21 501-28
Defensieraad

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2009

Inleiding

Op 12 en 13 maart jl. kwamen de EU ministers van Defensie bijeen in Praag. Onderwerpen van gesprek waren de lopende EVDB-missie, capaciteitenontwikkeling en de samenwerking met partners. Hieronder treft u het verslag van deze vergadering aan.

EVDB-operaties

Operatie Althea

SG/HV Solana onderstreepte het belang van de voorwaarden die dePeace Implementation Council heeft verbonden aan de eventuele sluiting van de OHR in Bosnië-Herzegovina. Solana waarschuwde verder tegen unilaterale terugtrekkingen uit de missie, omdat daarmee de geloofwaardigheid en de coherentie van het EU optreden in gevaar werden gebracht.

De voorzitter van het Militaire Comité van de EU, generaal Bentégeat, stelde dat verdere planning voor de toekomst van de operatie niet vooruitliep op politieke besluitvorming. Ook zei hij dat in deze planning rekening zou worden gehouden met opties indien de situatie zou verslechteren nadat de missie was omgevormd.

Operatiecommandant Generaal McColl (D-SACEUR) stelde dat de situatie in Bosnië zijns inziens kalm en stabiel was en dat de militaire taken uit het Dayton-akkoord op een ondergeschikt punt na voltooid waren. Uiteraard was de end state van de operatie pas bereikt als ook EUFOR’s laatste taak, ondersteuning van de OHR/EUSR, was volbracht. McColl waarschuwde echter dat zes troepenleverende landen het laatste jaar hun eenheden hadden teruggetrokken. Dit resulteerde vooral in gaten in de «situational awareness matrix» (LOT-huizen) van de operatie. Hoewel de veiligheidssituatie het zou toestaan om met minder dan de vereiste sterkte door te gaan, vreesde McColl dat er nog meer terugtrekkingen zouden volgen. SG Navo De Hoop Scheffer sloot zich aan bij de waarschuwing tegen unilaterale terugtrekkingen, een fenomeen dat ook bij KFOR in Kosovo dreigde.

In de discussieronde bleek er geen consensus te bestaan. Oostenrijk bepleitte handhaving van de huidige operatie, tot zou worden besloten de OHR te sluiten en waarschuwde voor een verlies aan geloofwaardigheid in Bosnië. Duitsland voegde daaraan toe dat het risico bestond op instabiliteit in de regio; de Europese landen zouden op een coherente en consistente manier moeten handelen. Het Verenigd Koninkrijk sloot zich hierbij aan met een verwijzing naar een zorgelijke politieke situatie in Bosnië, vooral vanwege de opstelling van de Republika Srpska, en stelde dat afbouw van de operatie zou moeten wachten op duidelijkheid over de OHR. Ik heb eveneens bezwaar aangetekend tegen unilaterale terugtrekkingen en heb mijn collega’s herinnerd aan de overeengekomen voorwaarden betreffende de toekomst van de OHR en operatie Althea. Nederland zal bezien in hoeverre het een bijdrage kan leveren aan de toekomstige trainingsmissie. Slowakije kondigde aan tijdelijk een extra bijdrage te leveren aan de operatie met twee transporthelikopters.

Italië was van mening dat er ten minste een collectief besluit ten grondslag zou moeten liggen aan de afbouw van de operatie om te voorkomen dat anders bij een politiek besluit tot handhaving van de missie onvoldoende troepen gevonden zouden worden.

Slovenië, Spanje en Frankrijk waren van mening dat de link tussen de sluiting van de OHR en de toekomst van Althea beter losgelaten kon worden. Slovenië beargumenteerde dat deze stap juist de Bosniërs zou aanzetten tot meer zelfstandigheid, waarbij het Europese perspectief voldoende aantrekkingskracht zou bieden. Frankrijk verdedigde de terugtrekking van zijn eenheden met het argument dat structuren nou eenmaal een ingebouwde inertie leken te hebben; de tijd was gekomen om de volgende stap te nemen. Spanje stelde dat de nationale opties nog werden afgewogen, maar achtte het onverstandig de verdere verzwakking van de operatie af te wachten.

EUFOR Tchad

Operatiecommandant generaal Nash kreeg veel lof voor zijn leiding over operatie EUFOR Tchad/RCA. Nash zette uiteen hoe gebruik was gemaakt van de eenheden om een zo groot mogelijk «footprint» te bereiken in het gebied. Hij beschreef de situatie als kalm maar kwetsbaar en prees verder de samenwerking met de VN. De Europese Commissie informeerde over de eigen activiteiten ter ondersteuning van het welslagen van de operatie, in het bijzonder bij de opleiding van Tsjadische politie.

Operatie ATALANTA

Operatiecommandant schout-bij-nacht Jones deed verslag van de eerste ervaringen van operatie ATALANTA. De operatie had binnen enkele weken de minimale sterkte bereikt, en was begonnen met de bescherming van WFP-schepen en schepen die AMISOM bevoorraadden. ATALANTA had 81 000 ton voedselhulp beveiligd. Jones toonde met statistische gegevens aan dat de aanvallen van piraten op de scheepvaart waren afgenomen ten opzichte van vorig jaar (van gemiddeld veertien tot twee aanvallen per maand). Deze daling was ten dele toe te schrijven aan tijdelijke factoren (moesson), maar toch ook aan de activiteiten van de maritieme EU-operatie.

SG/HV Solana was eveneens positief over de operatie en stelde dat verlenging welwillend overwogen zou moeten worden. Het Verenigd Koninkrijk noemde ATALANTA eveneens een succes en een bewijs dat de EU«complementair aan de Navo» kan optreden. Hoewel er nog geen formeel besluit over verlenging hoefde te worden genomen, was het VK wel bereid indien nodig het hoofdkwartier in Northwood voor een volgend jaar beschikbaar te stellen, op voorwaarde dat er meer personeel zou worden geleverd. Frankrijk dankte het Verenigd Koninkrijk vervolgens voor dit aanbod en noemde het van strategisch belang dat Europa met deze maritieme operatie zijn verantwoordelijkheid nam.

Samen met mijn Duitsland heeft Nederland het belang van EU-Navo samenwerking onderstreept. Collega Jung stelde dat het EU-akkoord met Kenia een goede tijdelijke oplossing is, maar dat er op langere termijn behoefte is aan een internationaal tribunaal voor gevangen piraten.

Capaciteitenontwikkeling

De chief executive van het EDA, Alexander Weis, gaf een toelichting op de voortgang van een aantal capaciteitenprojecten. Bij de training van helikopterbemanningen, als onderdeel van het Brits-Franse helikopterinitiatief, wordt gewerkt aan een gestandaardiseerd Europees trainingsprogramma. Weis merkte op dat er nog geen overeenstemming is tussen de twaalf deelnemers aan de nieuw op te richten European Air Transport Fleet (EATF) over de gewenste bestuursstructuur. Derhalve laat de letter of intent nog even op zich wachten.

Weis stelt dat het EDA bezig is met het werkprogramma voor de periode 2010–2012. Het agentschap wil eerst overeenstemming bereiken over het driejarige werkprogramma en vervolgens met de lidstaten onderhandelen over het financiële raamwerk dat daarvoor nodig is.

Een aantal landen merkte op dat de financiële crisis een aansporing zou moeten zijn meer EU-Navo samenwerking op capaciteitengebied na te streven. In dit verband werd het Duitse food-for-thought paper over harmonisering van de EU en Navo force planning verwelkomd. Duitsland onderstreepte nog eens het belang van de oprichting van het European Air Transport Command (EATC), alvorens de uitwerking van het European Air Transport Fleet (EATF) verder ter hand te nemen. Spanje en Italië beklemtoonden eveneens het belang van het EATC en de relatie met het EATF. Frankrijk blijft van mening dat een zo spoedig mogelijke ondertekening van de letter of intent inzake EATF wenselijk en mogelijk is. Frankrijk staat met deze opvatting vrijwel alleen.

Samenwerking met partners

EU – Navo

SG/HV Solana stelde dat de EU-Navo samenwerking weliswaar verbeteringen laat zien, maar dat bij operaties in Afghanistan en Kosovo er vooralsnog grote problemen zijn. Hij noemde het ontbreken van toereikende mechanismen voor samenwerking in operaties kwalijk.

Duitsland stelde dat moet worden gewerkt aan de verbetering van de relaties tussen de EU en de Navo. Het Duitsefood-for-thought paper over harmonisering van de EU en Navoforce planning beoogt duplicatie van werk in beide organisaties te vermijden. Naast steun voor de Duitse voorstellen, was er ook voorzichtige kritiek. België, Spanje en Frankrijk merkten op dat de EU en Navo andere doelstellingen nastreven en dat de autonomie van de EU voorop staat. Derhalve heeft de EU eigen militaire capaciteiten nodig. Nederland heeft gesteld dat de EU en Navo zonder wederzijdse steun niet in staat zijn hun doelen in Kosovo en Afghanistan te verwezenlijken. Ik heb de landen die formele samenwerking tussen beide organisaties blokkeren opgeroepen de bezorgdheid hierover zeer serieus te nemen. Frankrijk vroeg het Tsjechische voorzitterschap een topprioriteit te maken van de ondertekening van een raamovereenkomst tussen EU en Navo inzake Afghanistan voorafgaand aan de Navo Top Straatsburg. Het Verenigd Koninkrijk drong aan op meer coördinatie op politiek en strategisch niveau.

Aankomend EU-voorzitter Zweden was van mening dat voortgegaan moet worden op de ingeslagen weg van pragmatische oplossingen ter verbetering van de EU-Navo samenwerking. Zweden heeft hiertoe samen met andere Scandinavische landen een inventarisatie gemaakt van praktische maatregelen. Portugal echter beklemtoonde het belang van politieke overeenstemming op het hoogste niveau ter verbetering van de EU-Navo relatie en verwees in dit verband ook naar de Navo Top in Straatsburg. Griekenland en Cyprus stelden dat discussie over nieuwe institutionele arrangementen niet zinvol is. Cyprus voegde daar nog aan toe dat de EU geen blaam treft inzake de haperende EU-Navo samenwerking in Afghanistan en Kosovo.

EU – AU

De samenwerking tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) richt zich hoofdzakelijk op de Europese ondersteuning van de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur. Deze ondersteuning moet vooral op (sub)regionaal niveau worden verschaft, zodat Afrikaanse landen in toenemende mate zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor crisisbeheersingsoperaties in Afrika. Belangrijk is voorts dat de Verenigde Naties (VN) meer steunt verlenen en beter coördineren bij de ondersteuning van Afrikaanse crisisbeheersingsoperaties. De Commissie pleitte voor meer samenwerking met de Wereldbank en de VN in Afrika. De Commissie heeft € 300 miljoen beschikbaar gesteld voor vijftien projecten ter ondersteuning van de AU. De Commissie maakte zich zorgen over de gebrekkige betrokkenheid van (sub)regionale organisaties in Afrika. Ten slotte pleitte de Commissie voor intensivering van Security Sector Reform (SSR) in de DRC.

België uitte bezorgdheid over het trage tempo van de samenwerking tussen EU en AU en vroeg de EU-voorzitter met initiatieven te komen. Portugal pleitte voor meer samenwerking met sub-regionale organisaties in Afrika. Zweden maakte melding van de Scandinavische steun aan de oostelijke brigade (EASBRIG) van de African Standby Force.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Naar boven