21 501 -28 Defensieraad

Nr. 76 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2011

Verslag informele bijeenkomst van EU ministers van Defensie

22 en 23 september jl.

Op 22 en 23 september jl. kwamen de EU-ministers informeel bijeen in Wroclaw, Polen. Tijdens het diner op 22 september bespraken zij, in aanwezigheid van de operatiecommandanten, de GVDB-operaties/activiteiten in Libië, de Hoorn van Afrika en Bosnië-Herzegovina. Op de tweede dag kwamen het Weimar-initiatief, defensiesamenwerking en de partnerschappen van de EU aan de orde. In afwezigheid van Hoge Vertegenwoordiger Ashton, die in New York was voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zat de Poolse minister van Defensie Siemoniak de vergadering voor.

Operaties

Libië

Namens HV Ashton werd gemeld dat de EU, in nauw overleg met de VN, voorbereidingen treft voor civiele missies in Libië op gebied van «border management» en «civil society». Eén minister wees op het belang hiervan met het oog op het indammen van migratiestromen vanuit Afrika naar Europa. Verder werd erop aangedrongen dat de EU lessen zou trekken uit de militaire operaties in en rondom Libië, in het bijzonder ten aanzien van de Europese capaciteitstekorten die waren geconstateerd, zoals op het gebied van bijtanken in de lucht. Het Europees Defensie Agentschap (EDA) zou dit moeten oppakken.

Atalanta

Atalanta’s operatiecommandant, admiraal Potts, vreesde een toename in piraterijactiviteiten na het einde van de moesson. De piraten troffen hiervoor zichtbaar logistieke voorbereidingen. Vanwege de hongersnood in Somalië verwachtte hij dat Atalanta meer schepen van het World Food Programme zou moeten beschermen. Potts was tevreden met de nieuwe mogelijkheden om piraten proactiever aan te pakken, bijvoorbeeld onderweg vanaf de kust naar de volle zee. Proportionele acties met effect op land zouden een belangrijk onderdeel van proactief optreden moeten zijn, aldus Potts. Hij maakte zich zorgen om het capaciteitsgebrek in Atalanta tussen december 2011 en maart 2012.

Alle lidstaten beklemtoonden dat Atalanta voldoende capaciteiten moest worden geboden en nauw met de Navo moest blijven samenwerken. Verschillende landen, waaronder Nederland, wezen op de mogelijkheid van optreden met effect op land, met als doel om de logistieke voorbereidingen van de piraten en hun netwerken te verstoren. Andere ministers wilden deze optie niet langer uitsluiten. Enkele landen uitten bezwaren en twijfels.

EUTM

De operatiecommandant van EUTM, kolonel Beary, gaf een toelichting op de voorbereidingen voor de verlenging van de trainingsmissie. De nadruk kwam meer te liggen op de training van het Somalische middenkader en de opleiding van Somalische trainers. Er waren nog wel enkele tekorten in de missie, bijvoorbeeld op medisch gebied. Verschillende ministers spraken hun steun uit en vroegen aandacht voor de reïntegratie van getrainde rekruten. Thans zijn 900 van de 1800 opgeleide rekruten met succes gereïntegreerd in Somalië. De reïntegratie van de tweede groep van 900 rekruten wordt nu voorbereid.

Althea

Over de EU-operatie Althea in Bosnië-Herzegovina werd van militaire zijde gemeld dat de troepenmacht flink onder de vereiste sterkte zit. Verschillende landen, waaronder de belangrijkste troepenleverende landen, bepleitten een verlenging van het executieve mandaat in het licht van de blijvende politieke instabiliteit in het land en stelde voor de militaire presentie te verkleinen door meer gebruik te maken van reservetroepen die buiten Bosnië gereed gehouden zouden worden. Daarnaast zou de operatie moeten doorgaan met haar trainingstaken. Andere landen herhaalden hun standpunt dat Althea’s uitvoerende militaire taken feitelijk waren volbracht en dat het executieve mandaat dus niet langer verlengd hoefde te worden.

Capaciteiten en Partnerschappen

Civiel-militair hoofdkwartier

De Poolse minister Siemoniak zei dat werd gestreefd naar concrete voorstellen om het GVDB te versterken op het gebied van de EU Battlegroups, defensiesamenwerking en de planning en aansturing van missies en operaties. Hiervoor bestond brede steun, aldus Siemoniak. Een pakket maatregelen op deze gebieden zou ter goedkeuring worden voorgelegd aan de RBZ op 1 december a.s., waaraan op 30 november een RBZ met ministers van Defensie vooraf zou gaan. Hij beklemtoonde dat er werd gestreefd naar overeenstemming met alle lidstaten.

