21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 januari 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 10 en 11 december 2012.

Tijdens het deel over interne markt en industrie bereikte de Raad een akkoord over de octrooiverordening en het rechtspraakverdrag tot oprichting van het octrooigerecht. Ook heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt over het aanbestedingspakket. Tevens nam de Raad conclusies aan over de versterking van de interne markt, het industriebeleid, de evolutie van de douane unie en het EU Douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. Daarnaast had de Raad gedachtewisselingen over de modernisering van het staatssteunbeleid, het concurrentievermogen van de automobielsector en de herziening van het douanewetboek van de Unie. Tenslotte informeerde het voorzitterschap de Raad over de voortgang van de onderhandelingen over de richtlijn beroepskwalificaties.

Tijdens het ruimtevaartdeel wisselde de Raad van gedachten over de mededeling van de Commissie over het verbeteren van de samenwerking tussen het Europees Ruimtevaartagentschap (ESA) en de Europese Unie (EU).

Tijdens het onderzoeksdeel bereikte de Raad partiële algemene oriëntaties over het specifieke programma van Horizon 2020 en de Strategische Innovatie Agenda (SIA) van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Daarnaast nam de Raad conclusies aan over de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Tot slot had de Raad een gedachtewisseling over de mededeling van de Commissie over internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Onder het punt diversen hebben het voorzitterschap, de Commissie en het inkomend voorzitterschap de Raad geïnformeerd over diverse onderwerpen, waaronder het bereikte akkoord in de informele triloog over alternatieve en online geschillenbeslechting.

Tijdens het AO van 28 november jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 300) heb ik uw Kamer toegezegd, in aanvulling op het kwartaaloverzicht dat de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer stuurt, een tussentijdse rapportage te sturen over de stand van zaken van de implementatie van de 40 interne markt voorstellen. De toelichting hierop is in het verslag meegenomen. Een overzicht is als bijlage toegevoegd.

Tevens heb ik tijdens het AO aangegeven een aantal zaken nader te willen bestuderen. Dit betrof het regime van sociale diensten bij de richtlijn aanbesteden, een appreciatie van hefboom/voorstel 9 in de Single Market Act I, een nadere toelichting over de toegevoegde waarde van maatregelen op gebied van energie-efficiënte van gebouwen en fiscale maatregelen als onderdeel van de mededeling over de bouwsector en de wijze waarop de extra middelen van de Europese Investeringsbank voor Nederlandse ondernemers beschikbaar komen. Een nadere toelichting over deze zaken is bij de respectievelijke passages in het verslag opgenomen.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

VERSLAG VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 10-11 DECEMBER 2012

INTERNE MARKT EN INDUSTRIEDEEL

Single Market Act II

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de Raadsconclusies over de op 3 oktober jl. gepubliceerde Single Market Act II. Het voorzitterschap benadrukte dat de Raad met deze conclusies een duidelijk politiek signaal afgeeft over haar toewijding om de voorstellen die de Commissie in dit kader zal uitbrengen met prioriteit te behandelen en zo mogelijk af te ronden voor het eind van de huidige parlementaire cyclus (juni 2014). De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, verwelkomde het commitment van de Raad en benadrukte het belang van de twaalf voorstellen binnen de Single Market Act II voor het stimuleren van groei binnen de EU en het versterken van vertrouwen van consumenten en burgers. De Raad nam vervolgens de conclusies zonder verdere discussie aan.

Vraag over de stand van zaken van implementatie van richtlijnen op de sleutelgebieden van de interne markt

Tijdens het AO van 28 november jl. over de Raad voor Concurrentievermogen vroeg de CDA-fractie naar de stand van zaken rond de implementatie van de veertig voorstellen op de sleutelgebieden van de interne markt en wat de mogelijke sancties zijn bij niet tijdige implementatie. Het gaat hier om de lijst met voorstellen die als bijlage is opgenomen in de mededeling «betere governance van de interne markt», gepubliceerd op 8 juni 2012. Het betreft richtlijnen die zijn voorgesteld in het kader van de Single Market Act I en richtlijnen op het terrein van de dienstensector (inclusief de dienstenrichtlijn), de transportsector, de digitale economie en de energiesector. In de bijlage van dit verslag treft u een schema aan met de stand van zaken van deze richtlijnen. Het betreft in totaal veertig wetgevingsinitiatieven: zeventien daarvan zijn nog in onderhandeling tussen Raad en Europees Parlement; vijf richtlijnen worden momenteel geïmplementeerd, waarvan in twee gevallen de implementatietermijn is overschreden: de richtlijn energieprestatie van gebouwen en de richtlijn meldingsformaliteiten voor schepen. De overige achttien voorstellen zijn reeds geïmplementeerd of kennen geen specifieke implementatietermijn. Uw Kamer is in de kwartaalrapportage van 19 oktober jl. geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot implementatie en de achtergrond daarbij (TK 30 995, nr. 92). Bij niet tijdige implementatie kan de Commissie door middel van een brief de lidstaat aansporen de implementatie zo spoedig mogelijk af te ronden (administratieve procedure). Tevens kan de Commissie een inbreukprocedure tegen de lidstaat starten. Uiteindelijk kan er een dwangsom of boete worden opgelegd. De omvang is afhankelijk van het BBP van de lidstaat en de ernst van de overtreding.

Vraag over hefboom 9 van Single Market Act I

De CDA-fractie vroeg in het AO tevens naar mijn appreciatie van hefboom 9 in de Single Market Act II: het reduceren van kosten en verhogen van efficiency in de uitrol van breedband. De Commissie kondigt in de Single Market Act II voorstellen aan die ze in het eerste kwartaal van 2013 zal gaan publiceren. Hefboom 9 betreft de aankondiging van een voorstel voor gemeenschappelijke regels die leiden tot kostenbesparing voor aanbieders in de uitrol van breedband. Zoals in het BNC-fiche over de Single Market Act II is aangegeven is het kabinet geen voorstander van gemeenschappelijke regels op dit terrein. Dit kan efficiënter op nationaal of lokaal niveau geregeld worden. Wat het kabinet betreft is het eerst aan gemeenten en provincies om investeringskosten te verlagen en investeringszekerheid te vergroten (zoals gecoördineerd graven in de ondergrond). Zodra de Commissie het voorstel presenteert, zal het kabinet een oordeel hierover (inclusief subsidiariteit) in een BNC-fiche aan uw Kamer sturen.

Unitair Octrooi

De Raad bereikte een politiek akkoord over de octrooiverordening en het rechtspraakverdrag tot oprichting van het octrooigerecht. Over de vertalingenverordening bereikte de Raad voorjaar 2011 al een akkoord. Een dag na de Raad, op 11 december, ging ook het Europees Parlement in een plenaire stemming akkoord met de octrooiverordening. Ondertekening van het rechtspraakverdrag door de lidstaten volgt naar verwachting in het 1e kwartaal van 2013.

Het voorzitterschap en de Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, verwelkomden het akkoord als een historisch besluit. Met dit pakket creëert de EU voor innovatieve bedrijven één enkel octrooi dat geldig is in alle 25 deelnemende lidstaten, tegen een betaalbare prijs en met uniforme octrooirechtspraak. De Commissie sprak de hoop uit dat op termijn ook Italië en Spanje zich bij het unitair octrooi aansluiten. Het nieuwe unitaire octrooi wordt op termijn zo’n tien keer goedkoper dan het huidige Europese octrooi. Hiermee wordt het Europese octrooisysteem qua kosteneffectiviteit ook meer in lijn gebracht met dat van de VS en Japan.

Alhoewel er geen debat was voorzien, nam een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het woord om het belang van het octrooipakket voor het Europese groeivermogen te markeren. Nederland is altijd een groot voorstander geweest van een spoedig akkoord over het unitair octrooi en heeft een voortrekkersrol gespeeld bij het tot stand komen hiervan. Nederland heeft een groot belang gezien het grote aantal octrooiaanvragen van Nederlandse bedrijven: de positie schommelt de afgelopen jaren tussen de derde en vierde plaats binnen de EU en op de wereldranglijst van octrooiaanvragen staat Nederland negende.

Aanbestedingspakket

De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het aanbestedingspakket. Het voorzitterschap gaf aan dat de algemene oriëntatie als basis zal dienen voor onderhandelingen met het Europees Parlement. Het Europees Parlement zal naar verwachting in het voorjaar van 2013 plenair stemmen over het pakket. De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, benadrukte het belang van modernisering van de huidige aanbestedingsregels, met als voornaamste doel vereenvoudiging en versoepeling van de regels en procedures. De markt voor aanbestedingen beslaat volgens de Commissie 18% van het BBP van de EU.

Het akkoord van de Raad bevat belangrijke verbeteringen voor het bedrijfsleven en overheden. Procedures worden flexibeler en er ontstaat meer ruimte voor dialoog tussen overheid en ondernemers, zodat vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) krijgt een betere toegang, onder andere door de invoering van een eigen verklaring waarmee een ondernemer verklaart aan de eisen die de aanbestedende dienst stelt te voldoen. Er komt ook een verplichting tot het elektronisch aankondigen van overheidsopdrachten. Deze maatregelen zorgen voor een aanzienlijke lastenverlaging bij (grensoverschrijdende) overheidsopdrachten.

Grootste punt van discussie in de Raad betrof de verhouding tussen het aanbestedingspakket en het Commissievoorstel voor een verordening «reciprociteit bij overheidsopdrachten van de EU en derde landen». Een aantal lidstaten wenste reciprociteitbepalingen op te nemen in de aanbestedingsrichtlijnen. Dit betreft de mogelijkheid om ondernemers uit derde landen onder bepaalde voorwaarden uit te sluiten van een opdracht. Nederland en veel andere lidstaten gaven aan op dit punt niet verder te willen gaan dan handhaving van de reciprociteitbepalingen in de huidige richtlijn speciale sectoren. De Raad kwam daarop overeen de huidige bepalingen over reciprociteit in de richtlijn speciale sectoren te handhaven. Daarbij nam de Raad een verklaring aan waarin wordt verduidelijkt dat het gaat om handhaving van de status quo voor een interim- periode, om zo niet vooruit te lopen op de onderhandelingen over de verordening reciprociteit bij overheidsopdrachten.

In de Raad bleek er brede steun te zijn voor de compromisvoorstellen. Ook Nederland steunt de voorstellen, die in lijn zijn met de Nederlandse inzet. Wel heeft Nederland zich ingezet voor een verdere verhoging van de drempel voor het nieuwe verlichte regime voor sociale diensten. Mede op verzoek van Nederland was deze drempel al verhoogd van € 500.000,- in het Commissievoorstel, naar € 750.000,-. In de Raad bleek er echter onvoldoende steun te zijn voor een verdere verhoging. Gelet op het totale pakket heeft Nederland ingestemd met het compromis.

Vraag over het nieuwe regime voor sociale diensten

De D66-fractie vroeg om nadere uitleg van het nieuwe regime voor sociale diensten. De fractie wilde weten of met het nieuwe regime voor sociale diensten de markt meer ruimte krijgt en wat de gedachte achter het nieuwe regime is.

Het nieuwe verlichte aanbestedingsregime voor sociale diensten verschilt van het huidige verlichte aanbestedingsregime voor diensten met een beperkt grensoverschrijdend effect (zogenaamde 2B-diensten) in drie opzichten:

  • een aantal diensten (bijvoorbeeld vervoersondersteunende activiteiten zoals reisbureaudiensten en opslagdiensten) valt niet langer onder een verlicht aanbestedingsregime;

  • de opdracht voor sociale en andere specifieke diensten moet Europees aangekondigd worden. Onder het 2B-regime hoeft alleen achteraf bekend worden gemaakt naar wie de opdracht is gegaan;

  • publicatie is verplicht voor opdrachten met een waarde boven 750.000 euro (de afkondiging van de opdracht onder het huidige 2B-regime geldt boven de 200.000 euro).

Doordat een opdracht voor sociale en andere specifieke diensten met een waarde boven de € 750 000 Europees aangekondigd moet worden, worden ondernemers in Europa in de gelegenheid gesteld hun interesse voor een opdracht kenbaar te maken.

Richtlijn erkenning beroepskwalificaties

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de voortgang van de onderhandelingen over de richtlijn erkenning beroepskwalificaties. De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, sprak waardering uit voor de gemaakte voortgang en sprak de wens uit onder Iers voorzitterschap tot een akkoord te komen. De Commissie gaf daarbij aan bereid te zijn te zoeken naar compromissen voor de een aantal sectorale beroepen (notarissen, verpleegkundigen en architecten). Daarnaast onderstreepte de Commissie de voordelen van de Europese beroepskaart, omdat hierdoor grensoverschrijdende mobiliteit wordt vergemakkelijkt. Alhoewel er geen debat was voorzien, nam een aantal lidstaten het woord. Deze lidstaten spraken de wens uit de onderhandelingen zo spoedig mogelijk af te ronden, gelet op het belang van het voorstel voor economische groei en een dynamische arbeidsmarkt. Een aantal lidstaten verwelkomde het compromis voor verpleegkundigen waarbij – conform ook Nederlandse wens – verschillende niveaus van verpleegkundigen toegang tot het stelsel van automatische beroepserkenning behouden.

Industriebeleid

De Raad nam conclusies aan over het industriebeleid en wisselde van gedachten over het concurrentievermogen van de automobielindustrie. Commissaris Tajani onderstreepte namens de Commissie in zijn inleiding het belang van een concurrerende industriële sector voor de Europese economie. Hij zag de conclusies als ondersteuning voor de mededeling over het industriebeleid en zou graag in samenwerking met alle partners uitvoering geven aan de acties. Het voorzitterschap stelde voor de voorliggende conclusies over industrie op twee punten aan te passen. Op verzoek van Nederland is een betere balans opgenomen in de tekst over auteursrechten. Naast het waarborgen van de rechten van belanghebbenden en culturele en creatieve diversiteit is modernisering van auteursrechten van belang. Deze modernisering moet ruimte geven voor de mogelijkheid voor het vergroten van de beschikbaarheid van online content (muziek, films, boeken) en de opkomst van nieuwe technologieën en bedrijfsmodellen. Ook is, op verzoek van Frankrijk, een iets duidelijkere verwijzing opgenomen naar de intentie van de Commissie om het aandeel van de industrie te zien stijgen naar 20% van het Bruto Nationaal Product (BNP) in 2020. Alle lidstaten konden deze aanpassingen accepteren waardoor de conclusies werden aangenomen.

Bij het debat over de automobielsector onderstreepte Commissaris Tajani het belang van gezamenlijke acties van alle belanghebbenden. De EU kan met name bijdragen door meer investeringen in onderzoek en innovatie, het openen van internationale markten en het verlagen van de administratieve lasten bij met name de regelgeving op gebied van veiligheid en milieu. De Commissie hecht daarbij aan een technologieneutrale benadering, waarbij de keuze voor specifieke technologieën (zoals hybride, waterstof of elektrisch rijden) aan de bedrijven zelf is. Ook onderstreepte Commissaris Tajani het belang om werknemers «van baan naar baan» te helpen bij herstructurering. Hij kondigde aan de High Level groep automobiel, waarin alle belanghebbenden van deze sector zitten, opnieuw in het leven te roepen. Deze groep moet de voortgang op de acties zoals genoemd in de mededeling monitoren.

In de discussie over de automobielindustrie onderstreepten vele lidstaten, waaronder Nederland, dat versterken van het concurrentievermogen met name aan de bedrijven zelf is. De door de Commissie voorgestelde nadruk van de EU op investeringen in onderzoek en innovatie werd door de lidstaten breed gesteund. De Commissie richt zich daarbij volgens Nederland terecht op het stimuleren van innovatie en het verbeteren van veiligheid en milieuprestaties. Veel lidstaten markeerden het belang van een goede toetsing op de impact op het concurrentievermogen bij nieuwe wetgeving. Nederland onderstreepte het belang van ambitieuze lange termijn doelen op Europees niveau om milieu-impact van auto’s terug te dringen. Het thema elektrische auto’s vormt daarbij één van de terreinen waar Europa een voorsprong op kan bouwen en tegelijkertijd de milieu-impact kan verlagen. Het is goed dat de Commissie heeft aangekondigd met Europese wetgeving te komen voor de ontwikkeling van infrastructuren voor alternatieve brandstoffen. Een aantal lidstaten benadrukte het belang van meer wederkerigheid in de internationale akkoorden. Nederland merkte op dat herstructurering, gezien de overcapaciteit, onvermijdelijk is. Het in goede banen leiden van deze herstructurering is met name aan de bedrijven zelf. Diverse lidstaten benadrukten het belang van de Europese Sociale Fondsen en het Europese Globaliseringsfonds bij de ondersteuning van het in goede banen leiden van herstructurering. Een aantal lidstaten pleitte ook voor een verruiming van de staatssteunmogelijkheden voor deze sectoren. Een andere groep van lidstaten ging in op het belang van een beperkt en gericht staatssteunkader. Voorkomen moet worden dat bedrijven overeind worden gehouden die zonder staatssteun niet concurrerend zijn.

Vraag over duurzaam concurrentievermogen bouwsector

De VVD-fractie vroeg aandacht voor de subsidiariteit van de maatregelen van de strategie voor het duurzaam concurrentievermogen van de bouwsector, met name bij maatregelen voor energie-efficiëntie van gebouwen en fiscale maatregelen. De mededeling betreft één van de sectorspecifieke actieplannen op industriegebied die de Commissie heeft uitgebracht. De Commissie richt zich in de bouwsector met name op het stimuleren van innovatie, het verbeteren van de menselijk kapitaal, efficiënter omgaan met grondstoffen en het verbeteren van de werking van de interne markt. Op het gebied van energie-efficiëntie en fiscale maatregelen kondigt de Commissie onder andere een analyse van Europese en nationale maatregelen voor energie-efficiënte in gebouwen aan. Ook wil de Commissie initiatieven gaan presenteren voor wederzijdse erkenning van milieupresentaties en risicobeoordelingsmethoden en het identificeren van goede voorbeelden van nationale procedures voor vergunningsprocedures voor grote bouwprojecten.

In het BNC-fiche in reactie op deze mededeling heeft het kabinet aangegeven dat het versterken van het concurrentievermogen van de bouwsector in eerste instantie aan de nationale overheid is (TK 22 112, nr 1490, fiche 7). De Europese Unie moet zich richten op die maatregelen die toegevoegde waarde hebben, namelijk maatregelen gericht op het versterken van de interne markt, het terugdringen van administratieve lasten, het stimuleren van onderzoek en innovatie en open markten. Zaken zoals onderwijs en opleiding, fiscale maatregelen, energie-efficiëntie in gebouwen behoren vooral tot de nationale bevoegdheid. Zo heeft Nederland in onderhandelingen over richtlijn energie-efficiëntie ervoor gezorgd dat de verplichtende maatregelen realistisch en uitvoerbaar zijn. Het kabinet zal er op blijven toezien dat eventuele concrete voorstellen van de Commissie in het kader van de mededeling voor de bouwsector toegevoegde waarde bieden ten opzichte van nationale maatregelen.

Vraag over inzet van extra leningscapaciteit van de Europese Investeringsbank (EIB)

De CDA-fractie vroeg tijdens het AO wat een Nederlandse ondernemer heeft aan de 60 miljard euro extra uitleencapaciteit voor de Europese Investeringsbank (EIB). Deze uitbreiding is onderdeel van het pact voor groei en banen, waarin voor 120 miljard aan extra investeringen zijn afgesproken. De Kamer is eerder over deze uitbreiding geïnformeerd in de incidentele suppletoire begroting EIB (TK 33 409 nr 2). Conform de wens van de regeringsleiders richt deze uitbreiding zich op het gebied van innovatie, financiering voor het MKB, strategische infrastructuur en efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het betreft een algemene vergroting van het uitleenvolume op deze gebieden. Deze vergroting van het uitleenvolume biedt het EIB de mogelijkheid om operaties verder uit te breiden, hetgeen bijdraagt aan het economisch herstel van de EU in alle landen. De benutting van dit uitleenvolume blijft uiteraard afhankelijk van het aantal gezonde en groeigerichte projecten/investeringen dat wordt aangedragen.

Hoewel niet precies vastgesteld kan worden wat deze uitbreiding betekent voor Nederland in kwantitatieve termen, neemt voor Nederland hiermee de ruimte voor leningen toe. Het gaat hierbij om leningen met een lage rente en lange looptijd (tot 30 jaar en hoger). Dit kan voor Nederland zeer behulpzaam zijn nu ook in Nederland de beschikbaarheid van lang krediet niet meer vanzelfsprekend is. Deze leningen worden in Nederland onder andere ingezet voor infrastructuurprojecten, duurzame energie, onderzoek en ontwikkeling en verbetering van toegang tot financiering. Ondernemers kunnen op twee manieren gebruik maken van de leningen van de EIB. Voor leningen vanaf 25 miljoen euro kunnen ondernemers direct bij de EIB een aanvraag indienen. Voor leningen met een kleinere omvang investeert de EIB indirect. De EIB verstrekt daarvoor, op aanvraag van commerciële banken, tegen aantrekkelijke voorwaarden leningen aan banken die als intermediair willen optreden. Deze banken zetten de leningen, inclusief de aantrekkelijke voorwaarden, vervolgens door naar het Midden en Kleinbedrijf (MKB). Momenteel treden vier Nederlandse banken als intermediair op (ABN AMRO, ING, Rabobank en Friesland Bank). Hierdoor is in het totaal op dit moment 800 miljoen euro extra leningscapaciteit voor het MKB in Nederland beschikbaar. Daarnaast investeert de EIB ook via het European Investment Fund (EIF). Het EIF verstrekt kapitaal aan investeringsfondsen en cofinanciering en contragaranties voor financiële instellingen en overheden. Zo verstrekt het EIF cofinanciering en contragaranties aan een aantal regelingen van de Nederlandse overheid voor innovatie. Een voorbeeld hiervan is de cofinanciering van 50 miljoen euro van het EIB en het EIF aan het Fund-of-Funds, onderdeel van het Innovatiefonds MKB+.

Modernisering staatssteun

De Raad wisselde van gedachten over de modernisering van staatssteunregelgeving. In een korte inleiding lichtte het voorzitterschap de doelstellingen toe die de Commissie als basis had voorgesteld, namelijk het ondersteunen van de groei, werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de Unie, en tegelijkertijd bijdragen aan het streven van de lidstaten naar een efficiënter gebruik van overheidsfinanciën. Ter structurering van het debat had het voorzitterschap twee vragen opgesteld:

  • 1) of de lidstaten zich kunnen vinden in de uitgangspunten die de Commissie hanteert bij de modernisering van het staatssteunbeleid;

  • 2) wat de vormgeving van het staatssteunbeleid in tijden van recessie zou moeten zijn om groei en concurrentievermogen van de Europese industrie in een globale context te verbeteren.

Commissaris Almunia ging in zijn inleiding in op de uitgebreide consultaties die de Commissie voert met alle belanghebbenden bij de aanpassing van de staatssteunregelgeving. De Commissie heeft drie doelen bij de modernisering: 1) zorgen dat staatssteun beter aansluit bij de doelen van de Europa 2020 strategie en zorgt voor efficiënte besteding in tijden van fiscale consolidatie, 2) meer gerichte controle op maatregelen die sterke risico’s met zich meebrengen voor het functioneren van de interne markt en 3) vereenvoudigen van procedures en snellere besluitvorming. Commissaris Almunia benadrukte dat staatssteun alleen ingezet moet worden als sprake is van marktfalen en dat deze niet in de weg mag staan van goed functioneren van de interne markt. Hij wees op de verantwoordelijkheid van overheden om te zorgen dat de steun die is vrijgesteld van melding voldoet aan de regelgeving voor die steun. In reactie op de vraag over de concurrentie in mondiaal perspectief onderstreepte Commissaris Almunia de sterke concurrentiepositie die Europa heeft. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS en Japan is het marktaandeel van Europa in de wereldmarkt niet gedaald. Ook heeft Europa, als energie buiten beschouwing wordt gelaten, een positieve handelsbalans ten opzichte van de rest van de wereld. Europa moet blijven streven naar meer openheid en niet toegeven aan protectionistische tendensen. De Commissaris kondigde aan in het komende jaar een aantal belangrijke richtsnoeren voor het versterken van het concurrentievermogen te zullen vernieuwen.

Alle lidstaten gaven aan de doelstellingen van de modernisering te kunnen steunen. Gerichte staatssteun kan bijdragen aan economische groei en werkgelegenheid. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte dat staatssteun niet mag leiden tot verstoring van het gelijke speelveld door het overeind houden van bedrijven die zonder overheidssteun niet concurrerend zijn. Dit gaat ten koste van de concurrentiepositie van gezonde bedrijven en uiteindelijk daarmee van de consument. Nederland merkte op dat terughoudend gebruik van staatssteun kan bijdragen aan de begrotingsdiscipline, maar dat het inzetten van EU conforme staatssteun uiteindelijk aan de lidstaten is. Een andere groep lidstaten vroeg echter op verschillende terreinen een uitbreiding van de mogelijkheden voor staatssteun. Zij pleitten onder andere voor meer mogelijkheden voor steun aan het MKB, onderzoek en innovatie en herstructurering. Een aantal lidstaten vroeg ook om verbreding van de mogelijkheden voor staatssteun binnen het regionale kader. In het kader van het concurrentievermogen in wereldwijd verband vroeg een aantal lidstaten meer mogelijkheden voor matching van steun die door derde landen wordt gegeven. Andere lidstaten, waaronder Nederland, gaven daarbij aan dat een subsidierace tussen Europa en andere landen moet worden voorkomen en dat meer mogelijkheden voor steun leidt tot verstoring van de interne markt. Nederland wees daarbij op de mogelijkheden binnen de Wereldhandelorganisatie (WTO) om op te treden tegen handelsverstorende subsidies van derde landen. Het voorzitterschap sloot de discussie af en gaf aan dat deze discussie in toekomst in de Raad voor Concurrentievermogen zal worden voortgezet.

EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op het verslag over de uitvoering van het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten voor de jaren 2009–2012 en de resolutie met betrekking tot het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten voor de jaren 2013–2017. Het voorzitterschap merkte op dat het verslag een aantal aanbevelingen bevat in het licht van nieuwe ontwikkelingen, zoals de stijgende verkopen via internet en de opkomst van nieuwe internationale spelers. Deze ontwikkelingen zijn meegenomen in het opstellen van het nieuwe actieplan voor de komende jaren. De Commissie, bij monde van Commissaris Semeta, drong er onder dit agendapunt tevens op aan de informele triloog met het Europees Parlement over de herziening van de verordening inzake de handhaving van intellectuele eigendomsrechten door de douane, af te ronden. De Raad nam vervolgens nota van het verslag over het huidige actieprogramma en keurde de resolutie over het actieprogramma voor de jaren 2013–2017 goed.

Verordening Douanewetboek van de Unie (herschikking)

De Raad hield een debat over het voorstel voor het douanewetboek van de Unie. De Commissie, bij monde van Commissaris Semeta, riep op tot een spoedig akkoord over dit voorstel dat uiterlijk in juni 2013 van toepassing zou moeten zijn. Dan loopt namelijk het huidige Europese Communautaire douanewetboek af. Volgens de Commissie gaat het in het voorstel om relatief eenvoudige technische punten.

Veel lidstaten spraken steun uit voor de oproep van de Commissie en het voorzitterschap om de onderhandelingen in de Raad spoedig af te ronden. Een aantal lidstaten, met Nederland voorop, pleitte voor voldoende tijd om te waarborgen dat de wetgeving van hoogstaande kwaliteit is en naadloos aansluit op de complexe douanepraktijk. Deze lidstaten waren tevens van mening dat het niet slechts gaat om technische aanpassingen. Nederland benadrukte het belang van facilitatie van het bedrijfsleven en daadwerkelijke vereenvoudiging van procedures. Nederland pleitte in dit verband tevens voor uitbreiding van de mogelijkheden tot het houden van pilots om vereenvoudigingen van de douanewetgeving te testen. Verder pleitte Nederland voor flexibiliteit om rekening te kunnen houden met lokale omstandigheden. Andere lidstaten benadrukten het belang van goede IT-systemen om de wetgeving te ondersteunen. Ook gaven enkele lidstaten aan belang te hechten aan goede afspraken over de bevoegdheidsverdeling bij de implementatiebepalingen tussen de Raad en het Europees Parlement. Wat betreft de bevoegdheidsverdeling stelde de Commissie voor dit aan de onderhandelaars in de triloog over te laten.

Verordening actieprogrammaprogramma douane (Douane 2020)

De Commissie, bij monde van Commissaris Semeta, stelde vast dat dit progamma een kostenefficiënt instrument is om de samenwerking tussen douanediensten te bevorderen en informatie-uitwisseling te verbeteren. Doel is met name het financieren van IT-systemen. De discussie over het budget loopt via het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Een drietal lidstaten vroeg het woord en ging in op het grote belang van goede apparatuur aan de buitengrenzen. De Raad bereikte vervolgens een partiële algemene oriëntatie over het voorstel.

Strategie voor de ontwikkeling van de douane-unie

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de Raadsconclusies over de ontwikkeling van de douane-unie. Namens de Commissie merkte Commissaris Semeta op dat de conclusies een goed evenwicht bieden tussen de strategische doelstellingen van de douane-unie en de wensen ten aanzien van verdere modernisering. De Commmissaris kondigde een mededeling aan waarin onder meer een kader wordt geschetst voor de dialoog met lidstaten over de toekomst van de douane-unie. De conclusies werden zonder verdere discussie aangenomen.

RUIMTEVAART

Samenwerking EU en Europees Ruimtevaartagentschap (ESA)

De Cypriotische minister voor Onderzoek, Mavrou, leidde namens het voorzitterschap de gedachtewisseling in over de samenwerking tussen de EU en het Europees Ruimtevaartagentschap ESA.

Commissaris en vicepresident Tajani lichtte namens de Commissie de mededeling toe over het versterken van de samenwerking tussen de EU en het Europees Ruimtevaartagentschap (ESA). De EU is een belangrijke speler inzake ruimtevaart geworden. Egnos (ter verbetering van bestaande satellietnavigatienetwerken), Galileo, GMES (vanaf heden Copernicus genoemd) en het ruimteonderzoek uit het zevende kaderprogramma zijn uitgegroeid tot belangrijke bakens in het Europese ruimtevaartlandschap. Met de groeiende rol van de Commissie op ruimtevaartgebied is het een logische stap om te komen tot een verheldering en versterking van de onderlinge relaties tussen de Europese Unie en ESA. Tajani noemde dit strategisch voor de toekomst en het concurrentievermogen van de EU. Technische excellentie van ESA moet goed worden benut, maar er moet meer duidelijkheid komen over de governance. ESA moet dichter bij de EU komen, maar tegelijkertijd mogen de succesfactoren van ESA niet ondermijnd worden.

Het overgrote deel van de lidstaten, waaronder Nederland, steunde het voorstel van de Commissie om te komen tot een toenadering van beide Europese organisaties. Hierbij werd echter wel duidelijk benadrukt dat ESA zijn onafhankelijke en autonome karakter moet blijven behouden en dat beide organisaties werken op basis van complementariteit van activiteiten. Samenwerking tussen de EU en ESA moet verder efficiënt worden ingericht. Voor deze samenwerking is bovendien in eerste instantie een dialoog tussen beide organisaties nodig. Slechts twee lidstaten zien ESA in de toekomst liever als een intergouvernementeel agentschap onder de verantwoordelijkheid van de EU.

Commissaris Tajani gaf vervolgens aan samen met de lidstaten verder te willen nadenken over dit institutionele aspect en te komen met een verdere uitwerking hiervan. Het uitrollen van EGNOS, Galileo en Copernicus (GMES) zijn de belangrijkste doelen voor de Commissie op korte termijn. De Commissie kondigde aan in het voorjaar van 2013 te komen met twee voorstellen over Space Industrial Policy en Space Surveillance and Tracking (SSA).

ONDERZOEKSDEEL

Europese Onderzoeksruimte (ERA)

Namens de Europese Commissie benadrukte Commissaris Geoghegan-Quinn het grote belang van de verdere ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). De totstandkoming van de ERA moet vrij verkeer van kennis, onderzoekers en technologie tussen de lidstaten bevorderen en daarmee concurrentiekracht en duurzame welvaartsgroei stimuleren. De Commissaris zegde toe dat de monitoring van de ERA zo eenvoudig mogelijk zal worden vormgegeven. Daarmee wordt geprobeerd de administratieve lastendruk zoveel mogelijk te limiteren. De Raad nam de conclusies over de ERA vervolgens zonder discussie aan.

Internationale samenwerking van de EU

Namens de Commissie presenteerde Commissaris Geoghegan-Quinn de mededeling over internationale samenwerking van de EU met derde landen op het gebied van onderzoek en innovatie. Met het oog op de uitvoering van Horizon 2020, het nieuwe Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie in de periode 2014–2020, bevat deze mededeling een strategische benadering voor de betere concentratie van internationale onderzoekssamenwerking. De doelstellingen hierbij zijn het versterken van het concurrentievermogen van de Europese Unie, het aanpakken van mondiale maatschappelijke vraagstukken het steunen van het externe beleid van de Unie.

Diverse lidstaten spraken vervolgens hun steun uit voor de strategische aanpak van de Commissie. Wel werd meermaals benadrukt dat de lidstaten betrokken willen blijven bij de verdere uitwerking van deze strategie over internationale samenwerking. Ook gaven veel lidstaten aan dat het Strategisch Forum voor Internationale Onderzoeks- en Innovatiesamenwerking (SFIC) goed moet aansluiten bij Horizon 2020 en dat de rol van dat forum beter gedefinieerd moet worden voor de komende periode. Nederland benadrukte drie hoofdpunten: 1) kwaliteit en excellentie dienen altijd voorop te staan bij internationale samenwerkingsverbanden in het kader van Horizon 2020 (peer reviews zijn een noodzakelijke randvoorwaarde), 2) wederzijdse voordelen en het gemeenschappelijk belang moeten evident zijn voor het aangaan van een samenwerkingsverband, en 3) derde landen die tijdens het afgelopen Kaderprogramma een grote sprong voorwaarts hebben gemaakt, moeten op een gelijkwaardige basis financieel bijdragen aan activiteiten. Een aantal Zuid-Europese lidstaten refereerde tevens aan het gezamenlijke onderzoeksprogramma dat zij willen opzetten (een zogenaamd artikel 185 initiatief), zoals eerder gepresenteerd tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van juli 2012 te Cyprus.

Specifiek Programma, Horizon 2020

Namens het voorzitterschap leidde de Cypriotische minister Mavrou de partiële algemene oriëntatie in voor het Specifiek Programma van Horizon 2020. Zij benadrukte het belang van het komen tot een akkoord en merkte op dat er in de onderhandelingen al op veel punten overeenstemming is bereikt. In mei jl. heeft de Raad al een akkoord bereikt over de algemene verordening met de globale inhoud en de opbouw van Horizon 2020 en in oktober jl. heeft de Raad akkoord bereikt over de Regels voor Deelname. Het Specifiek Programma is de inhoudelijke en thematische uitwerking van de hoofdlijnen uit de Algemene Verordening.

Commissaris Geoghegan-Quinn benadrukte dat de Commissie nog steeds vasthoudt aan een klein aantal programmacomitéconfiguraties voor Horizon 2020, in vergelijking met het aantal configuraties in het huidige Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Het programmacomité, waarin ambtenaren uit de lidstaten zitting hebben om mee te praten over de uitrol van de onderzoeksprogramma’s onder Horizon 2020, zou volgens de Commissie veel efficiënter en strategischer moeten worden georganiseerd. Ook beargumenteerde de Commissaris dat er nog altijd sprake is van een onderzoek- en innovatiekloof in Europa. Uitdagingen op dit gebied zijn niet alleen aan te pakken vanuit Horizon 2020. De Commissie onderstreepte dat om die kloof te dichten ook andere middelen zoals bv. cohesiefondsen moeten worden ingezet.

Nederland nam als eerste het woord en pleitte voor het vasthouden aan de tekst van het Specifiek Programma zoals verspreid door het voorzitterschap. Volgens Nederland weerspiegelde de tekst een goed compromis tussen de verschillenden belangen van de lidstaten. Zo is het basisprincipe van excellentie gewaarborgd in de tekst en is een set maatregelen opgenomen om de ontluikende excellentie in regio’s en lidstaten te ondersteunen. Diverse lidstaten steunden Nederland hierin. Veel landen uit Centraal- en Midden-Europa stelden daarentegen dat de tekst over de onderzoeks- en innovatiekloof in Europa en de daarvoor benodigde aanknopingspunten van minder presterende regio’s binnen Horizon 2020 versterkt zou moeten worden, om zo een grotere participatie van hun kant te kunnen garanderen.

Duitsland wilde graag de opbouw van een zinsdeel wijzigen in de tekst over de verhoging van de crisis- en rampbestendigheid van Europa. Hiermee zou beter worden benadrukt dat Horizon 2020 op het gebied van veiligheid de ontwikkeling van civiele toepassingen ondersteunt, in tegenstelling tot militaire toepassingen.

Het voorzitterschap concludeerde dat een oplossing voor de tegenstelling binnen handbereik lag, aangezien veel lidstaten aangaven compromisbereid te zijn. Het daarop verspreidde compromisvoorstel met slechts twee kleine tekstuele aanpassingen, in het kader van de onderzoeks- en innovatiekloof en civiele toepassingen, stuitte vervolgens op geen enkel bezwaar. De Raad nam de partiële algemene oriëntatie vervolgens aan.

Euratom-Kaderprogramma

Namens het voorzitterschap deed minister Mavrou verslag van de voortgang van de onderhandelingen over het Euratom-Kaderprogramma. Zij gaf aan dat het komende Ierse voorzitterschap deze onderhandelingen verder zal leiden. Er intervenieerden slechts enkele lidstaten. Zij maakten van de gelegenheid gebruik om er nog eens voor te pleiten dat het budget voor de internationale experimentele kernfusiereactor ITER binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK) gevonden moet worden. Daarnaast benadrukten zij ook dat de onderhandelingen snel hervat moeten worden met het oog op he bereiken van een partiële algemene oriëntatie over het Euratomprogramma, dat ook in 2014 van start gaat. De Raad stemde vervolgens in met het voortgangsverslag.

Strategische Innovatieagenda Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Commissaris Vassiliou gaf namens de Commissie aan blij te zijn met het volgens haar sterke signaal dat de Raad met het akkoord over de Strategische Innovatieagenda afgeeft. Niettemin had zij liever gezien dat de Raad het voorstel van het EIT zelf had overgenomen en al in dit stadium alle thema’s voor toekomstige KIC’s definitief had vastgelegd. Nu gaat het om een maximum aantal thema’s, waarvan de uitrol begrensd wordt door de beschikbaarheid van budget en de uitkomsten van een tussentijdse evaluatie in 2017. Zij riep vervolgens de lidstaten op niet te snijden in het door de Commissie voorgestelde budget voor Horizon 2020, en het EIT in het bijzonder. De Raad kwam vervolgens een partiële algemene oriëntatie overeen.

DIVERSEN

Alternatieve en online geschillenbeslechting

Het voorzitterschap gaf aan dat in de informele triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie een akkoord is bereikt over de richtlijn voor alternatieve geschillenbeslechting en de verordening voor online geschillenbeslechting (ADR en ODR). Het voorzitterschap benadrukte het belang van dit akkoord voor het vertrouwen van consumenten en daarmee aan het versterken van de interne markt. Een belangrijk uitgangspunt voor Nederland, namelijk dat het huidige systeem van zelfregulering van geschilbeslechting kan blijven bestaan, is in het akkoord overeind gebleven.

Een belangrijk geschilpunt tussen de Raad en het Europees Parlement betrof de informatievoorziening aan consumenten. Het Parlement en de Commissie vonden dat alle ondernemers moeten communiceren over de geschillenbeslechting, ook als ze niet zijn aangesloten bij de geschillenbeslechting. Nederland en ook andere lidstaten vonden dat dit onnodige lasten met zich meebracht. Ook zou dit tot verwarring bij de consumenten kunnen leiden, aangezien informatie van een ondernemer over de geschilbeslechting niet hoeft te betekenen dat de betreffende ondernemer daarbij ook aangesloten is. Dit punt is in het finale compromis geschrapt. Wel is vastgesteld dat alle ondernemers die een klacht niet succesvol weten af te ronden hun klanten moeten informeren over het bestaan van een geschillencommissie. Dit geldt ook voor de ondernemers die niet zijn aangesloten bij de alternatieve geschillenbeslechting. Hoewel Nederland ook hierbij het risico ziet van misleiding kan Nederland, gelet op het gehele compromis, instemmen met het totale pakket.

Consumentenprogramma 2014–2020

Het voorzitterschap informeerde de Raad over het akkoord dat tijdens de informele triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie bereikt is over de inhoudelijke aspecten van het Consumentenprogramma 2014–2020. Aangezien dit programma onderdeel uitmaakt van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 zijn de financiële aspecten nog buiten beschouwing gebleven. Ook de gedelegeerde handelingen van het programma zijn in de onderhandelingen buiten beschouwing gebleven in afwachting van een akkoord over een horizontale benadering.

8ste consumenten scoreboard

Commissaris Borg gaf een korte toelichting op het jaarlijkse consumenten scoreboard dat op 7 december is verschenen. Met het scoreboard geeft de commissie informatie over het functioneren van de markten vanuit consumentenperspectief. Het scoreboard is met name gericht op het informeren van de lidstaten over de werking van markten, zodat zij hun beleid daarop kunnen afstemmen.

Jaarlijkse groeiprioriteiten

Commissaris Barnier informeerde de Raad over zijn analyse van prioriteiten voor groei in 2013. Naast begrotingsconsolidatie is het belangrijk dat ook gewerkt wordt aan versterking van het groeivermogen. Commissaris Barnier benadrukte hierbij het belang van versterking van de interne markt, zoals voorgesteld in de Single Market Acts I en II.

Richtlijn jaarrekeningen

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van de informele triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over de richtlijn jaarrekeningen. De nadruk in de gesprekken lag tot nog toe op de bepalingen over de verplichtingen voor grote en beursgenoteerde bedrijven die actief zijn in de mijnbouw- en houtkapsector om te rapporteren over betalingen aan overheden in ruil voor de exploitatie van grondstoffen in het betreffende land. Op verzoek van de Raad heeft het voorzitterschap aan het Europees Parlement aangegeven dat ook de andere onderdelen in de gesprekken moeten worden betrokken. Het voorzitterschap riep daarbij op tot een spoedig akkoord over dit voorstel vanwege de sterke lastenbesparingen die met de beoogde vereenvoudiging van de verslaglegging kunnen worden bereikt.

Verslag van enkele conferenties

Namens het voorzitterschap bracht minister Mavrou verslag uit van vier conferenties die onder auspiciën van Cyprus zijn georganiseerd. Deze gingen over innovatie voor de gezondheidszorg, de toekomst van het Marie Skłodowska-Curie-programma in Horizon 2020, het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) en de Europese Onderzoeksruimte (ERA) in de context van de Innovatie Unie.

Werkprogramma inkomend Ierse voorzitterschap

Namens het komende Ierse voorzitterschap gaf staatssecretaris Seán Sherlock een beknopt overzicht van de prioriteiten in het komende halfjaar. Naast een akkoord in de triloog met het Europees Parlement over Horizon 2020 noemde hij onder andere sleuteltechnologieën, een open arbeidsmarkt voor onderzoekers, de verbinding tussen regionaal beleid en onderzoeksbeleid, en deelname van het MKB aan de programma’s.

Naar boven