Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 21501-28 nr. 196 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 21501-28 nr. 196 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2020
Inleiding
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie die op 4 en 5 maart aanstaande in Zagreb zal plaatsvinden.
De RBZ begint op 4 maart met een werkdiner waarin zal worden gesproken over de operationele prioriteiten van de Unie. Deze prioriteiten zullen worden besproken in de aanwezigheid van vertegenwoordigers vanuit de NAVO en de VN. Op 5 maart vindt vervolgens de reguliere vergadering plaats. Tijdens deze vergadering zullen de Ministers van Defensie spreken over een nog te ontwikkelen «strategisch kompas», over EU-defensieprioriteiten, en over de strategische evaluatie van de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) die dit jaar zal worden uitgevoerd.
Hieronder wordt nader ingegaan op de genoemde onderwerpen en de Nederlandse inzet daaromtrent tijdens de RBZ.
Operationele prioriteiten
Het is de eerste keer dat de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger (HV), de heer Josep Borrell Fontelles, in EU-verband vergadert met de Ministers van Defensie. In de uitnodiging voor de RBZ is aangegeven dat het diner een goede eerste gelegenheid vormt om met elkaar te spreken over de operationele prioriteiten die zich voordoen op het veiligheidsterrein en over welke inzet nodig is om internationale stabiliteit te bevorderen. Naar verwachting zal met name worden ingegaan op Libië, Mali en de bredere Sahel. Deze landen en regio gelden als aandachtsgebieden voor zowel de EU, de NAVO als de VN. De EU-lidstaten zullen worden geïnformeerd over de activiteiten van de NAVO en de VN in de betreffende landen. De Ministers zullen van gedachten wisselen over de mogelijkheden voor verdere samenwerking tussen de verschillende organisaties, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en defensie en de effecten daarvan op de operationele prioriteiten. Ook wordt gesproken over de coördinatie, coherentie en complementariteit van activiteiten van de drie organisaties, bijvoorbeeld in Irak.
Betreffende Libië zullen de Ministers spreken over de recente ontwikkelingen en de opvolging van de internationale Libië-conferentie die op 19 januari jl. in Berlijn werd georganiseerd. Op 17 februari jl. is een voorlopig politiek akkoord bereikt over een nieuwe Europese militaire operatie ter implementatie van het wapenembargo voor Libië. Deze operatie volgt EUNAVFOR MED Sophia op, waarvan het mandaat op 31 maart aanstaande afloopt. Naast het hoofddoel van implementatie van het VN-wapenembargo zal de nieuwe operatie zich secundair ook blijven richten op het bestrijden van mensensmokkel, oliesmokkel en training en monitoring van de Libische kustwacht.
In het licht van de verslechterde veiligheidssituatie in de Sahel zal de Raad spreken over de strategische herziening van het mandaat van EUTM Mali. EUTM Mali traint en adviseert het Malinese leger, als onderdeel van de bredere Europese inzet in de Sahel om de stabiliteit te vergroten en veiligheidsdreigingen aan te pakken. Ook ondersteunt EUTM Mali de operationalisering van de G5 Sahel Joint Force. Binnen de strategische herziening van EUTM Mali wordt momenteel gesproken over het uitbreiden van het inzetgebied naar geheel Mali als ook Burkina Faso en Niger. Daarnaast komt er meer aandacht voor het uitvoeren van decentrale, mobiele activiteiten. Dit komt tegemoet aan de behoeften van de G5-landen en stelt de missie in staat om beter in te spelen op de veiligheidsuitdagingen in de regio. De informele Raad zal tevens worden gebruikt om te peilen welke lidstaten een additionele bijdrage kunnen leveren. Ook zal vooruit worden gekeken naar de EU-G5 Sahel bijeenkomst van 26 maart aanstaande en marge van de Europese Raad.
Inzet Nederland
Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Berlijn-conferentie en benadrukt het belang van volledige implementatie, inclusief het naleven van het VN-wapenembargo en een duurzaam staakt-het-vuren. Nederland acht een sterke en eensgezinde EU essentieel om een bijdrage te leveren aan de uitkomsten van de Berlijn-conferentie. Nederland acht het tevens van belang dat de EU en de Europese lidstaten verantwoordelijkheid nemen en de regio’s rondom Europa bijstaan in het zorgdragen voor de eigen veiligheid. Nederland zal zich inzetten voor de snelle verdere uitwerking van het besluit om een nieuwe militaire operatie te lanceren. Voor Nederland is het van belang dat de huidige doelstellingen van operatie Sophia, te weten het bestrijden van mensensmokkel en training en monitoring van Libische kustwacht, niet verloren gaan.
De Sahel geldt als prioritaire regio voor Nederland. Nederland deelt de zorgen over de verslechterde veiligheidssituatie in de Sahel en verwelkomt daarom een geïntensiveerde inzet vanuit de EU. De aangekondigde herziening van de Europese Sahel-strategie, het Franse initiatief «Coalition pour le Sahel» en de discussies omtrent de doorontwikkeling van EU-trainingsmissies kunnen hier allen aan bijdragen. Betreffende de strategische herziening van EUTM Mali steunt Nederland het proces van de doorontwikkeling van de missie en het vorig jaar ingezette regionaliseringsproces. Nederland acht in dit kader ook de ondersteuning aan de G5-troepenmacht van belang. Nederland steunt de Raadsaanbevelingen en stelt zich constructief op. De aanpassingen moeten militair uitvoerbaar zijn en de effectiviteit van EUTM Mali verhogen. Nederland benadrukt het belang van synergiën en coherentie tussen de verschillende EU-initiatieven en pleit voor versterking van de geïntegreerde benadering.
Strategisch kompas en EU-defensieprioriteiten
Het nog te ontwikkelen zogenaamde «strategisch kompas» komt voort uit de breed gedeelde behoefte van de EU-lidstaten om de drie abstracte prioriteiten die van de EU Global Strategy (EUGS) van 2016 zijn afgeleid op het terrein van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB)1 via een door de lidstaten geleid en door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) begeleid proces te vertalen naar concrete, gedeelde, ambities en prioriteiten.
Een dergelijk proces zou het mogelijk maken om de ontwikkelingen die zich sinds 2016 op het geopolitieke vlak en in de veiligheidssituatie hebben voorgedaan mee te nemen in het bepalen van de inzet op het GVDB-terrein voor de komende jaren. Hierdoor kunnen de veiligheid van de EU en de Europese belangen ook in de toekomst zo goed mogelijk worden geborgd. Meer concreet zou het gaan om het uitwerken van de drie prioriteiten van de EUGS in relatie tot (1) de samenwerking op het GVDB-terrein binnen de EU en met partners van buiten de EU, (2) de gezamenlijke ontwikkeling van defensiecapaciteiten, (3) het verder vormgeven van de operationele inzet vanuit EU-verband en (4) nieuwe veiligheidsuitdagingen als hybride dreigingen, cyber aanvallen en dreigingen die zich voordoen op het terrein van space en klimaatverandering. Een gezamenlijke dreigingsanalyse zal naar verwachting de start gaan vormen van deze exercitie.
Een dergelijke concretisering en actualisering van de ambities en prioriteiten achten de lidstaten nodig om in de komende jaren gezamenlijk beter te kunnen sturen op een coherent activiteitenpakket op het terrein van missies en operaties en de daaraan gerelateerde initiatieven enerzijds en de initiatieven gerelateerd aan capaciteitsontwikkeling anderzijds. Meer specifiek gaat het dan om het sturen van de activiteiten die plaatsvinden in het kader van de EU-defensie initiatieven die in de afgelopen jaren zijn vormgegeven.2
Nederlandse inzet
Nederland acht een coherente implementatie van de GVDB-initiatieven een belangrijk thema voor de komende jaren waarop voortgang geboekt dient te worden en ziet graag dat de aandacht daar naar uitgaat in plaats van naar de ontwikkeling van nieuwe initiatieven. Ook de link tussen capaciteitsontwikkeling enerzijds en het operationaliseren van het EU-ambitieniveau anderzijds moet worden versterkt. Het strategisch kompas kan naar de mening van Nederland aan deze inzet bijdragen.
Nederland steunt een brede reikwijdte van het strategisch kompas (veiligheid en defensie, waarin ook civiele aspecten worden geadresseerd) op basis van een gedeelde dreigingsanalyse. Het is belangrijk dat het strategisch kompas helpt om concreet keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Het moet een gedeelde ambitie vertolken voor het GVDB.
Nederland zal zich actief gaan inzetten in het vormgeven van het proces dat in het kader van de ontwikkeling van het strategisch kompas zal worden ingericht en zal de nodige inhoudelijke input leveren. Nederland steunt de inzet op een gedeelde dreigingsanalyse als basis voor het kompas. Aandachtspunten voor Nederland in het proces zijn een sterk sturende rol van de Raad, een goede verhouding tussen de EU en de NAVO en het effectief vormgeven van een Europa dat meer verantwoordelijkheid kan nemen voor de eigen veiligheid met inzet van het gehele brede instrumentarium dat de EU en de NAVO in potentie gezamenlijk ter beschikking hebben.
Strategische evaluatie PESCO
Het laatste onderwerp op de agenda van de RBZ betreft de strategische evaluatie van PESCO. Deze evaluatie volgt uit het Raadsbesluit inzake oprichting van PESCO waarin is bepaald dat PESCO na twee jaar moet worden geëvalueerd. De evaluatie heeft als doel te bezien hoe PESCO heeft gefunctioneerd sinds het in 2018 van start is gegaan en te bespreken hoe PESCO ook in de toekomst zo effectief mogelijk kan bijdragen aan de Europese defensiesamenwerking. Hiertoe worden de PESCO-commitments, de PESCO-projecten en de werkmethodes tegen het licht gehouden. Een tweede strategische evaluatie van PESCO volgt na afronding van de tweede fase van PESCO in 2025.
Nederlandse inzet
Nederland acht PESCO een belangrijk instrument voor het versterken van Europese defensiesamenwerking en het mitigeren van EU capaciteitstekorten. Het kabinet steunt derhalve het initiatief van de strategische evaluatie, toewerkend naar een toekomstbestendig PESCO. Eén van de aandachtspunten daarbij is dat PESCO flexibel blijft, zodat optimaal ingespeeld kan worden op de veranderende veiligheidscontext.
Ten aanzien van de PESCO-commitments acht Nederland het van belang dat de focus de komende jaren ligt op de implementatie van de huidige commitments. De huidige commitments bieden voldoende basis om Europese defensiesamenwerking te versterken. Nederland onderkent echter wel dat de veranderende veiligheidscontext, waarbij in groeiende mate aandacht dient te zijn voor onderwerpen als maritieme veiligheid, klimaatverandering, hybride dreigingen, space en energie veiligheid, gereflecteerd moet worden in PESCO. Nederland ziet daarvoor de ruimte binnen het actualiseren van de preciseringen van de huidige commitments, iets wat in iedere fase van PESCO regulier gebeurt.
Voor PESCO-projecten hecht Nederland aan een betere prioritering. Het uitgangspunt hierbij is dat PESCO projecten dienen bij te dragen aan het behalen van het EU ambitieniveau. Het kabinet acht het daarbij wenselijk dat prioriteit wordt gegeven aan projecten die een duidelijke link hebben met de High Impact Capability Goals en dat relaties gelegd worden met de uitkomsten van de discussie omtrent het strategisch kompas. Daarnaast acht Nederland het wenselijk om duidelijke en transparante parameters op te stellen om de voortgang van PESCO-projecten beter te kunnen monitoren.
Volgend op de bespreking in de Raad zal naar verwachting in maart 2020 door de HV een PESCO-jaarrapport worden gepubliceerd waarin wordt gerapporteerd over de voortgang van PESCO. De HV zal in zijn jaarrapport naar verwachting tevens aanbevelingen presenteren ten aanzien van de strategische evaluatie. Op basis van dit rapport en de bespreking in de Raad wordt toegewerkt naar Raadsaanbevelingen voor de RBZ Defensie in mei 2020.
Tot slot blijft Nederland het belang van partnerschappen op het gebied van veiligheid en defensie benadrukken. Nederland hecht er waarde aan dat er overeenstemming wordt bereikt over de participatie van derde landen in PESCO-projecten. Nederland zal tijdens de Raad hiertoe opnieuw oproepen.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Reageren op externe conflicten en crises, capaciteitsopbouw van partners en het beschermen van de EU en haar burgers.
Waaronder de Coordinated Annual Review on Defence (CARD), PESCO, het Europees Defensiefonds (EDF) en de Military Planning and Conduct Capability (MPCC) en de Europese Vredesfaciliteit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-28-196.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.