21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 321 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 2 en 3 december 2013. De Raad bestond uit een deel over interne markt en industrie (2 december), een deel over ruimtevaart (3 december) en een deel over onderzoek (tevens 3 december).

Tijdens het interne markt en industriedeel werden er algemene oriëntaties aangenomen over de richtlijn elektronische facturering bij overheidsopdrachten en over de richtlijn over schadevergoeding bij mededingingsrechtelijke overtredingen. Daarna heeft het voorzitterschap een voortgangsrapportage gepresenteerd over modernisering van het nationale merkenstelsel en dat van de EU. Verder voerde de Raad een beleidsdebat over het Europees Semester en de bijdragen aan de Europese Raden van februari 2014 (industrie) en maart 2014 (Annual Growth Survey). Tegelijkertijd werden onder dit agendapunt drie sets conclusies aangenomen, namelijk over het versterken van de interne markt, het terugdringen van regeldruk en het industriebeleid. Tijdens de lunch werd gesproken over de Europese defensie-industrie. Het voorzitterschap koppelde deze lunch daarna kort terug in de Raad.

Tijdens het deel over Ruimtevaart werd een algemene oriëntatie aangenomen over het Europese Aardobservatieprogramma Copernicus en werd de voortgang besproken van het programma voor Ruimtebewaking en Monitoring.

Tijdens het onderzoeksdeel van de Raad werd een algemene oriëntatie over de voorgestelde publiek-publieke partnerschappen op basis van artikel 185 (VWEU) aangenomen. Verder werd er een Raadsstandpunt vastgesteld over de voorstellen voor Gemeenschappelijke Technologie Initiatieven op basis van artikel 187 (VWEU). Ook is een politiek akkoord inzake ITER bereikt. De Raad voerde voorts een beleidsdebat over innovatie in de publieke sector.

Onder het punt diversen heeft het voorzitterschap de Raad geïnformeerd over de richtlijn collectief beheer van auteurs- en naburige rechten en het unitair octrooi en eengemaakt octrooigerecht. Op verzoek van de Tsjechische delegatie heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over de algemene groepsvrijstellingsverordening voor staatssteun. Daarnaast informeerde de Commissie de Raad over de stand van zaken in de onderhandelingen voor productveiligheid en markttoezicht. De Griekse delegatie heeft tot slot de Raad geïnformeerd over het werkprogramma van het inkomend voorzitterschap.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Richtlijn inzake elektronische facturering bij aanbestedingen

Het voorzitterschap gaf bij monde van Minister Evaldas Gustas een korte toelichting en benadrukte het belang van het voorstel. Het pakket vormt een belangrijk onderdeel van de overgang naar elektronische aanbestedingen. Het doel is om het gebruik van e-facturering te bevorderen en een oplossing te bieden voor de bestaande fragmentatie ten aanzien van elektronisch factureren.

Commissaris Barnier (interne markt) benadrukte de enorme besparingen die dit voorstel met zich zal meebrengen en de verbetering in de publieke aanbestedingsprocedures en economische groei die hiermee gepaard zal gaan. De Commissie lichtte haar twee voorbehouden ten aanzien van de voorliggende compromistekst van het voorzitterschap toe; 1.) het onderscheid dat wordt gemaakt ten aanzien van de implementatietermijn voor centrale en decentrale aanbestedende diensten, en 2.) het gebruik van uitvoeringshandelingen. Deze voorbehouden zullen onderdeel zijn van de triloog met het Europees Parlement die nu van start kan gaan.

Het voorzitterschap vroeg de lidstaten of zij akkoord konden gaan met het vaststellen van de voorliggende compromistekst voor een algemene oriëntatie. Nadat geen van de lidstaten het woord had gevraagd, werd de algemene oriëntatie ten aanzien van de compromistekst door de Raad vastgesteld. Het voorzitterschap heeft vervolgens verzocht de onderhandelingen in triloog te beginnen met als doel in eerste lezing tot een akkoord te komen.

Voorstel voor een richtlijn over schadevergoeding bij mededingingsrechtelijke overtredingen

Het voorzitterschap en de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Commissaris Almunia (Mededinging), benadrukten het belang om te komen tot een algemene oriëntatie op deze richtlijn, als sluitstuk van het mededingingsrechtelijke raamwerk. Het voorzitterschap gaf voorts aan dat het Europees Parlement heeft aangegeven het dossier nog voor het einde van zijn zittingstermijn te willen afronden.

Een aantal lidstaten stelde zich in beginsel kritisch op en legde diverse wensen op tafel. De overige lidstaten gaven aan met de algemene oriëntatie te kunnen instemmen, hoewel een aantal lidstaten wenste dat er verder aan de tekst geschaafd kan worden in de triloog met het Europees Parlement. Zoals vermeld in de beantwoording van vragen uit het Schriftelijk Overleg van 28 november jl. is het voorstel inmiddels zo aangepast dat de richtlijn zoveel mogelijk binnen het Nederlandse procesrecht valt. Daardoor kon ook Nederland de algemene oriëntatie steunen.

Na een kleine aanpassing in artikel 9 ten aanzien van het effect van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten nam de Raad de algemene oriëntatie aan.

Europees semester: bijdragen aan de Europese Raden

De Raad nam drie sets Raadsconclusies aan die bijdragen aan het Europees semester ten aanzien van 1.) de interne markt, 2.) betere regelgeving en 3.) industriebeleid. In het daaropvolgende beleidsdebat stonden vooral de prioriteiten binnen een Europees industriebeleid en het Europees semester centraal.

Vicevoorzitter van de Commissie, Tajani (Industrie), lichtte zijn prioriteiten voor de Europese Raad van februari 2014 toe, te weten 1.) het onderkennen van het belang van industrie, 2.) de noodzaak van een strategie voor re-industrialisatie, 3.) het ondernemen van specifieke acties (o.a. studie energiekosten). Commissaris Barnier (Interne Markt) lichtte het rapport over de staat van de integratie van de interne markt toe, dat als onderdeel van het Europees Semester is opgesteld.

Een aantal lidstaten sprak steun uit voor de inzet van Tajani om tijdens de Europese Raad van februari het belang van de industrie voor de EU te benadrukken. Nederland benadrukte, net als de meeste andere lidstaten, het belang van de interne markt voor het versterken van het concurrentievermogen en markeerde in het bijzonder de economische potentie van een beter functionerende digitale interne markt en interne markt voor diensten. Andere prioritaire thema’s die door de lidstaten aan de orde werden gesteld zijn de hoge energiekosten waarmee de industrie binnen de EU geconfronteerd wordt, het belang van open internationale markten en het belang van toegang tot kapitaal. Een enkele lidstaat sprak expliciet zorg uit over het vrij verkeer van werknemers en de sociale dumping die momenteel zou plaatsvinden. Ten aanzien van het proces rondom het Europees semester pleitte een aantal lidstaten voor betere implementatie en monitoring van landenspecifieke aanbevelingen en een stevige rol voor de Raad voor Concurrentievermogen bij het borgen van de concurrentiekracht.

Herziening van het Europees merkenstelsel

Het voorzitterschap meldde de Raad dat veel voortgang is geboekt op dit dossier.

Commissaris Barnier benadrukte het enorme economische belang van het pakket, met name voor het mkb. Daarbij kan het pakket ook een middel zijn om het groeiende probleem van namaak te bestrijden. Het vele werk dat op technisch niveau is verricht, werd daarbij geprezen. De Commissie benadrukte echter wel dat het nu van belang is om het dossier naar een politiek niveau te brengen. Commissaris Barnier wil daartoe de komende periode een aantal onderwerpen in Coreper bespreken: de governance van het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (BHIM), het BHIM als gedecentraliseerd agentschap, de financiering van nationale merkenbureaus en de hoogte van de vergoedingen, de mate van harmonisatie en het debat rondom transit en de distributie van het budgettair surplus van BHIM. Dit zijn één voor één ingewikkelde punten, maar de Commissie gaf aan dat het van belang is om hierover in de Raad beslissingen te nemen en niet op technisch niveau te blijven hangen. De Commissie heeft aangegeven er voor open te staan dit nog binnen het huidige mandaat van het Europees Parlement af te ronden.

Een aantal lidstaten bedankte het voorzitterschap voor al het werk en gaf aan de oproep van de Commissie te hebben gehoord, maar merkte daarbij op dat er meer flexibiliteit aan de kant van de Commissie nodig is, onder andere ten aanzien van de governance van BHIM. Ook merkten lidstaten op dat er een goede balans moet worden gehouden tussen nationale merken en het gemeenschapsmerk en dat de invloed van de Commissie ten aanzien van BHIM niet te ver moet doorslaan. Sommige lidstaten benadrukten dat dit voorstel een unieke mogelijkheid biedt om de werking van het merkenrecht te verbeteren. Hierbij werd benadrukt dat het van belang is om hiervoor voldoende tijd te nemen zodat het voorstel goed kan worden uitgevoerd.

Commissaris Barnier benadrukte dat de belangrijke uitstaande kwesties in de komende weken kunnen worden opgelost. Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de geboekte voortgang en de Raadswerkgroep verzocht heeft door te gaan met het behandelen van de verordening.

Lunchdiscussie Interne Markt en Industrie

De informele lunchdiscussie stond in het teken van de Europese defensie industrie. Het voorzitterschap gaf aan dat een concurrerende Defensie Industriële en Technologische Basis (EDTIB) een belangrijke voorwaarde is voor het stimuleren van innovatie, groei en werkgelegenheid. Daarnaast is, in het kader van de interne markt, betrouwbare levering van defensie gerelateerde producten (security of supply) van groot belang, ongeacht of deze producten nationaal of in in andere lidstaten worden geproduceerd. Ook gaven meerdere lidstaten, waaronder Nederland, aan dat de rol van innovatief mkb binnen toeleveringsketens essentieel is voor het versterken van het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie. Verder gaven veel lidstaten aan dat onderzocht moet worden hoe synergie tussen civiele en militaire sectoren, zowel op nationaal als op EU-niveau, verbeterd zou kunnen worden.

RUIMTEVAART

Copernicus

Na een korte inleiding van het voorzitterschap merkte de vicevoorzitter van de Commissie Tajani allereerst op dat hij een probleem heeft met de rol van ESA als aanbestedende dienst, aangezien het de competentie en verantwoordelijkheid van de Commissie is om ervoor te zorgen dat EU-middelen goed en effectief besteed worden. Verder gaf de Commissie aan het zeer belangrijk te vinden dat er gegevensbeleid komt op basis van «full, open and free-of-charge», omdat hierdoor het gebruik van Copernicus zoveel mogelijk wordt gestimuleerd en maximaal gebruik kan worden gemaakt van de verwachte economische voordelen.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het voorstel te verwelkomen en benadrukten het belang van een open databeleid. Daarnaast verkondigde Nederland dat het voor een efficiënte en effectieve implementatie van het programma noodzakelijk is om ESA en EUMETSAT als aanbestedende dienst te benoemen. Bij ESA en EUMETSAT is namelijk de inhoudelijke kennis aanwezig voor het bedienen van de Copernicus-satellieten.

Het voorzitterschap concludeerde vervolgens dat er een akkoord in de vorm van een algemene oriëntatie is bereikt. Hiermee kan de triloog gestart worden, waarin de nog openstaande punten, zoals de rollen van diverse organisaties, aan bod zullen komen.

Met betrekking tot de eerdere toezegging tijdens het Schriftelijk Overleg van 21 mei 2013 met uw Kamer (Kamerstuk 21 501-30, nr. 310), te weten; «De Minister van Economische Zaken informeert de Kamer over onderbouwing van de Commissie, waarin zij de meerwaarde aantoont van EU-regelgeving voor ruimtevaart, zodra deze is ontvangen» het volgende: de Europese Commissie heeft desgevraagd aangegeven geen andere plannen te hebben voor ruimtevaartwetgeving dan de regelgeving die samenhangt met de implementatie van de EU-ruimtevaartprogramma’s Galileo, EGNOS en Copernicus (voorheen aangeduid als GMES) in de periode 2014–2020. Daarmee is de zorg over verdergaande ambities van de Commissie op het terrein van de ruimtevaart weggenomen.

Space Surveillance and Tracking support programme

De Raad nam zonder opmerkingen kennis van de voortgangsrapportage over het Space Surveillance and Tracking (SST) support programme.

ONDERZOEK

Goedkeuring Horizon 2020

Namens het Litouwse voorzitterschap opende Minister Pavalkis de vergadering. Als hamerstuk stond het formeel goedkeuren van de akkoorden met het Europees Parlement over Horizon 2020 (Framework Regulation, Rules for Participation en Specific Programme) en het Europees instituut voor Innovatie en Technologie (Framework Regulation en Strategic Innovation Agenda) op de agenda. Commissaris Geoghegan-Quinn gaf aan blij te zijn dat het Horizon 2020-pakket is aangenomen. In december zullen de eerste calls for proposal voor Horizon 2020 gepubliceerd worden, zodat onderzoekers voorstellen kunnen indienen om voor financiering van hun onderzoeksprojecten in aanmerking te komen.

Publiek-publiekepartnerschappen (Artikel 185-initiatieven) en publiek-private partnerschappen (Joint Technology Initiatives (JTI’s) of Artikel 187-initiatieven)

Het Litouwse voorzitterschap leidde het agendapunt in. Vervolgens bereikte de Raad zonder verder commentaar een algemene oriëntatie over de vier publiek-publieke samenwerkingsverbanden onder Artikel 185 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, te weten: 1.) AAL-2 («Active and Assisted Living»), 2.) EMPIR («European Metrology Programme for Innovation and Research»), 3.) EDCTP-2 («European and Developing Countries Clinical Trials Partnership») en 4.) Eurostars-2 (voor onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van het onderzoek verrichtende mkb).

In reactie hierop gaf Commissaris Geoghegan-Quinn aan dat de Commissie nog enkele wensen en voorbehouden heeft bij verschillende initiatieven. Het voorzitterschap concludeerde dat deze voorbehouden onderdeel zullen zijn van de triloog met het Europees Parlement die nu van start kan gaan.

Daarna gaf het voorzitterschap een korte toelichting op de publiek-private samenwerkingsverbanden onder Artikel 187 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, oftewel de Joint Technology Initiatives (JTI’s), te weten: BBI («Biobased Industries»), Clean Sky-2 (op het gebied van luchtvaart), ECSEL («Electronics Components and Systems for European Leadership», de opvolger van de huidige initiatieven Eniac en Artemis), FCH-2 («Fuel Cells and Hydrogen») en IMI-2 («Innovative Medicines Initiative»).

Zowel door enkele lidstaten als door de Commissie werden bij deze initiatieven enkele opmerkingen gemaakt. Op deze initiatieven heeft het Europees Parlement slechts adviesrecht. Dat betekent dat hiervoor geen formele triloog is voorzien. Het voorzitterschap concludeerde dat op deze initiatieven een Raadsstandpunt kon worden vastgesteld en sloot daarmee het agendapunt af.

Innovatie in de publieke sector

Het voorzitterschap leidde de discussie in met de stelling dat innovatie in de publieke sector kan leiden tot een slagvaardigere overheid, waardoor kosten verminderd en productiviteit verbeterd kunnen worden. Bovendien kunnen overheden hierdoor beter reageren op maatschappelijke vragen. Hij verwees naar het rapport van een groep experts uit verschillende sectoren die aanbevelingen hebben gedaan hoe dit onderwerp aan te pakken. Namens de Commissie sloot Commissaris Geoghegan-Quinn zich aan bij het voorzitterschap. Zij verwees ook naar het belang dat dit onderwerp heeft in de Annual Growth Survey, en het daaraan gekoppelde Public Sector Innovation Scoreboard, dat de vooruitgang op dit vlak moet meten in de lidstaten.

In de discussie die volgde gingen veel lidstaten in op diverse onderwerpen, zoals een efficiëntere overheid in het algemeen, zaken als e-goverment, ICT-oplossingen en een papierloze werkomgeving in het bijzonder. De lidstaten verschilden van mening over hoeveel coördinatie er op Europees niveau nodig zou zijn. Nederland vindt dat het ontwikkelen van beleid hiervoor primair een nationale verantwoordelijkheid is. Acties op EU-niveau kunnen plaatsvinden wanneer die meerwaarde bieden. Innovatie in de publieke sector kan verder ontwikkeld worden door best practices uit te wisselen tussen de lidstaten om zo van elkaar te leren. Alle lidstaten zijn het eens over de noodzaak meer te doen met minder middelen. Innovatie kan een hulpmiddel zijn voor modernisatie, waarbij bottom-up stimuleren beter is dan het top-down opleggen van instrumenten. Ook kwam naar voren dat Horizon 2020 een mooi voorbeeld is van hoe publieke middelen initiatief in de samenleving kunnen stimuleren en uiteindelijk burgers zelfredzamer kunnen maken. Het innovatiegericht inkopen door overheden verdient wat enkele lidstaten betreft, waaronder ook Nederland, speciale aandacht.

Namens de Commissie gaf Commissaris Geoghegan-Quinn aan het een goede zaak te vinden dat innovatie in de publieke sector ook in de toekomst meer aandacht krijgt in de Raad. Zij concludeerde uit de discussie dat we ook rond dit onderwerp geen onnodige bureaucratie moeten veroorzaken en dat het de Commissie zeker past om ook te kijken naar de manier waarop haar eigen werkwijze efficiënter kan worden.

Wijziging EURATOM-besluit ten behoeve van ITER

Na een korte inleiding gaf het voorzitterschap voor dit agendapunt het woord aan Commissaris Oettinger. Hij lichtte uitgebreid de voortgang van de bouw van de experimentele kernfusiereactor ITER toe en ging specifiek in op het voorstel dat nu op tafel lag: een technische wijziging van het Raadsbesluit EURATOM uit 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, Fusion for Energy (F4E).

Enkele lidstaten plaatsten nog kritische kanttekeningen, onder andere over de relatie van de voorgestelde wijziging met het budget, de kans op overschrijdingen van het budget en de manier waarop die in de toekomst opgevangen zouden moeten worden. In reactie hierop zegde Commissaris Oettinger toe een verklaring te zullen opstellen waarin zal worden opgenomen dat de Commissie zich ervoor blijft inspannen om het budget dat nodig is om ITER te bouwen binnen het eerder afgesproken maximum te houden. Hierop gaven alle lidstaten aan dat zij akkoord konden gaan met de voorgestelde technische wijziging. Het voorzitterschap concludeerde aldus dat er politieke overeenstemming was.

DIVERSEN

Staatssteun: algemene groepsvrijstellingsverordening

Tsjechië sprak zijn zorg uit over verschillende aspecten van de modernisering van het staatssteunkader en verzocht de Commissie een toelichting te geven op de stand van zaken. Tsjechië kreeg bijval van meerdere lidstaten. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun zorg uit over de vergroting van de administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de overheid als het bedrijfsleven, onder andere als gevolg van de introductie van een verplichting om voor maatregelen die vallen onder de groepsvrijstelling, maar waarvan het budget meer bedraagt dan 0,01% van het bnp of € 100 miljoen, vooraf te moeten worden genotificeerd. Nederland sprak tevens zijn zorg uit over het effect van transparantiemaatregelen op de mogelijkheid voor fiscale steunmaatregelen (als gevolg van een nationaal verbod tot openbaarmaking van belastinggegevens). Daarnaast ging een aantal lidstaten in op verschillende thema’s, waaronder de link met de structuurfondsen, de hoogte van de de-minimis plafonds, de definitie van ondernemingen in moeilijkheden, het energie- en milieukader en reciprociteit.

Vicevoorzitter van de Commissie, Almunia (Mededinging), gaf aan ook in toekomstige Raden graag in gesprek te gaan met lidstaten over de vragen die er leven. Hij benadrukte daarbij niet in gesprek te kunnen gaan over zaken die door lidstaten worden genoemd maar die niet onder revisie zijn. Zo gaf Commissaris Almunia aan dat de breedband- en regionale steunkaders inmiddels zijn vastgesteld en dat de Commissie op korte termijn over de de-minimis zal besluiten. Commissaris Almunia wees erop dat er al meermalen over het steunplafond is gesproken, dat de meningen onder de lidstaten verdeeld zijn en dat de hoogte van het de-minimis plafond van € 200 miljoen niet aangepast zal worden. Eerder is er immers bij vaststelling van het plafond al rekening gehouden met toekomstige inflatie. Ten aanzien van de groepsvrijstellingsverordening wees de vicevoorzitter op de lopende publieke consultatie en het feit dat de verordening pas volgend jaar zal worden aangenomen. Hij benadrukte het belang van transparantie en maakte melding van het feit dat 1/3 van de verleende steun in Europa onder de groepsvrijstelling niet aan de voorwaarden voldoet. Dat is schadelijk voor het gelijk speelveld en moet worden tegengegaan. De notificatieplicht voor bedragen boven een bepaalde drempel is daarom volgens de Commissie in het belang van alle lidstaten. Ten aanzien van het effect van de transparantiemaatregelen op de mogelijkheid van fiscale steuninstrumenten merkte Commissaris Almunia op dat dit punt momenteel wordt geanalyseerd. Ten aanzien van reciprociteit gaf Commissaris Almunia aan dat de EU in de onderhandelingen met de VS (TTIP) en de besprekingen met China erop moet blijven aandringen dat deze landen beter en meer transparant moeten omgaan met steunverlening. Het is echter van belang dit gecoördineerd te doen als EU, en niet in bilaterale dialogen.

Productveiligheid en markttoezicht

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de stand van zaken van de onderhandelingen, die momenteel vastlopen op het punt van artikel 7 over oorsprongsmarkering. Vicevoorzitter van de Commissie, Tajani (industrie), onderschreef de hoop op positieve en constructieve oplossingen voor dit onderdeel van het pakket. Tajani benadrukte de noodzaak voor bescherming van de gezondheid van consumenten en het stroomlijnen van de regels ten behoeve van het bedrijfsleven. Commissaris Mimica (consumenten) prees het compromisvoorstel van het voorzitterschap en gaf ten aanzien van het enige openstaande punt, de oorsprongsmarkering, aan dat deze maatregel van belang is voor de traceerbaarheid en het informeren van consumenten over de herkomst van producten. Een enkele lidstaat vroeg het woord en gaf aan blij te zijn met de voortgang, maar dat er geen steun is voor artikel 7 omdat het niets doet voor de veiligheid van consumenten, terwijl het wel hoge lasten met zich meebrengt. Een enkele andere lidstaat brak juist een lans voor oorsprongsmarkering. Vicevoorzitter Tajani benadrukte hierop nogmaals de bereidheid van de Commissie om samen te werken om tot een oplossing te komen die voor beide kampen acceptabel is.

Richtlijn collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multi-territoriale licentieverlening van online muziekrechten

Het voorzitterschap informeerde de Raad dat overeenstemming is bereikt over de richtlijn met het Europees Parlement. Commissaris Barnier gaf aan blij te zijn met de voortgang die is geboekt en benadrukte het belang van de overeengekomen modernisering die met dit pakket wordt ingezet. Er was vanuit de lidstaten geen verdere interventie. De Raad heeft met tevredenheid nota genomen van het verslag van het voorzitterschap aangaande goedkeuring van deze richtlijn in eerste lezing.

Het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht

Het voorzitterschap maakte melding van goede voortgang op dit dossier en gaf aan dat ook de onderhandelingen over de Brussel I-verordening op schema liggen.

De voorzitter van het «Select Committee», dat werkt aan het unitair octrooi, informeerde de Raad dat het comité zijn werkzaamheden rond juni 2014 zal hebben afgerond en dat parallel aan het werk van het comité gewerkt wordt aan machinevertalingen, die naar verwachting begin 2014 beschikbaar zullen komen. De voorzitter van het «Preparatory Committee», dat werkt aan het eengemaakt octrooigerecht, informeerde de Raad dat er aanzienlijke voortgang is geboekt sinds de oprichting vorig jaar en dat begin 2015 een ambitieuze maar realistische deadline is voor het operationeel worden van het octrooigerecht. Commissaris Barnier (interne markt) riep lidstaten op vaart te maken met de ratificatie.

Werkprogramma van het inkomend voorzitterschap

Het inkomend Griekse voorzitterschap gaf aan onder andere te willen doorgaan met het vele goede werk ingezet door het Litouwse voorzitterschap op de gebieden productveiligheid, e-facturen en intellectueel eigendom/merkenrecht.

Naast het wetgevende werk zal Griekenland als voorzitter ook veel aandacht besteden aan niet-wetgevende zaken. De Europese Raad van februari, die in het teken staat van industriebeleid, is hiertoe een gelegenheid. Griekenland acht industriebeleid een uitermate belangrijk onderwerp, en is verheugd te zien dat de opstelling ten opzichte van dit onderwerp binnen de EU de laatste jaren positiever is geworden. Enkele aandachtsgebieden daarbij zijn: energiekosten, innovatie, onderwijs en training, ondernemingsschap en het beperken van bureaucratie.

De informele Raad voor Concurrentievermogen vindt op 12 en 13 mei 2014 plaats in Athene en staat in het teken van nieuw industriebeleid en de follow-up van de Europese Raad. Ook het belang van het mkb krijgt een prominente plaats, met name de toegang tot financiering.

Met betrekking tot onderzoek gaf het inkomende voorzitterschap aan dat de afronding van de wetgevingstrajecten voor de publiek-publieke en publiek-private partnerschappen (de Artikel 185- en Artikel 187-initiatieven) prioriteit heeft. Wat betreft de publiek-publieke partnerschappen heeft het Europees Parlement medebeslissingsbevoegdheid, en er zal dus een triloog georganiseerd worden. Daarnaast zal de voortgang in de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) aandacht krijgen, evenals de samenwerking met partners rond de Middellandse Zee.

Griekenland gaf aan tijdens zijn voorzitterschap op het gebied van ruimtevaart de trajecten Copernicus en SST te willen afronden. Daarnaast gaf Griekenland aan Raadsconclusies over de EU-ESA relaties te willen voorbereiden en goedkeuren.

Commissaris Barnier (interne markt) sprak uit erg onder de indruk te zijn van de proactieve opstelling van het inkomende Griekse voorzitterschap en benadrukte het strategische belang van dit voorzitterschap dat kort voor het einde van de zittingstermijn van het Europees Parlement start.

Naar boven