21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2011

Hierbij bied ik u mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de geannoteerde agenda aan van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 11–13 april te Boedapest (Hongarije). Vanwege het informele karakter van deze Raad zal een vrije gedachtewisseling plaatsvinden zonder besluitvorming.

De bijeenkomst bestaat uit twee delen: een onderzoeksdeel en een deel over industrie. Tijdens het onderzoeksdeel zal de Raad informeel van gedachten wisselen over Europese programma’s voor de financiering van onderzoek en innovatie. Het industriedeel staat in het teken van het concurrentievermogen van het Europese MKB, mede in het licht van de evaluatie van de Small Business Act.

Onderzoek en innovatie

Tijdens het onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen zullen er presentaties gegeven worden door verschillende experts over de ervaringen met het zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7). De lidstaten en de Europese Commissie zullen vervolgens informeel van gedachte wisselen over Europese programma’s voor de financiering van onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020.

De gedachtewisseling gaat, naast de ervaringen met KP7, over het groenboek over de toekomst van de Europese programma’s voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020, getiteld «van Uitdagingen naar Kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU financiering van onderzoek en innovatie«. Dit groenboek is op 9 februari 2011 door Europese Commissie gepubliceerd. Met dit groenboek is de Commissie een brede publieke consultatie over de toekomst van deze programma’s gestart die eind mei afgerond zal worden.

In het huidige Europese financiële meerjarenkader (2007–2013) vormen het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP7), het Kaderprogramma voor Concurrentiekracht en Innovatie (CIP) en het Europees instituut voor Technologie (EIT) de belangrijkste financieringsinstrumenten voor onderzoek en innovatie. Het groenboek richt zich specifiek op de toekomst van deze instrumenten.

Het groenboek omvat vier onderdelen. Ten eerste wordt er ingegaan op de mogelijkheden om vanuit de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s bij te dragen aan de Europa 2020 strategie, specifiek aan het vlaggenschipinitiatief de Innovatie Unie. Het tweede onderdeel gaat over de mogelijkheden om met de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s bij te dragen aan het vinden van innovatieve oplossingen voor de maatschappelijke uitdagingen. Ten derde gaat het groenboek in op de bijdrage van de programma’s aan het Europese concurrentievermogen. Het laatste onderdeel gaat over de ondersteuning van het excellente onderzoek in Europa en de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte.

Het kabinetsstandpunt over de toekomstige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s zal in april aan de Tweede Kamer worden gestuurd alvorens het naar de Europese Commissie wordt gestuurd. De nadruk in het Nederlandse standpunt ligt ten eerste op het belang van een geïntegreerde benadering van onderzoek en innovatie waarbij ook aandacht is voor de gehele kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. Er moet aandacht zijn voor het vinden van innovatieve oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Versterking van het concurrentievermogen en de bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen kunnen daarbij hand in hand gaan. Maatschappelijke uitdagingen bieden immers volop kansen voor het bedrijfsleven. Ook moeten er meer innovatieve producten, diensten en processen uit de ontwikkelde kennis voortkomen. Om innovatie in het bedrijfsleven te stimuleren ligt de nadruk op betere toegang tot kapitaal voor innovatie, het ondersteunen van het Europees en grensoverschrijdend toepassen van precommercieel aanbesteden en het stimuleren van een Europese aanbestedingsmarkt voor innovaties. Daarnaast is het van belang dat de deelname van bedrijven aan het kaderprogramma bevorderd wordt. Voor het versterken van de Europese kennisbasis en het ontwikkelen van de Europese onderzoeksruimte ligt de nadruk op het versterken van de Europese Onderzoeksraad (ERC), het stimuleren van mobiliteit van onderzoekers en het faciliteren van de totstandkoming van grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Tenslotte vormen de reductie van de administratieve lasten die gepaard gaan met de deelname aan de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s en meer synergie tussen de verschillende instrumenten belangrijke aandachtspunten.

Evaluatie van de Small Business Act

Tijdens het industriedeel wisselt de Raad informeel van gedachte over het belang van MKB voor het Europese concurrentievermogen. De gedachtewisseling zal onder andere gaan over de op 23 februari jl. uitgebrachte mededeling over de evaluatie van de Small Business Act (SBA) voor Europa. De Tweede Kamer zal middels een BNC-fiche worden geïnformeerd over de evaluatie van de Small Business Act.

De SBA is in 2008 door de lidstaten aangenomen en vormt het beleidskader van de EU om het concurrentievermogen van het MKB te versterken. In de evaluatie geeft de Commissie aan dat het MKB van groot belang is voor economische groei en werkgelegenheid. In de hele EU omvat het MKB zo’n 23 miljoen bedrijven, die werk bieden aan 67% van de mensen in de private sector. Bovendien is het MKB een grote initiator van innovaties en het omzetten van kennis in producten, diensten en productieprocessen. Daarmee is het voor de Europese economie belangrijk het potentieel van het MKB ten volle te benutten. De SBA kan daarmee een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen uit de «Europa-2020»-strategie. De Commissie kijkt in de evaluatie naar de implementatie en ondernomen acties in een aantal gebieden (het verbeteren van het «denk eerst klein-principe», promotie van ondernemerschap, de Digitale Agenda, het veranderen van milieu-uitdagingen in kansen voor het MKB en de internationalisering van het MKB). In de evaluatie zet de Commissie in op verdere implementatie en monitoring van de acties en de opgestarte wetgevingsvoorstellen die aan SBA zijn gekoppeld. Enkele daarvan zijn reeds afgerond (de richtlijn over verlaagde BTW en de richtlijn late betalingen) maar er zijn ook acties die nog niet in wetgeving zijn omgezet zoals de verordening betreffende een statuut voor een Europese Besloten Vennootschap. De Commissie kondigt in de herziening geen grote nieuwe initiatieven aan. Wel wil de Commissie meer aandacht voor internationalisering van het MKB en doet de Commissie een aantal voorstellen tot verbetering van de monitoring.

Nederland steunt het doel en de integrale aanpak van de Commissie. Het «Think Small First» gedachtegoed blijft van belang. Voor Nederland staat voorop dat de Europese Unie zich in hoofdzaak moet richten op die zaken waar echt sprake is van toegevoegde waarde van actie op Europees niveau. Dit geldt voor het verbeteren van de werking van de interne markt en het vereenvoudigen van Europese wetgeving. Daarnaast is Nederland voorstander van een additionele Europese aanpak om knelpunten op de kapitaalmarkt aan te pakken. Nederland is verheugd dat de tien principes van de SBA overeind blijven en de Commissie doorgaat op de ingeslagen weg. Nederland heeft altijd uitgedragen dat eerst gewerkt moet worden aan de implementatie van de acties en de wetgevingsvoorstellen die reeds zijn ingezet alvorens de Commissie met nieuwe voorstellen komt. Nederland staat terughoudend ten opzichte van een directe rol voor Europa bij de internationalisering van het MKB voor landen buiten de Europese Unie. Nederland en vele andere lidstaten hebben voor stimulering van zakendoen over de grens al een uitgebreid netwerk zowel nationaal als met ambassades en/of bedrijfsondersteunde kantoren in het buitenland. Nederland vindt een betere en meer doelgerichte monitoring van de EU-acties en de nationale acties die aan de SBA gekoppeld zijn een goed initiatief, maar is voorstander hierbij aansluiting te zoeken bij bestaande monitoring.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven