21 501-28 Defensieraad

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 december 2011

Op 29 november jl. kwamen de EU-ministers van Defensie bijeen in de Raad Buitenlandse Zaken in Brussel. In dit verslag wordt, zoals werd toegezegd in het algemeen overleg van 23 november jl., meer in detail ingegaan op de toekomst van de EU Battlegroups, de projecten in het «Gent proces» waarin Nederland interesse heeft en de discussie over de civiel-militaire planning en aansturing van missies en operaties.

Lopende GVDB-operaties

Hoge Vertegenwoordiger Ashton waarschuwde voor het toenemende gebrek aan personeel en capaciteiten voor EU-operaties en -missies. In het licht van de financiële tekorten bij de lidstaten bepleitte zij dat operaties in een strakker kader zouden worden uitgevoerd, met duidelijke taken en doelstellingen en een heldere exit-strategie. Ook vond zij dat operaties zich voortdurend moeten aanpassen aan de omstandigheden. In dit verband wees zij bijvoorbeeld op het proactieve optreden van Atalanta tegen piraterij.

Operatie Atalanta

De lidstaten maakten zich zorgen om het gebrek aan schepen in Atalanta van december 2011 tot maart 2012. In antwoord hierop beklemtoonde de operatiecommandant van Atalanta, schout-bij-nacht Potts, het belang van de inzet van autonome VPD’s die zonder escortering van een fregat aan boord van transportschepen van het World Food Program (WFP) kunnen worden geplaatst. Daarmee hoopte Potts ook effectiever aan de toenemende bijstandsaanvraag van het WFP als gevolg van de Somalische hongersnood te kunnen voldoen. Verder wees hij op het belang van goede samenwerking met de overige maritieme eenheden in de regio. Ook onderstreepte hij dat de logistieke voorbereidingen van de piraten, inclusief opslagplaatsen, moesten worden verstoord. Nederland steunde de operatiecommandant hierin en onderschreef bovendien het pleidooi van een andere lidstaat om piraterij op een veelomvattende manier te bestrijden, met inbegrip van de geldstromen van de criminele netwerken achter de piraten.

EUTM Somalia

Over de EU-trainingsmissie voor Somalische rekruten werd gemeld dat de tweede lichting rekruten nu succesvol was getraind en dat de re-integratie goed verliep. De lidstaten werden opgeroepen personeel te blijven leveren voor deze missie, omdat deze nog belangrijke vacatures kent.

Operatie Althea in Bosnië-Herzegovina

De operatiecommandant werkte aan de operationele planning voor de verdere afslanking van operatie Althea in het begin van 2012, op basis van de VN-resolutie die op 18 november jl. werd verlengd. Verschillende lidstaten pleitten ervoor het executieve mandaat te beëindigen, omdat zij geen militaire rol meer zien voor de EU in Bosnië-Herzegovina. Een van de belangrijkste troepenleveranciers stelde zijn inspanningen niet heel lang te kunnen volhouden. Zoals bekend, behoudt Nederland vooralsnog vijf staffuncties in het veldhoofdkwartier van Althea voor de uitvoering van de trainingstaken van de operatie.

Capaciteiten

Civiel-militaire planning en aansturing

Op het gevoelige terrein van de planning en aansturing van EU-missies en -operaties bereikte de Raad een compromis. Ten eerste werd afgesproken om de civiel-militaire samenwerking bij de planning te verbeteren en de procedures uit 2003 in dit licht te evalueren. Ten tweede werd afgesproken dat er beter zal worden gebruik gemaakt van bestaande structuren. De lidstaten spraken in het bijzonder met elkaar af om voorbereidingen te treffen voor de activering van het EU-Operatiecentrum voor operaties in de Hoorn van Afrika, dat wil zeggen EUTM of de beoogde missie op het gebied van regionale maritieme capaciteitsopbouw (dus niet Atalanta). De Raad zou hiertoe kunnen besluiten, in overeenstemming met de taakomschrijving van het operatiecentrum.

Voor het kabinet is het belangrijk dat het compromis tot stand kwam met steun van alle lidstaten. Er wordt geen «extra» hoofdkwartier opgericht en de activering van het bestaande operatiecentrum wordt in het vooruitzicht gesteld voor een specifieke operatie, indien de Raad daartoe besluit. Dit is conform de geldende procedures. De Europese Raad besloot tot oprichting van het operatiecentrum in december 2003; het zou kunnen worden geactiveerd voor een specifieke operatie van maximaal 2500 militairen, vooral in het kader van civiel-militair optreden. De vulling van het operatiecentrum hangt af van de behoeften van de beoogde operatie, maar kan in maximale samenstelling gebruik maken van personeel van de militaire staf en nationale stafofficieren conform de procedure die ook geldt voor de activering van nationale hoofdkwartieren. Sinds zijn volledige gereedheid in 2005 heeft het operatiecentrum wel geoefend, maar is het nog niet geactiveerd. Omdat zijn faciliteiten zijn ondergebracht in hetzelfde gebouw als het civiele commandocentrum (Civilian Planning and Conduct Capability), de militaire staf (EUMS) en het Crisis Management and Planning Directorate (CMPD), zijn de voorwaarden aanwezig voor goede civiel-militaire samenwerking.

EU Battlegroups

De Raad bevestigde het belang van de EU Battlegroups als instrument voor snelle militaire inzet ten behoeve van de EU, onderlinge militaire samenwerking en de bevordering van het expeditionaire vermogen van de nationale krijgsmachten. Er werd geconcludeerd dat maatregelen voor een betere vulling van het rooster nodig zijn, alsmede intensievere samenwerking tussen de verschillende Battlegroups, in het bijzonder op logistiek gebied. Ook de interactie met civiele actoren zal worden verbeterd. De Hoge Vertegenwoordiger zal hierover in de eerste helft van 2012 rapporteren.

Lidstaten waren het erover eens dat het Battlegroup Concept en het daarbij behorende ambitieniveau (twee gereedstaande Battlegroups per zes maanden) niet moest worden opengebroken. Het voorstel om de EU Battlegroups twaalf maanden in plaats van zes maanden gereed te stellen, zoals bijvoorbeeld vermeld in de geannoteerde agenda die ik de Kamer stuurde voorafgaand aan de RBZ, kon niet op veel steun rekenen. Ook Nederland zelf steunde dit voorstel niet, maar stemde er wel mee in dat lidstaten dit op vrijwillige basis kunnen overwegen.

Een aanvullend voorstel om de reactietermijn van een van de twee EU Battlegroups die op standby staan te verlagen tot bijvoorbeeld 30 dagen kreeg evenmin brede steun van de lidstaten, omdat het ambitieniveau van gelijktijdige beschikbaarheid van twee EU Battlegroups hierdoor verlaagd zou worden. Ook Nederland was geen voorstander van deze maatregel, aangezien op deze manier de flexibiliteit zou verdwijnen om in voorkomend geval te kunnen kiezen tussen twee EU Battlegroups.

Nederland kreeg steun van verschillende lidstaten voor zijn opvatting dat deze twee voorstellen weliswaar bedoeld waren om de totale behoefte aan EU Battlegroups te verminderen, en aldus de gesignaleerde gaten in het rooster te helpen vullen, maar dat zij niet zouden bijdragen tot een verbetering van de politieke bereidheid om de eenheden ook metterdaad in te zetten. In dit licht pleitte Nederland voor een betere lastenverdeling, om de zware belasting voor het beperkte groepje landen dat op dat moment van inzet de EU Battlegroup vormt te helpen verminderen. De suggestie om met het oog hierop op logistiek terrein meer samen te werken tussen de EU Battlegroups werd door de Raad overgenomen.

Ten slotte heeft Nederland ermee ingestemd om ondanks het sterke militaire karakter van de EU Battlegroups, die in een uitdagende omgeving slechts voor korte duur worden ingezet, de samenwerking met civiele actoren te verbeteren. Dat zou immers de taakuitvoering van de militairen kunnen ondersteunen. De civiele deskundigen zouden ook de basis kunnen leggen voor vervolgactiviteiten na het vertrek van de militaire eenheid. Nederland was er geen voorstander van om een klein team van civiele deskundigen onder te brengen bij elke EU Battlegroup, aangezien daarmee beslag zou worden gelegd op schaars personeel. In plaats hiervan heeft Nederland voorgesteld de Battlegroups te laten samenwerken, bijvoorbeeld bij oefeningen, met de in 2009 opgerichte EU-pool van snel inzetbare SSR-experts. Deze suggestie zal worden betrokken bij de verdere uitwerking. Een nog verstrekkender voorstel in dit verband was om een Integrated Police Unit (IPU) toe te voegen, bijvoorbeeld voor taken op het gebied van ordebewaking. Nederland staat hier terughoudend tegenover omdat het ook hier schaarse middelen betreft, maar kan instemmen met de toevoeging van dergelijke capaciteiten op vrijwillige basis.

Nederland heeft de komende jaren zelf geen grootschalige verplichtingen meer in het rooster van de EU Battlegroups, behoudens een mogelijke bijdrage in 2014. Aan de hand van de verdere uitwerking van de genoemde maatregelen zal Defensie zich beraden op de verplichtingen die zij, in overleg met vaste partners als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk maar wellicht ook de Benelux, op zich zou kunnen nemen. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd volgens de hiervoor afgesproken procedures.

Pooling & Sharing

De discussie over uitbreiding van de defensiesamenwerking in Europa (pooling & sharing) werd grotendeels gevoerd in de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA). De directeur van het EDA, mevrouw Arnould, lichtte toe dat een aantal projecten op korte termijn resultaat kon brengen, zoals op het gebied van maritieme surveillance, opleiding en training van helikopterpiloten en veldhospitalen. Nederland is voornemens aan deze projecten deel te nemen. Andere projecten behoefden de komende tijd nog nadere uitwerking. Het EDA zou in nauw onderling contact met de Navo en de militaire staf van de EU mogelijke doublures blijven vermijden.

Naast de projecten op het gebied van helikoptertraining, maritieme surveillance en medische ondersteuning wil Nederland ook deelnemen aan de uitwerking van initiatieven op het gebied van het poolen van munitie, de training van bemanningen van transportvliegtuigen, de inrichting van Europese transportknooppunten, de bestrijding van geïmproviseerde explosieven, logistieke basisvoorzieningen bij operaties, capaciteit voor inlichtingen en beeldopbouw en bijtanken in de lucht. In een volgend stadium zal Nederland beslissen over verdere deelneming. Defensie onderzoekt nog of Nederland in een van deze projecten een leidende rol zou kunnen vervullen.

Naast het ontwikkelen van projecten wil het EDA tevens een aanzet geven voor afspraken die in de toekomst samenwerking moeten ondersteunen, zoals ten aanzien van het behoud van opbrengsten van samenwerking voor de defensiebegrotingen, juridische instrumenten, en een discussie over hoe om te gaan met soevereiniteitsvraagstukken en industriële aspecten.

Onder de lidstaten bleek er opnieuw brede steun te bestaan voor verdieping van de samenwerking en zij deelden mee aan welke projecten zij wilden deelnemen. hun voorkeur mee voor de door hen geprefereerde projecten. Frankrijk verklaarde de leiding te willen nemen op het gebied van bijtanken in de lucht en bij de opleiding van piloten. Italië was bereid als lead nation te fungeren op het gebied van veldhospitalen.

EDA Budget 2012

De Hoge Vertegenwoordiger Ashton lichtte toe dat zij het budget van het Europees Defensie Agentschap voor 2012 heeft bevroren op het niveau van 2011 (€ 30,5 miljoen). De Raad stemde in met het budget.

Vooruitblik

In de eerste helft van 2012 is Denemarken voorzitter van de Europese Unie. Vanwege zijn «opt-out» op defensiegebied zal het evenwel geen informele bijeenkomst van EU-ministers van Defensie organiseren. Er wordt nog gezocht naar een alternatief.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven