21 501-28 Defensieraad

Nr. 175 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2018

Inleiding

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de geannoteerde agenda voor de JUMBO Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) die op 25 juni aanstaande in Luxemburg zal plaatsvinden. De Raad zal spreken over de uitvoering van de bredere buitenland- en veiligheidsstrategie van de EU (EU Global Strategy) op het gebied van veiligheid en defensie, mede in het licht van de Europese Raad van 28-29 juni 2018 waar veiligheid en defensie ook op de agenda staat.

De Raad zal naar verwachting vooral ingaan op de stand van zaken ten aanzien van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en militaire mobiliteit. Daarnaast zal de Raad mogelijk stilstaan bij het Europees Defensiefonds, het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger voor een European Peace Facility (EPF), het tegengaan van hybride dreigingen en EU-NAVO-samenwerking. Tevens geef ik in deze brief, conform de toezegging die ik deed tijdens het Algemeen Overleg NAVO Defensie Ministeriele van 30 mei jl., een toelichting op de laatste ontwikkelingen rondom het Franse European Intervention Initiative.

PESCO

De Raad zal naar verwachting een Raadsbesluit aannemen over de governance regels ten aanzien van PESCO-projecten. Deze regels moeten de consistentie van de uitvoering van deze projecten bewaken, bijvoorbeeld als het gaat om de rol van de projectcoördinator, projectdeelnemers, waarnemers en voortgangsrapportages aan de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO).

Onder de lidstaten is brede steun voor het Raadsbesluit. Nederland heeft zich in de onderhandelingen over het Raadsbesluit met succes ingezet voor een goede balans tussen algemene afspraken enerzijds en de benodigde flexibiliteit voor landen per PESCO-project anderzijds. Nederland wil hiernaast zo spoedig mogelijk een discussie starten over deelname van derde landen aan PESCO-projecten. Dit is voor bepaalde projecten, waaronder militaire mobiliteit, van belang.

Militaire mobiliteit

De Raad zal de voortgang bespreken die is geboekt op het gebied van militaire mobiliteit en naar verwachting concrete afspraken maken om militaire mobiliteit in Europa te verbeteren.

Nederland heeft zich er in het afgelopen jaar op nationaal en internationaal vlak voor ingespannen concrete stappen te zetten om militaire mobiliteit te verbeteren. Nederland verwelkomt het EU-actieplan inzake militaire mobiliteit van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger en de betrokkenheid van het Europees Defensie Agentschap hierbij. Daarnaast is Nederland verheugd over de geïntensiveerde samenwerking tussen de EU en de NAVO en tussen lidstaten in PESCO-verband. Nederland streeft naar concrete afspraken over verbetering van militaire mobiliteit tijdens de Raad, ter bevestiging door de Europese Raad van 28 juni a.s.

Deze afspraken moeten volgens Nederland korte- en langetermijndoelstellingen bevatten om de obstakels voor militaire mobiliteit weg te nemen. Nederland spant zich ervoor in om afspraken te maken over de afgifte van diplomatieke toestemming en toestemming weggebruik, het instellen van nationale contactpunten, het vaker beoefenen van militaire mobiliteit in Europa en het ontwikkelen van nationale plannen. Ook moeten landen, de EU, de NAVO en het bedrijfsleven nauw samenwerken om regelgeving en afspraken te stroomlijnen en duplicatie te voorkomen. Mede daarom zet Nederland in op soortgelijke afspraken tussen NAVO-bondgenoten tijdens de NAVO-Top op 11-12 juli. Zowel in EU- als NAVO-verband moet voortgang goed worden bijgehouden, waarbij de samenhang wordt bewaakt.

Europees Defensiefonds

De Raad zal naar verwachting het akkoord tussen het Europees parlement en de Raad over de verordening over het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP, periode 2019–2020) verwelkomen. Hierin zijn belangrijke punten voor Nederland opgenomen, waaronder eerlijke kansen voor het grensoverschrijdende midden- en kleinbedrijf en toegang tot financiering voor bedrijven in Nederland waarvan het moederbedrijf in een derde land is gevestigd.

Mogelijk zal de Raad voorts stilstaan bij het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor een Europees Defensiefonds voor de periode 2021–2027, als onderdeel van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Dit voorstel is op 13 juni jl. gepubliceerd. Uw Kamer zal hierover via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd.

European Peace Facility

De Hoge Vertegenwoordiger zal naar verwachting het voorstel voor een European Peace Facility (EPF) nader toelichten. Het betreft een faciliteit buiten de EU-begroting voor de financiering van onder meer militaire EU-missies en capaciteitsopbouw op militair gebied van derde landen. Uw Kamer zal hierover via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd.

Hybride dreigingen

De Raad zal door de HV worden geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het in 2016 gepresenteerde kader voor de bestrijding van hybride dreigingen. Dit gezamenlijke kader is onderdeel van de bredere buitenland- en veiligheidsstrategie van de EU (EU Global Strategy). De HV zal ingaan op de voortgang die is bereikt op de 22 geformuleerde acties. De voortgang op dit gebied staat ook in het teken van de nasleep van de kwestie Salisbury en zal ook tijdens de Europese Raad van 28-29 juni a.s. worden besproken.

EU-NAVO samenwerking

Samen met Secretaris-Generaal van de NAVO Stoltenberg zal de Raad spreken over de voortgang in de EU-NAVO samenwerking en de voorbereiding van de NAVO-top van 11-12 juli a.s. Ook in dit kader staat militaire mobiliteit hoog op de agenda. De samenwerking vloeit voort uit de gezamenlijke EU-NAVO-Verklaring van Commissievoorzitter Juncker, voorzitter van de Europese Raad Tusk en Secretaris-Generaal Stoltenberg van 8 juli 2016 en bevat zeven deelterreinen, waaronder samenwerking in derde landen, het tegengaan van hybride en cyber dreigingen, maritieme operaties en oefeningen.

Nederland verwelkomt de voortgang die is geboekt op de verschillende deelterreinen van EU-NAVO-samenwerking. Nederland is voorstander van verdieping van de huidige samenwerking en ziet op dit moment weinig meerwaarde in verdere verbreding. Nederland zet daarbij vooral in op de thema’s militaire mobiliteit en capaciteitsopbouw in derde landen. Nederland ziet militaire mobiliteit als flagship project voor EU-NAVO-samenwerking, vanwege de complementariteit van de civiele expertise van de EU en de militaire expertise van de NAVO. Vanwege de veranderende veiligheidssituatie is het belangrijk dat militair personeel en materieel snel verplaatst kunnen worden in Europa. Dit versterkt het Europese aandeel in de NAVO en komt de veiligheid van het Europese continent ten goede. Nederland verwelkomt daarom verdere stroomlijning van de NAVO- en EU-activiteiten op dit terrein.

Tunesië en Bosnië Herzegovina (BiH) zijn reeds door de EU en de NAVO als pilotlanden geïdentificeerd voor nauwere samenwerking op het gebied van capaciteitsopbouw. Gezien de risico’s van instabiliteit en stagnerende hervormingen ligt intensiveren en coördineren van capaciteitsopbouw in deze landen voor de hand. Capaciteitsopbouw dient zich volgens Nederland te richten op strategische communicatie, adviseren en ondersteunen van het hervormingsproces en donorcoördinatie.

European Intervention Initiative

Tijdens het Algemeen Overleg op 30 mei jl. over de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de intentieverklaring over het Franse European Intervention Initiative (EI2). Naar verwachting zullen de ministers van Defensie van de deelnemende landen de intentieverklaring ondertekenen op 25 juni a.s., en marge van de Raad Buitenlandse Zaken met de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Zodra de tekst van de intentieverklaring is vastgesteld door alle deelnemende landen zal ik deze met uw Kamer delen. Hieronder worden de hoofdlijnen van het initiatief en van de intentieverklaring uiteengezet.

Frankrijk heeft negen Europese landen uitgenodigd om deel te nemen aan het EI2, te weten: België, Denemarken, Duitsland, Estland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Dit zijn Europese landen die volgens Frankrijk bereid en goed in staat zijn tot militaire inzet. Het initiatief staat open voor andere landen.

Het EI2 is vooral een flexibel overlegforum voor de ministeries van Defensie van de betrokken landen, dat zich in het bijzonder zal richten op het vormen van een gezamenlijk beeld van de veiligheidsomgeving en het maken van afspraken over de mogelijke ondersteuning van voor missies ingezette militairen. Het nauwere contact tussen de EI2-landen moet bijdragen aan betere en snellere militaire inzet in NAVO-, EU-, VN- en/of coalitieverband in toekomstige crisissituaties. Het besluit tot militaire inzet zal altijd nationaal worden genomen, met inachtneming van de daarvoor geldende nationale procedures. In de intentieverklaring worden vier concrete samenwerkingsgebieden geïdentificeerd, te weten (1) strategische anticipatie en inlichtingendeling, (2) scenario-ontwikkeling en planning, (2) ondersteuning van militaire operaties en (4) lessons learned en doctrine. Deze samenwerkingsgebieden zullen nader worden uitgewerkt in een nog op te stellen Memorandum of Understanding.

De intentieverklaring maakt ook duidelijk wat het EI2 niet is. In het kader van het EI2 is expliciet gesteld dat er geen nieuwe snelle reactiemacht zal worden opgericht. Het initiatief is gericht op de snellere en betere inzet van bestaande reactiemachten, zoals de NATO Response Force en de EU Battlegroup. Het initiatief zal budgetneutraal zijn, er zullen namelijk geen nieuwe structuren in het leven worden geroepen. Het bestaande netwerk van liaisonofficieren bij het Franse Ministerie van Defensie, waaronder de Nederlandse liaisonofficier, zal het initiatief ondersteunen. Verder staat in de intentieverklaring dat het EI2 de bestaande defensiesamenwerking in onder meer de EU en de NAVO niet zal dupliceren maar zal versterken, onder meer door nieuwe initiatieven aan te jagen. Mede op aandringen van Nederland is in de intentieverklaring opgenomen dat er een sterke verbinding zal zijn tussen het EI2 en PESCO. Waar mogelijk zullen EI2-activiteiten worden samengevoegd met bestaande of nieuwe PESCO-projecten. Dit zal mogelijk worden zodra in PESCO-verband een besluit is genomen over de voorwaarden waaronder derde landen (niet-EU-lidstaten) aan PESCO kunnen deelnemen. Dit is relevant voor het Verenigd Koninkrijk dat vanaf maart 2019 geen EU-lidstaat meer zal zijn.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven