21 501-28 Defensieraad

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2022

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie van 17 mei jl. Tevens vond er een ministeriële Steering Board van het Europees Defensieagentschap (EDA) plaats.

1. RBZ Defensie

Oekraïne

De Ministers van Defensie spraken over de situatie in Oekraïne en de Europese (militaire) steun aan Oekraïne. De Oekraïense Minister van Defensie, dhr. Oleksiy Reznikov, sloot digitaal aan bij het overleg en ook de plaatsvervangend Secretaris Generaal van de NAVO, dhr. Mircea Geoană, was aanwezig. De lidstaten, inclusief Nederland, benadrukten nogmaals hun onverminderde steun en solidariteit met Oekraïne. Er was aandacht voor de militaire steun die de lidstaten Oekraïne bieden via de steunmaatregelen van de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Nederland heeft het belang benadrukt van goede coördinatie van de steunverlening aan Oekraïne, zowel via het EU clearing house als via de Ukraine Defence Contact Group1. Nederland wees ook op de Nederlands-Duitse samenwerking bij de levering van Pantzerhouwitzers aan Oekraïne. Nederland onderstreepte het belang van snelle aanname van het 6e sanctiepakket tegen Rusland.

Verder vroeg de Hoge Vertegenwoordiger (HV), dhr. Josep Borrell, aandacht voor de noodzaak om Oekraïne te steunen op gebied van ontmijning. Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat dit inderdaad van belang is. Er zal worden bezien op welke manier de EU hier invulling aan kan geven, bijvoorbeeld via het geven van trainingen op gebied van ontmijnings-activiteiten. Een ander aandachtspunt dat door de HV werd benoemd is de problemen bij het transporteren van de graanvoorraden vanuit Oekraïne. Ook is het onderzoek door het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag naar oorlogsmisdaden in Oekraïne aan de orde gekomen. Nederland noemde dat het, net als een aantal andere lidstaten, steun levert aan dit onderzoek.

Implementatie Strategisch Kompas en effectiviteit EU-missies

Vervolgens hebben de Ministers van Defensie gesproken over de implementatie van het Strategisch Kompas. De HV gaf een overzicht van de concrete actiepunten die zowel dit jaar als de komende jaren moeten worden uitgevoerd. Zo noemde hij onder andere de ontwikkeling van de Rapid Deployment Capacity (RDC) en de ontwikkeling van een hybride toolbox. Ook de lidstaten pleitten voor een snelle implementatie van het Strategisch Kompas en wezen onder andere op militaire mobiliteit, EU-NAVO samenwerking, cyber en desinformatie. Nederland heeft aangegeven uit te kijken naar de voortgangsrapportage over de implementatie van het Strategisch Kompas. Zoals toegezegd in het Commissiedebat van 12 mei jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 242), zal uw Kamer in het najaar geïnformeerd worden over de voortgang bij de implementatie van het Strategisch Kompas.

Als onderdeel van de implementatie van het Strategisch Kompas wil de HV graag het huidige model van missies en operaties verbeteren. De context waarin de EU-missies en -operaties opereren is de afgelopen maanden aanzienlijk veranderd en dit vereist dat de EU inzet moet meebewegen. Zo zou de EU flexibeler moeten inspelen op de wensen van partnerlanden door trainingen, uitrusting en begeleiding gericht toe te spitsen op de behoefte van het land. Ook zou het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid (GVDB) meer met preventie bezig moeten zijn en steun moeten bieden voordat een conflict escaleert. Als voorbeeld werd de Golf van Guinee genoemd. Verder zou de Europese Vredesfaciliteit (EPF) beter benut kunnen worden. De aankomende strategische herzieningen van een aantal EU-missies bieden een goede gelegenheid om een aantal verbeteringen door te voeren. De lidstaten reageerden positief op deze voorstellen en waren het eens over de noodzaak van meer flexibiliteit ten aanzien van EU-missies en -operaties. Nederland gaf aan dat het belangrijk is om te leren van eerdere ervaringen in onder andere Afghanistan en Mali en dit mee te nemen in het verbeteren van de effectiviteit van de missies en operaties.

Actualia

Onder actualia ging de HV in op de EU trainingsmissie (EUTM) in Mali. Hij wees erop dat EUTM Mali doorgaat maar dat de EU circa een maand geleden heeft besloten om de operationele training en activiteiten van de missie op te schorten. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) komt binnenkort met een voorstel om de presentie van EUTM Mali op een gecoördineerde wijze substantieel in te krimpen. Dit zal aan de orde komen bij de komende strategische herziening van de missie in juni 2022. Onder dit punt informeerden Zweden en Finland de lidstaten dat zij officieel het NAVO-lidmaatschap aanvragen.

2. EDA Steering Board

Tijdens de bestuursraad van het EDA stemden de Ministers van Defensie in met de oprichting van de Hub on European Defence Innovation (HEDI, innovatie hub). Innovatie is van belang om ook in de toekomst over de meest moderne technologie en materieel te kunnen beschikken. De innovatie hub zal bijdragen aan het stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen de lidstaten op dit vlak en verbanden leggen met andere EU-programma’s en innovatie uit de civiele markt. Nederland benadrukte het belang van samenhang met andere initiatieven zoals bijvoorbeeld het DIANA-programma binnen de NAVO.

Daarnaast spraken de Ministers over de inbreng van het EDA in het rapport van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger over Defensie-investeringen, dat op 18 mei zou worden uitgebracht. De lidstaten waren tevreden met de inbreng van het EDA ten aanzien van de in kaart gebrachte tekorten aan defensiecapaciteiten. Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat er noodzaak is voor meer Europese samenwerking bij de gezamenlijke inkoop van defensiecapaciteiten, en dat daarbij een faciliterende rol van het EDA wenselijk is.

Tijdens de Europese Raad van 30-31 mei 2022 hebben de regeringsleiders kennisgenomen van het rapport van de Commissie en de HV, daarover een eerste gedachtewisseling gehad. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Geannoteerde Agenda (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1803) en de Kamer zal over dit rapport een BNC-fiche ontvangen. De verwachting is dat het rapport op een eerstvolgende RBZ Defensie meer in detail zal worden besproken.

Tot slot kondigde Nederland aan dat het de rol van facilitator van het EDA focus area «enhanced military mobility» op zich zal nemen. Dit betekent dat Nederland in samenwerking met het EDA de EU lidstaten zal aanmoedigen om de benodigde defensiecapaciteiten op dit gebied te ontwikkelen. Nederland wees er verder op dat het van belang is dat de EDA steering board van november a.s. spreekt over de stand van zaken met betrekking tot taxonomie.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 28 676, nr. 412.

Naar boven