21 501-28 Defensieraad

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 203 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2020

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 29 april 2020 over de geannoteerde agenda voor de videoteleconferentie (VTC) van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie van 12 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-28 en 25 295, nr. 202).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 mei 2020 aan Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 11 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries

De griffier van de commissie, De Lange

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vraag 1

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de videoteleconferentie (VTC) van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie op 12 mei 2020. Zij hebben nog enkele vragen. Evenals de Minister onderkennen de leden van de VVD-fractie dat de coronacrisis invloed zal hebben op discussies over belangrijke dossiers, zoals het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Deze leden spreken hun zorgen uit dat de herschikking van de prioritering binnen het MFK ten koste zal gaan van de budgettering voor Defensie. Is de Minister dat met hen eens? Kan de Minister toelichten wat op dit onderwerp haar inzet zal zijn tijdens de VTC?

Antwoord

Onderdeel van de Nederlandse inzet ten aanzien van het MFK is tot nu toe geweest dat het kabinet voorstander is van een sterkere verankering van veiligheid en defensie in het nieuwe MFK. Deze inzet is mede ingegeven door de geopolitieke ontwikkelingen en de verslechtering van de veiligheidssituatie in de regio’s rondom Europa in de afgelopen jaren. De verwachting is voorts dat de Corona crisis niet zal leiden tot een verbetering van de veiligheidssituatie. De inzet op een Europa dat meer verantwoordelijkheid kan nemen voor de eigen veiligheid wordt wellicht dus steeds relevanter. Naar verwachting zal de Europese Commissie half mei 2020 aangepaste voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) en het Eigen Middelen Besluit (EMB) presenteren. Zodra de Commissievoorstellen zijn gepresenteerd, zal het kabinet uw Kamer informeren over de inhoud en de Nederlandse appreciatie van deze Commissievoorstellen, waarbij deze voorstellen integraal zullen worden beoordeeld.

Vraag 2

Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de huidige stand van zaken van missies in het kader van het GVDB. Kan de Minister aangeven in hoeverre deze nu stil liggen en binnen welke termijn de EU verwacht dat de missies hun normale werkzaamheden weer hervatten? De leden van de VVD-fractie willen hierbij in het bijzonder aandacht vragen voor het belang van de missies die zijn gericht op het versterken van de Europese grensbewaking (bijv. EUBAM Libië, EUCAP Sahel). Deelt de Minister hun mening dat de huidige coronacrisis mogelijk tot extra irreguliere migratie gaat leiden? En deelt zij daarom ook hun mening dat dergelijke missies zoveel mogelijk moeten doorgaan of moeten worden herstart?

Antwoord

Sinds de uitbraak van de COVID-19 crisis medio maart jl. zijn zowel de GVDB militaire trainingsmissies (EUTMs) als de civiele missies afgeschaald. Het niet-essentieel personeel is gerepatrieerd en bepaalde werkzaamheden van de missies worden tijdelijk neergelegd. Momenteel worden slechts nog enkele adviseringstaken uitgevoerd – waar mogelijk op afstand via VTC-verbindingen – en specifiek gelinkt aan de COVID 19-crisis. Zo worden onder andere de strijdkrachten van de host nations geadviseerd over ondersteuning van de civiele autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van het virus. Het is vooralsnog onduidelijk wanneer de GVDB missies hun taken weer kunnen hervatten. Het besluit om de missies tijdelijk gedeeltelijk stil te leggen dan wel te hervatten wordt genomen op basis van de gezondheidssituatie ter plekke.

EUBAM Libië opereert sinds april 2019 wegens de veiligheidssituatie in Libië vanuit Tunis, en op rotatiebasis in Tripoli. Sinds maart werkt EUBAM Libië uitsluitend vanuit Tunis aan de uitvoering van haar mandaat. Ook in EUCAP Sahel Mali en EUCAP Sahel Niger is het niet-essentiële personeel gerepatrieerd. In beide landen is een kernstaf aanwezig, maar zijn de activiteiten van de missie sterk verminderd. Vooralsnog zijn er geen indicaties dat COVID-19 zal leiden tot een toename in irreguliere migratie naar de EU.

De operationele werkzaamheden van EUFOR Althea (Bosnië en Herzegovina) vinden tot nog toe, zij het gereduceerd, doorgang. Zo worden patrouilles uitgevoerd en is de fysieke aanwezigheid in de regio gehandhaafd. Voor wat betreft EUNAVFOR Atalanta (Hoorn van Afrika) geldt dat regionale restricties een hinderend effect hebben op het voortzettingsvermogen van de missie. Getracht wordt om, in overleg met de partnerlanden, de effecten waar mogelijk te mitigeren. Ook wordt bekeken hoe de missie binnen de regio assistentie kan verlenen aan de autoriteiten in het kader van de Corona-crisis. Aangaande EUNAVFOR MED Irini (Centraal Middellandse Zee) geldt dat de operationele activiteiten slechts beperkt worden gehinderd door het virus.

Uiteraard hebben de gevolgen van COVID-19 en de daarmee samenhangende gezondheidsmaatregelen ook effect op de bedrijfsvoering van de EU-operaties en daarmee op de operationele effectiviteit.

Vraag 3

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie een vraag over de passage in de geannoteerde agenda waarin de Minister schrijft «moeten de middellange- en lange termijn gevolgen en uitdagingen van het COVID-19 virus in de besprekingen over onder meer PESCO en het strategisch kompas worden meegenomen.» Kan de Minister aangeven welke wijzigingen binnen PESCO en binnen het strategisch kompas als gevolg van het COVID-19 virus zij voorstelt? Kan zij ook aangeven welke ideeën hierover leven bij andere Europese landen?

Antwoord

De middellange- en lange termijn gevolgen en uitdagingen van het COVID-19 virus worden meegenomen in de besprekingen over de strategische evaluatie van PESCO die dit jaar plaatsvindt. Deze evaluatie dient er onder andere toe te bespreken hoe PESCO ook in de toekomst zo effectief mogelijk kan bijdragen aan de Europese defensiesamenwerking. Hierbij geldt dat het idee dat een veranderende veiligheidscontext gereflecteerd moet worden in PESCO, breed wordt gedeeld door de EU-lidstaten. Meer concrete ideeën daarover van de verschillende lidstaten zullen naar verwachting in de aanloop naar de voorziene Raad Buitenlandse Zaken in juni van dit jaar besproken gaan worden.

Ten aanzien van het nog te ontwikkelen EU strategisch kompas geldt dat het proces daaromtrent bij uitstek een proces is waarin de effecten van de COVID-19 uitbraak op veiligheid en defensie zullen worden meegenomen. Voorzien is dat onder andere zal gebeuren in de dreigingsanalyse die de basis van het proces zal gaan vormen.

Vraag 4

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de EU Defensieraad. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen. Allereerst realiseren de leden van de D66-fractie zich dat op dit moment COVID-19 allesoverheersend is, zo ook Defensiesamenwerking binnen de Europese Unie. Zij constateren dat veel zaken «on hold» zijn gezet. Kan de Minister een toelichting geven van de lopende projecten betreffende Europese defensiesamenwerking, waar op dit moment als gevolg van de Coronacrisis al vertraging merkbaar is? Wat zijn de gevolgen van deze mogelijke vertraging?

Antwoord

Het is de inzet van de Europese Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger en de EU-lidstaten de Europese defensiesamenwerking ondanks COVID-19, zo goed als mogelijk doorgang te laten vinden. Feitelijk geldt dat de crisis op dit moment nog geen significante vertragingen heeft opgeleverd waar het gaat om de strategische evaluatie van PESCO en de onderhandelingen over de vormgeving van de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Voor het Europees Defensiefonds (EDF) geldt dat de startdatum nauw samenhangt met de bredere MFK discussie. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer deze onderhandelingen zullen worden afgerond.

Wel blijft het van belang om aandacht te houden voor het voorkomen van vertraging in de strategische discussies over de toekomst van de Europese veiligheids- en defensiesamenwerking. Het meest belangrijk in dat kader is de discussie die gevoerd moet worden ten behoeve van de ontwikkeling van het strategisch kompas. Nederland ziet graag dat de voorziene tijdspaden hiervoor worden gevolgd dan wel dat er wordt versneld, zodat op afzienbare termijn tot een gedeelde dreigingsanalyse en concretisering en actualisering van de ambities en prioriteiten kan worden gekomen.

Vraag 5

De leden van de D66-fractie lezen daarnaast in het verslag van de recente videoconferentie van de EU-Ministers van Defensie dat GVDB-missies en -operaties waar mogelijk operationeel blijven om de stabiliteit in de betreffende landen zoveel mogelijk te waarborgen. Deze leden onderstrepen deze inzet en vragen of er al aanwijzingen zijn dat bepaalde GVDB-missies en/of -operaties zijn afgeschaald of operationeel hebben ingeboet, waarmee de stabiliteit in de betreffende landen inderdaad onder druk is komen te staan? Op welke wijze vindt hierover tussen de lidstaten afstemming?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 2. Voorts geldt dat het momenteel niet mogelijk is te beoordelen hoe het tijdelijk stilleggen van bepaalde missie-activiteiten de stabiliteit in de betreffende landen beïnvloedt. De stabiliteit van de betreffende landen wordt uiteraard gemonitord. Afstemming hierover vindt plaats via de gebruikelijke kanalen.

Vraag 6

De leden van de D66-fractie onderstrepen voorts het belang van het bestrijden van desinformatie in deze tijd. Juist in een periode waar mensen op zoek zijn naar betrouwbare informatieverstrekking blijkt desinformatie nog altijd een hardnekkig probleem. Deze leden constateren dat dit in de eerste videoconferentie van de EU-Defensieministers door meerdere lidstaten is opgemerkt. Kan de Minister toelichten in hoeverre hier actiepunten aan verbonden zijn? Hoe wordt tegenactie georganiseerd om (de effecten van) desinformatie tegen te gaan, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Antwoord

Om de impact van desinformatie op de EU en haar lidstaten te verkleinen, is proactieve, heldere en op feiten gebaseerde communicatie door de EU over diens rol in de bestrijding van het COVID-19 virus essentieel. Nederland zet dan ook in op het versterken van strategische communicatie door de EU.

Om desinformatie tijdig en juist te signaleren en te duiden, is analyse en informatie-uitwisseling door de EU en haar lidstaten van belang. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) werkt aan het verbeteren van het bewustzijn, op basis van vergaard bewijs, over tendensen, narratieven, methodes en kanalen die gebruikt worden om desinformatie te verspreiden. Tevens vindt er informatie-uitwisseling plaats tussen EDEO, de Europese Commissie en de lidstaten onderling via het Rapid Alert System (RAS). Nederland steunt informatie-uitwisseling via het RAS.

Zoals aangegeven in de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie1 evalueert de Europese Commissie momenteel ook de gedragscode tegen desinformatie, de zelfregulering van internetdiensten op het gebied van desinformatie. Deze code bevat onder meer regels over transparantie van herkomst van politieke advertenties. Het kabinet kijkt uit naar de resultaten hiervan, deze zullen meegenomen worden in het EU Democratie Actieplan dat naar verwachting eind dit jaar verschijnt.

Vraag 7

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en danken de Minister voor het toezenden. Graag stellen deze leden nog enkele vragen. Volgens de planning van de EU zou Operatie Irene, de maritieme missie op de Middellandse Zee met als hoofddoel het handhaven van het wapenembargo tegen Libië, op 1 april 2020 van start zijn gegaan. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de missie zoals gepland van start is gegaan? Zo ja, dan vragen deze leden of al eerste resultaten van de missie te melden zijn?

Antwoord

Operatie Irini is zoals gepland op 1 april 2020 van start gegaan. Het mandaat is initieel voor één jaar vastgesteld en loopt daarmee tot en met maart 2021. De gezamenlijk gefinancierde middelen van Operatie Sophia zijn overgeheveld naar Operatie Irini. Het resultaat van de opstartfase is dat er is begonnen met het opbouwen van een beeld van de schendingen van het VN-wapenembargo over land, zee en door de lucht.

Vraag 8

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat de Staatssecretaris van justitie en veiligheid in haar antwoorden in het verslag van het schriftelijk overleg JBZ-raad (Kamerstukken 32 317 en 25 295, nr. 615) heeft bevestigd dat het evident is dat de voortdurende burgeroorlog en het snel toenemende aantal Coronabesmettingen, inclusief de daarmee gepaard gaande avondklok in Libië, zijn weerslag hebben op de effectiviteit van de Libische kustwacht, aan wie de Europese Unie het redden van drenkelingen in het Libische SAR-gebied heeft uitbesteed. De leden van de GroenLinks-fractie vragen in dit licht of er wat de Minister betreft een rol is weggelegd voor Operatie Irene om het Libische SAR-gebied te monitoren, en waar nodig reddingsacties uit te voeren. Indien dit nog niet reeds onder het mandaat van Operatie Irene valt, vragen deze leden of de Minister bereid is om bij de EU-Defensieraad te pleiten voor een uitbreiding van dit mandaat.

Antwoord

De nieuwe EUNAVFOR MED Operatie Irini richt zich primair op de handhaving van het VN-wapenembargo tegen Libië (op basis van VN Veiligheidsraad resolutie 2292 uit 2016). Secundaire taken zijn het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken, het trainen van de Libische kustwacht en marine en het tegengaan van illegale oliesmokkel. Net als bij Operatie Sophia, vormt het redden van drenkelingen geen onderdeelvan het mandaat van deze operatie; dit betreft een verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht. Het is de wettelijke taak van Libië als kuststaat de territoriale wateren te controleren en reddingsoperaties in het eigen opsporings- en reddingsgebied te coördineren.

Vraag 9

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of er formeel vastgelegde afspraken zijn gemaakt over de eventuele ontscheping van drenkelingen die door schepen onder de vlag van Operatie Irene worden ingezet. Zo ja, dan vragen deze leden of de Kamer deze afspraken kan inzien.

Antwoord

Indien er drenkelingen worden gered door een schip dat meevaart in de missie, is afgesproken dat deze zullen worden ontscheept in Griekenland of een andere haven indien een land zich hiervoor openstelt. Na ontscheping zullen deze geredde personen worden herverdeeld onder de landen die bijdragen met maritieme middelen aan de operatie en eventueel andere landen die zich daar vrijwillig bereid toe tonen.

Vraag 10

De Minister beschrijft de te verwachten (grote) invloed van COVID-19 op de onderhandelingen rond het nieuwe MFK. Deze leden constateren dat het voorgenomen EU-Defensiefonds hier onderdeel van is en dat hiervoor in het concept-MFK € 13 miljard is geraamd. De Minister schrijft dat zij op de EU-defensieraad zal aandringen op het blijven boeken van voortgang op deze strategische discussies. De leden van de GroenLinks-fractie vragen een nadere beschrijving van het type voortgang dat de Minister de komende maanden concreet wenst te boeken. In het bijzonder vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de huidige Coronacrisis geen aanleiding vormt om de miljardenuitgave aan het EU-Defensiefonds (EDF) binnen het aankomend MFK te heroverwegen. Deze leden vrezen dat de weg naar Europees economisch herstel er een van de lange adem zal zijn en dat alle beschikbare middelen in het aankomend MFK nodig zullen zijn om dat duurzame herstel te bewerkstelligen. Voorts betogen de leden van de GroenLinks-fractie dat uitstel van de invoering van het EDF de tijd zou opleveren om te bezien of het fonds, zoals dat nu is voorgesteld, het meest effectieve middel is om tot Europese militaire harmonisatie te komen. De Minister schrijft in de geannoteerde agenda dat de impact van COVID-19 op de diverse projecten van het PESCO eveneens groot zal zijn. De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke termijn de Minister een overzicht denkt te kunnen verstrekken van de concrete consequenties per PESCO-project waaraan Nederland deelneemt.

Antwoord

Zoals ook in het antwoord op vraag 1 is aangegeven is de inzet van het kabinet tot nog toe geweest dat er een sterkere verankering van veiligheid en defensie in het nieuwe MFK zou moeten plaatsvinden, inclusief het voorstel met betrekking tot de ontwikkeling een Europees Defensiefonds (EDF). Het EDF kan naar de mening van het kabinet bijdragen aan een Europa dat meer verantwoordelijkheid kan nemen voor de eigen veiligheid. Naar verwachting zal de Europese Commissie half mei 2020 aangepaste voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) en het Eigen Middelen Besluit (EMB) presenteren. Zodra de Commissievoorstellen zijn gepresenteerd, zal het kabinet uw Kamer informeren over de inhoud en de Nederlandse appreciatie van deze Commissievoorstellen, waarbij deze voorstellen integraal zullen worden beoordeeld.

Voor de grote impact van het COVID-19 virus op strategische discussies en PESCO projecten geldt dat een dergelijke passage in de Geannoteerde Agenda niet is opgenomen. Wel is aangegeven dat «Nederland onderkent dat het COVID-19 virus ook invloed heeft op de mate waarin discussie en besluitvorming kan plaatsvinden omtrent belangrijke dossiers zoals het strategisch kompas, de strategische evaluatie van de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) en de bredere Meerjarig Financieel Kader (MFK)-discussie.» Ik verwijs in dit kader graag naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.

Vraag 11

De leden van de SP-fractie achten het logisch dat de agenda van de EU Defensie ministeriële raad van 12 mei 2020 in zijn geheel in beslag wordt genomen door de gevolgen van de COVID-19 pandemie. Dat leidt tot een aantal vragen en opmerkingen over de beknopte geannoteerde agenda.

Gezien de, naar het oordeel van de leden van de SP-fractie, ongewisse ontwikkeling van de pandemie in de EU-landen op korte termijn, vragen deze leden wat de Minister bedoelt met zowel de korte als middellange termijn. Wordt daarbij in jaren gedacht en kan de Minister aangeven wanneer de korte termijn van de pandemie als eindig wordt gezien? Voorts vragen deze leden wat de analyse van de Minister is van de ontwikkelingen die zich thans afspelen? Welke relevante trends onderscheidt zij daarin?

Antwoord

De korte termijn maatregelen zijn er op gericht zoveel mogelijk de acute gevolgen van de crisis te mitigeren. Daarbij kan worden gedacht aan maatregelen die onze mensen in uitzendgebied veilig houden, het delen van de nodige informatie tussen EU lidstaten en de gezamenlijke inzet ten behoeve van het tegengaan van desinformatie. De discussies omtrent de middellange termijn zijn er opgericht om de werkzaamheden en inzet van de EU in de toekomst zoveel mogelijk te waarborgen. Het is niet mogelijk om door middel van een tijdsindicatie onderscheid te maken tussen de korte en middellange termijn.

De Coronacrisis dreigt lopende trends te versnellen en bestaande spanningen te verscherpen. Daarbij moet aandacht zijn voor de gevolgen van een sociaaleconomische crisis in fragiele gebieden rondom Europa en een verscherping van de geopolitieke verhoudingen waarbij het multilateralisme verder onder druk komt te staan.

Vraag 12

Is de Minister bereid de oproep van VN secretaris-generaal Guterres tot een staakt-het-vuren te ondersteunen? Wat betekent dat voor de oorlog in Libië, die op dit moment nog niet lijkt gestopt en op welke wijze wil de EU de rol van partner Turkije daarbij aan de orde stellen? In dat licht zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar het Noord-Afrika beleid. Wat is de inzet van Nederland in de controle op het wapenembargo op strijdende partijen in Libië? Wordt over Libië een beslissing genomen of is dat te vroeg?

Antwoord

Het kabinet benadrukt, zowel in EU-verband als bij verschillende regionale en nationale actoren, het belang van volledige implementatie van de Berlijn uitkomsten, met in de eerste plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het VN-wapenembargo en geloofwaardige stappen op het politieke, economische, mensenrechten en veiligheidsspoor.

Nederland en de EU zetten zich in voor een politieke oplossing voor het conflict. Operatie Irini is onderdeel van de geïntegreerde Europese benadering van het Libische vredesproces.

Vraag 13

In het verlengde hiervan vragen deze leden hoe de ontwikkelingen zijn aangaande het derde-landen-beginsel van PESCO? Zij vragen de Minister om een toelichting op het algemene beginsel – alle derde landen tezamen – en op de rol van afzonderlijke landen? Deze kwestie sleept al vanaf het begin. Is de conclusie gerechtvaardigd dat de zaak onoplosbaar is? Wat moet er dan gebeuren om die oplossing te bereiken, behalve een oproep, zo vragen deze leden.

Antwoord

Er is nog geen besluit genomen over de deelname van derde landen aan PESCO-projecten. Het Finse voorzitterschap heeft eind november 2019 een concept Raadsbesluit voorgelegd aan de lidstaten, maar er werd geen overeenstemming bereikt. Een aanzienlijke groep lidstaten, waaronder Nederland, was bereid om in te stemmen met het voorstel, maar unanimiteit kon niet worden bereikt.

Het Kroatisch voorzitterschap heeft in de afgelopen periode, mede op aandringen van Nederland, meerdere informele gesprekken gevoerd met de EU-lidstaten die niet akkoord konden gaan met het Finse voorstel. Nederland acht het positief dat de lidstaten met elkaar in gesprek blijven om tot een oplossing te komen en zal zich blijven inzetten voor het bereiken van een besluit.

Vraag 14

De leden van SP-fractie vragen wat de stand van zaken is van een overeenkomst in het MFK. Liggen deze onderhandelingen ook stil in het kader van de bestrijding van de Covid-19-pandemie? Hoe wordt de veiligheidspolitiek in het MFK gefinancierd? Wat zijn hiervan de gevolgen van het strategische kompas? Blijft er iets van een EU-kompas inzake strategie over? En vooral wat is het strategische kompas van Nederland, of maakt het uiteindelijk niet uit.

Antwoord

Zoals ook in antwoord op vraag 1 is aangegeven werkt de Europese Commissie op dit moment aan een nieuw MFK-voorstel. De onderhandelingen hieromtrent zullen worden hervat tijdens de Europese Raad in juni aanstaande. Het is op dit moment te vroeg om uitspraken te doen over de hoogte van het EDF-budget in het nieuwe MFK-voorstel.

Voor wat betreft de vragen over het strategisch kompas verwijs ik graag naar de antwoorden op de vragen 3 en 4. Aangaande de Nederlandse inzet ten aanzien van de ontwikkeling van het strategisch kompas en het veiligheids- en defensiebeleid geldt tot slot het volgende. Deze inzet zal -in het licht van de geopolitieke ontwikkelingen en de veranderende veiligheidscontext- geënt zijn op de overtuiging dat in een Europa dat meer verantwoordelijkheid wil kunnen dragen voor de eigen veiligheid. Enerzijds zal hierbij ingezet moeten worden op een meer evenwichtige bijdrage aan de NAVO van de EU-lidstaten die tevens NAVO-bondgenoten zijn en anderzijds op een EU die sterker operationeel kan optreden.

Vraag 15

De NAVO is ten slotte de basis van het Nederlandse defensiebeleid. Ligt het veiligheidsbeleid van de EU nu al in stukken? Zo vragen de leden va de SP-fractie.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 14.

Vraag 16

In het licht van de bestrijding van desinformatie stellen de leden van de SP-fractie hetzelfde als wat in de voorbereiding van de NAVO-defensieraad is gezegd. Volgens deze leden moeten de EU noch de NAVO zich hier rechtstreeks mee bemoeien, maar de situatie met betrekking tot de vrijheid van nieuwsgaring en vrijheid van meningsuiting zo optimaal mogelijk laten verlopen. Dat geldt voor de persvrijheid en de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek. Dit is zeker relevant in geval dat sommige EU-lidstaten beperkende maatregelen in deze vrijheden hebben afgekondigd. De leden van de SP-fractie zien geen taak voor staten voor de bestrijding van desinformatie, behalve dan er zelf niet aan meedoen en de samenleving maximaal te faciliteren gebruik te maken van de grondrechten. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hierop te reageren.

Antwoord

Het kabinet deelt de zorgen over de inspanningen van overheden om de pandemie te gebruiken om onevenredige beperkingen op te leggen aan vrije en onafhankelijke media. Dergelijke acties schenden fundamentele rechten zoals vrijheid van meningsuiting.

Zoals gemeld in de brief over de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie van 18 oktober jl. staan bij Nederlandse de aanpak van desinformatie rechtsstatelijke waarden en grondrechten voorop: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van pers, het recht op informatie en het bevorderen van transparantie.2

Toegang tot betrouwbare en onafhankelijke informatie is in deze tijd cruciaal. Wetenschappers en journalisten vervullen hierin een belangrijke rol. Het kabinet ziet bij het adresseren van desinformatie primair een rol voor de wetenschap en journalistiek, al dan niet in samenwerking met internetdiensten. Wanneer echter de nationale veiligheid, politieke, maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, ligt er tevens een taak voor de overheid. De vrijheid van meningsuiting staat hierbij altijd voorop. Dit kan betekenen dat de Nederlandse overheid actief misleidende informatie tegenspreekt. Daarnaast is transparante en heldere overheidscommunicatie essentieel, zowel in nationaal als in internationaal verband.

Nederland zet, zowel in EU als NAVO-verband, in op het versterken van pro-actieve, heldere en op feiten gebaseerde communicatie door beide organisaties en diens rollen in het bestrijden van COVID-19. Waar het desinformatie gericht op de lidstaten en bondgenoten zelf betreft, hebben zij een eigen verantwoordelijkheid in het adresseren hiervan.


X Noot
1

Kamerstuk 30 821, nr. 91

X Noot
2

Kamerstuk 30 821, nr.91

Naar boven