21 501-28 Defensieraad

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2012

Op 22 maart jl. kwamen de EU-ministers van Defensie bijeen als bestuursraad van het Europese Defensie Agentschap (EDA) en in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) in Brussel. Hierbij doe ik u verslag van deze bijeenkomsten.

Capaciteiten

De vooruitgang in het Gent-proces stond in de bestuursraad van het EDA centraal. Onder de lidstaten bleek brede steun te bestaan voor verdieping van de defensiesamenwerking op de thans door het EDA geïdentificeerde elf kansrijke terreinen. Zelf heb ik tijdens de raad ingestemd met de politieke verklaring over de versterking van de Europese capaciteit voor het bijtanken in de lucht (air to air refuelling). Daarnaast heb ik een verklaring ondertekend over de ontwikkeling van een uitzendbaar, modulair veldhospitaal, alsmede een programmaovereenkomst inzake investeringen op het gebied van bescherming tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen.

Pooling en Sharing

De directeur van het EDA, mevrouw Arnould, verklaarde dat ten aanzien van de projecten bijtanken in de lucht, ontwikkeling van modules voor veldhospitalen en training van helikopterpiloten vooruitgang is geboekt. De samenwerking op het gebied van inlichtingen en beeldopbouw laat goede vorderingen zien in de NAVO. Daarom wordt nu gekeken waarop de activiteiten in EU-verband zich moeten richten, ter voorkoming van doublures. Ook op het gebied van training en opleiding wordt nauw samengewerkt, in samenhang met de bestaande activiteiten van het EU Militaire Comité (EUMC). De voorzitter van het EUMC bevestigde de positieve ontwikkeling, maar zij was ook bezorgd over de algemene trend van dalende defensiebudgetten. Hierdoor zou, ondanks betere samenwerking, het op peil houden van capaciteiten een uitdaging zijn. Bijna alle lidstaten uitten hun waardering voor het EDA en voor de bereikte vooruitgang. Daarbij onderstreepten de landen de projecten en initiatieven waarbij zij actief betrokken zijn of een leidende rol spelen.

Tanken in de lucht

Tijdens de operatie boven Libië is gebleken dat de Europese landen zonder Amerikaanse steun niet kunnen voorzien in bepaalde strategische capaciteiten, zoals het vermogen vliegtuigen bij te tanken in de lucht. De Europese vloot tankvliegtuigen is beperkt en bestaat uit veel verschillende typen. Het initiatief van het EDA om deze capaciteit te versterken heeft geleid tot een politieke verklaring die door alle lidstaten werd gesteund. Het initiatief betreft een breder kader waarbinnen verschillende vormen van samenwerking mogelijk zijn. Dit kan de gezamenlijke verwerving van hetzelfde type vliegtuig zijn, maar ook samenwerking bij onderhoud, opleiding en training en inzet. Frankrijk wil het voortouw nemen bij de uitwerking van dit initiatief en biedt de mogelijkheid tankvliegtuigen in te zetten vanaf een Franse vliegbasis. Enkele landen boden beschikbare nationale tankcapaciteit aan voor medegebruik door andere landen. Er zal bij de uitwerking van dit initiatief goed moeten worden gekeken naar de mogelijkheden die samenwerkingsverbanden zoals het EATC en SAC C-17 bieden. Enkele lidstaten verzochten het EDA het initiatief te behouden en verdere vooruitgang te boeken zodat voorafgaand aan de NAVO-top in Chicago concrete projectvoorstellen kunnen worden besproken. De Hoge Vertegenwoordiger voor de externe dienst van de EU, mevrouw Ashton, bevestigde het belang van het initiatief met het oog op de NAVO-top in Chicago.

Onderzoek en ontwikkeling

De programmaovereenkomst betreffende een intensivering van het onderzoek naar en de ontwikkeling van initiatieven op het gebied van de bescherming tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen legt voor het eerst een verbinding met het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling van de Europese Commissie. TNO werkt in dit programma samen met op dit terrein gespecialiseerde Nederlandse MKB bedrijven. Enkele landen riepen de Europese Commissie op meer activiteiten te ontplooien op het gebied van het onderzoek naar en de ontwikkeling van zogenaamde dual use toepassingen (zowel civiel als militair toepasbaar). Het EDA gaf in dit kader te kennen zich meer te willen richten op de ontwikkeling van zogenoemde demonstrator-projecten. Dit zijn projecten die na een testfase verder kunnen worden ontwikkeld door geïnteresseerde landen en private partijen. Het forensisch Counter Improvised Explosive Device (C-IED) laboratorium dat onder Franse leiding wordt ingezet in ISAF in Afghanistan en waaraan Nederland actief bijdraagt, is een succesvol voorbeeld van deze werkwijze.

Overige zaken

Er werd ingestemd met de start van onderhandelingen over een overeenkomst voor samenwerking van het EDA met Servië. Onlangs is een dergelijke overeenkomst getekend met Zwitserland, naar analogie van de overeenkomst met Noorwegen.

Operaties

In de RBZ spraken de ministers van Defensie over de GVDB-operaties nabij de Hoorn van Afrika en op de Westelijke Balkan.

Navo-secretaris-generaal Rasmussen was aanwezig bij deze bijeenkomst, evenals de operatiecommandant van Atalanta schout-bij-nacht Potts en het hoofd van de militaire EU-trainingsmissie in Somalië (EUTM) kolonel Beary.

Hoorn van Afrika

Operatiecommandant Potts meldde dat het aantal gekaapte schepen en gegijzelden in 2012 was verminderd. Dit was volgens hem te danken aan het succes van operatie Atalanta en aan het feit dat steeds meer koopvaardijschepen zich aan de Best Management Practices hielden. Ook het gebruik van zelfstandige militaire beveiligingsteams (VPD's) en gewapende particuliere beveiligingsteams (PSC's) had volgens hem geleid tot een betere bescherming van koopvaardijschepen. Potts sprak zijn tevredenheid uit over het besluit om ook de logistieke kampen van piraten te kunnen aanpakken. Daarnaast waardeerde hij de Nederlandse inzet van een AVPD. Ik heb het belang van de positieve ontwikkelingen onderstreept en de Nederlandse inzet van VPD’s toegelicht. Verder heb ik de aanwezige lidstaten opgeroepen ook een AVPD te leveren en bereidheid getoond om onze ervaringen te delen. Hier werd positief op gereageerd. Ook heb ik opgemerkt dat de inzet van PSC's aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen niet aan de orde is, en dat het toezicht op dergelijke inzet naar mijn mening onvoldoende is. Tot slot werd gesproken over de ontwikkeling van het aantal schepen dat lidstaten beschikbaar hebben gesteld voor Atalanta.

Het hoofd van de missie EUTM Beary meldde dat in juni wordt gestart met de training van de vierde lichting rekruten. Daarmee zou het totale aantal opgeleide en getrainde rekruten op 3 000 komen. Enige landen bevestigden de voortzetting of uitbreiding van bijdragen aan EUTM.

Er bleek brede steun te bestaan voor een geïntegreerde benadering van veiligheid in en rondom de Hoorn van Afrika. In dit kader onderstreepten lidstaten het belang van het activeren van het EU operatiecentrum. Dit operatiecentrum, onder leiding van de Nederlandse kapitein-ter-zee Van der Linde, krijgt de taak de EU-activiteiten in en rondom de Hoorn van Afrika (Atalanta, EUTM en de civiele missie voor de versterking van regionale maritieme capaciteitsopbouw, RMCB) op elkaar af te stemmen.

Westelijke Balkan

In afwezigheid van operatiecommandant generaal Shirreff meldde de voorzitter van het EUMC dat dankzij de recente toezeggingen door lidstaten de herstructurering van operatie Althea kan worden uitgevoerd. Enkele landen kondigden aan troepen te leveren voor de reserve-eenheden die nodig zijn om Althea te ondersteunen.

Secretaris-generaal Rasmussen ging in op de situatie in Kosovo. Hij sprak zijn bezorgdheid uit over de ontstane tekorten bij de Formed Police Units in EULEX Kosovo. Hierdoor zag KFOR zich genoodzaakt een deel van het (politie)werk van EULEX over te nemen. Daarom moesten de force generation processen voor Althea, KFOR en EULEX beter op elkaar worden afgestemd. Meerdere landen steunden zijn betoog.

Werklunch

Tijdens de werklunch discussieerden de ministers over de betekenis van de nieuwe Strategic Guidance van de Verenigde Staten voor de EU, in het licht van de aanstaande NAVO-top in Chicago. Lidstaten concludeerden dat de Verenigde Staten zich met deze nieuwe visie beslist niet van Europa afkeren. Wel geven de Verenigde Staten het signaal dat de doelmatigheid en de doelgerichtheid van de Europese defensie-inspanningen moeten worden verbeterd. Wat betreft de EU en de NAVO werd geconstateerd dat de EU zich onderscheidt door een breed palet aan beleidsinstrumenten en de mogelijkheid een geïntegreerde benadering te kiezen in haar veiligheidsbeleid. Daarom was er geenszins sprake van een tegenstelling tussen de NAVO en de EU, maar juist van de mogelijkheid om complementair samen te werken. Hoge Vertegenwoordiger Ashton legde in dat verband de klemtoon op het vermogen van de EU om conflicten te voorkomen en op vredesopbouw.

Tijdens een informeel diner op 18 april a.s., ten slotte, zullen de EU-ministers van Defensie bespreken hoe de vooruitgang in het Gent-proces die zij in hun vergadering van 22 maart jl. hebben verwelkomd, op de NAVO-top in Chicago zal worden gepresenteerd.

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen

Naar boven