandse boeren aan oneerlijke concurrentie te ervaren van andere boeren buiten Nederland (en buiten de EU). Ze zouden aan strengere regels moeten voldoen dan concurrenten. Hoe ziet de Minister dit? Of werkt de interne markt niet goed voor boeren en zijn het vooral een beperkt aantal inkoophuizen van landbouwproducten die onevenredig veel macht hebben en boeren in een race to the bottom dwingen? Kunnen de Europese wet minimumloon, het Klimaatakkoord van Parijs en bijvoorbeeld de natuurherstelwet als uitgangspunt worden genomen bij het bevorderen van de interne markt, zodat we zeker weten dat de ontwikkelingen voor de interne markt in lijn zijn met deze andere belangrijke Europese doelen?

Antwoord

Het kabinet richt zich op het versterken van de positie van agrarische ondernemers, het creëren van een gelijk speelveld, redelijke vergoedingen voor de duurzaamheidsinspanningen van boeren en handelsakkoorden waarin gelijk speelveld, goede duurzaamheidsafspraken en de transitie naar duurzame voedselsystemen belangrijke randvoorwaarden zijn. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 4, moet zowel het belang van vrij verkeer in aanmerking worden genomen, als de bescherming van veiligheid, volksgezondheid, milieu, consumenten en werknemers worden gewaarborgd.

6

Tot slot maken de leden van GroenLinks-PvdA zich zorgen over de maritieme maakindustrie. Welke stappen zet de Minister om de maritieme maakindustrie te bevorderen?

Antwoord

Op 26 oktober 2023 is de Maritieme Maakindustrie sectoragenda aan uw Kamer aangeboden3. Hierin worden vijfentwintig maatregelen aangekondigd voor de huidige knelpunten in de maritieme sector, geordend via vijf actielijnen: 1. Inkopen, 2. Financiering en fiscaal, 3. Innovatie, 4. Vestigingsklimaat en 5. Internationale positionering. Het kabinet werkt momenteel aan de uitvoering van deze actielijnen. Daarnaast worden er vijf koploperprojecten voorgesteld in de sectoragenda. Deze projecten moeten onder andere bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën, werkwijzen en verdienmodellen binnen de sector. Het Rijksregiebureau Maritieme Maakindustrie, dat momenteel wordt opgezet, zal toezien op de uitvoering van de sectoragenda en op een productieve samenwerking met de sector bij deze uitvoering. In Q3 zal ik een voorgangsrapportage naar uw Kamer sturen. Tijdens deze aankomende Raad voor Concurrentievermogen van 7 maart zullen de Duitse en Nederlandse delegaties op Europees niveau aandacht vragen voor de maritieme maakindustrie, middels een voorgesteld diversenpunt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

7

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg van 7 februari dat er in Nederland de afgelopen jaren diverse experimenteerruimtes zijn ingezet op zowel gemeentelijk, provinciaal als nationaal niveau. Kan de Minister concrete voorbeelden noemen waarin er gebruik is gemaakt van deze experimenteerruimtes? Bovendien zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de concrete resultaten voor innovatie van het gebruik van deze experimenteerruimtes.

Antwoord

In Nederland zijn de afgelopen jaren diverse experimenteerruimtes ingezet op zowel gemeentelijk, provinciaal als nationaal niveau. In bijvoorbeeld de Omgevingswet is een experimenteerclausule opgenomen. Deze clausule maakt het mogelijk om tijdelijk af te wijken van bepaalde regels en voorschriften om te experimenteren met nieuwe oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de fysieke leefomgeving. Voor elk onderwerp waar dit soort experimenteerruimte wenselijk wordt geacht is een experimenteerclausule beleidsvrijheid nodig als grondslag. Die stelt overheden in staat om een experimenteerruimte te creëren. Ik heb geen concrete aanwijzingen dat er in situaties waar dit mogelijk en wenselijk was geen experimenteerruimte is gecreëerd.

8

De leden van de VVD-fracties vernemen in hetzelfde verslag dat uit de praktijk blijkt dat ondernemers vaak geholpen zijn met een goede uitleg over wat er op grond van bestaande regelgeving al mogelijk is. Kan de Minister hierop reflecteren in het licht van innovaties die volgens huidige wet- en regelgeving nog niet mogelijk zijn? Kan de Minister concrete voorbeelden noemen van innovaties die geholpen zijn bij een juiste uitleg over wat er op grond van bestaande regelgeving al mogelijk is?

Antwoord

Het kabinet stimuleert de inzet van experimenteerruimtes, door overheden die overwegen een experimenteerruimte op te zetten daarbij zoveel mogelijk te ondersteunen met richtsnoeren, voorbeelden en tips, onder andere op basis van de zogenaamde Aanwijzingen voor de regelgeving en sinds kort het Beleidskompas. In de praktijk blijkt overigens dat ondernemers vaak, nog meer dan met een experimenteerruimte, geholpen zijn met een goede uitleg over wat er op grond van bestaande regelgeving al mogelijk is. Door misverstanden kan ten onrechte het beeld ontstaan dat bepaalde voorgenomen activiteiten niet kunnen worden ondernomen.

9

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen dat de Minister zal pleiten voor politieke opvolging van het Annual Single Market and Competitiveness Report 2024. Wat zijn wat de Minister betreft idealiter concrete vervolgacties op dit rapport?

Antwoord

Wat concrete vervolgacties betreft zet ik in op concrete actie om territoriale leveringsbeperkingen aan te pakken. Daarnaast is het van belang om de projecten in de Europese Taskforce interne-markthandhaving (SMET) op het terrein van detachering, het stroomlijnen van vergunningsprocedures voor zonne- en windenergie en het tegengaan van IBAN-discriminatie voort te zetten.

10

Daarnaast vernemen de leden van de VVD-fractie in dezelfde geannoteerde agenda dat meerdere lidstaten een diversenpunt hebben aangevraagd over het creëren van een Europese strategie voor de maritieme maakindustrie, mede op initiatief van Nederland. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de Minister deze Europese strategie voor zich ziet? Hoe kan Nederland er in deze strategie voor zorgen dat de Europese aanbestedingsregels in iedere lidstaat hetzelfde worden gebruikt?

Antwoord

Nederland stelt, met een aantal andere lidstaten, een Europese maritieme maakindustriestrategie voor om de maritieme sector onder meer beter te beschermen tegen oneerlijke concurrentie van met name Aziatische partijen. Een probleem waar een groot deel van de Europese sector mee te maken heeft. Tot nu toe is horizontale Europese wetgeving gericht op de bescherming van strategische sectoren, waaronder de Foreign Subsidies Regulation niet effectief gebleken voor de maritieme sector. Met een Europese sectorstrategie hopen we de benodigde bescherming van de sector wel te bereiken. In deze Europese maritieme maakindustriestrategie willen wij ook inzetten op een meer gelijk speelveld binnen Europa. Tot slot besteden wij bij de uitvoering van onze sectoragenda No guts, no Hollands glorie aandacht aan het nadrukkelijker meewegen van het strategisch belang van de maritieme maakindustrie bij inkooptrajecten van de Rijksoverheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse de beantwoording van de Minister op de vragen van de EZK-commissie inzake de informele Raad voor Concurrentievermogen van eerder deze maand gelezen. Ook hebben deze leden kennisgenomen van de nonpaper over de strategie over de interne markt en de agenda van de aanstaande Raad. De leden wensen de Minister hierover nog enkele vragen en suggesties voor te leggen.

11

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de beantwoording van de Minister over het bereiken van een voorlopig akkoord op de Net Zero Industry Act (NZIA) tussen het parlement en de Raad. Zij gaf aan dat Nederland hierbij zo veel mogelijk probeerde vast te houden aan het Raadsmandaat. Kan de Minister ingaan op in hoeverre dat is gelukt? Zijn er zaken waarover geen overeenkomst is bereikt, maar zij wel graag overeenkomst op had gezien? Zo ja, waarop? Wat is de tijdsplanning om het voorlopig akkoord in beide instelling formeel goed te keuren en aan te nemen?

Antwoord

Op 6 februari jl. is er een akkoord bereikt tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement op de Net Zero Industry Act (NZIA). De NZIA zal helpen de Europese productiecapaciteit van net-zero-technologieën aan te jagen en belemmeringen voor het opschalen van de productiecapaciteit in Europa te verkleinen. Op relatief veel voor Nederland belangrijke artikelen is in het uiteindelijke akkoord dicht bij het Raadsmandaat gebleven. Bijvoorbeeld in het artikel over het realiseren van CO2-injectiecapaciteit voor 2030 is de voor Nederland belangrijke mogelijkheid tot uitzondering overeind gebleven. Nederland heeft zich hier tijdens de Raadsonderhandelingen en in de Trilogen hard voor gemaakt. Ook de artikelen over aanbesteding en de Net Zero Acceleration Valleys (Industrial Valleys), waar Nederland een aanjagende rol in heeft gehad, zijn dicht bij het Raadsmandaat gebleven. In het artikel over veilingen is op het laatste moment, op aandringen van een grote lidstaat, een plafond voor het totaal volume gekomen. Dit wordt door Nederland als onwenselijk geacht en is uiteindelijk wel in de gesloten overeenkomst gekomen.

Het Europees Parlement moet nog formeel stemmen over het bereikte akkoord. Hoogstwaarschijnlijk zal deze stemming plaatsvinden voor het eind van het huidige mandaat. Ook de Raad moet nog formeel instemmen met het politiek akkoord. Het is nog niet bekend wanneer dat zal zijn.

12

Kan de Minister ingaan op wat het akkoord betekent voor de huidige Nederlandse inzet in aanbesteding van producten, werkzaamheden en diensten met betrekking tot nettonultechonologieën? Moet er nog verder beleid ontwikkeld worden om dit na goedkeuring goed en snel te kunnen implementeren? Zo ja, welke stappen moeten nog worden gezet?

Antwoord

Met de NZIA en ook andere sectorale regelgeving uit Europa, wordt er steeds meer een verplichtend karakter gesteld aan maatschappelijk verantwoord inkopen en wordt onder andere invulling gegeven aan verplichte duurzaamheidseisen die een aanbestedende dienst moet stellen. NZIA reguleert verplichte minimumvereiste voor duurzaamheid bij de aankoop van nettonultechnologieën en stelt ook eisen aan de weerbaarheid als er een afhankelijkheid van derde landen van meer dan 50% bestaat voor een strategische nettonultechnologie, of voor de componenten ervan. Dit laatste criterium zal alleen in aanmerking worden genomen als de Commissie eerst de mate van afhankelijkheid van elke technologie uit een bepaald derde land heeft beoordeeld. Nu er een akkoord is bereikt, zal eerst middels een uitvoeringshandeling de minimumvereisten voor duurzaamheid worden vastgesteld voordat aanbestedende diensten deze eisen moeten gaan toepassen bij hun aanbestedingen van nettonultechnologieën. Momenteel werk ik de mogelijkheden uit hoe de aanbestedingseisen uit sectorale regelgeving goed geïmplementeerd kunnen worden in nationale regelgeving, hierin wordt ook de NZIA meegenomen.

13

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Minister dat de klimaatdoelstellingen en het bijhorende reductiepad duidelijkheid geven aan bedrijven, zodat zij kunnen investeren in de toekomstbestendigheid van hun ondernemingen. De Minister stelt dat een gelijk speelveld daarbij van belang is. Rabo Research concludeerde in een onderzoek dat het klein bedrijf nog achterblijft in de transitie naar de nieuwe economie. En dat terwijl het voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse economie noodzakelijk is dat bedrijven de omslag maken. Dit onderzoek wijst uit dat hiervoor koersvast en betrouwbaar overheidsbeleid nodig is. Kan de Minister ingaan hoe deze continuïteit in het aanbieden van hulp voor verduurzaming aan ondernemers geborgd wordt tot 2030? Kan de Minister toezeggen om een overzicht op te stellen van de diverse regelingen en daarbij inzichtelijk maken in welke mate de regeling is benut en hoe deze kan worden verbeterd om zoveel mogelijk ondernemers te bereiken? Hoe loopt de verduurzaming van het mkb in andere lidstaten en hoe worden bedrijven daarin bijgestaan door de overheid? Op welke manier kunnen we hierbij leren van successen van andere lidstaten?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft de noodzaak van helder, begrijpelijk en koersvast beleid om te zorgen dat ondernemers de omslag naar duurzame bedrijfsvoering kunnen maken. Met deze reden is de Minister van Economische Zaken en Klimaat ook coördinerend Minister verduurzaming mkb geworden. In de aankomende Kamerbrief verduurzaming mkb, die de Kamer dit voorjaar ontvangt, gaan wij verder in op hoe deze rol verder wordt opgepakt en hoe er gezamenlijk met de rest van de betrokken ministeries wordt gewerkt aan effectief en efficiënt beleid rond verduurzaming van het mkb.

De Kamer heeft bij de brief «hoofdlijnen van de verduurzaming van het mkb» van 6 april 2023 (Kamerstuk 32 637, nr. 562) al een overzicht ontvangen van de programma’s en regelingen die bijdragen aan de verduurzaming van het mkb. Bij de aankomende Kamerbrief ontvangt de Kamer de meest recente versie van dit overzicht. Daarnaast zit er bij de aankomende Kamerbrief verduurzaming mkb ook een overzicht waarin te zien is welk deel van het budget die bijdragen aan de verduurzaming van het bedrijfsleven naar het mkb gaan.

Verder maakt Nederland deel uit van het Europese SME Envoys Network; een mkb-beleidsadviesgroep met als doel het overlegproces te verbeteren en mkb-vriendelijke regelgeving en beleidsvorming te bevorderen – zowel op EU-niveau als binnen de lidstaten. Verduurzaming is een thema dat hier regelmatig geagendeerd wordt en waarover kennis en expertise wordt uitgewisseld.

15

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de aanpak van deze Minister op het versnellen van transities en het terugdringen van strategische afhankelijkheid door sterk in te zetten op onderzoek, ontwikkeling en innovatie, O&O&I, via o.a. Horizon Europe en het Innovatiefonds, maar ook via Europese projecten, zogenaamde Important Projects of Common European Interests (IPCEIs). Kan de Minister verder verduidelijken wat haar specifieke sterke inzet hierop is. Is de Minister het met deze leden eens dat een stabiel en toereikend budget van onder andere Horizon Europe van groot belang is om onderzoek en innovatie verder aan te jagen? Op welke manier wordt deze stabiliteit gewaarborgd? Op welke manier wordt deelname aan Horizon Europe zo toegankelijk mogelijk gemaakt? Zijn er bekende barrières die verlaagd kunnen worden? Zo ja, kan Nederland zich daarvoor inzetten?

Antwoord

Het kabinet zet zich ervoor in dat het Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie zekerheid op de lange termijn biedt voor stevige investeringen in fundamenteel en ongebonden onderzoek en talentontwikkeling, innovatie en technologie en maatschappelijke uitdagingen. Dit wordt deels bereikt doordat het MFK een looptijd heeft van 7 jaar, dat gebruikers in staat stelt te werken met meerjarige planningen. Deelname aan Horizon Europe wordt door de overheid ondersteund via RVO, die partijen ondersteunt bij het doen van aanvragen over de gehele breedte van het programma. Dat komt de toegankelijkheid van het programma voor Nederlandse aanvragers ten goede. Het kabinet zet in algemene zin zich in om de administratieve lasten te verlagen, zo ook bij EU-subsidieaanvragen.

16

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de nonpaper interne markt, waarin wordt gesteld dat vrij vervoer van goederen moet worden verbeterd door onder andere de harmonisatie van eisen. De leden zijn van mening dat territoriale leveringsbeperkingen zo snel mogelijk moet worden afgebouwd en dat de etikettenregelgeving zo snel mogelijk moet worden geharmoniseerd. Op dit moment komt het door territoriale leveringsbeperkingen voor dat producenten afnemers dwingen om producten binnen een bepaald geografisch gebied in te kopen. Dit benadeeld niet alleen de consument met een hogere prijs, maar ook ondernemers met dalende winstmarges. De leden weten dat de Minister eerder heeft aangegeven dat alle bedrijven en burgers in de EU moeten kunnen profiteren van het vrije verkeer van onder andere producten. Op welke manier gaat zij zich hiervoor inzetten? Ziet zij daarbij ook gelegenheid om territoriale leveringsbeperkingen te agenderen en op korte termijn aan te pakken?

Antwoord

In mijn opdracht heeft onderzoeksbureau Ecorys onderzoek gedaan naar territoriale leveringsbeperkingen (TLB). De Kamer is hier bij brief van 27 november jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 27 838, nr. 29).

Met het onderzoek heb ik nader inzicht gekregen in de reikwijdte van deze beperkingen in Nederland en aanverwante interne-marktbelemmeringen, zoals etiketteringsregelgeving. Uit zowel de supermarktenbranche als overige detailhandel zijn signalen binnengekomen over het bestaan van TLB in Nederland. Deze zouden onder andere leiden tot een hogere consumentenprijs.

Het vrije verkeer van goederen is een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie. Goederen moeten vrij kunnen circuleren binnen de Europese interne markt, zonder dat bedrijven en consumenten belemmeringen ervaren. Vanwege de grensoverschrijdende aard van deze belemmering, ligt een oplossing op Europees niveau het meest voor de hand.

De komende tijd ga ik op verschillende manieren aan de slag om de Europese Commissie te mobiliseren om deze belemmering te adresseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de fractie BBB hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda aangaande de Raad voor Concurrentievermogen, Interne markt & Industrie.

17

De leden van de fractie BBB lezen in het non-paper dat de EU leidt van «»single market fatigue»». De leden van de fractie BBB vragen zich af wat hier de werkdefinitie van is, en hoe Nederland hier de consequenties van voelt.

Antwoord

Van het begrip «single market fatigue» wordt geen eenduidige werkdefinitie gehanteerd. Met het begrip wordt vooral bedoeld dat een goed functioneren van de interne markt als vanzelfsprekend wordt gezien, terwijl dat niet zo is. Een goed functionerende interne markt vergt steeds onderhoud, zoals ook de inzet is in de kabinetsbrede interne-marktactieagenda. De geringe aandacht en de lage prioriteit die aan de interne markt wordt gegeven, zijn zorgelijk voor Nederland dat voor 80% van zijn handelsbaten afhankelijk is van de interne markt. Nederland heeft daarom een groot belang bij een goed functionerende interne markt. Het kabinet zet zich er daarom voor in om de interne markt weer hoog op de Europese agenda te krijgen en heeft daarom het non-paper gesteund. Er valt nog veel te doen om belemmeringen in het vrij verkeer weg te nemen en de toepassing en naleving van interne-marktregels te verbeteren.

18

De leden van de fractie BBB lezen daarnaast dat de inzet van Nederland aangaande het ASMCR onder andere focust op politieke opvolging, dus concrete acties die gaan volgen op het rapport. De leden van de fractie BBB zijn benieuwd over hoe het kabinet deze acties voor zich ziet en hoe het kabinet hierop gaat sturen binnen de EU, evenals het momentum beter benutten.

Antwoord

Voor een antwoord op de vraag over de concrete acties verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de VVD-fractie. Het kabinet zet in op het goed laten werken van de jaarlijkse beleidscyclus voor interne markt en concurrentievermogen. Het rapport is daar een belangrijk onderdeel van. Momenteel ontbreekt een concreet voorstel voor vervolgacties. Wat het kabinet betreft zou het wisselend EU-voorzitterschap in komende cycli met een voorstel voor concrete acties moeten komen waarover de Raad voor Concurrentievermogen dan een besluit kan nemen. Het kabinet wil komende vergaderingen van de Raad voor Concurrentievermogen en de Europese Raad waarin wordt gereageerd op het Letta-rapport benutten om de cyclus verder te verankeren, zodat een duidelijke opdracht aan toekomstige voorzitterschappen wordt gegeven om met concrete voorstellen voor acties te komen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 7 maart 2024. De leden hebben daarover enkele vragen.

19

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het voorzitterschap een update zal geven over de gepaste zorgvuldigheidsrichtlijn. De leden hebben met zorg kennisgenomen van het nieuws dat er bij de lidstaten momenteel onvoldoende steun is voor de definitieve compromistekst. De leden wijzen erop dat reeds in december een akkoord tussen de lidstaten en het Europees Parlement was bereikt. Kan de Minister toelichten hoe het komt dat er nu alsnog uitstel dreigt?

Antwoord

Op 14 december jl. hebben de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie een voorlopig politiek akkoord bereikt in de triloog over de Europese richtlijn voor gepaste zorgvuldigheid, de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). Op 28 februari jl. heeft het Belgisch Voorzitterschap de finale compromistekst geagendeerd in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers. Hierin bleek echter onvoldoende steun (geen gekwalificeerde meerderheid) voor de doorgeleiding van deze tekst naar het Europees Parlement.

20

Wat vindt de Minister daarnaast van het nu door Frankrijk voorgestelde compromis, die voorstelt om de drempel voor welke bedrijven onder de richtlijn vallen te verhogen? Hoe kansrijk acht de Minister dit compromis? Als dit compromis het haalt, hoeveel Nederlandse bedrijven zouden er dan onder de richtlijn vallen? Is de Minister het met deze leden eens dat het Franse compromisvoorstel het aantal bedrijven waarschijnlijk veel te veel inperkt?

Antwoord

Er lag op 28 februari jl. in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers geen compromistekst voor waarin de drempelwaardes uit het triloogakkoord waren aangepast. Het is primair aan het Belgisch Voorzitterschap om na te gaan wat er nodig is om tot een gedragen compromistekst te komen die wel door voldoende lidstaten gesteund wordt.

21

Tenslotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie ook naar de gevolgen als dit compromisvoorstel het niet zou halen.

Antwoord

Nederland heeft zich gedurende de gehele onderhandeling ten behoeve van de totstandkoming van Europese IMVO-wetgeving constructief opgesteld en zal zich hiervoor blijven inzetten. Het is aan het Belgisch voorzitterschap om op zoek te gaan naar oplossingen om tegemoet te komen aan de zorgen die enkele lidstaten nog hebben en daarover in overleg te treden met onderhandelaars van het Europees Parlement.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

22

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de non-paper «horziontal Single Market Strategy». Deze leden erkennen het belang van de zeven bouwstenen en hebben daar de volgende vragen over. De non-paper is ondertekend door 15 landen maar de grootste industrielanden staan hier niet onder. Kan de Minister een inschatting geven van hoe andere lidstaten, zoals Frankrijk en Duitsland naar de non-paper kijken? Kan de Minister concreet inzicht geven in hoe zij samen met haar collega’s de arbeidsmobiliteit binnen Europa wil vergroten?

Antwoord

De inschatting is dat er bredere steun is voor in elk geval delen van het non-paper. Ik kan niet precies aangeven wat het standpunt is van genoemde lidstaten over het non-paper. Wel leveren grote lidstaten als Duitsland en Frankrijk doorgaans een actieve bijdrage aan discussies over de interne markt in Raadsverband en in de Europese Taskforce interne markthandhaving.

De kabinetsbrede interne-marktactieagenda bevat een aantal acties die bijdragen aan de arbeidsmobiliteit in de EU. Zo wordt er gewerkt aan een aantal acties rondom detachering en de daarvoor geldende meldplicht en rondom erkenning van beroepskwalificaties.

23

Deze leden vragen daarnaast ook of het maken bilaterale afspraken voor nu niet beter en sneller is om de arbeidsmobiliteit te vergroten, vooral voor de grensregio’s. Is de Minister bereid om met buurlanden hierover het gesprek aan te gaan? Zo nee, waarom niet? Tot slot, hoe gaat de Minister samen met haar collega’s de «skills gap» proberen te verkleinen?

Antwoord

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Staatssecretaris van Financiën spreken zowel bilateraal met hun Duitse en Belgische collega’s, maar ook in EU- of Benelux-verband, over actuele vraagstukken rondom grensarbeid. Daar wordt uw Kamer met enige regelmaat over geïnformeerd. Een mooi resultaat van Europese samenwerking is de totstandkoming van een kaderovereenkomst op het gebied van sociale zekerheid om thuiswerken te faciliteren voor grenswerkers. De Minister van SZW heeft er in Brussel op aangedrongen dat hybride werken ook toegankelijk moet zijn voor grenswerkers en het is goed om te zien dat dit heeft geresulteerd in concrete afspraken. De kaderovereenkomst zorgt ervoor dat een grenswerker tot 50% kan (thuis)werken vanuit zijn woonland zonder daar sociaal verzekerd te raken.

Verder verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 december 2023 over ontwikkelingen in de grenswerkersproblematiek (Kamerstuk 25 087, nr. 325) en de recente beantwoording van vragen van de CDA- en OPNL-fracties in de Eerste Kamer over genoemde brief.

Wat betreft de laatste vraag het volgende. Een toekomstbestendige arbeidsmarkt heeft er veel baat bij als meer gedacht wordt in termen van skills. In Europees verband neemt dat steeds meer een vlucht. Zo werkt Nederland samen met andere EU-lidstaten aan de gemeenschappelijke doelen uit de EU-skills Agenda. Een belangrijk onderdeel daarvan is het zichtbaar maken en valideren van de vaardigheden die mensen in huis hebben.

Het kabinet ondersteunt de beweging naar een meer op skills gebaseerde arbeidsmarkt ook nationaal met een uitgebreid Leven Lang Ontwikkelen-instrumentarium dat erop is gericht om mensen in staat te stellen zich aan te passen aan de veranderende arbeidsmarkt, een sterke leercultuur te creëren en het stimuleren van eigen regie bij individuen. Bijvoorbeeld met de ontwikkeling van de nationale skills-taal CompetentNL als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF) voorstel Versterking infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen (LLO).

24

De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen over de oplopende geo-economische fragmentatie, die met een mogelijke tweede termijn van Trump verder zal toenemen in de vorm van protectionisme en eventuele handelsoorlogen. Deze leden vinden het daarom belangrijk dat de Europese Unie nu de juiste voorbereidingen treft om zich op geo-economische vlak te kunnen handhaven. Kan de Minister aangeven of in Europees verband reeds actief voorbereid wordt op de gevolgen op economisch, technologisch en monetair gebied van een mogelijke tweede termijn van Trump?

Antwoord

Binnen de Europese Unie worden stappen gezet ten aanzien van Open Strategische Autonomie en het vergroten van het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld. Onderdeel hiervan is het versterken van het geopolitieke handelingsvermogen van de EU in alle facetten van het extern beleid van de Unie, waaronder handel en het afschrikken en effectief tegengaan van economische dwang. Het EU anti-dwanginstrument vormt hierin een belangrijke aanvulling. In het kader van Open Strategische Autonomie zijn partnerschappen van belang, waaronder met de Verenigde Staten. De afgelopen jaren zijn de gesprekken over de samenwerking tussen de EU en VS op economisch, handels- en technologisch gebied geïntensiveerd, onder andere via de daartoe opgerichte Trade and Technology Council. Nederland zal zich, zowel bilateraal als in EU verband, blijven inzetten voor een sterke trans-Atlantische band. De relatie tussen Europa en de Verenigde Staten blijft wederzijds onverminderd belangrijk, ongeacht de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in november.

25

Zo ja, kan de Minister aangeven of hierin ook de huidige strategische afhankelijkheden die Europa van de VS heeft worden meegenomen, evenals de afhankelijkheden die de VS van Europa heeft? Zo ja, kan de Minister aangeven op welke manier de EU zich hierop voorbereid, c.q. wie de verantwoordelijkheid hiervoor draagt? Zo nee, waarom niet? Is de Minister alsnog bereid om in Europees verband te pleiten voor het strategisch voorbereiden op een dergelijk scenario?

Antwoord

Als aangegeven in de Kamerbrief Voortgang kabinetsaanpak Risicovolle Strategische Afhankelijkheden van 15 december jl. (Kamerstuk 30 821, nr. 204), heeft het kabinet in 2023 kwalitatieve ketenanalyses verricht van verschillende waardeketens om afhankelijkheden preciezer te identificeren. Bij deze analyses zijn verschillende departementen betrokken, waarbij de TFSA een aanjagende rol heeft. Deze analyses zijn landenneutraal van aard. Vanwege de vertrouwelijkheid en strategische waarde van de resultaten kan niet verder ingegaan worden op de uitkomsten en eventuele vervolgstappen van individuele analyses. Via de eerdergenoemde Kamerbrief heeft het kabinet uw Kamer een vertrouwelijke technische briefing aangeboden, waarin nader op de inhoudelijke analyses ingegaan kan worden. Op Europees niveau heeft de Commissie eveneens in de Economische Veiligheidsstrategie van juni 2023 aangekondigd meerdere risicoanalyses uit te voeren, om risicovolle strategische afhankelijkheden verder in kaart te brengen. Dit in navolging op eerdere door de CIE uitgevoerde analyses naar strategische afhankelijkheden van de EU ten opzichte van derde landen (en omgekeerd), waarover het in 2021 en 2022 heeft gerapporteerd. Ook deze trajecten zijn risico-gebaseerd. Het kabinet is hier nauw op aangesloten. Waar mogelijk worden ook kennisinstellingen en het bedrijfsleven betrokken.

Naar boven