21 501-28 Defensieraad

Nr. 154 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2017

Op 26 en 27 april jl. is de informele Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie gehouden in Valletta, Malta. Hierbij bied ik u het verslag van deze vergadering aan. De Ministers spraken over EUNAVFOR MED Operatie Sophia en Libië in aanwezigheid van de Secretaris-generaal van de Navo, de heer Stoltenberg, en de plaatsvervangend Secretaris-generaal voor vredesoperaties van de VN, de heer Lacroix. Daarnaast spraken de Ministers van Defensie over permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) en de EU Battlegroups.

In deze brief licht ik u voorts in over de Preparatory Action voor defensie-gerelateerd onderzoek en de drie concrete projecten, overeenkomstig mijn toezegging tijdens het algemeen overleg van 14 april jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 141)

Agenda onderwerp 1: Libië en EUNAVFOR MED Operatie Sophia

Tijdens de eerste werksessie spraken de Ministers over Libië en EUNAVFOR MED Operatie Sophia. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini stond uitgebreid stil bij de operatie en overige EU-activiteiten ter ondersteuning van Libië. De afgelopen periode heeft de EU nadrukkelijk de krachten gebundeld met andere organisaties, zoals de VN, de Afrikaanse Unie en de Navo. Het blijft van het grootste belang om tot een politieke oplossing voor de situatie in Libië te komen. Daarnaast zijn de verschillende activiteiten in het gebied bedoeld om mensensmokkel, wapensmokkel en foreign terrorist fighters aan te pakken.

Secretaris-generaal Stoltenberg gaf een overzicht van de Navo-activiteiten in de regio en vroeg aandacht voor de samenwerking van de EU en de Navo. Plaatsvervangend Secretaris-generaal voor VN-vredesoperaties Lacroix merkte op dat de VN zich voornamelijk richt op de versterking van vredesoperaties, door meer nadruk te leggen op de politieke transitie. Hij beklemtoonde de goede samenwerking tussen de EU en de VN in Mali en de Sahel-regio.

In de discussie pleitten verschillende landen voor een allesomvattende aanpak (comprehensive approach). EUNAVFOR MED Operatie Sophia is daarbij nadrukkelijk onderdeel van de bredere EU-inspanning.

Agenda onderwerp 2: PESCO

Tijdens de werksessie over PESCO stonden HV Mogherini en EU-commissaris Bienkowska stil bij PESCO en de mogelijke relatie tussen PESCO, de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en het Europees Defensie Actieplan (EDAP). De HV onderstreepte dat voor de conclusies van de Europese Raad in juni wordt gewerkt aan een beschrijving van het doel en het besturingsmodel van PESCO.

De lidstaten hebben waardering geuit voor de geboekte voortgang. Wel hebben lidstaten nog vragen over de toegevoegde waarde van PESCO. Onder PESCO worden verschillende «modules» ingericht, waaronder een module ter bevordering van capaciteitsontwikkeling en een module ter bevordering van bijdragen aan GVDB-missies en operaties. De criteria voor deelname aan deze modules moeten nog nader worden uitgewerkt. Ik heb voorts onderstreept dat de betrokkenheid van derde landen, waaronder Noorwegen en straks het Verenigd Koninkrijk, wenselijk en noodzakelijk is.

Agenda onderwerp 3: EU Battlegroups

Tijdens de lunch bespraken de Ministers de voorstellen ter verbetering van de inzetgereedheid van de EU Battlegroup, een belangrijk onderdeel van de snelle reactiecapaciteit van de EU. HV Mogherini onderstreepte de noodzaak van zowel de politieke bereidheid als de beschikbaarheid van financiering voor de inzet van de EU Battlegroup.

Ik heb beklemtoond dat de kosten van certificering en training van de EU Battlegroup voor rekening moeten komen van de lidstaten. Wel kunnen deployment en redeployment kosten gezamenlijk worden gefinancierd. Hiervoor is dan wel een grotere voorspelbaarheid van de kosten vereist. Dit wordt in het kader van de herziening van het Athena-mechanisme behandeld. Ook heb ik onderstreept dat PESCO kan worden benut om belangrijke strategische capaciteiten (strategic enablers) gezamenlijk te ontwikkelen en beschikbaar te maken voor de EU Battlegroup.

Toezegging en overige mededelingen:

Preparatory Action

Op verzoek van de Europese Raad heeft de Europese Commissie het initiatief genomen voor een Preparatory Action (PA) on Defence Research, als eerste stap op weg naar een Europees defensieonderzoek programma. Hiervoor wil de Europese Commissie de komende drie jaar 90 miljoen euro vrijmaken. Voor 2017 is 25 miljoen euro beschikbaar gesteld, na instemming van het Europees Parlement. Het toekomstige onderzoeksprogramma, in beginsel voorzien vanaf 2021, zal onderdeel zijn van het Europees Defensiefonds (EDF).

In 2016 heeft de Europese Commissie in overleg met de lidstaten de uitwerking van de PA ter hand genomen. Daarbij is onder meer gewerkt aan de regels voor deelname aan de PA en de intellectuele eigendomsrechten die voortkomen uit de projecten. Ook heeft de Commissie samen met de lidstaten een Scoping Paper opgesteld waarin de doelstelling en inhoud (scope) van de PA worden beschreven. Inmiddels is het PA-werkprogramma voor 2017 vastgesteld. Hierin staan drie aandachtsgebieden centraal: autonome systemen, de bescherming van militair personeel en strategic technology foresight. Wat autonome systemen betreft, ligt het accent op het aantonen van toegevoegde waarde van situational awareness en het vermogen om onbemande systemen onderling te laten communiceren. Het tweede aandachtsgebied is gericht op de bescherming van militair personeel tegen explosieven, kogels en CBRN-aanvallen en door middel van nieuwe camouflagetechnieken. Bij strategic technology foresight staat het identificeren en analyseren van technologische ontwikkelingen centraal. Bij de uitvoering van de projecten moet rekening worden gehouden met soortgelijke (onderzoeks)activiteiten van het Europees Defensie Agentschap (EDA), de Navo en andere militaire of civiele organisaties.

De Commissie wil halverwege dit jaar de call for proposals uitschrijven. Hiervoor kunnen onderzoeksinstituten en industriële spelers zich inschrijven om projectvoorstellen in te dienen. Het EDA zal worden belast met de uitvoering van de PA. Hiertoe wordt deze maand nog een overeenkomst tussen de Commissie en het EDA gesloten. Het EDA zal de Commissie ook assisteren bij het selecteren en evalueren van de ingediende projectvoorstellen.

De PA moet uiteindelijk in 2019 overtuigende resultaten opleveren, op grond waarvan een definitief positief besluit over een volwaardig Europees defensie onderzoeksprogramma (European Defence Research Programme (EDRP)) kan worden genomen. Nederland zal actief betrokken blijven bij de verdere uitwerking van de PA, in het bijzonder de werkprogramma’s voor 2018 en 2019. Enerzijds ter verzekering van de keuze van onderzoeksgebieden, die relevant zijn voor de ontwikkeling van Europese en Nederlandse defensiecapaciteiten. Anderzijds om kansen te creëren voor Nederlandse belanghebbenden, zoals kennisinstituten MARIN, NLR en TNO en Nederlandse defensie- en veiligheidsbedrijven. In dat kader blijft de vorig jaar opgerichte Nederlandse «kerngroep», met vertegenwoordigers van Defensie, Economische Zaken, kennisinstituten (TNO, NLR, MARIN), de NIDV en enkele individuele bedrijven, actief de ontwikkelingen volgen.

Vooruitlopend op de PA heeft de Europese Commissie op initiatief van het Europees Parlement een Pilot Project opgezet, met het EDA als uitvoeringsorganisatie. Het doel van dit project is om ervaring op te doen met defensie-gerelateerd onderzoek, ter voorbereiding op de PA. Het project omvat drie onderzoeksonderwerpen, namelijk sensors swarming, advanced through-the-wall radar en Air Traffic Insertion (ATI). Op 28 oktober 2016 hebben de Europese Commissie en vertegenwoordigers van de consortia aan wie de onderzoeksopdrachten zijn toegekend, zogenaamde Grant Agreements gesloten. Daarna is begonnen met de uitvoering van de projecten. Nederland is betrokken bij het laatstgenoemde projectvoorstel, met het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) als consortiumleider. Hierbij gaat het om de ontwikkeling van technologieën en standaarden om Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) te kunnen inzetten in een non-segregated airspace, dat wil zeggen zonder in aanraking te komen met andere gebruikers van het luchtruim. De titel van het project, sTAndards to RemAin «Well cleAr» (TRAWA), illustreert deze doelstelling.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven