21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 255 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 april 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties behoefte enige vragen en opmerkingen voor te leggen inzake het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 9 tot 10 maart 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 253) en de geannoteerde agenda van de Informele Raad voor Concurrentievermogen van 11 tot 13 april 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 254).

De vragen en opmerkingen zijn op 31 maart 2011 aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voorgelegd. Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Blacquière

Inhoudsopgave

blz.

  

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

  

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

3

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

4

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

4

  

II. Reactie van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

5

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie staan achter een stevige inzet op onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De leden van de PvdA-fractie willen de minister vragen hierbij ook de Structuurfondsen en gelden vanuit het Europese landbouwbeleid te betrekken. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat waar mogelijk ontschotting plaats moet vinden door bijvoorbeeld het samenvoegen en verbetering van de samenwerking tussen deze verschillende programma´s. Deze vallen niet altijd onder dezelfde Directoraten Generaal van de Europese Commissie en dit zorgt in de ogen van de leden van de PvdA-fractie nog te vaak voor een hokjesgeest.

De leden van de PvdA-fractie willen in dit kader in het bijzonder aandacht vragen voor het Europees Instituut voor Technologie (EIT) en de bijbehorende KIC’s (Knowledge and Innovation Communities). Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van Eurocommissaris Vassiliou (onderwijs, cultuur, meertaligheid en jeugd) en niet onder het Directoraat Generaal Onderzoek en Innovatie. Daarmee dreigt volgens de leden van de PvdA-fractie het gevaar dat deze KIC’s niet aansluiten bij de Innovatie-Unie en de daarbij horende Europese Innovatiepartnerschappen (EIPs).

De leden van de PvdA-fractie willen Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s beter toegankelijk maken voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Daarvoor is het volgens de leden van de PvdA-fractie nodig dat aanvraagmogelijkheden drastisch worden vereenvoudigd. De leden van de PvdA-fractie stellen daarom voor om in te zetten op een «one-stop shop» voor «innovators», waar ondernemers, onderzoekers en anderen terecht kunnen wanneer zij gebruik willen maken van één of meer van de vele Europese financiële ondersteuningsprogramma’s. Voordeel hiervan is dat zij niet zelf hoeven uit te zoeken welk programma het best bij hen aansluit. De leden van de PvdA-fractie vragen tevens extra aandacht voor het belang van het MKB en dan met name start-ups in innovatieprogramma’s. Dit soort bedrijven zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de innovatiekracht, vaak veel meer dan de grote industrieën.

De leden van de PvdA-fractie vragen in het kader van de Small Business Act extra aandacht voor de kredietverlening van het MKB, met name door banken die met belastinggeld overeind zijn gehouden. De leden van de PvdA-fractie vragen om urgentie bij de vorming en uitvoering van het actieplan dat hierover in 2011 zou moeten komen.

Tot slot willen de leden van de PvdA-fractie de minister vragen om binnen de Small Business Act extra in te zetten op het voorkomen van oneerlijke handelspraktijken en in het bijzonder om een impuls om de transparantie van productieketens te vergroten. Deze leden zijn van mening dat de Europese Unie op het gebied van het transparant maken van productieketens een inhaalslag moeten maken ten opzichte van onder meer India en de Verenigde Staten. De leden van de PvdA zijn van mening dat de Europese consument meer openheid en keuzevrijheid verdient over bijvoorbeeld de vraag waar de grondstoffen uit zijn producten vandaan komen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie zijn het eens met het feit dat een ordentelijke begrotingsconsolidatie en het behoud van macro-economische stabiliteit essentieel is voor economische groei. Maar de leden van de PVV-fractie hopen op niet alleen woorden, maar ook daden dit keer: onontkoombaar zijn harde maatregelen. Landen die er een puinhoop van hebben gemaakt moeten onder curatele gesteld worden en zouden moeten worden verplicht een jaarlijkse nationale verklaring te publiceren.

De leden van de PVV-fractie zijn voor vooruitgang en dus voor innovatie. Innovaties creëren nieuwe markten, verhogen de productiviteit en het concurrentievermogen van Nederland. De vraag is alleen op welke wijze innovatie gestimuleerd zou moeten worden. Er zijn legio voorbeelden te noemen waarbij geld over de balk is gesmeten zonder enig resultaat. Het risico lag doorgaans bij de overheid en de selectie van «innovatieve projecten» lag bij ambtenaren. Vooraf totaal kansloos. Het is blijkbaar makkelijk scheppen van de grote berg opgebracht door de belastingbetaler. Het Nederlandse topsectorenbeleid is een voorbeeld van hoe het ook kan.

De leden van de PVV-fractie zijn tegen projecten die simpelweg geld verschaffen. Ondernemerschap is het voor eigen rekening en risico een onderneming drijven; innovatie en ondernemerschap is één. Door gratis geld (subsidies) te verschaffen wordt de prikkel weggenomen om kritisch de kansen van een innovatie te beoordelen. Het risico ligt niet meer bij de ondernemer, terwijl deze stimulans juist nodig is om van een innovatie een succes te maken. Wanneer het grootste gedeelte van het risico wordt gedragen door de ondernemer, dan heeft de innovatie de meeste kansen. De overheid kan hierin een faciliterende rol spelen bijvoorbeeld door het verstekken van kredieten of het hard maken voor goedwerkende octrooiregelingen.

Als dan toch gratis geld verschaft wordt aan «innovatieve projecten», zorg dan dat enkel kwaliteit (hoe subjectief ook) als criterium gebruikt wordt. Door geld te verschaffen op basis van geografische verdeling in plaats van kwaliteit, zullen inferieure projecten in bijvoorbeeld Oost-Europa gefinancierd worden. Hierdoor verschaf je geen innovatie-impuls maar ontwikkelingshulp. Dit zal de slagkracht van Europa (ten opzichte van bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Japan) op het gebied van concurrerend vermogen van de Europese Unie als geheel, absoluut niet ten goede komen.

De leden van de PVV-fractie steunen het standpunt van het Nederlandse kabinet dat het van belang is om innovatieontwikkeling geïntegreerd aan te pakken. Dat wil zeggen dat het bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek gestimuleerd moeten worden om gezamenlijk tot nieuwe innovatieve ideeën te komen. Het moet hier gaan om langetermijnprojecten die los staan van politieke grillen en dus langer dan vier jaar doorgaan.

Bij de leden van de PVV-fractie staat het Nederlandse belang voorop, en de leden van de PVV-fractie staan daarom negatief tegenover de Europese Dienstenrichtlijn die de Nederlandse regering voorstaat. Vrije markt heel mooi, maar wel wanneer het speelveld binnen de markt gelijk is. Dat is nu absoluut niet zo. Wanneer bijvoorbeeld Roemeense werknemers hier komen werken voor een vijfde van wat in Nederland marktconform is, dan gaat dit natuurlijk ten koste van de Nederlandse werknemer en heeft dit direct hogere werkloosheid tot gevolg met alle andere gevolgen van dien. Op dit moment zou dit vele Nederlandse bedrijven en werknemers de kop kosten. Niet doen dus. Het zou een verkapte vorm van ontwikkelingshulp zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie danken de minister voor het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 maart 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 253) alsook de geannoteerde agenda van de Informele Raad voor Concurrentievermogen van 11 tot 13 april 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 254).

Kan de minister een toelichting geven op het proefinitiatief inzake innovatieve openbare aanbesteding? Kan Nederland in zo een proefinitiatief participeren en zou dat raadzaam zijn?

Kan de minister toelichten wat de Nederlandse betrokkenheid is of gaat worden bij het Europees Innovatie Partnerschap «Actief en gezond ouder worden»?

Kan de minister inzicht geven in de Nederlandse positie in de discussie over externe dimensie en fiscale maatregelen?

Kan de minister toelichten hoever Nederland staat met de implementatie van de Europese dienstenrichtlijn? Welke stappen moeten nog genomen worden?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de hoofdlijnen van de inzet ten aanzien van het groenboek. Zij zien uit naar het kabinetsstandpunt over toekomstige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s dat in april 2011 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

De leden van de CDA-fractie onderstrepen het belang van het MKB voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid en voor het Europese concurrentievermogen. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de Nederlandse inzet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 11–13 april 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 254). Tevens hebben zij kennis genomen van het verslag van de vergadering van 9 en 10 maart 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 253). Bij beide documenten hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zien de suggesties van het kabinet voor de toekomstige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s, maar missen vooralsnog de scherpe keuzes. De huidige ideeën lijken allemansvrienden. Herkent de minister deze observatie?

De leden van de D66-fractie onderschrijven het streven om de deelname van bedrijven aan het kaderprogramma te bevorderen, maar zijn met name benieuwd naar concrete suggesties. Heeft de minister hier al over nagedacht en wat zijn mogelijkheden?

In het verslag van de voorgaande Raad voor Concurrentievermogen lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland heeft benadrukt dat er zo spoedig mogelijk moet worden gekomen tot een outputindicator voor onderzoek en innovatie naast de bestaande inputindicator van R&D-uitgaven (onderzoeks- en ontwikkelingsuitgaven). De leden van de D66-fractie vragen of aan dit verzoek gehoor is gegeven, of er concrete suggesties voor deze indicator gedeeld zijn en wat zij hiervan wanneer mogen verwachten.

Nederland heeft zich tijdens het gedeelte over de Interne Markt Akte uitgesproken «voor bijdrage aan economische groei en banen als het selectiecriterium bij uitstek». De leden van de D66-fractie vragen of hier ook onderscheid is gemaakt tussen korte en lange termijn economische groei. De leden van de D66-fractie vragen een reactie van de minister hierop met daarin ook zeker aandacht voor de rol van innovatie en technologie voor langetermijngroei.

II. REACTIE VAN DE MINISTER

Onderzoek en innovatie

De leden van de PvdA-fractie willen de minister vragen bij het de inzet op onderzoek, ontwikkeling en innovatie ook de Structuurfondsen en gelden vanuit het Europese landbouwbeleid te betrekken.

In de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de Europese Unie dat u 28 maart jl. is toegezonden onderschrijft het kabinet het belang om ook het cohesiebeleid (waaronder de structuurfondsen) en het gemeenschappelijk landbouwbeleid te betrekken bij onderzoek, ontwikkeling en innovatie. In dit standpunt is aangegeven dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Cohesiebeleid meer moeten worden toegespitst op de Europa 2020-doelstellingen. Onder de Europa 2020-doelstellingen vallen onderzoek ontwikkeling en innovatie.

Daarnaast geven de leden van de PvdA-fractie aan dat ontschotting moet plaats vinden. In het bijzonder vragen zij daarbij aandacht voor het Europees Instituut voor Technologie en Innovatie (EIT) en de bijbehorende Kennis en Innovatie Centra (KIC’s).

Het kabinet onderschrijft het belang van optimale synergie binnen het Europese onderzoek en innovatiebeleid. De Europese innovatiepartnerschappen, zoals aangekondigd in de Innovatie Unie, moeten hier volgens het kabinet een belangrijke rol in spelen. Het kabinet is van mening dat alle relevante bestaande instrumenten meegenomen moeten worden bij de uitwerking van de Europese innovatiepartnerschappen. Hieronder vallen ook het Europees Instituut voor Technologie en Innovatie en de bijbehorende Kennis en Innovatie Centra.

Tenslotte vragen de leden van de PvdA aandacht voor het toegankelijk maken van Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het belang van het MKB en dan met name start-ups in innovatieprogramma’s.

Het kabinet deelt de mening van de leden van de PvdA dat de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s toegankelijker moeten worden voor het MKB. Hiervoor is het noodzakelijk dat de procedures voor deelname sterk vereenvoudigd wordt. Daarnaast moet het aantal instrumenten gereduceerd worden zodat een overzichtelijk instrumentarium ontstaat voor de gebruikers. Het kabinet zal in haar reactie op het groenboek over de toekomstige Europese onderzoeks- en innovatie-instrumenten nader ingaan op de mogelijkheden deze programma’s toegankelijker te maken voor het MKB. Deze kabinetsreactie zal in april aan de Tweede Kamer worden verstuurd.

De leden van de PVV-fractie vragen naar de wijze waarop innovatie moet worden gestimuleerd en verwijzen daarbij naar het goede voorbeeld van het Nederlandse topsectorenbeleid. Tevens onderstrepen zij dat enkel kwaliteit (hoe subjectief ook) als criterium gebruikt moet worden.

Het kabinet is verheugd dat de leden van de PVV het Nederlandse topsectorenbeleid noemen als manier waarop innovatie het best gestimuleerd kan worden. De kabinetsinzet voor de wijze van financiering van onderzoek en innovatie op Europees niveau zal in de kabinetsreactie op het groenboek onderzoeks- en innovatiefinanciering worden opgenomen. De middelen die voor onderzoek en innovatie in Europa beschikbaar komen moeten ook volgens het kabinet enkel op basis van kwaliteit en niet op basis van geografische spreiding worden verdeeld.

De leden van de CDA-fractie vragen naar een toelichting op het proefinitiatief inzake innovatieve openbare aanbestedingen. Kan Nederland in zo een proefinitiatief participeren en zou dat raadzaam zijn?

De Commissie heeft aangekondigd met een proefinitiatief voor innovatiegericht aanbesteden te starten. Hierbij zullen één of meerdere calls worden uitgeschreven waarbij partijen voorstellen mogen doen voor invullingen hiervoor. Zodra de calls zijn uitgekomen zal het kabinet in samenwerking met andere partijen bezien of deelname hieraan mogelijk en wenselijk is.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens naar een toelichting op de Nederlandse betrokkenheid bij het Europees Innovatie Partnerschap «Actief en gezond ouder worden»

Het kabinet verwelkomt de intenties van de Europese Commissie om een proefinitiatief «Actief en gezond ouder worden» uit te werken. De Commissie zal op korte termijn een stuurgroep instellen om dit initiatief nader uit te werken. Het kabinet hecht eraan dat deze stuurgroep alle relevante stakeholders zoveel mogelijk betrekt bij de uitwerking van hun plannen. De Nederlandse veldpartijen staan in de startblokken om hun bijdrage te leveren en het kabinet steunt hen daarbij.

De leden van de D66-fractie zien de suggesties van het kabinet voor de toekomstige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s, maar geven aan vooralsnog de scherpe keuzes te missen. Tevens onderschrijven de leden van de D66-fractie het streven om de deelname van bedrijven aan het kaderprogramma te bevorderen, maar geven aan benieuwd te naar concrete suggesties.

Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat de leden van D66 schetsen van de inzet van het kabinet voor de toekomstige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s. De keuzes die het kabinet maakt zullen verder worden uitgewerkt in de reactie van het kabinet op het groenboek over de toekomstige Europese financieringsprogramma’s voor onderzoek en innovatie dat in april naar de Tweede Kamer wordt verstuurd. In dit standpunt zal het kabinet ook meer duidelijkheid verschaffen over de mogelijkheden om deelname van bedrijven aan het kaderprogramma te bevorderen.

Evaluatie van de Small Business Act

De leden van de PvdA-fractie vragen in het kader van de Small Business Act extra aandacht voor de kredietverlening van het MKB, met name door banken die met belastinggeld overeind zijn gehouden. De leden van de PvdA-fractie vragen om urgentie bij de vorming en uitvoering van het actieplan dat hierover in 2011 zou moeten komen.

Een goedwerkende kapitaalmarkt is een noodzakelijke voorwaarde voor een concurrerende economie. De beperkte beschikbaarheid van kredieten, garanties en risicokapitaal is met name voor het innovatieve MKB een grote belemmering om de stap tot de markt te kunnen zetten. Het kabinet is voorstander van een additionele Europese aanpak om problemen op de kapitaalmarkt aan te pakken en heeft ook meerdere keren gepleit voor versterking van deze aanpak. Daarbij is met name toegang tot risicokapitaal urgent en verdient voorrang. Het kabinet kijkt dan ook met belangstelling uit naar het door de Commissie aangekondigde actieplan voor het verbeteren van de toegang van het MKB tot financiering dat in 2011 uit moet komen.

De leden van de PvdA-fractie vragen om binnen de Small Business Act extra in te zetten op het voorkomen van oneerlijke handelspraktijken en in het bijzonder om een impuls om de transparantie van productieketens te vergroten.

Voor het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken zet het kabinet in op versterking van het multilaterale handelssysteem en het bestrijden van ongerechtvaardigde restricties in de (grondstoffen)handel. Nadruk ligt hierbij op de handhaving van internationale handelsregels in het kader van de WTO, het opnemen van relevante handelsdisciplines voor grondstoffen in vrijhandelsakkoorden en het aangaan van de dialoog met strategische partners. Nederland verwacht van bedrijven dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen en waar mogelijk transparant zijn over hun grondstofketen. Zo heeft Nederland zich binnen de OESO ingezet voor het opstellen van «due diligence» criteria voor bedrijven die mineralen uit conflictgebieden willen betrekken en hecht Nederland aan het ontwikkelen van uniforme standaarden voor «due diligence». Voorts is het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) een goed privaat initiatief, dat als onpartijdig wordt gezien waardoor de geloofwaardigheid en acceptatie groot is.

Vragen naar aanleiding van het verslag van de RvC van 9–10 maart jl.

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister inzicht kan geven in de Nederlandse positie in de discussie over externe dimensie en fiscale maatregelen.

Het is mij niet helemaal duidelijk op welke Nederlandse positie u precies doelt. Indien u verwijst naar de Common Corporate Consolidated Tax Base dan verwijs ik u graag naar het BNC-fiche dat hierover binnenkort naar uw Kamer zal worden gezonden.

De leden van de CDA-fractie vragen hoever Nederland staat met de implementatie van de Europese dienstenrichtlijn. Welke stappen moeten nog genomen worden?

Zoals onder andere in de brief van 8 maart 2011 betreffende de Commissie Mededeling «Op weg naar een betere werking van de eengemaakte dienstenmarkt» (Kamerstuk TK 2010/11 22 112, nr. 1148) uiteen is gezet, is in Nederland de implementatie van de Dienstenrichtlijn volledig afgerond.

De leden van de D66-fractie vragen of gehoor is gegeven aan het verzoek van Nederland om zo spoedig mogelijk te komen tot een outputindicator voor onderzoek en innovatie naast de bestaande inputindicator van R&D-uitgaven (onderzoeks- en ontwikkelingsuitgaven). En of er concrete suggesties voor deze indicator gedeeld zijn en wat zij hiervan wanneer mogen verwachten.

De Europese Raad van 4 februari jl. heeft de Commissie gevraagd om zo snel mogelijk met een voorstel te komen voor een tweede lead indicator voor innovatie. De Commissie heeft in dezelfde maand aangegeven samen met de OESO te werken aan een nieuwe indicator: het aandeel snel groeiende bedrijven in innovatieve sectoren. Dit proces duurt echter minstens twee jaar en succes is niet gegarandeerd. Nederland heeft de Commissie gevraagd om ook alternatieve indicatoren in overweging te nemen, omdat Nederland het wenselijk acht dat er zo snel mogelijk een indicator komt die de outputkant van innovatie voor een groot deel van de economie (inclusief diensten) in beeld brengt.

Nederland heeft zich tijdens het gedeelte over de Interne Markt Akte uitgesproken «voor bijdrage aan economische groei en banen als het selectiecriterium bij uitstek». De leden van de D66-fractie vragen of hier ook onderscheid is gemaakt tussen korte en lange termijn economische groei. De leden van de D66-fractie vragen een reactie van de minister hierop met daarin ook zeker aandacht voor de rol van innovatie en technologie voor lange termijngroei.

De gedachtewisseling tijdens de Raad vond plaats naar aanleiding van een presentatie van de Europese Commissie over de eerste resultaten van de consultatie op basis van de Mededeling «Naar een Single Market Act.» Deze mededeling zet uiteen welke maatregelen volgens de Commissie nodig zijn om het vertrouwen van consumenten, burgers en bedrijven in de interne markt te herstellen en de interne markt een nieuwe impuls te geven. In de bijlage worden daartoe 50 concrete voorstellen gedaan. Alle betrokkenen (lidstaten, Europees Parlement, sociale partners, bedrijfsleven en burgers) waren tot eind februari in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Op basis van deze reacties zal de Europese Commissie naar verluidt half april een beleidsactieplan voor de periode 2011–2012 presenteren, met daarin ongeveer tien tot twintig concrete voorstellen. De Nederlandse oproep tot het gebruiken van economische groei en werkgelegenheid als selectiecriterium vond dan ook in dit kader plaats.

Gezien deze aanleiding is er geen concreet onderscheid aangebracht in korte en lange termijn economische groei. Echter, gezien het karakter van de mededeling zullen de meeste voorstellen met name het lange termijn groeipotentieel van de Europese Unie versterken. De interne markt vormt de kern van de Europese economische integratie en het ontsluiten van onbenut potentieel draagt bij aan meer werkgelegenheid en kan leiden tot een structureel hogere economische groei.

De Commissiemededeling besteedt slechts beperkt aandacht aan innovatie en technologie, omdat deze onderwerpen uitgebreid besproken worden in het vlaggenschipinitiatief Innovatie Unie. De rol van innovatie is essentieel voor de lange termijn economische groei in Europa. De Europese Unie moet nog flinke stappen zetten bij het ontwikkelen en kapitaliseren van haar volledige onderzoeks- en innovatiepotentieel. Met toenemende concurrentie als gevolg van globalisering en een vergrijzende bevolking zal het groeivermogen van de Europese economie in de toekomst steeds sterker afhangen van het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Innovatie in producten, processen en dienstverlening zijn daarvoor van cruciaal belang.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Verburg, G. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD) en Verhoeven, K. (D66).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD) en Veldhoven, S. van (D66).

Naar boven