Enkele landen tekenden bezwaar aan tegen het voorstel een permanent civiel-militair hoofdkwartier op te richten. Zij betoogden dat de EU eerste andere capaciteitstekorten moest aanpakken. Ook signaleerden zij het risico van duplicatie van Navo-middelen en waarschuwden zij voor de hoge kosten die nieuwe instituties met zich zouden kunnen brengen, wat naar hun mening ook tot kritiek van de Verenigde Staten zou kunnen leiden.

Een groot aantal lidstaten sprak zich uit voor de vorming van een permanent civiel-militair hoofdkwartier. Zij wezen juist op de wens van de Verenigde Staten, zoals in juni dit jaar verwoord door minister van Defensie Gates, dat Europa meer zelf verantwoordelijkheid zou nemen voor internationale veiligheidsproblemen, vooral in zijn directe omgeving. Vanwege het civiel-militaire karakter van het beoogde hoofdkwartier, wat goed zou aansluiten op het geïntegreerde veiligheidsbeleid van de EU, zou er geen sprake zijn van duplicatie met de Navo. Aan de hand van voorbeelden uit het verleden wezen verschillende ministers op de tekortkomingen in de militaire planning van de EU als gevolg van de ad hoc activering van nationale hoofdkwartieren. De kosten van personeel en infrastructuur zouden wel meevallen, zo werd betoogd; het ging niet om grote nieuwe gebouwen maar om werkende structuren en netwerken. Een civiel-militair hoofdkwartier zou gebruik moeten maken van bestaande capaciteiten en geleidelijk tot stand moeten komen. Blijvende samenwerking met de Navo en doelmatigheid waren belangrijke voorwaarden. Minister Siemoniak concludeerde dat hij veel overeenstemming zag en dat verschillende opties onderzocht zouden worden.

EU Battlegroups

De toekomst van de EU Battlegroups kwam kort aan orde. Enkele ministers pleitten bepleitten de bevordering van de flexibiliteit en inzetbaarheid van deze snel inzetbare eenheden en steunden de drie voorstellen die de Poolse minister had gedaan, te weten de toevoeging van een klein civiel element, gedifferentieerde gereedheidstermijnen om de belasting voor de lidstaten te verminderen, en verlenging van de gemeenschappelijke financiering van transportkosten bij inzet.

Defensiesamenwerking

De Chief Executive van het EDA, mevrouw Arnould, kondigde aan dat het Agentschap de ministers op de Bestuursraad van 30 november a.s. enkele nieuwe projecten zou voorleggen die voortkwamen uit het «Gent-initiatief». Daarnaast zou een High Level Team op vertrouwelijke basis gesprekken met de hoofdsteden gaan voeren, om de mogelijkheden en ook de knelpunten in kaart te brengen. Het was van belang, aldus Arnould, dat de opbrengsten van samenwerking behouden zouden blijven voor de defensiebudgetten. Een Europese afspraak daarover zou wellicht behulpzaam zijn. Ook Washington zou bezorgd zijn dat anders de opbrengsten van meer Europese samenwerking naar de algemene middelen zouden wegvloeien. Overigens heeft Defensie, in het kader van de Beleidsbrief, een dergelijke beginselafspraak met het ministerie van Financiën al gemaakt.

Alle ministers beklemtoonden het belang van meer Europese defensiesamenwerking. Er zou op korte termijn voortgang moeten worden geboekt en tevens zouden de voorwaarden moeten worden geschapen voor verdergaande resultaten op langere termijn. Een structurele aanpak was dus vereist. Nederland en enkele andere landen vroegen aandacht voor de initiatieven die de landen zelf, in bilateraal of regionaal verband, ontwikkelden. Nederland stelde voor dat in een ministeriële conferentie zowel de EDA-projecten als de bilaterale en regionale initiatieven aan bod zouden kunnen komen.

Enkele andere landen stelden voor dat de ministers tijdens de beoogde conferentie ook afspraken zouden kunnen maken over belangrijke uitgangspunten en beginselen, zoals het behoud van de opbrengsten van samenwerking voor de defensiebegroting.

Partnerschappen

Minister Siemoniak onderstreepte het belang van samenwerking met partners. Naast de lopende samenwerking van de EU met de VN en de Navo moest er volgens hem ook meer worden geïnvesteerd in partnerschappen met derde landen. De EU onderhield al contacten met de Verenigde Staten, Rusland, China en Japan. Wat hem betreft was het nu tijd de banden met de oostelijke partners aan te halen. Hij kreeg hiervoor steun van enkele lidstaten.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven