21 501-28 Defensieraad

Nr. 173 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 222 mei 2018

Inleiding

Op 4 en 5 mei jl. vond de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie plaats in Sofia. De Staatssecretaris van Defensie vertegenwoordigde Nederland tijdens deze bijeenkomst. Tijdens de Raad werd gesproken over de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en vond er een informele discussie plaats over crisismanagement. Voorafgaand aan de informele RBZ vond er een bijeenkomst plaats van de bestuursraad van het Europees Defensieagentschap (EDA). Hierbij bied ik u het verslag van de bestuursraad en de informele RBZ aan. Tevens doe ik de toezegging gestand die ik tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 25 april jl. deed. In dat kader informeer ik u over de expertgroepen die betrokken zijn bij het Europese defensie onderzoeksprogramma, de zogenaamde Preparatory Action on Defence Research (PADR).

Bestuursraad Europees Defensie Agentschap

De Hoge Vertegenwoordiger (HV), Mogherini, benadrukte in haar rol als hoofd van het EDA dat het agentschap een belangrijke rol speelt in de ondersteuning van de uitvoering van de verschillende Europese initiatieven. Daarbij noemde zij de zogenaamde Coordinated Annual Review on Defence (CARD), PESCO, PADR en de ondersteuning van verschillende projecten die hieraan gerelateerd zijn. Zij benoemde dat het EDA te maken heeft met een behoorlijke intensivering van de werkzaamheden en dat het agentschap een belangrijke rol kan spelen in het aanbrengen van samenhang tussen de activiteiten die uit de verschillende initiatieven voortkomen.

De Chief Executive van het EDA, Jorge Domecq, sloot hierop aan door aan te geven dat het EDA op verschillende vlakken tracht bij te dragen aan samenhang in de activiteiten die plaatsvinden in de Europese arena. Daarbij lichtte hij toe dat vanuit het EDA wordt gestuurd op (1) samenhang in de werkzaamheden ten behoeve van de verschillende initiatieven, (2) samenhang in de werkzaamheden die enerzijds aan de kant van de NAVO en anderzijds in het kader van de EU plaatsvinden en (3) samenhang in de werkzaamheden van het agentschap zelf.

Eurocommissaris Bienkowska (portefeuille interne markt, industrie, ondernemingen en mkb) sloot de interventie van de zijde van de instituties af door het belang van een goede samenwerking tussen de Europese Commissie en het EDA te onderstrepen, onder andere in het kader van het Europees Defensie Fonds (EDF).

Door verschillende lidstaten werd vervolgens het belang van effectievere en efficiëntere defensiesamenwerking benadrukt, met name om tekortkomingen op het terrein van capaciteiten te kunnen adresseren en de strategische autonomie van Europa te versterken. Complementariteit tussen de EU en de NAVO zou volgens de lidstaten een belangrijk onderdeel dienen uit te maken van de inspanningen. Het potentieel van het EDA werd hierbij, gezien de positionering en expertise, door de verschillende lidstaten onderkend. De inzet van het EDA werd tot slot unaniem door de lidstaten ondersteund.

Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO)

De HV opende de informele RBZ door in te gaan op het EU veiligheids- en defensiebeleid. Zij stelde dat 2018 een jaar van implementatie zal zijn; de plannen zijn in 2017 in hoog tempo gesmeed en een groot aantal bouwstenen voor een meer ambitieuze EU-agenda op het gebied van veiligheid en defensie liggen er inmiddels. Specifiek werden in dit kader onder andere het recent door de Europese Commissie en HV gepubliceerde Actieplan Militaire Mobiliteit en het onder de loep nemen van de verschillende crisis management structuren genoemd. Mogherini ging voorts uitgebreid in op PESCO en benadrukte dat er in juni afspraken gemaakt moeten worden over governance en commitments. Een ander punt waar op korte termijn voortgang op dient te worden geboekt, zo stelde de HV, is deelname aan PESCO door derde landen. Tot slot gaf de HV aan dat zij in juni graag een overzicht van de stand van zaken van de verschillende PESCO-projecten gereed wil hebben.

In navolging van de HV onderstreepte Eurocommissaris Bienkowska het belang van het goed regelen van de toegang van derde landen, niet alleen in relatie tot PESCO, maar in relatie tot verschillende Europese initiatieven. Zij benoemde dat de Europese Commissie, in relatie tot de veiligheidssituatie zoals die zich voordoet, heeft voorgesteld meer middelen beschikbaar te stellen voor veiligheid en defensie in de EU begroting. Voorts meldde zij dat de Commissie in juni met een mededeling over het EDF komt en stelde zij dat het EDF een stimulans kan zijn voor PESCO-projecten. De Europese Commissie, zo gaf zij aan, kan lidstaten helpen om relevante projecten te identificeren die tekortkomingen op het terrein van capaciteiten kunnen ondervangen.

De Staatssecretaris benadrukte namens Nederland het belang van het bereiken van concrete resultaten, het creëren van zoveel mogelijk samenhang tussen de verschillende initiatieven en een goede samenwerking tussen de EU en de NAVO. Deze punten kwamen in de interventies van de verschillende lidstaten vrijwel unisono terug. Voorts werden door Nederland geformuleerde -en met verschillende landen afgestemde – voorstellen omtrent het regelen van de toegang van derde landen tot PESCO positief ontvangen tijdens de vergadering. Militaire Mobiliteit werd daarnaast door een groot aantal landen aangemerkt als een belangrijk thema voor de komende periode. Het door Nederland geleide project Militaire Mobiliteit werd daarbij verschillende malen benoemd als een belangrijk project voor PESCO. Het feit dat er in de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader voor het eerst serieus wordt begroot voor veiligheid en defensie werd tot slot door een aantal lidstaten bestempeld als een historische mijlpaal.

Informele discussie over crisismanagement

De informele discussie over perspectieven op crisismanagement in het licht van de huidige veiligheidsuitdagingen in de nabijheid van de EU en daarbuiten vond plaats in de aanwezigheid van de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de NAVO, mevrouw Gottemoeller en de Ondersecretaris-Generaal van de VN voor Peacekeeping, de heer Lacroix.

De HV nam de stelling in dat crisismanagement succesvoller is wanneer het geïntegreerd wordt benaderd. Zij doelde hierbij op de inzet van verschillende instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft, maar ook op het streven naar een zo veel mogelijk geïntegreerde inzet van verschillende partijen. Een zo goed mogelijke samenwerking tussen de EU, de NAVO en de VN in het voorkomen en oplossen van crises werd in dit kader benadrukt als zijnde van groot belang.

Gottemoeller en Lacroix lichtten beiden toe waar de inspanningen van hun respectievelijke organisaties op dit moment op het terrein van crisismanagement gericht zijn. En ook door hen werd het belang van een geïntegreerde benadering en een goede samenwerking tussen de EU, de NAVO en de VN onderstreept. Gottemoeller maakte bovendien van de gelegenheid gebruik om te benoemen dat militaire mobiliteit voor de NAVO een belangrijk onderwerp is en dat aan de samenwerking tussen de NAVO en de EU op dit terrein door de NAVO veel waarde wordt gehecht.

Door verschillende lidstaten werd het belang van samenwerking tussen de EU en de NAVO en ook de VN vervolgens onderstreept. Daarbij werd aandacht gevraagd voor samenwerking ten behoeve van de gehele conflictcyclus en dus niet alleen in het kader van crisismanagement, maar ook voor preventie en post-conflict situaties. Een investering van de EU op het gebied van veiligheid en defensie zoals voorzien in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader werd tot slot benoemd als zijnde ook een investering in de partnerschappen van de EU met de NAVO en de VN.

Expertgroepen Defensie onderzoeksprogramma

Tijdens het Algemeen Overleg van 25 april jl. werd door uw Kamer gevraagd naar de betrokkenheid van expertgroepen bij het defensieonderzoeksprogramma PADR. Dit naar aanleiding van een recente publicatie in de «EUobserver». Het volgende kan hierover worden aangegeven: in 2016 heeft de Europese Commissie ten behoeve van het PADR een «As-If Programme Committee» (AIPC) ingesteld. Alle lidstaten van de EU zijn lid van het AIPC. Het AIPC fungeert, vooruitlopend op reguliere defensieonderzoeksprogrammering met de daarbij behorende governance, als forum van overleg tussen Europese Commissie, de lidstaten en het EDA. Daarbij gaat het over de jaarlijkse PADR programmering tussen 2017 en 2019. De Europese Commissie heeft het AIPC eveneens benut voor overleg over de modaliteiten en de procedures van de PADR onderzoeksprogrammering. Verder overlegt de Europese Commissie regelmatig met het ASD (AeroSpace and Defence Industries Association of Europe); een koepelorganisatie voor de Europese defensie-industrie waarbij onder meer de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) is aangesloten. In Nederland consulteren de Ministeries van Defensie en van Economische Zaken en Klimaat kennisinstellingen en industrie over PADR. Dat gebeurt in een in 2016 opgerichte zogenaamde kerngroep. Op 6 april jl. hebben de NIDV en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in samenwerking met de voornoemde ministeries een zeer goed bezochte «Europadag» georganiseerd voor bedrijven en andere geïnteresseerden. Daarbij stonden de ontwikkelingen rondom het Europees Defensiefonds en de kansen in dezen voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen centraal. De selectieprocedure voor de PADR Advisory Group, bestaande uit onafhankelijke experts die de Commissie van advies kan voorzien, loopt nog. De Commissie stelt dat de oorspronkelijke deadlines zijn opgeschoven om tot een betere mix van verschillende soorten expertise en meer diversiteit in termen van geografische spreiding en stakeholders te kunnen komen.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven